Service .........................................................................53
TECHNISCHE GEGEVENS
EG-v
erklaring van overeenstemming ...........................55
Dutch
–
3
Ser
vicejournaal
Ser
vice bij levering
1
Laad de accu minstens 4 uur lang met max. 3 A.
2Controleer het koelvloeistofpeil en het antivries.
3Controleer en stel de luchtdruk van de banden af
(150 kPa, 1,5 bar, 21,8 PSI).
4Controleer de olie in de hoekoverbrenging van de
maai-inrichting.
5Controleer of de juiste hoeveelheid olie in de
motor zit.
6Controleer of er olie in de olietank van de
transmissie zit.
7Monteer het maai-element.
8Stel het maai-element af:
Stel het maai-element zodanig af dat de
achterkant ca 6-9 mm hoger staat dan de
voorkant.
9Smeer de cardanas met vet in.
10Sluit de accu aan.
11Vul brandstof bij en start de motor.
12Controleer of de machine niet beweegt in
neutraalstand.
13Controleer:
Vooruit rijden.
Achteruit rijden.
De messen activeren.
Veiligheidsschakelaar voor zitting.
Veiligheidsschakelaar voor de parkeerrem.
14Informeer de klant over:
De noodzaak en voordelen van het
serviceschema voor de machine
Effect van onderhoud en servicejournaal op de
inruilwaarde van de machine.
De garantie op de transmissie geldt uitsluitend
wanneer de synchronisatie op de voor- en
achterwielen is gecontroleerd en afgesteld
overeenkomstig het onderhoudsschema. Het systeem zal
worden beschadigd als de synchronisatie niet wordt
uitgevoerd.
Bij temperaturen onder 0
°
C moet de machine
minstens 10 minuten warmdraaien om de
hydraulische olie en de transmissie op te
warmen. Anders kan de transmissie kapotgaan of kan de
levensduur van de transmissie verminderen.
Gebruiksmogelijkheden voor BioClip.
Vul het verkoopbewijs enz. in.
Deze service bij levering werd uitgevoerd. Geen andere
opmerkingen. Verklaring:
______________________________________________
Datum, meterstand, stempel, handtekening
Na de eer
ste 25 uur
1
Ververs de motorolie en vervang het oliefilter.
2Ververs de transmissieolie en vervang het
oliefilter.
3Controleer de synchronisatie tussen de voor- en
achterwielen.
4
–
Dutch
INLEIDING
Beste klant!
Gef
eliciteerd met uw keuze voor een Husqvarna Rider. De Husqvarna Riders hebben een uniek ontwerp met een vooropgeplaatste
maai-inrichting en gepatenteerde knikbesturing. De Rider werkt heel effectief, ook op kleine en nauwe oppervlakken. De hendels
die bij elkaar zijn geplaatst en een hydrostatische transmissie die met pedalen wordt geregeld, dragen ook bij tot de prestaties van
de machine.
Deze gebruiksaanwijzing is een waardevol document. Door deze te lezen en toe te passen (voor gebruik, onderhoud enz.) kunt u
de levensduur van uw machine verlengen en de inruilwaarde verhogen.
Als u uw Rider verkoopt, moet u de gebruiksaanwijzing aan de nieuwe eigenaar geven.
Het laatste hoofdstuk van de gebruiksaanwijzing is een Servicejournaal. Let erop dat de servicebeurten en reparaties worden
ingevuld. Als u het journaal goed bijhoudt, nemen de kosten voor het seizoensgebonden onderhoud af en blijft de inruilwaarde van
de machine hoog. Neem de gebruiksaanwijzing mee als u uw Rider voor een servicebeurt naar de werkplaats brengt.
Rijden en transpor
t op de openbare weg
Controleer de geldende v
erkeersregels voor het rijden en vervoeren op de openbare weg. Bij eventueel transport moet u altijd
goedgekeurd spanmateriaal gebruiken en ervoor zorgen dat de machine goed vast zit.
Slepen
W
anneer uw machine is voorzien van een hydrostaat mag u de machine alleen over zeer korte afstanden en met een lage snelheid
slepen, anders bestaat het risico dat de hydrostaat beschadigd raakt.
Ontkoppel de transmissie als de machine moet worden gesleept. Zie instructies onder de rubriek Bypasskleppen.
Gebruik
De zitmaaier is bedoeld v
oor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken. Daarnaast zijn er diverse, door de
fabrikant aanbevolen accessoires leverbaar waarmee het toepassingsgebied kan worden vergroot. Neem contact op met uw
leverancier voor meer informatie over de beschikbare accessoires. De machine mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie met
door de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. Het voldoen aan en strikte opvolging van de voorwaarden
voor gebruik, service en reparatie zoals die door de producent zijn aangegeven, vormen ook een essentieel onderdeel van het
bedoelde gebruik.
Deze machine mag alleen worden gebruikt, onderhouden en gerepareerd door personen die de bijzondere kenmerken kennen en
bekend zijn met de relevante veiligheidsprocedures.
Voorschriften ter voorkoming van ongevallen en alle andere algemeen erkende voorschriften op het gebied van veiligheid en
bedrijfsgezondheid, en alle verkeersvoorschriften moeten te allen tijde in acht worden genomen.
Enige arbitraire wijzigingen die aan deze machine worden uitgevoerd, kunnen de producent ontheffen van zijn
verantwoordelijkheid voor enige schade of verwonding die hieruit voortvloeit.
BELANGRIJKE INFORMA
TIE
De garantie op de transmissie geldt uitsluitend wanneer de synchronisatie op de voor- en
achterwielen is gecontroleerd en afgesteld overeenkomstig het onderhoudsschema. Het systeem zal worden beschadigd als de
synchronisatie niet wordt uitgevoerd.
Dutch
–
5
INLEIDING
Goede ser
vice
Husqv
arna-producten worden wereldwijd verkocht, zodat u als klant altijd verzekerd bent van de beste ondersteuning en service.
Voordat het product wordt geleverd, is de machine bijvoorbeeld door uw wederverkoper gecontroleerd en afgesteld. Zie het
certificaat in het Servicejournaal in deze gebruiksaanwijzing.
Als u reserveonderdelen of ondersteuning bij servicevragen, garantiekwesties etc. wilt, kunt u contact opnemen met:
Op het productplaatje van de machine kunt u de volgende informatie vinden:
•De typeaanduiding van de machine.
•Het typenummer van de producent.
•Het productienummer van de machine.
Geef typeaanduiding en productienummer aan wanneer u reserveonderdelen bestelt.
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij de machine met
productienummer:
MotorTransmissie
6
–
Dutch
VERKLARING
V
AN DE SYMBOLEN
Symbolen
Dez
e symbolen staan op de zitmaaier en in de
gebruiksaanwijzing.
WAARSCHUWING! Slordig of onjuist
gebruik kan resulteren in ernstig letsel of
overlijden van de gebruiker of anderen.
Neem de gebr
uiksaanwijzing grondig door
en gebruik de machine niet voor u alles
duidelijk heeft begrepen.
Dr
aag altijd:
•Goedgekeurde gehoorbeschermers
Dit product voldoet aan de geldende CE-
richtlijnen.
Snel
Langzaam
Afz
etten van de motor.
Br
andstof
Oliedruk
Achter
uit
V
ooruit
Ontsteking
Handrem
Geluidsemissie naar de omge
ving volgens
de richtlijnen van de Europese
Gemeenschap. De emissie van de machine
wordt aangegeven in het hoofdstuk
Technische gegevens en op plaatjes.
Inkoppelen van krachtafnemer (PTO)
Ontkoppelen van krachtafnemer (PTO)
Waarschuwing: draaiende delen. Houd de
handen en voeten vrij.
Let goed op dat uw handen en andere
lichaamsdelen niet bekneld raken tussen
de riem en de poelie.
Roterende messen Steek geen handen
of voeten onder de kap als de motor
loopt
Rijd nooit dw
ars over een helling
Gebruik de zitmaaier nooit als zich
personen, in het bijzonder kinderen of
huisdieren, ophouden in de nabijheid
Neem nooit passagiers mee op de zitmaaier
of op het gereedschap
Rijd z
onder maaikast zeer langzaam
Star
tinstructie
Ge
vaar voor kneuzingen!
Ge
vaar voor beknelling tussen de
hefarmen en de bodemplaat.
Als de boog rechtop staat, dient u de
veiligheidsgordel WEL te gebruiken.
Als de boog omlaag ligt moet u de
veiligheidsgordel NIET gebruiken.
Dutch
–
7
W
A
T IS
W
A
T?
Plaatsing v
an de bedieningsorganen
123456789101112
13
14
15
18
19
1617
20
21
22
23
24
25
1
Afstelknop voor rugleuning
2Gashendel
3Stopcontact
4Schakelaar voor het stopcontact
5Hendel voor aandrijving van maai-inrichting
6Hendel voor hydraulisch heffen van hulpstukken
7Handrem
8Schakelaar voor verlichting
9Ontstekingsslot
10Instrumentenpaneel
11Snelheidsregeling voor het achteruit rijden
12Snelheidsregeling voor het vooruit rijden
13Instelling van maaihoogte
14Urenteller
15Temperatuurindicator
16Afstelknop voor stoelvering
17Hendel voor verstellen van stoel in lengterichting
18Bypassklep vooras
19Product- en serienummerplaatje
20Brandstofmeter
21Kantelvergrendeling van stoel
22Deksel brandstoftank
23Afstelknop voor lendensteun
24Motorkapslot
25Bypassklep achteras
8
–
Dutch
VEILIGHEIDSINSTR
UCTIES
V
eiligheidsinstructies
Dez
e instructies zijn gemaakt voor uw veiligheid. Lees ze
aandachtig door.
V
erzeker uw zitmaaier
•
Controleer de verzekering van uw nieuwe zitmaaier.
•Neem contact op met uw verzekeringsmaatschappij.
•U moet een verzekering hebben met volledige dekking
voor verkeer, brand, schade, diefstal en WA.
Algemeen gebruik
•Lees alle instructies uit deze gebruiksaanwijzing en op de
machine voordat u hem start. Vergewis u ervan dat u ze
begrijpt en volg ze daarna op.
•Leer hoe u de machine en de hendels op een veilige
manier kunt gebruiken en leer hoe u snel kunt stoppen.
Leer ook alle veiligheidsplaatjes herkennen.
•Laat de machine alleen gebruiken door volwassenen die
ermee vertrouwd zijn.
•Zorg ervoor dat zich niemand vlakbij de machine bevindt,
wanneer u de motor start, de aandrijving inschakelt of
rijdt.
•Maak het terrein schoon van voorwerpen zoals stenen,
speelgoed, draden enz. die door de messen opgenomen
en weggeslingerd kunnen worden.
•Pas op voor de uitworp en richt die niet op iemand.
•Stop de motor om een motorstart te voorkomen, voordat
u het maaielement schoonmaakt.
•Denk eraan dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
gevaren of ongelukken.
•Neem nooit passagiers mee. De machine is alleen
bedoeld om door één persoon te worden gebruikt.
•Kijk altijd naar beneden en naar achteren voor en tijdens
het naar achteren rijden. Hou zowel kleine als grote
obstakels in de gaten.
•Rem af voordat u de bocht omgaat.
•Zet de messen uit wanneer u niet maait.
•Wees voorzichtig bij het ronden van een vast voorwerp,
zodat de messen er niet tegen aan komen. Rijd nooit over
vreemde voorwerpen heen.
