780493
9
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/176
Pagina verder
BEDIENINGSHANDLEIDING 2022
Norden 901
Artikelnr. 3402576nl
BESTE HUSQVARNA MOTORCYCLES-KLANT,
*3402576nl*
3402576nl
12/2021
BESTE HUSQVARNA MO TORCYCLES-KLANT,
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een Husqvarna-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern
en sportief voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 15) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 16)
Sleutelnummer ( pag. 15)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet wor-
den uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. Husqvarna Motorcycles GmbH houdt zich het recht voor tech-
nische gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen
en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder ver-
goeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model
zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. Husqvarna is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn
voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2021 Husqvarna Motorcycles GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met
schriftelijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
Husqvarna Motorcycles past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwa-
liteitsmanagementsnorm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: V-Management Service
Husqvarna Motorcycles GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
Norden 901 EU (F2803V1)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ................. 6
1.1 Gebruikte pictogrammen...................... 6
1.2 Gebruikte formatteringen...................... 6
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................... 7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik ...... 7
2.2 Onjuist gebruik...................................... 7
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ........................ 7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen......... 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties......... 8
2.6 Veilig gebruik ........................................ 8
2.7 Beschermende kleding ......................... 9
2.8 Werkinstructies ..................................... 9
2.9 Milieu..................................................... 9
2.10 Bedieningshandleiding........................ 10
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN..................... 11
3.1 Fabrieksgarantie, garantie .................. 11
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ............. 11
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren.......................................... 11
3.4 Service ................................................ 11
3.5 Afbeeldingen....................................... 11
3.6 Klantenservice .................................... 12
4 AFBEELDING VOERTUIG................................ 13
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave)...................... 13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave)...................... 14
5 SERIENUMMERS............................................ 15
5.1 Voertuigidentificatiennummer............. 15
5.2 Typeplaatje ......................................... 15
5.3 Sleutelnummer.................................... 15
5.4 Motornummer ..................................... 16
5.5 Artikelnummer voorvork...................... 16
5.6 Artikelnummer schokdemper.............. 16
5.7 Artikelnummer stuurdemper ............... 16
6 BEDIENINGSELEMENTEN.............................. 17
6.1 Koppelingshendel ............................... 17
6.2 Remhendel.......................................... 17
6.3 Gashendel........................................... 17
6.4 Schakelaars links aan stuur ................ 17
6.4.1 Combinatieschakelaar.................... 17
6.4.2 Lichtschakelaar .............................. 18
6.4.3 Knop van de cruisecontrol ............. 18
6.4.4 Menutoetsen .................................. 19
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar.......... 20
6.4.6 Claxonknop .................................... 20
6.5 Schakelaars rechts aan stuur ............. 20
6.5.1 Startknop/noodstopschakelaar...... 20
6.6 Contact- en stuurslot.......................... 21
6.7 Stuur vergrendelen ............................. 21
6.8 Stuur ontgrendelen ............................. 21
6.9 Schakelaar extra koplamp .................. 22
6.10 Stopcontact voor elektrisch
toebehoren.......................................... 22
6.11 Tankdop openen................................. 22
6.12 Tankdop sluiten .................................. 23
6.13 Brandstofkranen ................................. 23
6.14 Opbergvak links openen..................... 24
6.15 Opbergvak links sluiten....................... 24
6.16 Opbergvak rechts openen .................. 25
6.17 Opbergvak rechts sluiten.................... 26
6.18 Boordgereedschap ............................. 26
6.19 Grepen ................................................ 26
6.20 Bagagedragerplaat ............................. 27
6.21 Zadelslot ............................................. 27
6.22 Voetsteun passagier ........................... 27
6.23 Versnellingshendel.............................. 27
6.24 Rempedaal.......................................... 28
6.25 Zijstandaard ........................................ 28
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT.................... 29
7.1 Gecombineerd instrument .................. 29
7.2 Activering en test ................................ 29
7.3 Waarschuwingen ................................ 30
7.4 Waarschuwing voor glad wegdek....... 30
7.5 Controlelampjes.................................. 31
7.6 Display ................................................ 32
7.7 Explorer display (optioneel)................. 33
7.8 Toerental............................................. 34
7.9 Schakelindicator ................................. 34
7.10 Snelheidsindicator .............................. 35
7.11 Weergave van de cruisecontrol .......... 35
7.12 Tijd ...................................................... 35
7.13 Omgevingslucht-
temperatuurindicator .......................... 36
7.14 RideModeweergave.......................... 36
7.15 ABSweergave .................................... 36
7.16 MTCweergave.................................... 36
7.17 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur....................... 37
7.18 Brandstofpeilweergave ....................... 37
7.19 Handgreepverwarming (optioneel)...... 38
7.20 Zadelverwarming (optioneel)............... 38
7.21 Favoritesweergave............................. 38
7.22 Navigationweergave .......................... 38
7.23 Callweergave ..................................... 39
7.24 Menu................................................... 39
7.24.1 Motorcycle ..................................... 39
INHOUDSOPGAVE
3
7.24.2 Ride Mode...................................... 40
7.24.3 ABS Mode ...................................... 41
7.24.4 MTC + MSR.................................... 41
7.24.5 Easy Shift ....................................... 42
7.24.6 Heating (optioneel) ......................... 42
7.24.7 Heating Grips (optioneel)................ 42
7.24.8 Heating Rider Seat (optioneel) ....... 43
7.24.9 Interface ......................................... 43
7.24.10 Throttle (optioneel) ......................... 43
7.24.11 Slip Adjuster (optioneel) ................. 44
7.24.12 Bike Info ......................................... 45
7.24.13 Bike Info ......................................... 45
7.24.14 Trip Info .......................................... 45
7.24.15 Trip 1 .............................................. 45
7.24.16 Trip 2 .............................................. 46
7.24.17 Audio (optioneel) ............................ 46
7.24.18 Settings .......................................... 47
7.24.19 Favorites......................................... 48
7.24.20 FavoritesAnzeige 14..................... 48
7.24.21 Quick Selector Up .......................... 48
7.24.22 Quick Selector Down...................... 49
7.24.23 Ride Husqvarna (optioneel) ............ 49
7.24.24 Bluetooth (optioneel) ...................... 49
7.24.25 Phone Pairing (optioneel) ............... 50
7.24.26 Riders Headset (optioneel)............. 51
7.24.27 Headset Type (optioneel) ............... 52
7.24.28 Shift Light ....................................... 52
7.24.29 Shift Light State.............................. 53
7.24.30 Shift Light RPM1 ............................ 53
7.24.31 Shift Light RPM2 ............................ 53
7.24.32 Clock & Date .................................. 54
7.24.33 Clock Format.................................. 54
7.24.34 Date Format ................................... 54
7.24.35 Units ............................................... 55
7.24.36 Distance ......................................... 55
7.24.37 Temperature................................... 55
7.24.38 Pressure ......................................... 56
7.24.39 Consumption.................................. 56
7.24.40 Language........................................ 56
7.24.41 Extra Functions .............................. 57
7.24.42 Tijd en datum instellen ................... 57
8 ERGONOMIE................................................... 59
8.1 Bestuurderszadel instellen.................. 59
8.2 Stuurpositie......................................... 59
8.3 Stuurpositie instellen ....................... 59
8.4 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen............................................... 60
8.5 Uitgangspositie van de remhendel
instellen............................................... 61
8.6 Rempedaalvlak instellen ..................... 61
8.7 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ........................................... 61
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.......................................... 62
8.9 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ............ 63
9 INBEDRIJFSTELLING...................................... 64
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling.................................... 64
9.2 Motor inrijden...................................... 65
9.3 Voertuig beladen................................. 65
10 RIJ-INSTRUCTIES........................................... 67
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling.................................... 67
10.2 Voertuig starten................................... 67
10.3 Optrekken ........................................... 68
10.4 Easy Shift............................................ 69
10.5 Schakelen, rijden ................................ 69
10.6 MSR .................................................... 72
10.7 Afremmen ........................................... 72
10.8 Stoppen, parkeren .............................. 74
10.9 Transporteren ..................................... 75
10.10 Wegslepen bij pech ............................ 75
10.11 Brandstof tanken ................................ 76
11 SERVICESCHEMA .......................................... 78
11.1 Extra informatie................................... 78
11.2 Verplichte werkzaamheden................. 78
11.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 79
12 CHASSIS AFSTELLEN .................................... 80
12.1 Voorvork/schokdemper ...................... 80
12.2 Ingaande demping voorvork
instellen............................................... 80
12.3 Uitgaande demping voorvork
instellen............................................... 81
12.4 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen........................ 81
12.5 Veervoorspanning schokdemper
instellen ........................................... 82
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS......... 83
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ............................................ 83
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen ................................................. 83
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ............................................ 83
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen..... 84
13.5 Buddyseat verwijderen ....................... 84
13.6 Buddyseat monteren .......................... 85
INHOUDSOPGAVE
4
13.7 Bestuurderszadel verwijderen ............ 85
13.8 Bestuurderszadel monteren................ 85
13.9 Kettingvervuiling controleren .............. 86
13.10 Ketting reinigen................................... 86
13.11 Kettingspanning controleren............... 87
13.12 Kettingspanning instellen.................... 88
13.13 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............... 89
13.14 Zijbekleding links demonteren............ 91
13.15 Zijbekleding links monteren................ 91
13.16 Zijbekleding rechts demonteren ......... 91
13.17 Zijbekleding rechts monteren ............. 92
13.18 Accuafdekking demonteren................ 92
13.19 Accuafdekking monteren.................... 93
13.20 Brandstoftankspoiler midden
demonteren......................................... 93
13.21 Brandstoftankspoiler midden
monteren............................................. 94
13.22 Brandstoftankspoiler links
demonteren......................................... 94
13.23 Brandstoftankspoiler links
monteren............................................. 95
13.24 Brandstoftankspoiler rechts
demonteren......................................... 96
13.25 Brandstoftankspoiler rechts
monteren............................................. 96
13.26 Spatbord voor demonteren ................ 97
13.27 Spatbord voor monteren..................... 97
13.28 Vuilschrapers vorkpoten reinigen .... 98
13.29 Windscherm demonteren ................... 98
13.30 Windscherm monteren........................ 99
13.31 Brandstoftankbekleding links
demonteren......................................... 99
13.32 Brandstoftankbekleding links