•Gebruik de machine alleen bij daglicht of tijdens andere
goed verlichte omstandigheden. Hou de machine op
veilige afstand van gaten en andere ongelijkmatigheden
in de grond. Wees opmerkzaam op andere mogelijke
risico’s.
!
WAARSCHUWING! Deze machine
produceert tijdens bedrijf een
elektromagnetisch veld. Dit veld kan onder
bepaalde omstandigheden de werking van
actieve of passieve medische implantaten
verstoren. Om het risico op ernstig of fataal
letsel te beperken, raden we personen met
een medisch implantaat aan om contact op
te nemen met hun arts en de fabrikant van
het medische implantaat voordat ze deze
machine gaan bedienen.
!
WAARSCHUWING! Deze machine kan uw
handen en voeten eraf maaien en
voorwerpen wegslingeren. Wanneer u
verzuimt de veiligheidsvoorschriften te
volgen kan dit tot ernstig letsel leiden.
!
WAARSCHUWING! De binnenkant van de
geluiddemper bevat chemicaliën die
kankerverwekkend kunnen zijn. Vermijd
contact met deze elementen wanneer de
carburateur is beschadigd.
!
WAARSCHUWING! De motor stoot
koolmonoxide uit, een kleurloos en giftig
gas. Gebruik de machine niet in afgesloten
ruimtes.
Dutch – 9
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
•Gebruik de machine nooit als u moe bent, alcohol heeft
gedronken of andere drugs heeft ingenomen of wanneer
u medicijnen gebruikt die uw gezichtsvermogen,
beoordelingsvermogen of coördinatievermogen negatief
beïnvloeden.
•Pas op voor verkeer wanneer u vlakbij een weg werkt of
deze oversteekt.
•Laat de machine nooit zonder toezicht achter wanneer de
motor draait. Zet de messen altijd uit, trek de handrem
aan, stop de motor en haal de sleutel eruit voordat u de
machine achterlaat.
•Laat kinderen of andere personen die niet zijn opgeleid
om met de machine om te gaan, deze nooit gebruiken of
onderhouden. Lokale voorschriften kunnen de leeftijd van
de gebruiker bepalen.
•Gebruik gehoorbescherming om het risico van
gehoorbeschadiging zo klein mogelijk te maken.
•Draag nooit loszittende kleding die vast kan komen te
zitten in de bewegende delen.
•Gebruik de machine nooit blootvoets. Draag altijd
beschermingsschoenen of beschermingslaarzen, het
liefst met een stalen neus.
•Zorg ervoor dat er altijd EHBO-middelen bij de hand zijn
wanneer u de machine gebruikt.
Rijden op hellingen
Het rijden op hellingen is een van de operaties waar het risico
het grootst is dat de bestuurder de controle verliest of dat de
machine omver valt, hetgeen ernstig letsel of overlijden kan
veroorzaken. Alle hellingen vragen om extra voorzichtigheid.
Wanneer u op de helling niet naar achteren kunt rijden of u
voelt zich onzeker, maai ze dan niet.
Ga als volgt te werk
•Verwijder hindernissen zoals stenen, takken enz.
•Maai naar boven en naar beneden, niet in zijwaartse
richting.
•Gebruik de zitmaaier nooit op terrein dat meer dan 10°
helt.
•Wees extra voorzichtig met eventuele extra uitrusting, die
de stabiliteit van de machine kan wijzigen.
•Voorkom het starten of stoppen op een helling. Als de
banden gaan slippen, moet u de messen uitschakelen en
langzaam van de helling afrijden.
•Rij altijd gelijkmatig en langzaam op hellingen.
•Gebruik altijd de ROPS (Roll-Over Protective Structure)
en de veiligheidsgordel wanneer u op hellend terrein rijdt.
•Maak geen plotselinge wijzigingen in snelheid of richting.
!
WAARSCHUWING! Bij al het gebruik van de
machine moet goedgekeurde persoonlijke
beschermingsuitrusting gebruikt worden.
Persoonlijke beschermingsuitrusting
elimineert de risico’s niet, maar vermindert
het schadelijk effect in geval van een
ongeval. Vraag uw dealer om raad wanneer u
uw uitrusting koopt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Rij nooit een helling af met een omhoog getild
maaielement.
10 – Dutch
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
•Voorkom onnodige bochten op hellingen, en als het nodig
is, draai dan langzaam en stap voor stap naar beneden,
indien mogelijk. Rij langzaam. Gebruik kleine
stuurbewegingen.
•Pas op voor greppels, kuilen en verhogingen en rij er niet
overheen. Op ongelijk terrein kan de machine makkelijker
omver vallen. Hoog gras kan hindernissen verbergen.
•Maai niet vlakbij randen, sloten of wallen. De machine kan
plotseling omslaan wanneer één wiel over de rand van
een diepte of een sloot komt, of wanneer een rand instort.
•Maai geen nat gras. Dat is glad en de banden kunnen de
grip verliezen zodat de machine gaat glijden.
•Probeer de machine niet te stabiliseren door een voet op
de grond te zetten.
•Bij het schoonmaken van het onderstel mag de machine
nooit vlak naast een rand of sloot gereden worden.
•Houd bij het maaien het toestel uit de buurt van bosjes en
andere objecten.
•Volg de aanwijzingen van de producent over
wielverzwaarders of contragewichten om de stabiliteit van
de machine te verhogen.
Kinderen
•Ernstige ongelukken kunnen gebeuren als men niet alert
is op kinderen in de buurt van de machine. Kinderen
worden vaak door de machine en de
maaiwerkzaamheden aangetrokken. Ga er nooit van uit
dat kinderen op de plek blijven waar u ze het laatst zag.
•Hou kinderen weg van het maaiterrein en onder
zorgvuldig toezicht van een andere volwassene.
•Wees op uw hoede en zet de machine uit wanneer
kinderen het werkterrein betreden.
•Kijk voor en tijdens een achteruitrijmanoeuvre naar
achteren en naar beneden naar kleine kinderen.
•Laat kinderen nooit meerijden. Ze kunnen vallen en zich
ernstig bezeren of het zonder risico’s manoeuvreren van
de machine belemmeren.
•Laat kinderen de machine nooit bedienen.
•Wees extra voorzichtig in de buurt van hoeken, bosjes,
bomen of andere voorwerpen die het zicht belemmeren.
Onderhoud
•Afzetten van de motor. Neem veiligheidshalve de sleutel
uit het contact als u aanpassingen doet of onderhoud
uitvoert.
•Vul nooit binnenshuis brandstof bij.
•Brandstof en brandstofdampen zijn giftig en zeer
brandgevaarlijk. Spring behoedzaam om met brandstof
en motorolie, want onvoorzichtigheid kan in letsels of
brand resulteren.
•Bewaar de brandstof alleen in jerrycans die voor dit doel
zijn goedgekeurd.
•Als de motor draait, mag de brandstofdop nooit worden
verwijderd en mag de brandstoftank nooit worden
bijgevuld.
•Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult. Rook
niet. Vul brandstof niet bij in de buurt van vonken of open
vlammen.
•Ga om rekening te houden met het milieu zorgvuldig om
met olie, oliefilter, brandstof en accu. Volg de lokale
recyclingbepalingen.
•Elektrische schokken kunnen verwondingen veroorzaken.
Raak geen kabels aan wanneer de motor loopt. Probeer
het ontstekingssysteem niet met uw vingers.
•Als er lekkage is opgetreden in het brandstofsysteem mag
de motor niet gestart worden voordat dit is verholpen.
•Bewaar de machine en de brandstof zodanig dat er geen
risico bestaat dat lekkende brandstof of brandstofdampen
schade kunnen veroorzaken.
•Controleer voor ieder gebruik het brandstofpeil en laat
ruimte over voor de brandstof om uit te zetten, omdat de
warmte van de motor en de zon anders de brandstof zo uit
kunnen laten zetten dat deze overloopt.
•Voorkom overvulling. Als er benzine op de machine is
geknoeid, moet u dit opdrogen en wachten tot het
verdampt is voordat u de motor start. Wanneer u op uw
kleding hebt geknoeid moet u zich omkleden.
•Laat de machine afkoelen voordat u iets doet aan de
motorkamer.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Voor sommige combinaties van accessoires is achterin
extra contragewicht nodig. Raadpleeg uw dealer voor de
juiste combinatie.
!
WAARSCHUWING! De motor en het
uitlaatsysteem worden zeer warm tijdens
gebruik. Risico voor brandwonden bij
aanraking. Houd bij het maaien het toestel
uit de buurt van bosjes en andere objecten
om een opwarmingseffect te voorkomen.
Dutch – 11
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
•Wees voorzichtig bij het onderhoud van de accu. In de
accu wordt een explosief gas gevormd. Voer nooit
onderhoud aan de accu uit terwijl u rookt of in de buurt van
open vuur of vonken. De accu kan dan exploderen en
zwaar letsel veroorzaken.
•Zorg ervoor dat bouten en moeren goed zijn vastgedraaid
en dat de uitrusting in goede staat verkeert.
•Wijzig de veiligheidsmiddelen nooit. Controleer
regelmatig of ze werken. De machine mag niet gebruikt
worden met kapotte of niet gemonteerde
beschermingsplaten, beschermingskappen,
veiligheidsschakelaars of andere beschermingen.
•Hou rekening met het risico dat u gewond raakt door
beweegbare of warme onderdelen wanneer u de motor
met open motorkap of verwijderde beschermkappen
start.
•Gebruik de machine nooit binnenshuis of in ruimtes die
ventilatie missen. De uitlaatgassen bevatten
koolmonoxide, een geurloos, giftig en levensgevaarlijk
gas.
•Stop om de uitrusting te inspecteren wanneer u tegen een
voorwerp aanrijdt. Repareer, indien nodig, voordat u
start.
•Voer nooit afstellingen uit terwijl de motor draait.
•De machine is alleen getest en goedgekeurd met door de
producent geleverde en aanbevolen uitrusting.
•De mesranden zijn scherp en kunnen snijwonden geven.
Verpak de bladen of gebruik beschermingshandschoenen
wanneer u ze hanteert.
•Controleer regelmatig de werking van de handrem. Stel af
en onderhoud naar behoefte.
•Verminder het brandgevaar door gras, blad en ander vuil
dat erin vast komt te zitten van de machine te halen. Laat
de machine afkoelen voor deze in de stalling wordt gezet.
Transport
•De machine is zwaar en kan ernstige beknellingswonden
veroorzaken. Wees extra voorzichtig wanneer hij op of van
een auto of een aanhanger wordt geladen.
•Gebruik een goedgekeurde aanhanger om de machine te
transporteren.
•Om de machine goed vast te zetten op de aanhangwagen
moet gebruik worden gemaakt van twee goedgekeurde
spanbanden en vier wigvormige wielblokken.
Activeer de parkeerrem en bindt de spanbanden rond de
voorste en achterste steun.
Zet de machine goed vast door de banden aan te
spannen in de richting van respectievelijk de achterzijde
en de voorzijde van de aanhangwagen.
Plaats de wielblokken voor en achter de achterwielen.
•Controleer en volg lokale verkeersbepalingen voordat u
de machine vervoert of op een weg rijdt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De handrem is niet voldoende om de machine vast te zetten
tijdens transport. Zorg ervoor de machine goed op het
transportvoertuig vast te zetten.
12 – Dutch
PRESENTATIE
Presentatie
Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend
kwaliteitsproduct waar u lang plezier van zult hebben. Deze
gebruiksaanwijzing beschrijft P 520D en P 525D.
De P 520D en P 525D is uitgerust met hydraulische besturing
en een optilsysteem.
De machine heeft vierwielaandrijving.
De krachtoverbrenging vanaf de motor wordt gerealiseerd via
een hydrostatische transmissie, die een variabele
snelheidsregeling met behulp van de pedalen mogelijk
maakt. Er is een pedaal voor het vooruit en een pedaal voor
het achteruit rijden.
Gashendel
De gasbediening regelt het toerental van de motor en
daarmee ook de rotatiesnelheid van de messen.
Om het toerental van de motor te verhogen of verlagen wordt
de bediening vooruit resp. achteruit gebracht.
Tijdens het rijden moet de gashendel op maximaal toerental
staan, de zogeheten werkstand.
Snelheidsregeling
De snelheid van de machine wordt traploos geregeld met
twee pedalen. Bij het vooruit rijden wordt pedaal (1) gebruikt
en bij achteruit rijden pedaal (2).
Urenteller
De urenteller laat de tijd zien die de motor gelopen heeft.
De tijd die eventueel verstrijkt wanneer de motor stil staat met
de ontsteking aan, wordt niet geregistreerd. Het laatste cijfer
laat een tiende van een uur zien (6 minuten).
Handrem
De parkeerrem activeert u door de handgreep naar voren te
duwen.
Maaielement
P 520D en P 525D kunnen worden voorzien van twee
verschillende maaidekken.
•Combi 132
•Combi 155
Het combi-element verdeelt het maaisel tot meststoffen,
wanneer de BioClip-plug is gemonteerd. Zonder BioClip-plug
werkt het element op dezelfde manier als een
achteruitworpelement. De achteruitwerper werpt het gras van
achteren uit het maaidek zonder dat het fijn wordt gehakt.
Instelling van maaihoogte
De maaihoogte kan in zeven standen worden gezet.
Kies de gewenste maaihoogte (1–7) met de maaihoogte-
instellingen. Zet de draaiknoppen horizontaal zodat ze niet in
struiken e.d. blijven haken.
!
WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat takken
niet bij de pedalen kunnen bij het maaien
onder struiken. Gevaar van ongewenste
beweging.
2
1
Dutch – 13
PRESENTATIE
Hendel voor hydraulisch heffen van
hulpstukken
Met de hefhendel kan het maaidek in de transport- of de
maaistand worden gezet wanneer er hydraulische druk is.
De hendel heeft vier standen.
•Stand 1 is de rustpositie.
•Stand 2 verlaagt de maai-inrichting met terugvering naar
de rustpositie.
•Stand 3 is de zweefstand waarin de hendel stopt. Het
systeem zakt dan in de automatische zweefstand, wat
betekent dat de maai-inrichting de bodemcontouren volgt.
•Stand 4 verhoogt de maai-inrichting met terugvering naar
de rustpositie.
Bij het maaien moet u de hendel direct in zweefstand (3)
zetten.
Het maaidek heffen (transportstand)
Druk op de stopknop om de messen te stoppen.
Trek de hendel naar achteren om de transportstand in te
schakelen. De maai-inrichting gaat dan omhoog.
U kunt de maai-inrichting een stukje verhogen terwijl de
messen draaien. Dit is handig bij bijzonder hoog gras of op
een oneffen ondergrond.
Het maaidek laten zakken (maaistand)
Zet de hydraulische hefhendel naar voren om de maaistand
in te schakelen.
Bij het maaien moet u de hendel direct in zweefstand (3)
zetten.
Hendel voor aandrijving van de messen
van de maai-inrichting
De maai-inrichting kan alleen worden gestart als de
bestuurder op de stoel zit.
•Trek de hendel uit om de messen in te schakelen.
•Duw de hendel in om de messen uit te schakelen.
Als het veiligheidscircuit de maai-inrichting heeft gestopt,
moet u de hendel indrukken en uittrekken om de messen
weer te starten.
Het veiligheidscircuit wordt geactiveerd en de maai-inrichting
gestopt in het volgende geval:
•Wanneer de bestuurder de stoel verlaat met de messen
ingeschakeld. Er is een korte vertraging om stops te
vermijden wanneer de bestuurder op de stoel verschuift.
14 – Dutch
PRESENTATIE
Zitting
De zitting heeft een gelede bevestiging aan de voorkant en
kan voorover worden geklapt.
Om de stoel naar voren te kantelen moet u de vergrendeling
uitschakelen.
De zitting kan ook worden afgesteld in de lengterichting.
•Trek de hendel onder aan de stoel omhoog. Dan kunt u de
stoel vooruit of achteruit schuiven.
•U kunt de stoelvering aan uw gewicht aanpassen. Het
gewicht stelt u in met de draaiknop onder aan de stoel.
Aan weerzijden van de rugleuning zitten twee knoppen:
•Met de rechterknop stelt u de hoek van de rugleuning in.
•Met de linkerknop stelt u de lendensteun af.
Tanken
Een sensor boven op de tank geeft het brandstofpeil weer.
Vul de tank met diesel. Gebruik onder geen beding benzine.
De brandstof moet een cetaangetal boven de 45 hebben.
Max. RME-aandeel 5% in brandstof op basis van aardolie.
Het injectiesysteem van de dieselmotor is zeer gevoelig en
kan bij de minste verontreiniging beschadigd raken. Wees zo
hygiënisch mogelijk bij het hanteren van brandstof. Gebruik
alleen schone behouders.
Maak de omgeving rond de tankdop schoon.
Verontreinigingen in de tank kunnen defecten veroorzaken.
Als u brandstof op uzelf of op uw kleding gemorst heeft, trek
schone kleding aan. Was de lichaamsdelen die in contact zijn
geweest met brandstof. Gebruik water en zeep.
Veeg gemorste brandstof op. Breng door brandstof
verontreinigd materiaal naar een veilige plek.
Verlichting en elektrische contact
De verlichting zet u aan en uit met de schakelaar op het
instrumentenpaneel.
Op het elektrisch contact kan bijvoorbeeld een verwarmde
zitting of een oplader voor een mobiele telefoon worden
aangesloten.
!
WAARSCHUWING! Let er bij het
terugklappen van de stoel goed op dat uw
handen niet bekneld of gewond raken door
de vergrendelhaken.
!
WAARSCHUWING! Stel de stoel niet af
terwijl u rijdt. Risico voor onveilig rijden.
!
WAARSCHUWING! Diesel is uiterst
brandbaar. Neem voorzichtigheid in acht en
tank buitenshuis (zie de
veiligheidsinstructies).
BELANGRIJK!
Gebruik de brandstoftank niet om dingen op te leggen.
Dutch – 15
PRESENTATIE
Het elektrisch contact wordt aan- en uitgezet met de
schakelaar op het regelpaneel.
Het stopcontact werkt ook wanneer de machine is
uitgeschakeld. Vergeet niet om het stopcontact los te
koppelen of de spanningverbruiker te verwijderen wanneer de
machine niet wordt gebruikt.
De spanning bedraag 12 V.
Het stopcontact is beveiligd met een eigen zekering. De
zekering van het contact zit in het aansluitingskastje achter
de zijplaat van het bedieningspaneel.
Instrumentenpaneel
Op de console onder het stuur zitten controlelampjes.
1Temperatuursensor van koelvloeistof. De motor is
vloeistofgekoeld. Als een hoge motortemperatuur wordt
aangegeven, moet u eerst de motor stationair laten
draaien om de temperatuur de verlagen. Schakel de
transmissie uit
Controleer het koelvloeistofpeil en vul indien nodig bij.
Controleer ook of het koelerrooster en de koeler schoon
en niet verstopt zijn. Het rooster zit achter op de machine
boven op de motorkap.
2Oliedruk, controleer het oliepeil en vul indien nodig bij.
3Gloeien
4Acculading
5Transmissie ingeschakeld
6Handrem
7Koplampen
8Schakelaar voor verlichting
Bypasskleppen
Om de zitmaaier zonder motoraandrijving te kunnen
verplaatsen, moet u de hydraulische druk laten ontsnappen.
U kunt de hydraulische druk openen en sluiten met een
bypassklep.
Als u probeert met de machine te rijden zonder hydraulische
druk, zal deze zich niet verplaatsen. Als de ene klep open is,
wordt de aandrijving op de bijbehorende as verloren.
P 520D en P 525D heeft twee kleppen, een voor de vooras en
een voor de achteras.
•Bypassklep achteras
- Om de hydraulische druk te laten ontsnappen, draait u de
contramoer (1) een kwart tot halve slag en de bypassklep (2)
twee slagen linksom.
- U sluit de hydraulische druk af door de klep te sluiten. Sluit
de klepmoer (2) goed voordat u de contramoer (1)
vastschroeft.
•Bypassklep vooras
- Om de hydraulische druk te laten ontsnappen, draait u de
contramoer (1) een kwart tot halve slag en de bypassklep (2)
twee slagen linksom.
- U sluit de hydraulische druk af door de klep te sluiten. Sluit
de klepmoer (2) goed voordat u de contramoer (1)
vastschroeft.
123456
7
8
BELANGRIJK! Beide kleppen moeten gesloten zijn
wanneer u met de machine rijdt.
16 – Dutch
PRESENTATIE
ROPS (Roll-Over Protective
Structure)
ROPS is een veiligheidsboog die het gevaar voor letsels
vermindert, mocht de machine omkantelen. Gebruik de
ROPS en de veiligheidsgordel als u op hellend terrein rijdt.
De boog kan omlaag worden gedraaid. Verwijder de twee
pennen van de boog en draai deze naar achteren.
Als de boog omlaag ligt moet u de veiligheidsgordel NIET
gebruiken.
Als de boog rechtop staat, dient u de veiligheidsgordel WEL
te gebruiken.
Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gebruikt, moet deze
rond de rugleuning van de stoel worden gedraaid en worden
vastgezet.
Hulphijssysteem
Het hulphijssysteem brengt het gewicht van de zwenkwielen
van de maai-inrichting over naar de voorwielen van de
machine.
U kunt het effect van het hulphijssysteem aanpassen door de
gasveer omhoog of omlaag te verplaatsen.
Het effect is maximaal wanneer de gasveer in het bovenste
gat zit.
In de groef onderin wordt geen effect bereikt.
Bij gebruik van een maaidek moet u de gasveer in het
bovenste gat aanbrengen.
Dutch – 17
MOTOR STARTEN
Voor de start
•Lees de veiligheidsinstructies en de informatie over de
plaats van de hendels en functies door voordat u start.
•Voer dagelijks onderhoud uit voor de start volgens het
Onderhoudsschema.
Starten van de motor
1Zorg ervoor dat de bypasskleppen gesloten zijn
2Activeer de handrem.
3Druk de PTO-toets in (messen uitgeschakeld).
De motor kan alleen starten als de parkeerrem is
ingeschakeld en de PTO-toets is geactiveerd.
4Zet de gashendel op half gas.
5Draai de contactsleutel in de gloeistand en wacht tot het
lampje op het instrumentenpaneel uitgaat.
6Draai de contactsleutel naar de startstand.
7Als de motor start, laat dan de contactsleutel meteen
terug springen naar de neutrale stand.
8Stel het gewenste motortoerental in met de gasbediening.
Laat de motor 3-5 min op laag toerental “halfgas” lopen
voordat hij zwaar belast wordt.
Starten en bij kou rijden
Als de motor door kou niet start, herhaalt u het gloeien en
doet u een nieuwe poging. Startgas of ether mag niet worden
gebruikt.