monteren........................................... 100
13.33 Brandstoftankbekleding rechts
demonteren....................................... 100
13.34 Brandstoftankbekleding rechts
monteren........................................... 101
13.35 Motorbescherming demonteren ....... 101
13.36 Motorbescherming monteren ........... 102
14 REMSYSTEEM .............................................. 103
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)............... 103
14.2 Remschijven controleren .................. 104
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren........................................ 105
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ......................................... 105
14.5 Remplaketten van de voorwielrem
controleren........................................ 106
14.6 Vrije slag rempedaal controleren ...... 107
14.7 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren........................................ 107
14.8 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ......................................... 108
14.9 Remplaketten achterwielrem
controleren........................................ 109
15 WIELEN, BANDEN......................................... 111
15.1 Voorwiel demonteren .................... 111
15.2 Voorwiel monteren ........................ 112
15.3 Achterwiel demonteren ................. 113
15.4 Achterwiel monteren ..................... 115
15.5 Demperpakkingen van de
achterwielnaaf controleren ............ 116
15.6 Bandentoestand controleren ............ 117
15.7 Bandenspanning controleren............ 118
15.8 Spaakspanning controleren.............. 119
15.9 Bandensysteem zonder
binnenbanden ................................... 119
15.10 Gebruik van
bandenreparatiespray....................... 120
16 ELEKTRONICA .............................................. 121
16.1 12V-accu demonteren .................. 121
16.2 12V-accu monteren ...................... 122
16.3 12V-accu laden ............................. 124
16.4 Hoofdzekering vervangen................. 125
16.5 ABSzekeringen vervangen............... 126
16.6 Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen .... 127
16.7 Koplampinstelling controleren .......... 129
16.8 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen.............................. 129
16.9 Instelling extra koplamp
controleren........................................ 130
16.10 Lichtbundelbreedte van de extra
koplamp instellen.............................. 130
16.11 Diagnosestekker ............................... 131
16.12 ACC1 en ACC2 vooraan ................... 131
16.13 ACC1 en ACC2 achterzijde............... 131
17 KOELSYSTEEM............................................. 133
17.1 Koelsysteem ..................................... 133
17.2 Koelmiddelpeil in het
compensatiereservoir controleren .... 133
17.3 Koelmiddelpeil in
compensatiereservoir corrigeren ...... 134
18 MOTOR AFSTELLEN..................................... 136
18.1 Ride Mode ........................................ 136
18.2 Motorfietstractiecontrole (Bochten-
MTC) ................................................. 136
18.3 Slipaanpassing (optioneel)................ 137
INHOUDSOPGAVE
5
18.4 Throttle (optioneel)............................ 137
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR......... 138
19.1 Motoroliepeil controleren.................. 138
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven
reinigen ......................................... 138
19.3 Motorolie bijvullen............................. 140
19.4 Vrije slag aan de koppelingshendel
controleren........................................ 141
19.5 Vrije slag aan de koppelingshendel
instellen ......................................... 141
20 REINIGING, ONDERHOUD ........................... 142
20.1 Motorfiets reinigen............................ 142
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter ....................................... 143
21 STALLING...................................................... 145
21.1 Stalling .............................................. 145
21.2 Inbedrijfstelling na stalling ................ 146
22 OPSPOREN VAN FOUTEN ........................... 147
23 TECHNISCHE GEGEVENS............................ 149
23.1 Motor ................................................ 149
23.2 Aanhaalmomenten motor ................. 150
23.3 Vulhoeveelheden............................... 153
23.3.1 Motorolie ...................................... 153
23.3.2 Koelmiddel ................................... 153
23.3.3 Brandstof...................................... 153
23.4 Chassis ............................................. 153
23.5 Elektronica ........................................ 154
23.6 Banden.............................................. 154
23.7 Voorvork............................................ 155
23.8 Schokdemper ................................... 155
23.9 Aanhaalmomenten chassis............... 156
24 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................... 161
24.1 Verklaringen van
overeenstemming ............................. 161
24.2 Landspecifieke verklaring van
overeenstemming ............................. 161
24.3 Landspecifieke verklaringen van
overeenstemming (CCU-2) ............... 162
25 GEBRUIKSSTOFFEN .................................... 163
26 HULPSTOFFEN............................................. 165
27 NORMEN....................................................... 166
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN......................... 167
29 LIJST MET AFKORTINGEN........................... 168
30 LIJST MET SYMBOLEN ................................ 169
30.1 Rode pictogrammen ......................... 169
30.2 Gele of oranje pictogrammen ........... 169
30.3 Groene en blauwe pictogrammen .... 169
INDEX .................................................................... 170
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
6
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen.
Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde
Husqvarna Motorcycles-garage. Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde
vakkundige medewerkers met het benodigde speciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vakter-
men die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Het voertuig is zo ontworpen en gebouwd, dat het kan worden gebruikt bij normale belastingen tijdens het rij-
den over de weg en op eenvoudig terrein (niet-geasfalteerde wegen). Dit voertuig is niet geschikt voor gebruik
op racecircuits.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifi-
caties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in
de tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschu-
wingsstickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze
ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet
de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten
werking is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die
uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen
van het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor
zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot
gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig
zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als
deze voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebrui-
ken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste
rijbewijs vereist.
Storingen die de veiligheid beïnvloeden, moeten onmiddellijk door een geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-
garage worden verholpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen als-
mede broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert Husqvarna Motorcycles om het voertuig uitsluitend met geschikte bescher-
mende kleding te gebruiken.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of trans-
pondersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig,
maar kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lager-
trekker (15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansie-
schroeven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe
onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van
de fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel
aanbrengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen
en conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal
gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen, bestaat er geen
wettelijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-
dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat
rijden. In de bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger
maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel
kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-dealer als u meer over het voertuig wilt
weten of als tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-dealer en
op de husqvarna Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde Husqvarna Motorcyclesdealer kan
ook een afgedrukt exemplaar worden besteld.
Internationale Husqvarna Motorcycles-website: www.husqvarna-motorcycles.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde Husq-
varna Motorcycles-garage worden uitgevoerd en moeten in het Husqvarna Motorcycles Dealer.net worden
bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of
wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door Husqvarna Motorcycles zijn
vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage monte-
ren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is Husqvarna niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-dealer adviseert u graag.
Het actuele Husqvarna Motorcycles Technische Zubehör voor uw voertuig vindt u op de
Husqvarna Motorcycles-website.
Internationale Husqvarna Motorcycles-website: www.husqvarna-motorcycles.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de
in de bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het
chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals bij sterke regen, hoge tempera-
turen of met zware bagage, kunnen onderdelen zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duide-
lijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-
interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtne-
ming daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor
de betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd.
Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
12
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over
Husqvarna Motorcycles.
De lijst met geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-dealers vindt u op de Husqvarna Motorcycles-website.
Internationale Husqvarna Motorcycles-website: www.husqvarna-motorcycles.com
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V02424-01
1Koppelingshendel ( pag. 17)
2Zadelslot ( pag. 27)
3Grepen ( pag. 26)
4Opbergvak links
5Voetsteun passagier ( pag. 27)
6Zijstandaard ( pag. 28)
7Bestuurdersvoetsteunen
8Versnellingshendel ( pag. 27)
4 AFBEELDING VOERTUIG
14
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V02425-01
1Opbergvak rechts
2Lichtschakelaar ( pag. 18)
2Menutoetsen ( pag. 19)
2Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 20)
2Claxonknop ( pag. 20)
3Tankdop
4Stopcontact voor elektrisch toebehoren ( pag. 22)
5Startknop/noodstopschakelaar ( pag. 20)
6Remhendel ( pag. 17)
7Kijkglas motorolie
8Rempedaal ( pag. 28)
SERIENUMMERS 5
15
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402324-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
F01880-10
Het typeplaatje 1is op het frame links aangebracht.
Het typeplaatje Australië 2is op het frame rechts aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
F01413-10
Sleutelnummer 1staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te
bestellen. De KEYCODECARD op een veilig plaats bewa-
ren.
5 SERIENUMMERS
16
5.4 Motornummer
H01047-10
Het motornummer 1is op het motorhuis boven gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenzijde van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402339-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is op het bovenste
deel van de schokdemper aangebracht.
5.7 Artikelnummer stuurdemper
F01881-10
Het artikelnummer van de stuurdemper 1is in de onderkant
van de stuurdemper gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.1 Koppelingshendel
V02346-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aan-
gebracht.
6.2 Remhendel
V02347-10
De remhendel 1is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Gashendel
V02348-10
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is aan de linkerkant van het stuur aan-
gebracht.
V02349-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1Lichtschakelaar ( pag. 18)
2Knop van de cruisecontrol ( pag. 18)
3Menutoetsen ( pag. 19)
4Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 20)
5Claxonknop ( pag. 20)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.4.2 Lichtschakelaar
F01886-10
De lichtschakelaar 1is links op de combinatieschakelaar aan-
gebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand A. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand Ctrekken.
6.4.3 Knop van de cruisecontrol
V01193-10
De knop van de cruisecontrol 1is links op de combinatiescha-
kelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Knop van cruisecontrol in de uitgangspositie.
Knop van de cruisecontrol naar links gedrukt. In deze
stand wordt de cruisecontrol in- en uitgeschakeld. De
bedrijfstoestand wordt op het gecombineerde instrument
weergegeven.
Knop van de cruisecontrol kort naar boven gedrukt. De
als laatste opgeslagen snelheid wordt weer bereikt en aan-
gehouden. Elke keer dat de schakelaar wordt aangetikt,
wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verhoogd.
Knop van de cruisecontrole naar boven gedrukt houden.
De doelsnelheid neemt stapsgewijs toe met 5 km/h of
5 mph.
Knop van de cruisecontrol kort naar beneden gedrukt.
De cruisecontrol wordt geactiveerd en de actuele snelheid
wordt aangehouden. Elke keer dat de schakelaar wordt aan-
getikt, wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verlaagd.