Winterbrandstof
Als u bij strenge kou gewone brandstof gebruikt, kunnen door
paraffineafzetting storingen voorkomen. Om dit te voorkomen
is in landen met een koud klimaat winterbrandstof
verkrijgbaar. In sommige regio's wordt in de zomer en de
winter verschillende brandstof verkocht. Vraag uw
brandstofleverancier om raad en gebruik bij vorst alleen
winterbrandstof.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het luchtrooster van het motordeksel mag niet worden
geblokkeerd door bv. kleding, gebladerte, gras of vuil. Dat
verslechtert de koeling van de motor. Risico van ernstige
motorbeschadigingen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Laat de startmotor niet langer dan ca. 15 seconden achter
elkaar draaien. Als de motor niet start wacht dan ca. 15
seconden voordat de volgende startpoging wordt gedaan.
!
WAARSCHUWING! Laat de motor nooit
binnenshuis lopen, in een gesloten of slecht
geventileerde ruimte. De uitlaatgassen van
de motor bevatten giftig koolmonoxyde.
BELANGRIJK! Bij temperaturen onder 0°C moet de
machine minstens 10 minuten warmdraaien om de
hydraulische olie en de transmissie op te warmen. Anders
kan de transmissie kapotgaan of kan de levensduur van de
transmissie verminderen.
18 – Dutch
MOTOR STARTEN
Starten van een motor met een
zwakke accu
Als de accu te zwak is om de motor te starten, dient deze
opgeladen te worden.
Bij het gebruik van startkabels voor een noodstart, volgt u
onderstaande procedure:
Aansluiten van startkabels
•Sluit ieder eind van de rode kabel aan op de POSITIEVE
pool (+) van iedere accu, en let goed op dat u geen einde
tegen het chassis kortsluit.
•Sluit het ene uiteinde van de zwarte kabel aan op de
NEGATIEVE pool (-) op de accu die vol is.
•Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op
goede CHASSISAARDING, op ruime afstand van de
brandstoftank en de accu.
Verwijder de kabels in omgekeerde
volgorde.
•De ZWARTE kabel haalt u eerst los van het chassis en
dan van de volle accu.
•De RODE kabel haalt u als laatste van beide accu’s.
!
WAARSCHUWING! Lood-zuur-accu’s geven
explosieve gassen af. Voorkom vonken,
open vuur en roken vlakbij accu’s. Draag
altijd een veiligheidsbril in de buurt van
accu’s.
BELANGRIJKE INFORMATIE Uw grasmaaier is voorzien
van een 12-volts systeem met negatieve aarding. Het
andere voertuig moet ook een 12-volts systeem met
negatieve aarding hebben. Gebruik de accu van de maaier
niet om andere voertuigen te starten.
Dutch – 19
RIJDEN
Rijden met de zitmaaier
1Los de handrem voordat u gaat rijden
2Druk voorzichtig een van de pedalen in tot de gewenste
snelheid wordt bereikt. Bij het vooruit rijden wordt pedaal
(1) gebruikt en bij achteruit rijden pedaal (2).
3Om de maai-inrichting te verlagen duwt u de hendel
voorwaarts in de zweefstand, waar deze blijft staan.
4Start de maai-inrichting indien nodig door de schakelaar
van de maai-inrichting omhoog te trekken.
Remmen
Laat de rijpedalen los. De machine remt en wordt tot stilstand
gebracht door het aandrijfsysteem. Gebruik de parkeerrem
niet om te remmen tijdens het rijden.
U kunt sneller remmen door de rijpedaal voor de
tegenovergestelde richting in te trappen.
Afzetten van de motor
Laat de motor bij voorkeur een minuut stationair lopen om
weer de normale werktemperatuur te krijgen voordat hij wordt
afgezet, als hij hard heeft moeten werken.
Druk op de PTO-toets om de maai-inrichting uit te schakelen.
1Activeer de parkeerrem door de handgreep vooruit te
duwen.
2Hef het maaidek met de hydraulische hefhendel.
3Breng de gasbediening naar de stand MIN. Zet het
contact in de stand ”OFF”.
2
1
20 – Dutch
RIJDEN
Maaitips
•Lokaliseer en markeer stenen en andere vaste
voorwerpen om te vermijden dat u hier tegenaan rijdt.
•Begin met een hoge maaihoogte en verminder tot het
gewenste maairesultaat wordt verkregen.
•Het beste maairesultaat wordt verkregen bij het hoogste
toegestane motortoerental, zie de technische gegevens
(de messen draaien snel), en een lage rijsnelheid (de
Rider beweegt langzaam). Is het gras niet al te lang en
dicht op elkaar groeiend, kan de rijsnelheid worden
verhoogd zonder dat het maairesultaat merkbaar
verslechtert.
•De mooiste grasmat krijgt u als u deze vaak maait. Het
maaien wordt regelmatiger en het afgeknipte gras wordt
gelijkmatiger over het oppervlak verdeeld. De totale tijd
die u aan het maaien besteedt wordt niet langer
aangezien een hogere rijsnelheid kan worden gekozen
zonder dat het maairesultaat slechter wordt.
•Vermijd het maaien van een natte grasmat. Het
maairesultaat wordt slechter aangezien de wielen
wegzakken in de zachte grasmat.
•Spoel de onderkant van het maai-element na ieder
gebruik met water af, gebruik geen hogedrukspuit. Het
maaielement moet dan in servicestand worden gezet.
•Wanneer u de BioClip-functie gebruikt, komt het extra
nauw dat het maai-interval niet te lang is.
!
WAARSCHUWING! Reinig de grasmat van
stenen en andere voorwerpen die door de
messen kunnen worden weggeslingerd.
!
WAARSCHUWING! Gebruik de zitmaaier
nooit op terrein dat meer dan 10
°°
°°
helt. Maai
hellingen recht naar boven en recht naar
beneden, nooit dwars. Vermijd plotselinge
richtingsveranderingen.
Dutch – 21
ONDERHOUD
Onderhoudsschema
Hier volgt een lijst met het onderhoud dat aan de zitgrasmaaier moet worden uitgevoerd. Voor de punten die niet in deze
gebruiksaanwijzing staan beschreven, moet u een erkende servicewerkplaats bezoeken.
1)
Eerste vervanging na 25 uur. Bij rijden met zware belasting of hoge omgevingstemperaturen, vervangt u de olie om de 50 uur.
2)
Onder stoffige omstandigheden
moeten schoonmaken en vervangen vaker gebeuren.
X = Beschreven in deze gebruiksaanwijzing
O = Niet beschreven in deze gebruiksaanwijzing
OnderhoudDagelijks onderhoudOnderhoudsinterval in uren
Voor de
start
Nadat het
werk gereed is
1040100200400800
Controleer het veiligheidssysteemX
Controleer of er geen brandstof- of olielekken zijn.O
Controleer het oliepeil van de motorXX
Controleer het koelvloeistofpeil en het antivries.XX
Controle van het oliepeil van de transmissieXX
Controleer en reinig de koelluchttoevoer van de motor en reinig de
koeler.
XX
SchoonmakenX
Start de motor en de messen en luister of u ongewone geluiden hoortO
Controleer bouten en moerenO
Reinig de maaikast onderaanX
Smeer de kabel van de gashendelX
Smeer de bladassen.X
Controle van luchtfilterX
Controleer de luchtdruk van de banden.X
Volg het smeerschema. Zie onder "SMEREN".XX
Maak de machine grondig schoon rond de motorX
Maak de machine grondig schoon rond de transmissieX
Reinig het luchtfilter en maak de deeltjesvanger leeg.X
Controle van messenX
Vervang het brandstoffilterX
Ververs de motorolie en vervang het oliefilter
1)
.X
1)
Controleer de synchronisatie tussen de voor- en achterwielen.O
Ververs de hydraulische olie en vervang het hydraulisch filter. O
Controleer de spanning en de staat van de riemen (generator,
krachtafnemer, maai-inrichting).
X
Controleer de accu en maak deze indien nodig schoon.X
Reinig de koelluchtinlaat van de transmissieXX
Controleer het oliepeil in de hoekoverbrenging en vul eventueel bij.X
Controleer de wielmoeren.O
Controleer de handrem.X
Vervang het luchtfilter
2)
.X
2)
Vervang de riemen (krachtafnemer en maai-inrichting).X
Ververs de olie van de hoekoverbrenging.X
Vervangen van pomp- en generatorriemX
Ververs de koelvloeistof (50% glycol).X
Service bij erkende servicewerkplaatsO
!
WAARSCHUWING! Werk niet aan de motor
of het maai-element vooraleer:
De motor afgezet is.
De handrem geactiveerd is.
De contactsleutel verwijderd is.
Het maai-element losgekoppeld is.
22 – Dutch
ONDERHOUD
Schoonmaken
Maak de machine direct na gebruik schoon. Het is veel
makkelijker maairesten weg te spoelen als ze nog niet vast
gedroogd zijn.
Olieresten kunnen worden opgelost met een koud
ontvettingsmiddel. Breng een dunne laag aan.
Afspoelen met gewoon water (waterleidingdruk).
Richt de straal niet op elektrische componenten of lagers.
Spoel geen hete oppervlakken af, zoals de motor en het
uitlaatgassysteem.
Na het schoonmaken raden wij aan de motor te starten en het
maaidek enige tijd te laten draaien, zodat het overgebleven
water wordt weggeblazen.
Smeer de machine indien nodig na het schoonmaken. Smeer
bij voorkeur een keer extra wanneer lagers blootgesteld zijn
aan ontvettingsmiddel of de waterstraal.
Het risico is groot dat er water in de lagers en de elektrische
aansluitingen komt. Dat kan leiden tot roestvorming,
waardoor storingen in de werking optreden. Het toevoegen
van een schoonmaakmiddel verergert gewoonlijk de schade.
Demontage van de kappen van de
zitmaaier
De motorkap
Maak de rubbersluitingen aan de zijkant van het deksel los en
zet het motordeksel open.
Maak desnoods de bouten los om het motordeksel helemaal
weg te nemen.
Zijkap
Draai de schroeven van de zijkap los en haal deze weg.
Serviceklep
In de voetplaat zit een serviceklep.
Draai de schroeven los en neem de klep weg.
Transmissiekap
Draai de schroeven los en neem het transmissiedeksel weg.
Controle van de koelluchtinlaat van
de motor
Controleer of het koelerrooster vrij van bladeren, gras en vuil
is.
Reinigen van het celpakket van de koeler
Klap de motorkap omhoog.
Verwijder indien nodig het hele motordeksel.
Blaas de koeler met perslucht schoon. Blaas perslucht van de
motorruimte door het celpakket naar achteren.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Spoel niet met de hogedrukspuit of stoom.
Dutch – 23
ONDERHOUD
Aanpassen van pomp- en
generatorriem
•Draai onderaan de bevestigingsschroef en boven de
stelschroef enkele slagen los.
•Trek de generator langs het spoor om de riem aan te
spannen. U moet de riem zonder veel kracht met uw duim
1 cm kunnen indrukken.
•Draai de stelschroef goed vast.
Vervangen van pomp- en
generatorriem
•Draai onderaan de bevestigingsschroef en boven de
stelschroef enkele slagen los.
•Haal de oude riem weg en plaats de nieuwe riem.
•Trek de generator langs het spoor om de riem aan te
spannen. U moet de riem zonder veel kracht met uw duim
1 cm kunnen indrukken.
Controle van geluiddemper
Controleer regelmatig of de geluiddemper heel is en of deze
goed vast zit.
Afstellen van handrem
Controleer of de parkeerrem juist is afgesteld door de
machine op een helling te parkeren.
Schakel de parkeerrem in en vergrendel deze.
Indien de machine niet stil staat, moet u de parkeerrem als
volgt afstellen.
1Zet de machine op een vlakke ondergrond.
2Controleer of de handrem niet is aangetrokken.
3Stel de speling in op 1 mm tussen het omhulsel en de
stelschroef als u het omhulsel aanhaalt.
Stel met de moeren de stelschroef af.
4Haal de moeren met mate aan, zodat de stelschroef niet
beschadigt.
5Nadat het afstellen gereed is, moet de parkeerrem
opnieuw gecontroleerd worden.
Vervangen van brandstoffilter
De P 520D en P 525D heeft twee brandstoffilters, een
voorfilter en een hoofdfilter.
Vervang de brandstoffilters na 100 uur (minstens een keer
per seizoen) of vaker als ze verstopt raken.
Het voorfilter zit onder de accukast en moet als volgt worden
vervangen.
1Klap de motorkap omhoog.
2Maak de slangklemmen los.
3Haal de slangklemmen weg bij het filter. Gebruik een
platte tang.
4Trek het filter los van de slanguiteinden.
5Druk het nieuwe filter in de uiteinden van de leiding.
6Zet de slangklemmen weer terug bij het filter.
!
WAARSCHUWING! Tijdens het gebruik en
een tijdje daarna is de geluiddemper erg
warm. Raak de geluiddemper niet aan
wanneer hij warm is!
!
WAARSCHUWING! Een slecht afgestelde
parkeerrem kan leiden tot verminderd
remvermogen.
24 – Dutch
ONDERHOUD
Het hoofdfilter heeft een papieren inzetstuk dat als volgt moet
worden vervangen.
1Open de motorkap.
2Schroef de filterkap los en maak het papieren filter los.
Luchtfilter schoonmaken
Als de motor zwak lijkt of onregelmatig loopt kan de oorzaak
zijn dat het luchtfilter is verstopt. Als u met een vuil luchtfilter
rijdt kan de motor te weinig lucht krijgen, waardoor de
milieunormen niet worden vervuld en de motor niet zijn volle
vermogen levert.
Leegmaken van de deeltjesvanger
Druk de rubberen flappen open zodat u de deeltjes kunt
weggieten.
Reinigen van de filterkap
Maak de twee kliksluitingen los waarmee het filterdeksel
vastzit en verwijder het.
Maak de binnenkant van het deksel schoon. U kunt de kap
met zeepsop afwassen en met perslucht schoonblazen als u
het deksel heeft verwijderd.
Breng het luchtfilterdeksel weer aan, waarbij u oplet dat de
deeltjesvanger naar onderen wijst.
Vervangen van luchtfilter
Als de motor zwak lijkt of onregelmatig loopt kan de oorzaak
zijn dat het luchtfilter is verstopt. Het is daarom van belang het
luchtfilter regelmatig te vervangen (zie onder Onderhoud/
Onderhoudsschema voor het juiste service-interval).
Vervangen van luchtfilter gaat als volgt:
•Klap de motorkap omhoog.
•Maak de twee kliksluitingen los waarmee het filterdeksel
vastzit en verwijder het.
•Neem het filterpatroon uit het filterhuis.
•Veeg de luchtfilterbehuizing vanbinnen schoon. Gebruik
eventueel een doek met kristalolie of brandstof. Water en
perslucht zijn niet geschikt.
•Reinig het filter door er voorzichtig mee op een hard
oppervlak te kloppen. Gebruik geen perslucht om het filter
te reinigen. Vervang het luchtfilter als dit nog steeds vuil is.
3Breng een nieuw luchtfilterpatroon aan met de opening
naar binnen en druk het vast.
4Breng het luchtfilterdeksel weer aan, waarbij u oplet dat
de deeltjesvanger naar onderen wijst.
!
WAARSCHUWING! Het uitlaatsysteem is
warm. Laat het afkoelen voordat u begint aan
het vervangen van het luchtfilter.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Laat de motor nooit draaien wanneer het luchtfilter is
verwijderd.
Slecht gefiltreerde aanzuiglucht is een belangrijke oorzaak
van motorslijtage. Vervang het luchtfilter volgens het
serviceschema of vaker in een stoffige omgeving.
De filters mogen niet geolied worden. Ze moeten droog
worden gemonteerd.
Dutch – 25
ONDERHOUD
Schoonmaken van motor en
geluiddemper
Hou de motor en geluiddemper schoon van maairesten en
vuil. In brandstof of olie gedrenkte maairesten op de motor
betekenen brandgevaar en slechtere koeling.
Laat de motor afkoelen voor het schoonmaken. Is het vuil
vermengd met olie, moet het worden opgelost met een
ontvettingsmiddel, anders alleen met water en een borstel.
Maairesten rond de geluiddemper drogen snel en vormen
een brandrisico. Borstel of spoel ze weg wanneer de
geluiddemper droog is.
Controle van veiligheidssysteem
De zitmaaier is uitgerust met een veiligheidssysteem dat
starten of rijden onder de volgende condities verhindert.
Het starten van de motor mag enkel mogelijk zijn wanneer
aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
•De maai-inrichting is ontkoppeld.
•De parkeerrem is ingeschakeld.
De motor moet stoppen in de volgende gevallen:
•De maai-inrichting is geactiveerd en de bestuurder komt
overeind.
•De maai-inrichting is ontkoppeld, de parkeerrem is niet
geactiveerd en de bestuurder komt overeind.
Als het veiligheidscircuit de maai-inrichting heeft gestopt,
moet u de hendel indrukken en uittrekken om de messen
weer te starten.
Controleer dagelijks of het veiligheidssysteem werkt door de
motor te starten terwijl niet wordt voldaan aan een van
bovenstaande voorwaarden. Wijzig de omstandigheden en
probeer het opnieuw.
Lampen vervangen
Voor informatie over het type lamp, zie Technische Gegevens.
1Draai de vier schroeven los waarmee de kap op de
stuurservo is bevestigd.
2Verwijder de twee bouten waarmee de lampinzet vastzit.
3Til de lampinzet eruit.
4Trek de kabels van de lampen los.
5Til de lampen uit de inzet.
6Plaats de nieuwe lampen. Let goed op dat u de voorkant
met uw duim tegenhoudt.
7Monteer de kabels, lampinzet en kap weer op het
stuurbekrachtiginghuis.
Hoofdzekering
De machine heeft een hoogwaardige smeltzekering, die in
een doosje boven op de pluspool van de accu zit.
Op een console bij de accu is een voedingszekering voor het
aansluitingskastje geplaatst.
De overige zekeringen zitten in het aansluitingskastje achter
de rechter zijkap.
Een gesprongen zekering geeft aan dat de stift verbrand is.
Trek de zekering uit de houder om te vervangen.
De zekering dient ter bescherming van het elektrisch
systeem.
Vervang de zekering nooit door een ander type zekering.
Wanneer hij in korte tijd weer springt, komt dit door een
kortsluiting die moet worden verholpen voordat de machine
weer in gebruik wordt genomen.
26 – Dutch
ONDERHOUD
Controle van de spanning van de
banden
De druk in elk van de banden moet 1,5 bar/150 kPa/22 PSI
bedragen.
De luchtdruk in de zwenkwielen van de maai-inrichting moet
150 kPa/1,5 bar/22 PSI bedragen.
Controleer de accu
De machine heeft een onderhoudsvrije accu. De accu is
voorzien van een service-indicator metdiverse kleuren.
•Wit = accu laden
•Groen = OK.
•Rood = accu vervangen.
Maak de accu en de houder met een zeepoplossing schoon.
Een afgedankte of vervangen accu moet als milieugevaarlijk
afval worden behandeld.
Onderdelen van de maai-inrichting
Vermelde onderdelen zijn:
1Pen
2Schakelgewricht
3Bevestiging van de maai-inrichting
4Maaihoogte-instellingen
5Cardanas met snelkoppelingen
6Bevestigingspunt voor servicestand
7Stut
8Riemkap
9Overbrenging
Montage van knipaggregaat
1Plaats de machine op een vlakke ondergrond en schakel
de parkeerrem in.
2Start de motor en laat de hefarmen zakken tot
zweefmodus.
3Zet de motor uit.
4Bevestig de cardanassen aan het maaidek. Schuif de ring
opzij om toegang te krijgen tot de snelkoppeling, waarna
de universele aandrijfas op de aspen kan worden gedrukt.
5Zorg dat de rubberbehuizing over de voorste
cardankoppeling is geklapt.
6Verwijder de bouten en pennen van de
scharnierkoppeling op de hefarmen.
7Schuif het maaidek zo naar binnen dat de
scharnierkoppeling op één lijn staat met de opening in de
eenheid.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een verschillende spanning in de voorbanden brengt met
zich mee dat de messen het gras maaien op een
verschillende hoogte.
!
WAARSCHUWING! Lood-zuur-accu’s geven
explosieve gassen af. Voorkom vonken,
open vuur en roken vlakbij accu’s. Draag
altijd een veiligheidsbril in de buurt van
accu’s.
4
1
5
3
2
6
7
4
8
9
!
WAARSCHUWING! Als de hulpfunctie is
ingeschakeld, zullen de hefarmen krachtig
bewegen wanneer iemand de hefhendel
vrijgeeft. Neem voorzichtigheid in acht zodat
uw hand niet bekneld raakt.
Gevaar voor kneuzingen.
Dutch – 27
ONDERHOUD
8Breng de bout aan op het schakelgewricht met de
bijbehorende pinnen.
9Verwijder de serviceklep.
10Bevestig de achterste cardanas.
11Bevestig de vergrendelketting aan de cardankoppeling
rond de hijsbalk.
12Plaats de serviceafdekking terug.
13Start de motor en haal het maaidek tot halverwege
omhoog.
14Zet de motor uit.
15Bevestig de hijsogen die aan de hefarmen zijn bevestigd.
Trek de pal naar buiten en druk het hijsoog naar binnen,
één op elke hefarm.
16Stel de kantelhoek van de maai-inrichting af.
Verwijderen van maai-element
1Plaats de machine op een vlakke ondergrond en schakel
de parkeerrem in.
2Laat het maaidek tot halverwege omhoog komen.
3Zet de motor uit.
4Verwijder de hijsogen van het maaidek.
5Start de motor en laat het maaidek zakken tot de laagste
positie (zweefmodus). Het maaidek hangt nu vrij aan de
achterzijde.
6Zet de motor uit.
7Verwijder de serviceklep.
8Verwijder de cardanas helemaal. Schuif de ring opzij, dan
komt de snelkoppeling los en kunt u de cardanas van de
astap afhalen.
!
WAARSCHUWING! Laat nooit de cardanas in
de machine met het ene uiteinde los. Als de
motor start, kan die beschadigd raken.
28 – Dutch
ONDERHOUD
9Verwijder de pinnen van de assen en neem de assen weg
van de schakelgewrichten.
10De maai-inrichting is nu losgemaakt.
Servicestand voor maai-element
Om ervoor te zorgen dat u bij schoonmaken, reparatie en
service overal goed bij kunt, kan het maai-element in
servicestand gezet worden. Servicestand betekent dat het
element opgeklapt en vergrendeld is in verticale stand.
In servicestand zetten
1Zet de machine op een vlakke ondergrond. Activeer de
handrem.
2Laat het maaidek tot halverwege omhoog komen.
3Zet de motor uit.
4Verwijder de hijsogen van het maaidek.
5Start de motor en laat het maaidek zakken tot de laagste
positie (zweefmodus). Het maaidek hangt nu vrij aan de
achterzijde.
6Zet de motor uit.
7Verwijder de stut van het maaidek.
Als dit de eerste keer is dat de stut wordt verwijderd, moet
u de veiligheidsriem ervan verwijderen en deze in het
opbergvak onder de stoel plaatsen.