Knop van de cruisecontrol naar beneden gedrukt gehou-
den. De doelsnelheid neemt stapsgewijs af met 5 km/h of
5 mph.
Info
Na activering van de cruisecontrol kan de gashendel in
de uitgangspositie teruggedraaid worden. De gekozen
snelheid blijft behouden.
Als de doelsnelheid door verdraaien van de gashendel
voor minder dan 30 seconden wordt overschreden, blijft
de cruisecontrol geactiveerd.
Om de cruisecontrol uit te schakelen, schakelaar van cruisecon-
trol naar links drukken.
De cruisecontrol wordt bovendien in de onderstaande situaties
gedeactiveerd:
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
bediening van de remhendel
bediening van het rempedaal
bediening van de koppelingshendel
Dichtdraaien van de gashendel tot voorbij de uitgangspositie
regeling van de motorfietstractiecontrole (MTC)
slip aan het achterwiel of omhoog komend voorwiel
optreden van een fout die de functie van de cruisecontrol
beïnvloedt
overschrijden van de doelsnelheid bij een inhaalmanoeuvre
gedurende meer dan 30 seconden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe cruiscontrol-functie is niet
voor alle rijsituaties geschikt.
De gekozen doelsnelheid wordt onderschreden als op
een helling het motorvermogen niet voldoende is.
De gekozen doelsnelheid wordt overschreden als op
een helling de motorremwerking niet voldoende is.
Gebruik de cruisecontrol-functie niet op wegen met
veel bochten.
Gebruik de cruisecontrol-functie niet op een glad
wegdek (bijvoorbeeld regen, ijs, sneeuw), bij slecht
zicht of op een onverharde ondergrond (bijvoorbeeld
zand, stenen, grind).
Gebruik de cruisecontrol-functie niet als de verkeers-
situatie geen constante snelheid toelaat.
De functie cruisecontrol is alleen beschikbaar wanneer de motor-
fietstractiecontrole (MTC) is geactiveerd.
Wanneer de tractiecontrole van de motorfiets (MTC) wordt uitge-
schakeld, wordt ook de cruisecontrol uitgeschakeld.
De cruisecontrol kan tijdens een sterke acceleratie niet worden
geactiveerd.
De functie cruisecontrol kan alleen in de 2e, 3e, 4e, 5e en 6e ver-
snelling worden geactiveerd.
Het regelbereik loopt van 30 tot 160 km/h of van 18 tot 98 mph.
6.4.4 Menutoetsen
V02350-10
De menuknoppen zijn centraal op de gecombineerde schakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets 1is de UPtoets.
Toets 2is de DOWNtoets.
Toets 3is de SETtoets.
Toets 4is de BACKtoets.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar
V02350-11
De richtingaanwijzerschakelaar 1is op de combinatieschake-
laar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzer-
schakelaar naar rechts geschakeld. De richtingaan-
wijzerschakelaar springt na het schakelen terug in de
middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de rich-
tingaanwijzerschakelaar richting het schakelaarhuis duwen.
6.4.6 Claxonknop
V02350-12
De claxonknop 1is op de gecombineerde schakelaar links aan-
gebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Startknop/noodstopschakelaar
V02351-10
De startknop/noodstopschakelaar 1is rechts op de combina-
tieschakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop/noodstopschakelaar uit (bovenste stand)
In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stil-
staande motor kan niet worden gestart. Er verschijnt
een melding op het display.
Startknop/noodstopschakelaar aan (middelste stand)
Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het ont-
stekingscircuit is gesloten.
Startmotor aan (onderste stand) In deze stand
wordt de startmotor geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.6 Contact- en stuurslot
V02352-10
Het contact- en stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroon-
plaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in. De con-
tactsleutel kan eruit worden getrokken.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken en het stuur geblokkeerd.
De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
6.7 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur helemaal naar links draaien.
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar links draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
6.8 Stuur ontgrendelen
400731-01
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar rechts draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
6.9 Schakelaar extra koplamp
V02370-10
De schakelaar extra koplamp 1bevindt zich links naast het
gecombineerde instrument.
Info
Als het symbool op de schakelaar brandt, zijn de extra
koplampen ingeschakeld.
6.10 Stopcontact voor elektrisch toebehoren
V02353-10
Het stopcontact 1voor elektrische toebehoren is rechts naast
het gecombineerde instrument aangebracht.
Het is aangesloten op ontstekingsplus en gezekerd.
Stopcontact elektrische toebehoren
Spanning 12 V
Maximale
stroomopname
10 A
6.11 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
23
V02354-10
Afdekking 1op de brandstoftankdop omhoogklappen en
contactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij over-
belasting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de brandstoftankdop drukken om de contactsleutel te
ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop omhoogklappen.
6.12 Tankdop sluiten
V02355-01
Tankdop neerklappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok
in draaien tot het slot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar,
giftig en schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is geko-
men.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking neerklappen.
6.13 Brandstofkranen
V02356-10
Er bevindt zich een brandstofkraan 1aan iedere kant van de
brandstoftank.
Info
De brandstofkranen bevinden zich achter de brandstof-
tankbekledingen.
De brandstofkranen moeten tijdens het rijden altijd zijn
geopend.
De brandstofkranen worden alleen gesloten voor het ver-
wijderen van de brandstoftank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkranen gesloten Er kan geen niveaucompensatie
plaatsvinden en de brandstoftoevoer naar het smoorklep-
huis is gesloten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
24
Brandstofkranen geopend Er kan een niveaucompensatie
plaatsvinden en de brandstoftoevoer naar het smoorklep-
huis is geopend.
6.14 Opbergvak links openen
Werkzaamheden vooraf
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 91)
V02357-10
Hoofdwerkzaamheden
Afsluitrubber 1optillen en in het bereik Alosmaken.
Opbergvak openen.
6.15 Opbergvak links sluiten
V02358-10
Hoofdwerkzaamheden
Opbergvak sluiten.
Afsluitrubber 1optillen en in het bereik Abevestigen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
25
Werkzaamheden achteraf
Zijbekleding links monteren. ( pag. 91)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
6.16 Opbergvak rechts openen
Werkzaamheden vooraf
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 91)
V02359-10
Hoofdwerkzaamheden
Afsluitrubber 1optillen en in het bereik Alosmaken.
Opbergvak openen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
26
6.17 Opbergvak rechts sluiten
V02360-10
Hoofdwerkzaamheden
Opbergvak sluiten.
Afsluitrubber 1optillen en in het bereik Abevestigen.
Werkzaamheden achteraf
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 92)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
6.18 Boordgereedschap
V02361-10
In het opbergvak links of rechts bevindt zich het boordgereed-
schap 1.
6.19 Grepen
V02362-10
De grepen 1zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een passagier kan deze zich hieraan vasthou-
den.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
27
6.20 Bagagedragerplaat
V02362-11
De bagagedragerplaat 1bevindt zich achter het zadel.
Op de bagagedragerplaat kan de basisplaat van een koffersys-
teem (optioneel) worden bevestigd.
De bagagedragerplaat mag maximaal met het aangegeven
gewicht worden belast.
Maximaal toege-
stane belasting van
de bagagedrager-
plaat
5 kg
Info
Op de aanwijzingen van de kofferfabrikant letten.
6.21 Zadelslot
V02368-10
Het zadelslot 1bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
6.22 Voetsteun passagier
V02369-10
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder pas-
sagier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
6.23 Versnellingshendel
V01271-11
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
28
V01271-10
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e
versnelling.
6.24 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6.25 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstan-
daard worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is
actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
29
7.1 Gecombineerd instrument
V02176-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functiesegmenten.
1Controlelampjes ( pag. 31)
2Display
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenDelen van het gecombineerde instrument worden in bepaalde situaties
zeer heet.
Bij omgevingstemperaturen hoger dan 55 °C (131 °F), langere stilstand, bijvoorbeeld bij een verkeers-
licht of direct zonlicht, warmt vooral het display sterk op.
Raak het gecombineerde instrument in deze situaties niet met blote handen aan.
Draag geschikte beschermende kleding.
Als u zich heeft verbrand dient u de verbrande plek meteen onder lauwwarm water te houden.
7.2 Activering en test
V02178-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en alle controle-
lampjes branden kort in het kader van een functiecontrole.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang
de motor niet draait. Als de motor loopt en het
controlelampje storing brandt, volgens de
verkeersregels stoppen en contact opnemen met een
geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang
de motor niet draait. Wanneer de motor draait en het
waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk
volgens de geldende verkeersregels stoppen en de motor
afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het
TCcontrolelampje blijven branden tot een snelheid van
ca. 6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
7.3 Waarschuwingen
V02192-01
Waarschuwingen verschijnen in het midden van het display,
afhankelijk van hun relevantie krijgen ze een gele of rode
achtergrond.
Gele waarschuwingen tonen fouten of informatie die een snelle
interventie of aanpassing van de rijstijl vereisen.
Rode waarschuwingen tonen fouten of informatie die een onmid-
dellijke interventie vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige knop te drukken.
Alle bestaande waarschuwingen worden in het
submenu Warning weergegeven tot deze niet meer actief
zijn.
7.4 Waarschuwing voor glad wegdek
V02252-01
Het verschijnen van de waarschuwing voor glad wegdek wijst
op een verhoogd risico op gladde wegen.
De waarschuwing voor glad wegdek verschijnt op het dis-
play wanneer de omgevingstemperatuur onder de aangegeven
waarde is gedaald.
Temperatuur 4 °C
De waarschuwing voor glad wegdek verdwijnt weer van het
display wanneer de omgevingstemperatuur weer boven de aan-
gegeven waarde is gestegen.
Temperatuur 6 °C
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
31
Info
Wanneer de waarschuwing voor glad wegdek oplicht,
verschijnt ook de waarschuwing Ice Warning.
7.5 Controlelampjes
V02180-10
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor loopt en het con-
trolelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautori-
seerde Husqvarna Motorcycles-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet draait. Wanneer de motor draait
en het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stop-
pen en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TCcontrolelampje blijven branden tot een snelheid van ca.
6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
Controlelampje alarminstallatie brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de alarmin-
stallatie.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veilig-
heid is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een
geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje cruisecontrol brandt geel De functie cruisecontrol is ingeschakeld, maar
de cruisecontrol is niet actief.
Controlelampje cruisecontrol brandt groen De functie cruisecontrol is ingeschakeld en de
cruisecontrol is actief.
Waarschuwing glad ijs op het display actief De waarschuwingslamp brandt bij verhoogd
gevaar voor glad wegdek.
TC-controlelampje brandt/knippert geel MTC ( pag. 136) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage. Het TC-controlelampje knippert, als
MTC of MSR actief ingrijpen.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
7.6 Display
V02179-10
1Tijd ( pag. 35)
2Toerental ( pag. 34)
2Schakelindicator ( pag. 34)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
3Eenheid voor de toerentalindicatie
4Omgevingslucht-temperatuurindicator ( pag. 36)
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
33
5Favoritesweergave ( pag. 38)
6Handgreepverwarming (optioneel) ( pag. 38)
7Zadelverwarming (optioneel) ( pag. 38)
8Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 37)
9Eenheid voor de snelheidsindicatie
bk Snelheidsindicator ( pag. 35)
bl Bereikweergave
bm Brandstofpeilweergave ( pag. 37)
bn ABSweergave ( pag. 36)
bo RideModeweergave ( pag. 36)
bp MTCweergave ( pag. 36)
bq Versnellingsindicatie
7.7 Explorer display (optioneel)
V02186-10
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument bij geactiveerde rijmodus
Explorer (optioneel). Als het menu geopend is, worden verder de snelheid en de geselecteerde
versnelling weergegeven.
1Tijd ( pag. 35)
2Toerental ( pag. 34)
2Schakelindicator ( pag. 34)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
3Versnellingsindicatie
4Omgevingslucht-temperatuurindicator ( pag. 36)
5Favoritesweergave ( pag. 38)
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
6Throttle (optioneel) ( pag. 137)
7MTCweergave ( pag. 36)
8ABSweergave ( pag. 36)
9Handgreepverwarming (optioneel) ( pag. 38)
bk Zadelverwarming (optioneel) ( pag. 38)
bl Eenheid voor de toerentalindicatie
bm Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 37)
bn Bereikweergave
bo Brandstofpeilweergave ( pag. 37)
bp Slipaanpassing (optioneel) ( pag. 137)
bq Snelheidsindicator ( pag. 35)
br Eenheid voor de snelheidsindicatie
7.8 Toerental
V02182-01
Het toerental wordt in omwentelingen per minuut weergegeven.
7.9 Schakelindicator
V02185-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerentellermeter
resp. in het display geïntegreerd.
In het submenu Shift Light kan het toerental voor de schakelindi-
cator worden ingesteld. Tijdens de inrijfase (tot 1000 km/621 mi)
is de schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de schakelin-
dicator worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor RPM1
en RPM2 worden ingesteld. Bij RPM1 knippert de toerentalindi-
catie en bij RPM2 knippert het hele display geel.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme
motor na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
knippert altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
RPM1-
schakelindicator
knippert
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
35
RPM2 schakelindi-
cator
knippert en verandert van kleur
7.10 Snelheidsindicator
V02187-10
De snelheid wordt in het bereik 1van het display weergegeven.
De snelheid wordt in kilometer per uur km/h of in mijl per
uur mph weergegeven.
De eenheid van de snelheid kan in het menu Units worden
geconfigureerd.
7.11 Weergave van de cruisecontrol
V02189-10
De bedrijfstoestand van de geactiveerde cruisecontrol wordt in
het bereik 1van het display weergegeven.
De cruisecontrol wordt bestuurd met de
knop van cruisecontrol ( pag. 18).
Info
Als de functie cruisecontrol is ingeschakeld maar de crui-
secontrol niet actief is, brandt het controlelampje cruise-
control geel.
Als de functie cruisecontrol is ingeschakeld en de cruise-
control actief is, brandt het controlelampje cruisecontrol
groen.
7.12 Tijd
V02459-10
De tijd wordt in het gedeelte 1van het display weergegeven.
In alle talen kan de tijd in 24 uursformaat of 12 uursformaat wor-
den weergegeven.
Het formaat van de tijd kan in het menu Units worden geconfigu-
reerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de 12V-accu losgekop-
peld is geweest van het voertuig of als de zekering eruit is
gehaald.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
7.13 Omgevingslucht-temperatuurindicator
V02458-10
De omgevingstemperatuur wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
De omgevingstemperatuur wordt in °C of °F weergegeven.
In het menu Units kan de eenheid van de omgevingstemperatuur
worden geconfigureerd.
7.14 RideModeweergave
V02188-10
De ingestelde Ride Mode ( pag. 136) wordt in het bereik 1
van het display weergegeven.
In het menu Ride Mode kan de rijmodus worden geconfigureerd.
7.15 ABSweergave
V02190-10
De ingestelde ABS-modus wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
In het menu ABS Mode kan het ABS worden geconfigureerd.
7.16 MTCweergave
V02191-10
In het bereik 1van het display wordt weergegeven of MTC
( pag. 136) is in- of uitgeschakeld.
In het menu MTC + MSR kan de motorfiets-tractiecontrole wor-
den in- of uitgeschakeld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
37
7.17 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
V02195-01
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat een balk.
Hoe verder de balk gevuld is, des te heter is de koelvloeistof.
Bij een koelmiddeltemperatuur van 120 °C wordt de noodloop-
modus automatisch ingeschakeld.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de
motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltem-
peratuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld
koelsysteem.
Info
Als de koelmiddel-temperatuurindicatie HOT aangeeft,
begint de weergave aanvullend te knipperen.
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
Mogelijke toestanden
Motor koud Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft LOW
aan.
Motor warm Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft O.K.
aan.
Motor heet Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft HOT
aan.
7.18 Brandstofpeilweergave
V02196-01
De brandstofpeilweergave bestaat uit de reikwijdteweergave en
een balk. Hoe verder de balk is gevuld, des te meer brandstof
zich in de brandstoftank bevindt
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het
laatste segment rood en verschijnt bovendien de waar-
schuwing Low Fuel.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens
het rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets ver-
traagd weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopscha-
kelaar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave
niet geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopscha-
kelaar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas
na 2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
38
7.19 Handgreepverwarming (optioneel)
V02197-10
De status van de greepverwarming wordt in het bereik 1van
het display weergegeven.
De handgreepverwarming kan in het menu Heating worden
geconfigureerd.
7.20 Zadelverwarming (optioneel)
V02198-10
De status van de zadelverwarming wordt in het bereik 1van
het display weergegeven.
De zadelverwarming kan in het menu Heating worden geconfigu-
reerd.
Info
Het verwarmingsniveau van de buddyseatverwarming
(optioneel) kan door een schakelaar naast de rechter
handgreep worden geregeld.
7.21 Favoritesweergave
V02199-10
In de Favoritesweergave worden tot vier informatieteksten
weergegeven.
In het menu Favorites kan de Favoritesweergave vrij worden
geconfigureerd.
7.22 Navigationweergave
V02201-01
De Navigation-weergave verschijnt bij geactiveerde navigatie-
functie.
In de Navigationweergave worden de richtingspijl, de afstand
tot de bestemming, de geschatte aankomsttijd van de mobiele
telefoon, de afstand tot het volgende wegpunt en de straatnaam
weergegeven.
Info
Als de visuele navigatie is geactiveerd, verdwijnt de Favo-
ritesweergave.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
39
7.23 Callweergave
V02202-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kop-
telefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat u
het overige verkeer nog kunt horen.
De Callweergave verschijnt bij binnenkomende resp. actieve
oproepen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep aangenomen.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Door de UP-knop in te drukken, wordt het volume verhoogd.
Door de DOWN-knop in te drukken,wordt het volume verlaagd.
Info
De wijziging van het audiovolume met de gecombineerde
schakelaar kan niet met elke mobiele telefoon worden uit-
gevoerd.
Belduur en contactpersoon worden weergegeven. Afhan-
kelijk van de instelling van de mobiele telefoon wordt de
contactpersoon met naam weergegeven.
Bij actieve telefonie kan niet in het menu worden genavi-
geerd.
7.24 Menu
F01784-10
Info
Om het menu te openen op het startscherm op
de SETknop 1drukken.
Met de UP-knop 2of de DOWN-knop 3in het menu
navigeren.
Door de BACK-knop 4in te drukken springt de menus-
tructuur een stap terug resp. wordt het menu gesloten.
7.24.1 Motorcycle
V02206-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In Motorcycle kunnen de rijmodus, de ABS-modus, de tractie-
controle, de motorsleepkoppelregeling, de Easy Shift, de zadel-
verwarming, de handgreepverwarming en de interface worden
ingesteld.
Bij geactiveerde Ride Mode Explorer (optioneel) kan bovendien
de karakteristiek van de gasrespons en slip van het achterwiel
worden geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
40
7.24.2 Ride Mode
V02211-01
Voorwaarden
Startknop/noodstopschakelaar aan (middelste stand) Deze
stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontstekingscircuit is
gesloten. ( pag. 20)
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rij-
modus bemoeilijkt de controle over het voertuig aan-
zienlijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde
omstandigheden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de
ondergrond, het weer en de rijsituatie.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, kan de Ride Mode worden
geselecteerd. Hierdoor worden op elkaar afgestemde instel-
lingen van motor en motorfietstractiecontrole gewijzigd.
Voorgeschreven waarde
Rijmodi Street en Rain alleen op asfalt gebruiken.
Rijmodi Offroad en Explorer (optioneel) alleen op onver-
harde wegen gebruiken.
Street - Gehomologeerd vermogen met evenwichtige
respons, de motorfiets-tractiecontrole laat een normale
slip aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus is
actief.
Rain - Gereduceerd gehomologeerd vermogen met zeer
zachte respons voor betere rijbaarheid bij te geringe grip,
de motorfiets-tractiecontrole laat weinig slip aan het ach-
terwiel toe. De antiwheeliemodus is actief.