8Bevestig de stut aan het hulpstuk onder de bodemplaat.
Het hulpstuk is met rood gemarkeerd.
9Bevestig het andere uiteinde van de stut aan het hulpstuk
op het maaidek. Verwijder de pen en schuif de stut over
de as die met rood is gemarkeerd.
10Laat de pen los zodat deze de as vergrendelt.
!
WAARSCHUWING! Als de hulpfunctie is
ingeschakeld wanneer u de pinnen
losmaakt, bewegen de hijsarmen met grote
kracht. Neem voorzichtigheid in acht zodat
uw hand niet bekneld raakt.
!
WAARSCHUWING! Laat nooit de cardanas in
de machine met het ene uiteinde los. Als de
motor start, kan die beschadigd raken.
Dutch – 29
ONDERHOUD
11Start de motor en zet het maaidek omhoog naar de
servicepositie.
12Zet het maaidek vast met de veiligheidsgordel die in het
opbergvak onder de stoel is opgeborgen.
Terugkeer uit servicestand
1Verwijder de veiligheidsgordel en plaats deze in het
opbergvak.
2Start de motor en laat het maaidek zakken tot de laagste
positie (zweefmodus).
3Verwijder de stut en plaats deze onder het maaidek.
4Laat het maaidek tot halverwege omhoog komen.
5Bevestig de hijsogen die aan de hefarmen zijn bevestigd.
Trek de pal naar buiten en druk het hijsoog naar binnen,
één op elke hefarm.
6Verlaag de maai-inrichting tot in de zweefstand.
Instellen van maaihoogte en
kantelhoek.
Bij het monteren van de maai-inrichting moet u de
maaihoogte en de kantelhoek instellen.
Deze bewerking moet in de genoemde volgorde gebeuren.
Uitgangspositie:
1Controleer de luchtdruk van de banden. De druk in elk van
de banden moet 1,5 bar/150 kPa/22 PSI bedragen.
De luchtdruk in de zwenkwielen van de maai-inrichting
moet 150 kPa/1,5 bar/22 PSI bedragen.
2Plaats de zitmaaier op een vlakke ondergrond.
3Leg de maai-inrichting op een vlakke ondergrond.
Maaihoogte
1Stel dezelfde hoogte in bij alle drie de afstelpunten.
2Draai met de hand de instelknop van de maaihoogte vast.
30 – Dutch
ONDERHOUD
3Ontkoppel de draaiknoppen door de handgreep uit te
trekken en draai de handgreep in horizontale positie zodat
hij niet in struiken e.d. blijft haken.
Het hoogte-interval bedraagt 25–127 mm in 7 standen.
Kantelhoek
•Plaats de zitmaaier op een vlakke ondergrond.
•Controleer de luchtdruk van de banden. De druk in elk van
de banden moet 1,5 bar/150 kPa/22 PSI bedragen.
De luchtdruk in de zwenkwielen van de maai-inrichting
moet 150 kPa/1,5 bar/22 PSI bedragen.
•Meet de afstand tussen de grond en de rand van het
element, aan de voor- en de achterkant van de kap.
•De achterkant van de maai-inrichting moet 6–9 mm hoger
zitten dan de voorkant.
•Maak de contramoer los en draai aan de stelschroef.
Maak de hendel langer om de achterkant van de maai-
inrichting te verhogen.
•Zet de moer op de hendel.
Vervangen van de riemen van het
maai-element
Op deze maai-elementen met botsbeveiligde messen worden
de messen aangedreven door één V-snaar. Ga als volgt te
werk om de V-snaar te vervangen:
1Demonteer het maai-element.
2Verwijder de schroeven van de riemkap en neem deze
weg.
3Haal de riem van de riemschijven af. Gebruik indien nodig
een breekpen om de veer te ontlasten en de
riemspanning te verlagen.
4Maak twee schroeven los en verwijder de drie overige van
de hoekoverbrenging. Draai de hoekoverbrenging zodat
de riem onder de riemschijf door kan.
5Controleer of het systeem met de riemspanning niet
hapert en plaats de veer terug.
6Breng de nieuwe riem aan en plaats de hoekoverbrenging
terug. Schroef de hoekoverbrenging vast met een
aanhaalmoment van 47 Nm.
7Breng de riem op de riemschijven aan. Een sticker met
een riemschema zit onder de riemkap van de maai-
inrichting.
8Monteer de kappen.
9Bevestig het snij-aggregaat aan de machine; zie Snij-
aggregaat bevestigen.
Controle van messen
Om het beste maairesultaat te bereiken is het belangrijk dat
de messen onbeschadigd en scherp zijn.
Controleer of de bevestigingsbouten van de messen goed zijn
aangedraaid. Draai de schroeven vast met een moment van
84 Nm.
!
WAARSCHUWING! Draag
beschermhandschoenen. Risico van
beknelling bij het werken met de riem.
BELANGRIJKE INFORMATIE Vervangen of slijpen van de
messen moet door een erkende servicewerkplaats gedaan
worden.
Dutch – 31
ONDERHOUD
Nadat de messen geslepen zijn, moeten ze uitgebalanceerd
worden.
Bij een aanrijding met een hindernis waarbij schade is
ontstaan, moeten beschadigde messen vervangen worden.
Laat de servicewerkplaats beoordelen of het mes kan worden
geslepen of moet worden vervangen.
Verwijderen van BioClip-plug
Om een Combi-maai-element om te zetten van BioClip-
functie naar een maai-element met achteruitworp verwijdert u
de BioClip-plug, die met drie bouten onder het maai-element
vastzit.
1Zet het maai-element in servicestand, zie In servicestand
zetten.
2Verwijder de drie bouten waarmee de BioClip-plug vastzit
en haal de plug weg.
3Tip: Monteer drie bouten M8x15 mm met volledig
schroefdraad in de gaten om daar het schroefdraad te
beschermen.
4Zet het maai-element weer in normale stand terug.
Monteer de BioClip-plug in de omgekeerde volgorde.
Afstellen van de aftakasriemen
1Draai de schroef (4) aan tot de huls tegen de framesteun
zit. Draai de contramoer (3) aan terwijl u de schroef (4)
tegenhoudt.
Vervangen van de aftakasriemen
Vervang de riemen altijd paarsgewijs.
1Neem veiligheidshalve de sleutel uit het contact als u
aanpassingen doet of onderhoud uitvoert.
2Kantel de bestuurdersstoel.
3Verwijder de dekplaat boven de aandrijfas van de
hydraulische pomp.
4Schroef de bouten (1) los in de koppeling die de aandrijfas
met de hydraulische pomp verbindt, en verwijder de
afstandsring (2) van de koppeling. De aandrijfas moet
worden vastgezet met bv. een grote U-sleutel of
schroevendraaier.
5Draai de contramoer (3) los en ook de onderste schroef
(4) totdat deze helemaal loskomt van de riemspanner.
6Verwijder de schroeven (5) van het achterste lagerplaatje
en verwijder de afstandsring (6).
7Knip/trek de oude riemen eraf.
8Breng de nieuwe riemen aan door de spleet tussen de
afstandsring en de hydraulische pomp.
9Schuif het onderste deel van de riem tussen de lagerbrug
en de steun.
10Schuif eerst de riem op de pompriemschijf en vervolgens
op de onderste riemschijf. Doe hetzelfde met de andere
riem.
11Monteer de afstandsring (6) van de lagerbrug en schroef
de lagerbrug vast met de bijbehorende schroeven (5).
Aanhaalmoment: 47 Nm.
!
WAARSCHUWING! Draag
beschermhandschoenen. Risico van
beknelling bij het werken met de riem.
5
6
5
6
32 – Dutch
ONDERHOUD
12Plaats de afstandsring (2) terug en schroef de
hydraulische pomp vast met de aandrijfas.
Aanhaalmoment voor de schroeven (1): 47 Nm.
13Monteer de riemspannerschroef met de veer en de huls.
Draai de schroef (4) aan tot de huls tegen de framesteun
zit. Draai de contramoer (3) aan terwijl u de schroef (4)
tegenhoudt.
14Controleer de riemspanning 25 uur na het vervangen van
de riem.
Vervangen van koelvloeistof
Het juiste koelvloeistofpeil is belangrijk voor de goede
werking van het koelsysteem. Daarom dient u het peil
geregeld te controleren.
De koelvloeistof moet zichtbaar zijn als het bijvuldeksel is
verwijderd.
Herhaald koelvloeistofverlies duidt in eerste instantie op
lekkage. Dan moet het koelsysteem door een vakman worden
gecontroleerd. Alleen koelvloeistof bijvullen is niet voldoende.
Als de motor gaat koken, kan er koelvloeistofverlies optreden.
Draai de radiatordop los en laat het koelmiddel afkoelen. Laat
de motor afkoelen voordat u gaat bijvullen.
Het koelsysteem mag niet met zout water worden gevuld,
want dat leidt tot corrosie aan de motor.
Ververs de koelvloeistof als die verkleurd of troebel is.
Het koelsysteem moet dan nauwkeurig worden
schoongespoeld.
Gebruik alleen antivriesmiddelen op glycolbasis die voldoen
aan de norm BS 6580:1992, ASTMD 3306-89 of AS 2108–
1977 (aangegeven op de verpakking).
Het antivriesmiddel moet geschikt zijn voor lichtmetalen
motoren.
Het juiste type is bij uw Husqvarna-leverancier verkrijgbaar.
Gebruik het antivriesmiddel het hele jaar door en ook in een
klimaat zonder vorstproblemen.
Het antivriesmiddel bevat additieven die het koelsysteem
tegen corrosie beschermen.
Ververs het koelwater en de antivries minstens om de twee
jaar.
•Maak bij het leegmaken de onderste slang van de koeler
los.
•Verwijder het bijvuldeksel.
Vul alleen antivriesmiddel en water bij dat volgens de
onderstaande tabel is gemengd.
•Controleer het koelvloeistofpeil zodra de motor enkele
minuten heeft gedraaid na het bijvullen. Er kan resterende
lucht uit het systeem zijn ontsnapt.
!
WAARSCHUWING! Maak het deksel niet te
snel open als de motor warm is. Laat eerst
de overdruk ontsnappen door het deksel
gedeeltelijk los te maken. Risico van
brandwonden. Draag
veiligheidshandschoenen en een
veiligheidsbril.
!
WAARSCHUWING! Antivriesmiddel en
koelvloeistof zijn schadelijk voor de
gezondheid. Bewaar deze in een gemerkte
behouder buiten het bereik van kinderen en
dieren.
GlycolWaterVriespunt
60 %40 %-47 °C / -53 °F
50 %50 %-37 °C / -35 °F
40 %60 %-25 °C / -13 °F
BELANGRIJK! Doe nooit koude koelvloeistof in een warme
motor. Gevaar voor ernstige motorschade.
Dutch – 33
Smeren
Smeringsschema
Legenda van smeerschema
Filter vervangen
Olie vervangen
Niveaucontrole
Smeerdop
Oliekan
Controleer de staat en de spanning van de
riemen
Vervangen van riemen
Algemeen
Verwijder de contactsleutel om te voorkomen dat de machine
tijdens het smeren onverhoeds gaat draaien.
Als u met een oliekan smeert, moet die zijn gevuld met
motorolie.
Als u met vet smeert, gebruikt u tenzij specifiek anders
vermeld smeervet 503 98 96-01 of een ander chassis- of
kogellagervet met goede corrosiebescherming.
Bij dagelijks gebruik van de zitmaaier moet er twee keer per
week gesmeerd worden.