Offroad - Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid op onverharde wegen, de motorfiets-
tractiecontrole laat een hoge slip aan het achterwiel toe.
De antiwheeliemodus is gedeactiveerd.
Explorer (optioneel) Instelling met gehomologeerd ver-
mogen en uiterst directe respons. De motorfietstractie-
controle en de karakteristiek van de gasrespons kunnen
individueel worden ingesteld. De antiwheeliemodus is
gedeactiveerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
41
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
7.24.3 ABS Mode
V02212-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS Mode is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen
ABS-modus bemoeilijkt de controle over het voertuig
aanzienlijk.
De ABS-modi zijn telkens slechts voor bepaalde
omstandigheden geschikt.
Kies altijd een ABS-modus die bij de ondergrond
past.
Door de SET-knop in te drukken, de gewenste ABS-modus
selecteren.
Info
De ABSmodus kan tijdens het rijden worden gewis-
seld.
Tijdens de selectie geen gas geven.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Offroad actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet
meer via het ABS geregeld; het kan bij het remmen
blokkeren.
7.24.4 MTC + MSR
V02254-01
Voorwaarden
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC + MSR is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken MTC + MSR in- of uitscha-
kelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
42
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Bij het activeren van de motorfietstractiecontrole en
de motorfiets-slipmomentregeling de SET-knop kort
indrukken.
Bij het uitschakelen van de motorfietstractiecontrole
en de motorslipmomentregeling de SET-knop inge-
drukt houden.
Bij actieve ABS-modus Offroad is de MSR niet actief.
Na het inschakelen van het contact zijn de motorfiet-
stractiecontrole en de motorslipmomentregeling weer
actief.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Uitschakelen van de motorfietstractiecontrole
en de motorslipmomentregeling.
7.24.5 Easy Shift
V02215-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Easy Shift is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de Easy Shift ( pag. 69) in-
of uitschakelen.
7.24.6 Heating (optioneel)
V02255-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Heating kunnen handgreepverwarming en zadelverwarming
(functie optioneel) worden geconfigureerd.
7.24.7 Heating Grips (optioneel)
V02246-01
Voorwaarden
Model met handgreepverwarming.
Menu Heated Grips (optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
43
UP- of DOWNknop indrukken tot Grips is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken, het verwarmingsniveau
selecteren of de handgreepverwarming in- of uitschakelen.
7.24.8 Heating Rider Seat (optioneel)
V02247-01
Voorwaarden
Model met zadelverwarming.
Menu Heated Seat (optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Rider Seat is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken, het verwarmingsniveau
selecteren of de zadelverwarming van de bestuurder in- of
uitschakelen.
7.24.9 Interface
V02248-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Interface is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de gewenste weergave van
het display selecteren.
Default - display met favorieten-weergave.
No Favorites - display zonder favorieten-weergave.
Reduced (niet in Explorer-rijmodus) - display alleen met
toerental, versnellings- en snelheidsindicator.
7.24.10 Throttle (optioneel)
V02216-01
Voorwaarden
De rijmodus Explorer (optioneel) is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Throttle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
44
Door de SETknop in te drukken, de Throttle-modus selecte-
ren.
Street - Uitgebalanceerde respons.
Rally - Uiterst directe respons.
Offroad - Zachte respons.
Info
Bij het instellen van de gasrespons geen gas geven.
7.24.11 Slip Adjuster (optioneel)
V02217-01
Voorwaarden
De rijmodus Explorer (optioneel) is geactiveerd.
MTC + MSR is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Slip Adjuster is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, kan de door de mororfiets-
tractiecontrole maximaal toegestane slip worden ingesteld.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
De slipaanpassing is een functie van de
motorfiets-tractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau 9 de minste slip.
Als de functie voor cruisecontrol is gedeactiveerd, kunnen de
knoppen UP en DOWN in de hoofdweergave resp. in het menu
Slip Adjuster voor het instellen van de Slip Adjuster worden
gebruikt.
Info
De slipaanpassing is alleen beschikbaar in de rijmodus
Explorer (optioneel).
De slipaanpassing is alleen bij geactiveerde motorfiets-
tractiecontrole beschikbaar.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
45
7.24.12 Bike Info
V02207-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bike Info is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Bike Info kunnen algemene informatie en eventueel actieve
waarschuwingen worden opgeroepen.
7.24.13 Bike Info
V02218-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bike Info is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Tire Pressure (functie optioneel) geeft de actuele bandenspan-
ning van de voor- en achterband aan.
Water geeft de koelmiddeltemperatuur aan.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
Battery geeft de accuspanning aan.
Odometer geeft de totale afstand aan.
Service geeft aan wanneer de volgende servicebeurt moet wor-
den uitgevoerd.
Warnings geeft opgetreden waarschuwingen aan tot die niet
meer actief zijn.
7.24.14 Trip Info
V02208-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip Info is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Trip kan algemene informatie over de afgelegde afstand, rijtijd,
gemiddeld verbruik en gemiddelde snelheid worden opgeroepen.
7.24.15 Trip 1
V02219-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip Info is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Trip 1 kan informatie over Trip 1 worden opgeroe-
pen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
46
Info
Distance geeft de gereden afstand aan sinds de laatste
reset, bijvoorbeeld tussen twee tankstops. Distance loopt
mee en telt tot 9999.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Distance en loopt
zodra een snelheidssignaal wordt ontvangen.
ØFuel Con toont het gemiddelde verbruik op basis
van Distance.
ØSpeed1 toont de gemiddelde snelheid op basis
van Distance en Trip Time.
Info
UP- of DOWN-knop indrukken tot Reset Trip is geselec-
teerd. Door de SET-knop in te drukken kunnen alle ver-
meldingen in het menu Trip 1 worden gereset.
7.24.16 Trip 2
V02220-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip Info is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Trip 2 kan informatie over Trip 2 worden opgeroe-
pen.
Info
Distance geeft de gereden afstand aan sinds de laatste
reset, bijvoorbeeld tussen twee tankstops. Distance loopt
mee en telt tot 9999.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Distance en loopt
zodra een snelheidssignaal wordt ontvangen.
ØFuel Con toont het gemiddelde verbruik op basis
van Distance.
ØSpeed2 toont de gemiddelde snelheid op basis
van Distance en Trip Time.
Info
UP- of DOWN-knop indrukken tot Reset Trip is geselec-
teerd. Door de SET-knop in te drukken kunnen alle ver-
meldingen in het menu Trip 2 worden gereset.
7.24.17 Audio (optioneel)
V02203-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden of de Headset TypeCorded is geselecteerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
47
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw
koptelefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in
dat u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovo-
lume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende
audiotitel.
Door kort of twee keer kort drukken op de DOWN-knop
wordt afhankelijk van het telefoonmodel naar de vorige
audiotitel gewisseld of de actuele audiotitel opnieuw van
voren afgespeeld.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert
de audiotitel.
Info
Bij sommige mobiele telefoons moet de audioplayer
van de mobiele telefoon worden gestart, voordat de
weergave mogelijk is.
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie
aan Quick Selector Up of aan Quick Selector Down
worden toegevoegd.
7.24.18 Settings
V02210-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Settings kunnen favorieten, snelkeuzes, Ride Husq-
varna (optioneel) en de schakelindicator worden geconfigureerd.
Er kunnen instellingen voor eenheden of verschillende waarden
worden uitgevoerd. Enkele functies kunnen worden geactiveerd
of gedeactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
48
7.24.19 Favorites
V02221-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorites is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Favorites kunnen tot vier soorten informatie worden gese-
lecteerd die op de Favorites-weergave van het display worden
weergegeven.
7.24.20 FavoritesAnzeige 14
V02222-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorites is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop Favorites 1,Favorites 2,Favo-
rites 3 of Favorites 4 selecteren. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop de gewenste informatie selec-
teren. Door de SETknop in te drukken, wordt de selectie
bevestigd.
7.24.21 Quick Selector Up
V02224-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar menupunt Up navigeren.
Door de SETknop in te drukken kan voor Quick Selector Up
een menu voor directe selectie worden vastgelegd.
Info
Door de UP-knop in te drukken, wordt bij gesloten
menu het in Quick Selector Up vastgelegde menu
opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt
de Quick Selector Up-weergave gesloten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
49
7.24.22 Quick Selector Down
V02225-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar menupunt Down navigeren.
Door de SETknop in te drukken kan voor
Quick Selector Down een menu voor directe selectie
worden vastgelegd.
Info
Door de DOWN-knop in te drukken, wordt bij gesloten
menu het in Quick Selector Down vastgelegde menu
opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt
de Quick Selector Down-weergave gesloten.
7.24.23 Ride Husqvarna (optioneel)
V02226-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Husqvarna is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
In het menu Ride Husqvarna kan een geschikte mobiele telefoon
of een geschikte headset via Bluetooth®met het gecombineerde
instrument worden verbonden.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
De standaard Bluetooth®2.1 moet ondersteund worden.
7.24.24 Bluetooth (optioneel)
V02231-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Husqvarna is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
50
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Met de SET-knop de Bluetooth®-functie in- of uitschakelen.
De functie Bluetooth®moet geactiveerd zijn om een geschikte
telefoon of headset met het voertuig te koppelen.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt voor
de koppeling met het voertuig.
7.24.25 Phone Pairing (optioneel)
V02227-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekop-
peld eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Husqvarna is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Phone Pairing is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Info
Er kan steeds slechts één telefoon met het voertuig
worden verbonden.
UP- of DOWNknop indrukken tot New Pairing is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Het voertuig start het zoeken naar een geschikte mobiele
telefoon. Als het zoeken succesvol is, wordt de naam van
de mobiele telefoon in het menu New Pairing weergege-
ven. Door de SETknop in te drukken, wordt de verbinding
gestart.
Info
De mobiele telefoon moet via Bluetooth®zichtbaar
zijn, zodat deze door het voertuig kan worden gevon-
den.
Op het gecombineerde instrument verschijnt een melding dat
het voertuig nu gereed is voor de verbinding. Door bevesti-
ging van Passkey op de mobiele telefoon en op het gecom-
bineerde instrument wordt de verbinding succesvol afgeslo-
ten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
51
Info
UP- of DOWN-knop indrukken tot Delete Pairing is
geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken, kan
het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het
voertuig te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth®-functie binnen het bereik van het voertuig brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het voertuig ver-
bonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden
met het voertuig wordt verbonden:
Voertuig opnieuw inschakelen of
New Pairing-procedure herhalen.
In het menu New Pairing kan een geschikte mobiele telefoon
met het voertuig worden verbonden.
7.24.26 Riders Headset (optioneel)
V02228-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekop-
peld eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Husqvarna is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Riders Headset is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot New Pairing is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Het voertuig start het zoeken naar een geschikte headset.
Als het zoeken succesvol is, wordt de naam van de headset
van de bestuurder in het submenu New Pairing weergege-
ven. Door de SETknop in te drukken, wordt de verbinding
gestart.
Info
De headset moet zich in de pairing-modus bevin-
den, zodat de headset door het voertuig kan worden
gevonden. Bedieningshandleiding van de headset in
acht nemen.
UP- of DOWN-knop indrukken tot Delete Pairing is
geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken, kan
het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke headset is geschikt om met het voertuig te
verbinden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
52
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth®-functie binnen het bereik van het voertuig brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het voertuig ver-
bonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden
met het voertuig wordt verbonden:
Voertuig opnieuw inschakelen of
New Pairing-procedure herhalen.
In het menu Riders Headset kan een geschikte headset van de
bestuurder met het voertuig worden verbonden.
7.24.27 Headset Type (optioneel)
V02230-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Husqvarna is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset Type is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt de headset van
de bestuurder gewijzigd.
In het menu Headset Type kan de verbindingswijze van de
headset van de bestuurder worden geselecteerd.
In de modus Bluetooth Headset wordt de headset via Blue-
tooth®draadloos met het voertuig verbonden.
In de modus Corded Headset wordt de headset direct per kabel
met de smartphone verbonden.
Info
Het menupunt Riders Headset is alleen in de
Headset TypeBluetooth beschikbaar.
7.24.28 Shift Light
V02232-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
In Shift Light kan het toerental van de schakelindicator worden
ingesteld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
53
7.24.29 Shift Light State
V02233-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot State is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de schakelindicator in- of
uitschakelen.
7.24.30 Shift Light RPM1
V02234-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot RPM1 is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de waarde voor RPM1 in- of
uitschakelen.
Info
RPM1 kan in stappen van 500 tussen 5.500 en 10.000
omwentelingen per minuut worden ingesteld.
RPM1 mag niet groter zijn dan RPM2.
Als het motortoerental de ingestelde waarde RPM1
bereikt, knippert de schakelindicator geel.
7.24.31 Shift Light RPM2
V02235-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot RPM2 is geselecteerd.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de waarde voor RPM2 in- of
uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
54
Info
RPM2 kan in stappen van 500 tussen 7.000 en 10.000
omwentelingen per minuut worden ingesteld.
RPM2 mag niet kleiner zijn dan RPM1.
Als het motortoerental de ingestelde waarde RPM2
bereikt, knippert het volledige display geel.
7.24.32 Clock & Date
V02236-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselec-
teerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Clock & Date kunnen de tijd, de datum en de weergaveforma-
ten worden ingesteld.
7.24.33 Clock Format
V02237-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselec-
teerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock Format is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken het tijdsformaat selecteren.
7.24.34 Date Format
V02238-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselec-
teerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Date Format is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken het datumsformaat selecte-
ren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
55
7.24.35 Units
V02239-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Units kunnen instellingen voor eenheden of verschil-
lende waarden worden uitgevoerd.
7.24.36 Distance
V02240-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.24.37 Temperature
V02241-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temperature is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
7.24.38 Pressure
V02242-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pressure is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.24.39 Consumption
V02243-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Consumption is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.24.40 Language
V02244-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste taal
bevestigd.
Info
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Itali-
aans, Frans en Spaans.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
7.24.41 Extra Functions
V02427-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
Info
De optionele extra functies worden opgesomd.
De actuele Husqvarna Motorcycles Technis-
ches Zubehör en de beschikbare software
voor uw voertuig vindt u op de Husqvarna
Motorcycles-website.
7.24.42 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
V02236-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
V02249-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot Set Clock is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Hours is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur is
ingesteld.
SET-knop indrukken.
Het gekozen uur wordt opgeslagen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Minutes is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut is
ingesteld.
SET-knop indrukken.
De gekozen minuut wordt opgeslagen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
V02250-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot Set Date is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Day is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de actuele dag is inge-
steld.
SET-knop indrukken.
De geselecteerde dag wordt opgeslagen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Month is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de actuele maand is
ingesteld.
SET-knop indrukken.
De gekozen maand wordt opgeslagen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Year is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het actuele jaar is inge-
steld.
SET-knop indrukken.
Het gekozen jaar wordt opgeslagen.
ERGONOMIE 8
59
8.1 Bestuurderszadel instellen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
401678-10
Alternatief 1
Het bestuurderszadel met de uitsparingen 1aan de
brandstoftank vasthaken, omlaag en tegelijkertijd naar
voren schuiven.
401679-10
Alternatief 2
Het bestuurderszadel met de uitsparingen 1aan de
brandstoftank vasthaken, omhoog en tegelijkertijd naar
voren schuiven.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
8.2 Stuurpositie
F01906-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich drie boringen op
afstand Avan elkaar.
De boringen op de stuuradapter zijn op afstand Bvan het mid-
den geplaatst.
Afstand
boringen A
15 mm
Afstand
boringen B
3,5 mm
Het stuur kan in zes verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
8.3 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
8 ERGONOMIE
60
F01907-10
Schroeven 1verwijderen. Stuurklemmen 2verwijderen.
Stuur zo positioneren, dat de schroeven 3toegankelijk zijn.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 3verwijderen. Stuuradapters 4verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie A,Bof Czetten.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Stuuradapters links en rechts in dezelfde positie monteren.
Schroef stuur-
adapter
M10 45 Nm
Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden
gelegd.
Stuurklem positioneren. Schroeven 1monteren en gelijk-
matig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem-
men
M8 20 Nm
8.4 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
V02346-11
Koppelingshendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef 1aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
ERGONOMIE 8
61
8.5 Uitgangspositie van de remhendel instellen
V02347-11
Handremhendel naar voren voor drukken.
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.6 Rempedaalvlak instellen
V02428-10
Schroeven 1met rempedaalvlak verwijderen.
Rempedaalvlak in de gewenste positie Aof Bzetten.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rempe-
daalvlak
M5 10 Nm
Loctite®243™
8.7 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
8 ERGONOMIE
62
V02429-10
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien.
Tip
Om het gemakkelijker te maken, het rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Drukstang 3draaien om de uitgangspositie van de rempe-
daal in te stellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal vijf schroefgangen moeten ingeschroefd zijn.
Door de drukstang in het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar beneden gebracht.
Door de drukstang uit het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar boven gebracht.
V02430-10
Moer 4losdraaien en schroef 5zodanig draaien totdat
de vrije slag Ais bereikt. Eventueel uitgangspositie van het
rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
Schroef 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer instelling rem-
pedaal
M6 6 Nm
V02429-11
Moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang
rempedaal
M6 6 Nm
Tip
Om het gemakkelijker te maken, het rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Veer 1vasthaken.
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de aandrijving te veel belast en kunnen sto-
ringen van de Easy Shift optreden.
ERGONOMIE 8
63
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 63)
8.9 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
H02668-10
Moer 1losdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Moer 3losdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Info
Moer 3heeft linkse schroefdraad.
Door draaien van de draadstang 2versnellingshendel
instellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Moer 3vastdraaien en daarbij aan draadstang 2tegen-
houden.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6LH 6 Nm
Moer 1vastdraaien en daarbij aan draadstang 2tegen-
houden.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6 6 Nm
9 INBEDRIJFSTELLING
64
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor
zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen als-
mede broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door Husqvarna Motorcycles goedgekeurde en aanbevolen banden en wielen met
de bijbehorende snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautori-
seerde Husqvarna Motorcycles-dealer.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 60)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 61)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 61)
INBEDRIJFSTELLING 9
65
Raak gewend aan het rijgedrag van de motorfiets op een geschikte ondergrond voordat u een langere rit
maakt. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 65)
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 9.800 1/min
Vol gas geven vermijden!
Info
Als het maximale motortoerental voor de eerste servicebeurt wordt overschreden, gaat de schakelin-
dicator knipperen.
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijge-
drag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij hoge snelheid verandert de rijkarakteristiek als bagage is gemonteerd.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 150 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
9 INBEDRIJFSTELLING
66
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voer-
tuig, en moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 450 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 175 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 275 kg
RIJ-INSTRUCTIES 10
67
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden
gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 138)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 105)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 107)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 106)
Remplaketten van de achterwielrem controleren.
( pag. 109)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 133)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 86)
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
Bandentoestand controleren. ( pag. 117)
Bandenspanning controleren. ( pag. 118)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld
en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruit-
kijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot
gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
10 RIJ-INSTRUCTIES
68
B00782-10
Motorfiets van de zijstandaard nemen en op de motorfiets
gaan zitten.
Controleren of de startknop/noodstopschakelaar zich in de
middelste stand bevindt.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Voorgeschreven waarde
Om storingen in de besturingsunit-communicatie te vermij-
den, het contact niet snel achtereenvolgens uit- en weer
inschakelen.
Na het inschakelen van het contact is gedurende onge-
veer 2 seconden het geluid van de werkende brandstof-
pomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat
weer uit wanneer het voertuig begint te rijden.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair Nbrandt.
Startknop/noodstopschakelaar kort in de onderste stand
drukken.
Info
De startknop/noodstopschakelaar pas in de onder-
ste stand drukken, als de functiecontrole van het
gecombineerde instrument is afgesloten.
Bij het starten geen gas geven.