Veeg overtollig vet af na het smeren.
Het is belangrijk om geen smeermiddel op de riemen of de
aandrijfoppervlakken van de riempoelies te laten belanden.
Als dat toch gebeurt, verwijdert u het zo goed mogelijk met
alcohol. Als de riem na reiniging met alcohol blijft slippen,
moet hij worden vervangen.
Reinig riemen niet met benzine of andere aardolieproducten.
34 – Dutch
Smeren
Hulpstuk
De smering en andere onderhoudswerkzaamheden voor
optionele werktuigen en accessoires worden niet in deze
handleiding beschreven. Deze apparatuur moet natuurlijk ook
worden onderhouden. Zie de handleidingen van de
betreffende accessoires voor instructies.
Zwenkwiellagers
4 nippels (wielen en zwenkaslagers), smeren met smeerspuit
tot vet te voorschijn komt.
Hoekoverbrenging van maai-
inrichting
In de plug op de voorkant van de hoekoverbrenging zit een
peilraam.
•Controleer het peil wanneer de maai-inrichting in de
onderste stand staat.
•Om bij te vullen tilt u de maai-inrichting in de
transportstand en verwijdert u de plug met het peilraam.
Vul transmissieolie SAE 80W/90 bij.
Olie verversen
•Maak de hoekoverbrenging leeg door het peilraam met
een pomp voorzien van een kunststof slang die de bodem
van de behuizing bereikt.
•Andere mogelijkheid: Verwijder de maai-inrichting en de
kunststof kappen. Zet de maai-inrichting op de korte zijde
en maak de hoekoverbrenging leeg via de plug.
•Vul de hoekoverbrenging met 0,4 liter transmissieolie SAE
80W/90.
Koppelingen van de cardanas
•Verwijder de serviceklep.
•Maak de twee snelkoppelingen van de cardanas los en
verwijder de cardanas.
•De cardanas heeft twee smeernippels, een op de voorste
en een op de achterste koppeling. Smeer met een
vetspuit tot het vet te voorschijn komt.
•Smeer ook op de telescopische voeg van de cardanas
met vet.
Bevestiging van de maai-inrichting
Smeer de kogelgewrichten en assen met olie.
Achterste lagers van de hijsarmen
•Verwijder de serviceklep.
•2 smeernippels, een aan elke zijde. Smeer met een
vetspuit tot het vet te voorschijn komt.
Hefcilinder
•Verwijder de serviceklep.
•2 smeernippels, een aan elke zijde. Smeer met een
vetspuit tot het vet te voorschijn komt.
Dutch – 35
Smeren
Voorste steunlager van de aandrijfas
Smeer met een vetspuit tot het vet te voorschijn komt.
Achterste steunlager van de
aandrijfas
2 smeernippels. Smeer met een vetspuit tot het vet te
voorschijn komt.
Stuurcilinder
De stuurcilinder heeft 2 smeernippels, een aan elke zijde.
Smeer met een vetspuit tot het vet te voorschijn komt.
Gewrichtslager
Smeer het gewrichtslager in het midden. Smeer met een
vetspuit tot het vet te voorschijn komt.
Schakelhendel
•2 smeernippels, een aan elke zijde. Smeer met een
vetspuit tot het vet te voorschijn komt.
Controle van het oliepeil van de
motor
Controleer het oliepeil in de motor als de machine horizontaal
staat en de motor uit is.
Klap de motorkap omhoog.
Maak de peilstok daarna los en trek hem weer omhoog.
Doe de peilstok vervolgens weer in het gat.
Haal de peilstok omhoog en lees het oliepeil af.
Het oliepeil moet tussen de markeringen op de peilstok
liggen. Als het peil in de buurt van het ADD-teken komt, vul
dan olie bij tot het FULL-teken op de peilstok.
De olievuldop zit op het kleppendeksel. Vul langzaam de olie
bij.
Draai de peilstok stevig vast voor de motor wordt gestart.
Start de motor en laat deze ca. 30 seconden stationair
draaien. Zet de motor uit. Wacht 30 seconden en controleer
het oliepeil. Vul indien nodig olie bij tot de olie het FULL-teken
op de peilstok nadert.
36 – Dutch
Smeren
Wij raden de volgende olieklasses aan:
•API-serviceklasse: CH4, ACEA E5 of hoger.
Kies een olie met een viscositeit volgens het
temperatuurbereik in de afbeelding:
Meng geen verschillende soorten olie.
Vervangen van motorolie
Klap de motorkap omhoog.
De motorolie moet de eerste keer vervangen worden na 25
uur bedrijfstijd. Daarna moet het verversen om de 100
bedrijfsuren plaatsvinden.
1Plaats een behouder onder de aftapplug van de motor.
2Verwijder de peilstok. Verwijder de aftapplug van de
motor.
3Laat de olie in het vat lopen.
4Monteer de aftapklep en draai deze vast.
5Vervang indien nodig het oliefilter.
6Vul indien nodig olie bij tot de olie het FULL-teken op de
peilstok nadert.
7Laat de motor warm draaien, controleer daarna of er geen
lekkage is rond de afdichting van de olieklep.
8Controleer het oliepeil in de motor, vul bij indien nodig.
Vervangen van oliefilter
Het oliefilter zit rechts op de motor.
•Klap de motorkap omhoog.
•Plaats een geschikt vat om de olie in op te vangen.
•Draai het oude oliefilter tegen de klok in om het te
verwijderen. Gebruik indien nodig een filtertang.
•Reinig de bevestiging van het oliefilter.
•Smeer de rubberen pakking van het nieuwe oliefilter
lichtjes met nieuwe olie in.
•Monteer het oliefilter door het met de klok mee te draaien.
Doe dit handmatig tot de rubberen pakking aanligt. Draai
het nog een halve slag verder.
•Start de motor en laat deze ongeveer 3 minuten lopen.
Stop hem vervolgens en kijk naar eventuele lekkage.
•Controleer het oliepeil in de motor, vul bij indien nodig.
Controle van het oliepeil van het
hydraulisch systeem
Olie verversen en filters vervangen moet worden gedaan
door een erkende servicewerkplaats en wordt in het
werkplaatshandboek beschreven. Maatregelen aan het
systeem stellen bijzondere eisen aan netheid en het systeem
moet worden ontlucht voor de machine in gebruik wordt
genomen.
•Klap de zitting omhoog.
!
WAARSCHUWING! De motorolie kan zeer
warm zijn als deze direct na het stoppen
afgetapt wordt. Laat de motor daarom eerst
wat afkoelen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruikte motorolie, antivries en dergelijke vormen een
gevaar voor de gezondheid en mogen niet op de grond of in
de natuur worden geloosd; deze moeten altijd worden
afgevoerd in een werkplaats of op een aangewezen
afvoerlocatie.
Voorkom contact met de huid, wassen met water en zeep
mocht u evt. knoeien.
-30 -20 -10 0 10 20 30 40 50 C
-22 -4 -14 32 50 68 86 104 122 F
0W
5W 20
10W 30
20
30
40
15W 40
20W 50
!
WAARSCHUWING! De motorolie kan zeer
warm zijn als deze direct na het stoppen
afgetapt wordt. Laat de motor daarom eerst
wat afkoelen.
BELANGRIJK!
Gebruikte motor- en transmissieolie zijn schadelijk voor de
gezondheid en mogen niet op de grond of in de natuur
gegoten worden.
Vervangen filters moeten ingeleverd worden bij de
werkplaats of een andere aangewezen plek voor
verwerking.
Voorkom contact met de huid, wassen met water en zeep
mocht u evt. knoeien.
Dutch – 37
Smeren
•Verwijder het bijvuldeksel. Het peil moet 40–60 mm
bedragen vanaf de bovenkant van de zeef.
•Vul indien nodig volledig synthetische olie 10W/50 API SM
of beter bij.
Controle van oliepeil in
versnellingsbakken van transmissie
•Controleer met een oliepeilstok of er olie in de transmissie
is.
•Het oliepeil moet tussen de markeringen op de peilstok
liggen.
•Vul indien nodig volledig synthetische olie 10W/50 API SM
of beter bij.
Draaiknoppen voor maaihoogte
Smeer de voorste en achterste draaiknoppen met olie.
Bestuurdersstoel
Klap de zitting omhoog.
Smeer de hendel voor de lengte-instelling met olie.
Smeer de geleiderails van de lengte-instelling met vet. Schuif
de stoel heen en weer en smeer beide zijden.
De kabels smeren
Verwijder de rubberen mantel van de kabel voor het smeren.
Smeer beide uiteinden van de kabels en zet de
bedieningshendels in de uiterste standen tijdens het smeren.
Breng na het smeren de rubberen mantels weer aan om de
kabels.
Kabels met een huls lopen vast als ze niet regelmatig worden
gesmeerd. Een vastgelopen kabel kan storingen
veroorzaken, bijvoorbeeld onbedoeld activeren van de
parkeerrem. Als een kabel aanloopt, verwijdert u de kabel en
hangt u hem verticaal op. Smeer hem van boven met
motorolie tot er onderaan olie uit begint te lopen.
Tip: vul een zakje met olie en bevestig dit met plakband
sluitend aan de huls; laat de kabel een nacht verticaal aan het
zakje hangen. Als u de kabel niet kunt smeren, moet hij
worden vervangen.
Gas- en chokekabel, hendellagers
•Verwijder het rechter zijdeksel van de hendelbehuizing (3
schroeven) en open de motorkap.
•Smeer de blootliggende uiteinden van de kabels met de
oliekan, ook die aan de kant van de motor.
•Zet de bedieningshendels in de eindstanden en smeer
nogmaals.
Breng het zijdeksel weer aan op de hendelbehuizing.
Smeer de handremkabel
Haal de rubberen bescherming weg en smeer de kabel met
olie.