Bij een mislukte startpoging 15 seconden wachten tot
de volgende startpoging.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten,
maar het voertuig op andere fouten controleren.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling wordt
geschakeld en de koppelingshendel wordt losgelaten,
blijft de motor stilstaan.
10.3 Optrekken
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en tegelijkertijd
voorzichtig gas geven.
RIJ-INSTRUCTIES 10
69
10.4 Easy Shift
V01270-10
Als de Easy Shift is geactiveerd, kan zonder bediening van de
koppeling in een hogere of lagere versnelling worden geschakeld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder
onderbrekingen worden geschakeld.
De Easy Shift herkent aan de hand van de schakelaspositie of er
moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal
naar de motorbesturing.
Als de Easy Schift in het gecombineerde instrument is gedeacti-
veerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de koppe-
ling worden bediend.
10.5 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de
motorfiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en
overbelast de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen
van de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
10 RIJ-INSTRUCTIES
70
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herken-
nen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval
lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de
koelmiddeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de Easy Shift beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de Easy Shift worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de Easy Shift niet actief.
Gebruik de Easy Shift alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
RIJ-INSTRUCTIES 10
71
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen volgens de verkeersregels stoppen, de motor
uitzetten en contact opnemen met een geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage.
V01271-10
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.),
kunt u naar hogere versnellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven
en gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn
weergegeven op de afbeelding. De neutrale of statio-
naire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de tem-
peratuurindicatie branden.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maxi-
male snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw
snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snel-
heid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder
brandstof verbruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.
Vooral in bochten mag niet worden geschakeld en slechts
voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig
afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling scha-
kelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of
nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruispunt,
hoeft u alleen de koppelingshendel te trekken en de
startknop/noodstopschakelaar in de onderste stand te
drukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair
toerental draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u meteen stoppen en de motor uit-
schakelen. Contact opnemen met geautoriseerde Husq-
varna Motorcycles-garage.
Als tijdens het rijden het controlelampje storing gaat bran-
den, zo snel mogelijk contact opnemen met een geautori-
seerde Husqvarna Motorcycles-garage.
Als tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje
gaat branden, toont het display een melding.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het
menu Warning opgeslagen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
72
Als de waarschuwing glad wegdek op het gecombineerde
instrument verschijnt, is een glad wegdek mogelijk. De snel-
heid aanpassen aan de gewijzigde situatie.
H02699-10
Als de Easy Shift in het gecombineerde instrument is geac-
tiveerd, kunt u in het aangegeven toerentalbereik schakelen
zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het minimale motortoerental in toeren per minuut om
in een hogere versnelling te schakelen, ziet u in de
afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aan-
slag, zonder de stand van de gashendel te wijzigen.
H02700-10
Als de Easy Shift in het gecombineerde instrument is geac-
tiveerd, kunt u in het aangegeven toerentalbereik schakelen
zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het maximale motortoerental in toeren per minuut
om in een lagere versnelling te schakelen, ziet u in de
afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aan-
slag, zonder de stand van de gashendel te wijzigen.
10.6 MSR
402423-01
De MSR is een functie van de motorregeling.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat
het achterwiel tijdens het rechtuitrijden blokkeert of bij schuine
stand wegglijdt.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de
smoorkleppen slechts zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt gebruikt op oppervlakken waar de wrijvingscoëffi-
ciënt te laag is om de Antihopping-koppeling te openen.
Om de rijveiligheid verder te verhogen, is de MSR afhankelijk van
de schuine stand.
Info
Bij actieve ABS-modus Offroad is de MSR niet actief.
10.7 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
RIJ-INSTRUCTIES 10
73
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwer-
king.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde
Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijde-
ren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de waarschijnlijkheid van een val alleen binnen de
fysische mogelijkheden verminderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatoppervlakken, steile hellin-
gen of hard remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kan zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op
zandige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht worden gebruikt, zonder het risico te
lopen dat de wielen blokkeren.
10 RIJ-INSTRUCTIES
74
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maxi-
maal mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en
raakt het remsysteem niet oververhit.
10.8 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor ande-
ren.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig
zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als
deze voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot het contact inge-
schakeld blijft, wordt de stroomvoeding van de meeste elektrische verbruikers niet onderbroken.
Daardoor raakt de 12V-accu leeg. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstop-
schakelaar is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op stevige ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
RIJ-INSTRUCTIES 10
75
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in
de stand draaien. Om het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine
afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel eruit trekken.
10.9 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10.10 Wegslepen bij pech
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingWegslepen met een takelwagen is geen geschikte bergingsmaatregel.
Tijdens het wegslepen kan schade aan de aandrijflijn of aan de transmissie ontstaan.
Gebruik geen wegsleepinrichtingen waarbij de wielen van het defecte voertuig op het wegdek blijven en
meedraaien.
Transporteer een defect voertuig altijd op een aanhanger of op het laadvlak van een transportvoertuig.
H04927-01
Ervoor zorgen dat het defecte voertuig op de aanhanger of
op het transportvoertuig correct geborgd is.
Lokaal geldende voorschriften voor het afvoeren van defecte
voertuigen in acht nemen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
76
10.11 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit
leidt tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde
Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
77
V02431-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 22)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant Avan de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
19 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 163)
Tankdop sluiten. ( pag. 23)
11 SERVICESCHEMA
78
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema is altijd te vinden op Husqvarna Motorcycles Dealer.net. Uw geau-
toriseerde Husqvarna Motorcycles-dealer adviseert u graag.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Foutgeheugen uitlezen met Husqvarna Motorcycles-diagnosetool.
Schakelassensor programmeren.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 138)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 106)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 109)
Remschijven controleren. ( pag. 104)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 105)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 107)
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vrije slag aan de koppelingshendel controleren. ( pag. 141)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 107)
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid. Service afhankelijk van behoefte
en gebruiksdoel uitvoeren.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 98)
Speling balhoofdlager controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 117)
Bandenspanning controleren. ( pag. 118)
Spaken bijdraaien.
Spaakspanning controleren. ( pag. 119)
Velgslag controleren.
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 89)
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
Bougies vervangen.
Klepspeling controleren.
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
SERVICESCHEMA 11
79
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Foutgeheugen na de proefrit uitlezen met Husqvarna Motorcycles-diagnosetool.
Service-intervalindicatie instellen.
Service in het Husqvarna Motorcycles Dealer.net noteren.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 48 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Olievernevelaar voor koppelingssmering controleren/reinigen.
Achterbruglager op speling controleren.
Wiellager op speling controleren.
Koelmiddel verversen.
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten
controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en contro-
leren of ze gemakkelijk bewegen.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed
vastzitten.
Eenmalig interval
Periodiek interval
12 CHASSIS AFSTELLEN
80
12.1 Voorvork/schokdemper
V02371-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden om het
chassis aan te passen aan de rijstijl en eventuele extra belading.
Info
De aanbevelingen voor de chassisafstelling zijn samenge-
vat in tabel 1. De tabel bevindt zicht onder het zadel op
de luchtfilterbak.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de
basis voor de afstelling van het chassis. Als van de richtwaarden
wordt afgeweken, kunnen de rijeigenschappen verslechteren,
vooral bij hoge snelheden.
12.2 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
V02364-10
Wit stelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker vork-
poot COMP (wit stelelement). De uitgaande demping
bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rood stelele-
ment).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 21 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij het
inveren.
CHASSIS AFSTELLEN 12
81
12.3 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
V02365-10
Rood stelelement 1tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (wit stelele-
ment).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 21 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij het
uitveren.
12.4 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvak-
kundig uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage is u graag
van dienst.)
V02366-10
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken
tegen de klok in draaien.
12 CHASSIS AFSTELLEN
82
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 5 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij het
uitveren.
12.5 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïn-
vloeden.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel
met bagage en passagier en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
Voorwaarden
Achterbrug is ontlast.
V02367-10
Handwiel 1tot de aanslag tegen de klok in draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype en het gebruik een
aantal slagen met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload-Adjuster
Comfort 3 omw
Standaard 3 omw
Sport 5 omw
Volledige nuttige last 10 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspan-
ning, draaien tegen de klok in verlaagt de veervoor-
spanning.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
83
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Montageadapter op de achterbrug monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Montageadapter (61029955144)
Achterwielmontagebok (6932995500033)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
met de adapters. Motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402029-10
Motorfiets borgen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard 1
plaatsen.
Montageadapter van de achterbrug verwijderen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
V02455-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Steunplaat 2verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
84
402345-01
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Geschikte hefbok bij de vorkbuis aanbrengen.
Hefbok vooraan met de vorkpoten uitlijnen.
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
312029-10
Motorfiets borgen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
V02456-10
Houderplaat 1positioneren.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
13.5 Buddyseat verwijderen
H02100-10
De contactsleutel in het zadelslot 1steken en met de klok
mee draaien.
Buddyseat voor optillen, richting de tank trekken en naar
boven verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
85
13.6 Buddyseat monteren
401680-10
De buddyseat met de uitsteeksels in de bussen van de con-
sole haken, vooraan neerlaten en tegelijkertijd naar achteren
schuiven.
Vergrendelingsbout 1in het slothuis steken en de buddy-
seat vooraan naar beneden duwen, totdat de vergrendelings-
bout met een hoorbare klik vergrendelt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemon-
teerde zadel kan uit de verankering springen.
Controleer na de montage of het zadel goed ver-
grendeld is en niet omhoog kan worden getrok-
ken.
Vervolgens controleren of de buddyseat correct gemonteerd
is.
13.7 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
M00856-10
Hoofdwerk
Bestuurderszadel achter optillen en in het deel Alosmaken.
13.8 Bestuurderszadel monteren
401704-10
Hoofdwerk
Uitsparingen in het bestuurderszadel aan de brandstoftank
op de gewenste zitpositie Aof Binhangen, tegelijkertijd
het bestuurderszadel naar voor schuiven en achter laten zak-
ken.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
86
13.9 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 86)
13.10 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschre-
ven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 165)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 165)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
87
13.11 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot onge-
vallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel
alsmede transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting
scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hier-
door blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
V02389-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
De ketting achter het glijblok naar boven drukken en de ket-
tingspanning Atussen de achterbrug en de bovenkant van
de ketting bepalen.