38 – Dutch
Storingsschema
ProbleemOorzaak
De motor start nietGeen brandstof in de brandstoftank
Lucht in het brandstofsysteem
Met verkeerde brandstof gevuld
Gloeisysteem buiten werking
Ernstige motorbeschadiging
De startmotor krijgt de motor niet rondAccu leeg
Slecht contact bij kabelaansluitingen van accupolen, contactslot of
startmotor
Aftakas (PTO) geactiveerd
Lucht in het brandstofsysteem
Zekering op of bij accu defect (2 ex. controleren)
Startslot defect
Parkeerrem niet geactiveerd
Parkeerremschakelaar defect of onjuist afgesteld
Defecte startmotor
De motor loopt onregelmatigDefecte overstromingsklep
Brandstoffilter verstopt
Het luchtfilter verstopt
Ventilatie van de brandstoftank verstopt
Lage aanvoerdruk
Losse brandstofdrukleiding (sproeierbuis)
Defecte inspuiter
Defecte inspuitpomp
Defecte toevoerpomp
Met verkeerde brandstof gevuld
Ernstige motorbeschadiging
Abnormale uitlaatrook
Zwarte rookOnjuiste brandstofhoeveelheid uit inspuitpomp
Defecte inspuiter
Onjuiste timing van inspuitpomp
Het luchtfilter verstopt
Blauwe rookTe hoog motoroliepeil
Ernstige motorbeschadiging
Witte rookAfdichting van cilinderdeksel kapot
Cilinderdeksel gebarsten
Te hoog motoroliepeil
De motor lijkt zwakHet luchtfilter verstopt
Lucht in het brandstofsysteem
Brandstoffilter verstopt
Defecte overstromingsklep
Lage aanvoerdruk
Defecte toevoerpomp
Onjuiste timing van inspuitpomp
Ernstige motorbeschadiging
Dutch – 39
Storingsschema
De motor raakt oververhitDe motor overbelast
Te laag koelvloeistofpeil
Luchtinlaat of koelflenzen verstopt
Ventilator beschadigd
Te weinig of geen olie in de motor
Defect koelerdeksel
Aandrijfriem van koelvloeistofpomp gebroken
De accu wordt niet opgeladenEen of meer cellen kapot
Slecht contact bij de kabelaansluitingen van de accupolen
Defecte generator
Gebroken of slippende generatorriem
Breuk in leidingen naar generator
Slecht onderhouden accu
Accu gesulfateerd
Machine triltDe messen zitten los
Beschadigde cardankoppeling
De motor zit los
Hydraulische pomp zit los
Beschadigd steunlager van aftakas
Hoekoverbrenging zit los
Motor werkt niet met alle cilinders
Poelie los of lager in maai-inrichting versleten
Onbalans tussen een of meer messen, veroorzaakt door schade of
slechte balancering na het slijpen
Ongelijkmatig maairesultaatMessen bot
Maaikast scheef afgesteld
Lang of nat gras
Grasopeenhoping onder de kap
Verschillende spanning in de banden aan de rechter en linker kant
Ongelijke bandendruk op zwenkwielen
Te hoge rijsnelheid
Te laag motortoerental
Riem van maai-inrichting slipt
Riem van aftakas slipt
Te lage maaihoogte
40 – Dutch
ELEKTRISCH SYSTEEM
Nummers verwijzen naar:
1Schakelaar voor verlichting
2Instrumentenpaneel
3Verlichting
4Urenteller
5Ontstekingsslot
6Inductieve sensor, parkeerrem
7Schakelaar voor het stopcontact
8Stopcontact
9Aansluitingskastje
10Stoelschakelaar
11Hoofdzekering, 125 A
Dutch – 41
ELEKTRISCH SYSTEEM
Bedradingsschema P 520D
42 – Dutch
ELEKTRISCH SYSTEEM
Dutch – 43
ELEKTRISCH SYSTEEM
44 – Dutch
ELEKTRISCH SYSTEEM
Dutch – 45
ELEKTRISCH SYSTEEM
46 – Dutch
ELEKTRISCH SYSTEEM
Dutch – 47
ELEKTRISCH SYSTEEM
Bedradingsschema P525 D
48 – Dutch
ELEKTRISCH SYSTEEM
Dutch – 49
ELEKTRISCH SYSTEEM
50 – Dutch
ELEKTRISCH SYSTEEM
Dutch – 51
ELEKTRISCH SYSTEEM
52 – Dutch
ELEKTRISCH SYSTEEM
Dutch – 53
Stallen
Winterstalling
Aan het eind van het maaiseizoen moet de zitmaaier
onmiddellijk in orde worden gemaakt voor stalling, ook als
deze langer dan 30 dagen niet gebruikt gaat worden.
Brandstof die lang ongebruikt blijft (30 dagen of meer), kan
plakkerig bezinksel afgeven die de werking van de motor
stoort.
Een brandstofstabilisator is een acceptabel alternatief als het
erom gaat kleverige afzettingen tijdens de stalling te
voorkomen. Voeg stabilisator toe aan de brandstof in de tank
of het opbergreservoir. Gebruik altijd de mengverhouding die
door de fabrikant van de stabilisator wordt aangegeven. Laat
de motor minstens 10 minuten draaien nadat u de stabilisator
heeft toegevoegd.
Om de zitmaaier klaar te maken voor stalling, deze stappen
volgen:
1Maak de zitmaaier zorgvuldig schoon, in het bijzonder
onder de maaikast. Herstel lakbeschadigingen om
roestaanvallen te voorkomen.
2Inspecteer de zitmaaier op beschadigde of versleten
onderdelen en draai indien nodig losse bouten en moeren
vast.
3Ververs de olie in de motor, zorg dat de afgewerkte olie
een goede bestemming krijgt.
4Vul de brandstoftank.
5Smeer alle smeernippels, gewrichten en assen.
6Verwijder de accu. Maak deze schoon, laad hem op en
bewaar hem op een koele plaats.
7Stal de zitmaaier schoon en droog en breng een
bedekking aan als extra bescherming.
Beschermkap
Om uw machine te beschermen tijdens stalling of transport is
een hoes verkrijgbaar. Neem contact op met uw dealer voor
een demonstratie.
Service
Het laagseizoen is de meest geschikte tijd om service uit te
voeren of de machine na te kijken om een grote
functiebetrouwbaarheid tijdens het hoogseizoen te
waarborgen.
Bij het bestellen van reserve-onderdelen moet het jaar van
aankoop van de zitmaaier en het model-, type- en
serienummer worden vermeld.
Er moeten altijd originele reserve-onderdelen worden
gebruikt.
Een jaarlijkse inspectie door een erkende servicedealer is
een goede manier om ervoor te zorgen dat uw zitmaaier ook
het volgende seizoen optimaal werkt.
!
WAARSCHUWING! Sla een machine met
brandstof in de tank nooit binnen of in een
slecht geventileerde ruimte op waar
brandstofdampen in aanraking kunnen
komen met open vuur, vonken of een
controlelampje zoals in een
verwarmingsketel, heetwatertank of
wasdroger. Hanteer de brandstof met
voorzichtigheid. Deze is zeer snel
ontvlambaar en onachtzaam gebruik kan
zwaar persoonlijk letsel en schade aan
eigendommen veroorzaken. Tap de
brandstof af in een goedgekeurd reservoir
buitenshuis en op geruime afstand van open
vuur. Gebruik nooit benzine voor het
reinigen. Gebruik in plaats daarvan
ontvettingsmiddel en warm water.
54 – Dutch
TECHNISCHE GEGEVENS
Opm. 1: Het aangegeven nominale vermogen van de motor heeft betrekking op het gemiddelde nettovermogen (bij het opgegeven toerental) van een typische
productiemotor voor het betreffende motormodel, gemeten volgens de SAE-norm J1349/ISO 1585. In massa geproduceerde motoren kunnen een afwijkende waarde
geven. Het werkelijk geleverde vermogen van de geïnstalleerde motor op de uiteindelijke machine hangt af van de bedrijfssnelheid, de omgevingscondities en andere
waarden.
P 520DP 525D
Afmetingen
Lengte zonder element, cm/in208 / 81,9211 / 83.07
Breedte zonder element, cm/in111 / 44.1114 / 44.88
Hoogte, cm/ft129 / 50,8133 / 52.4
Rijklaar gewicht zonder maaielement, kg/lb625 / 1378665 / 1466
Wielbasis, cm/in106 / 41.7106 / 41.7
Bandenmaat18 x 8,5 x 820x10x10
Bandenspanning achter en voor, kPa / bar / PSI150/1,5/22150/1,5/22
Motor
Fabrikaat/ModelKubota D902Kubota D1105
Nominaal uitgangsvermogen motor, kW (zie
opmerking 1)
14,517,8
Cilinderinhoud, cm
3
/cu.in898 / 54.81123 / 68.5
Brandstof, het laagste oktaangehalte loodvrij
min. 45 Cetaan 2,0–4,5 cSt bij 40°C
0,835–0,855 kg/l zwavel < 0,2w%
min. 45 Cetaan 2,0–4,5 cSt bij 40°C
0,835–0,855 kg/l zwavel < 0,2w%
Tankinhoud, liter/USqt25 / 6.625 / 6.6
Olie, klasse API CD of beterSAE 10W/40SAE 10W/40
Hoeveelheid olie incl. filter3,3/3,53,3/3,5
Olieinhoud excl. filter, liter/USqt3,0/3,23,0/3,2
Max. motortoerental, t/min30003000
StartenElektrischElektrisch
Elektrisch systeem
Type12 V, min geaard12 V, min geaard
Accu12 V, 62 Ah12 V, 62 Ah
Hoofdzekering, A125125
Voedingszekering printkaart, A5050
Lampen, halogeen2x12V 20W2x12V 20W
Koelsysteem
Volume koelsysteem, l/USqt3,7/3,93,7/3,9
Antivriesvloestof≥ 50% glycol≥ 50% glycol
Hydraulisch systeem
Max. werkdruk, bar / psi120 / 1740120 / 1740
Volume hydraulische tank, l/USqt8/8,58/8,5
Volume hydraulisch systeem, l/USqt13/13,713/13,7
Transmissie
FabrikaatKanzaki KTM 23Kanzaki KTM 23
Olie, klasse API SM, ACEA A3/B4SAE 10W/50 SyntheticSAE 10W/50 Synthetic
Opm. 2: Emissie van geluid naar de omgeving gemeten als geluidsvermogen (L
WA
) volgens EG-richtlijn 2000/14/EG.
Opm. 3: Geluidsdrukniveau volgens EN 836. De gerapporteerde gegevens voor het geluidsdrukniveau vertonen een typische statistische spreiding (standaardafwijking)
van 1,2 dB (A).
Opm. 4: Trillingsniveau volgens EN 836. De gerapporteerde gegevens voor het trillingsniveau vertonen een typische statistische spreiding (standaardafwijking) van 0,2
m/s
2
(stuurwiel) en 0,8 m/s
2
(stoel).
EG-verklaring van overeenstemming (Alleen geldig voor Europa)
Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, telefoon: +46-36-146500, verklaart hierbij dat de zitmaaier Husqvarna P 520D en
P 525D met een serienummer uit het jaar 2012 en verder (het jaar met daaropvolgend een serienummer wordt duidelijk
aangegeven op het productplaatje), in overeenstemming is met de voorschriften in de RICHTLIJN VAN DE RAAD:
van 17 mei 2006 "betreffende machines" 2006/42/EG
van 15 december 2004 ”betreffende elektromagnetische compatibiliteit” 2004/108/EEC.
van 8 mei 2000 ”betreffende geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis” 2000/14/EG.
De volgende geharmoniseerde normen zijn van toepassing: EN ISO 12100-2, EN-836.
Aangemelde instantie: 0404, SMP Svensk Maskinprovning AB, Fyrisborgsgatan 3, SE-754 50 Uppsala, heeft rapporten
opgesteld inzake een beoordeling van de overeenstemming met bijlage VI van Richtlijn 2000/14/EG van de Raad van 8 mei 2000
betreffende "de geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis".
De certificaten hebben nummer: 01/901/165, 01/901/166
Huskvarna, 9 april 2012
Claes Losdahl, Manager R/Tuinproducten (erkende vertegenwoordiger voor Husqvarna AB en verantwoordelijk voor technische
Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.
Product:
Spelregels forum
Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:
lees eerst de handleiding door;
controleer of uw vraag al eerder door iemand anders is gesteld;
probeer uw vraag zo duidelijk mogelijk te stellen;
heeft u een probleem en al geprobeerd om dit op te lossen, vermeld dit erbij aub;
heeft u een oplossing gekregen van een bezoeker dan horen wij dat graag in dit forum;
wilt u een reactie geven op een vraag of antwoord, gebruik dan niet dit formulier maar klik op de knop 'reageer op deze vraag';
uw vraag wordt direct op de website gezet; vermijd daarom persoonlijke gegevens in te vullen;
Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.
Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.
Abonneren
Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Husqvarna P520D bij:
nieuwe vragen en antwoorden
nieuwe handleidingen
U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.
Ontvang uw handleiding per email
Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Husqvarna P520D in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.
De handleiding is 10,22 mb groot.
U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.
Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email
Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.
Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.
Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken
U heeft geen emailadres opgegeven
Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.
Uw vraag is op deze pagina toegevoegd
Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.