Voorgeschreven waarde
Afstand Btot het glijblok 2,5 cm
De afstand tot het vlakke deel van de achterbrug direct
boven de ketting meten, niet aan de rand van de achter-
brug.
Info
Het bovenste deel van de ketting Cmoet daarbij
gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Kettingspanning 2 5 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 88)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
88
13.12 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot onge-
vallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel
alsmede transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting
scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hier-
door blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
V02390-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 2 5 mm
Stelschroeven 3links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner 4in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij
gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas
achter
M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en
contactvlak van de
steekas ingevet
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
89
13.13 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
100132-10
Hoofdwerk
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage contro-
leren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting
moeten altijd samen worden vervangen.
M01433-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand Bvan 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Maximale afstand Bvan
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het ketting-
aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
90
V02432-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel 1controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het
gemarkeerde bereik Csterk is afgeschuurd:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.
Controleren of de afdekking van het ketting-aandrijfwiel 1
goed vastzit.
» Als de afdekking ketting-aandrijfwiel loszit:
Schroeven van de afdekking ketting-aandrijfwiel vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-
aandrijfwiel
M5x17 5 Nm
V01265-10
Glijblok op slijtage controleren.
»Wanneer bij het glijblok in het gemarkeerde gebied D
doorlopende slijpsporen van de ketting zichtbaar zijn:
Glijblok vervangen.
» Wanneer het glijblok aan de onderzijde in het gemar-
keerde bereik Esterk is afgeschuurd:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven
chassis
M5 5 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
91
13.14 Zijbekleding links demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
V02372-10
Hoofdwerk
Linker zijbekleding in de bereiken Aen Buit de rubberen
bussen trekken.
Linker zijbekleding naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
13.15 Zijbekleding links monteren
V02373-10
Hoofdwerk
Linker zijbekleding met het uitsteeksel 1tegen de bus 2
positioneren en naar achteren schuiven.
De linker zijbekleding grijpt onder het achterdeel in.
Linker zijbekleding in het bereik Ain de rubberen bus 3
en in het bereik Bin de rubberen bus 4duwen.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
13.16 Zijbekleding rechts demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
92
V02375-10
Hoofdwerk
Rechter zijbekleding in de bereiken Aen Buit de rubberen
bussen trekken.
Rechter zijbekleding naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
13.17 Zijbekleding rechts monteren
V02376-10
Hoofdwerk
Rechter zijbekleding met het uitsteeksel 1tegen de bus 2
positioneren en naar achteren schuiven.
De rechter zijbekleding grijpt onder het achterdeel in.
Rechter zijbekleding in het bereik Ain de rubberen bus 3
en in het bereik Bin de rubberen bus 4duwen.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
13.18 Accuafdekking demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
V02388-10
Hoofdwerk
Accuafdekking 1naar achteren uit de houders trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
93
13.19 Accuafdekking monteren
V02387-10
Hoofdwerk
Accuafdekking met de uitsteeksels 1tegen de houders 2
van de middelste brandstoftankspoiler positioneren en naar
voren schuiven.
Controleer of de uitsteeksels in de houders vastklikken.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
13.20 Brandstoftankspoiler midden demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 92)
V02378-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Middelste brandstoftankspoiler in het bereik Auit de houder
trekken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
94
13.21 Brandstoftankspoiler midden monteren
V02378-10
Hoofdwerk
Middelste brandtsoftankspoiler positioneren en de uitsteek-
sels in het bereik Ain de houder drukken.
Controleer of de uitsteeksels in de houders vastklikken.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3 Nm
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 93)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
13.22 Brandstoftankspoiler links demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 92)
Brandstoftankspoiler midden demonteren. ( pag. 93)
V02374-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Linker brandstoftankspoiler in het bereik Auit de rubberen
bus trekken.
Linker brandstoftankspoiler in de bereiken Buit de houders
trekken.
Linker brandstoftankspoiler zijdelings verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
95
13.23 Brandstoftankspoiler links monteren
V02379-10
Hoofdwerk
Linker brandstoftankspoiler positioneren en in de houders in
het bereik Adrukken.
Controleer of de uitsteeksels in de houders vastklikken.
Linker brandstoftankspoiler in het bereik Bin de rubberen
bus 1drukken.
V02380-10
Schroeven 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3 Nm
De voorzijde van de linker brandstoftankspoiler is gelijk-
matig uitgelijnd.
Alle schroeven van de linker brandstoftankspoiler
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3 Nm
Nawerk
Brandstoftankspoiler midden monteren. ( pag. 94)
Accuafdekking monteren. ( pag. 93)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
96
13.24 Brandstoftankspoiler rechts demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 92)
Brandstoftankspoiler midden demonteren. ( pag. 93)
V02377-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Rechter brandstoftankspoiler in het bereik Auit de rubberen
bus trekken.
Rechter brandstoftankspoiler in de bereiken Buit de hou-
ders trekken.
Rechter brandstoftankspoiler zijdelings verwijderen.
13.25 Brandstoftankspoiler rechts monteren
V02381-10
Hoofdwerk
Rechter brandstoftankspoiler positioneren en in de houders
in het bereik Adrukken.
Controleer of de uitsteeksels in de houders vastklikken.
Rechter brandstoftankspoiler in het bereik Bin de rubberen
bus 1drukken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
97
V02382-10
Schroeven 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3 Nm
De voorzijde van de rechter brandstoftankspoiler is
gelijkmatig uitgelijnd.
Alle schroeven van de rechter brandstoftankspoiler vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3 Nm
Nawerk
Brandstoftankspoiler midden monteren. ( pag. 94)
Accuafdekking monteren. ( pag. 93)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
13.26 Spatbord voor demonteren
V02386-10
Schroeven 1verwijderen.
Spatbord naar voren verwijderen.
Info
Op de remkabels en de kabel letten.
13.27 Spatbord voor monteren
V02386-10
Spatbord positioneren. Schroeven 1monteren, maar nog
niet vastdraaien.
Info
Op de plaatsing van de remkabels en de kabel letten.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
98
13.28 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 83)
V02391-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schui-
ven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschij-
ven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reini-
gen en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 165)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 84)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
13.29 Windscherm demonteren
V02383-10
Schroeven 1verwijderen en windscherm 2verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
99
13.30 Windscherm monteren
V02384-10
Windscherm 1positioneren.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef windscherm M5x14 5 Nm
13.31 Brandstoftankbekleding links demonteren
V02433-10
Schroefverbinding 1verwijderen.
Schroeven 2verwijderen.
Linker brandstoftankbekleding naar beneden verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
100
13.32 Brandstoftankbekleding links monteren
V02433-11
Linker brandstoftankbekleding positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef tankbe-
scherming op motor-
bescherming voor
M6x25 10 Nm
Schroefverbinding 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef tankbe-
scherming op motor-
bescherming onder
M6x18 10 Nm
De linker brandstoftankbekleding is gelijkmatig naar
voren uitgelijnd.
Alle schroeven van de linker brandstoftankbekleding vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef tankbe-
scherming op motor-
bescherming voor
M6x25 10 Nm
Schroef tankbe-
scherming op motor-
bescherming onder
M6x18 10 Nm
13.33 Brandstoftankbekleding rechts demonteren
V02434-10
Slang 1uit hoekstuk trekken.
Schroefverbinding 2verwijderen.
Schroeven 3verwijderen.
Rechter brandstoftankbekleding verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
101
13.34 Brandstoftankbekleding rechts monteren
V02434-11
Rechter brandstoftankbekleding positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef tankbe-
scherming op motor-
bescherming voor
M6x25 10 Nm
Schroefverbinding 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef tankbe-
scherming op motor-
bescherming onder
M6x18 10 Nm
De rechter brandstoftankbekleding is gelijkmatig naar
voren uitgelijnd.
Alle schroeven van de rechter brandstoftankbekleding vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef tankbe-
scherming op motor-
bescherming voor
M6x25 10 Nm
Schroef tankbe-
scherming op motor-
bescherming onder
M6x18 10 Nm
Slang 3op het hoekstuk steken.
13.35 Motorbescherming demonteren
V02435-10
Slang 1uit hoekstuk trekken.
V02436-10
Schroeven 2verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
102
V02437-10
Schroeven 3verwijderen en motorbescherming 4verwij-
deren.
13.36 Motorbescherming monteren
V02437-11
Motorbescherming 1positioneren.
Schroeven 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motor-
bescherming
M6x10 10 Nm
Loctite®243™
V02436-11
Schroeven 3monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motorbe-
scherming
M6x8 8 Nm
Alle schroeven van de motorbescherming vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motor-
bescherming
M6x8 8 Nm
Schroef motor-
bescherming
M6x10 10 Nm
Loctite®243™
V02435-11
Slang 4op het hoekstuk steken.
REMSYSTEEM 14
103
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H03497-10
De ABS-module 1bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor 2aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voer-
tuig beperken de functie van het ABS.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik voor het remsysteem uitsluitend door Husq-
varna Motorcycles goedgekeurde en aanbevolen
reserveonderdelen.
Gebruik alleen door Husqvarna Motorcycles goed-
gekeurde en aanbevolen banden en wielen met de
bijbehorende snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en repa-
raties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautori-
seerde Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van
dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van wielen
bij rechtuit rijden en in bochten binnen de grenzen van het moge-
lijke verhindert.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de
waarschijnlijkheid van een val alleen binnen de fysische
mogelijkheden verminderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaarte-
punt, wisselende straatoppervlakken, steile hellingen
of hard remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd
worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en
uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen ABS-
modus bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzien-
lijk.
De ABS-modi zijn telkens slechts voor bepaalde
omstandigheden geschikt.
Kies altijd een ABS-modus die bij de ondergrond
past.
Het ABS heeft twee modi: de ABSmodus Road en de
ABSmodus Offroad.
In de ABS-modus Road regelt het ABS beide wielen.
In de ABSmodus Offroad vindt aan het achterwiel geen ABS-
regeling plaats.
14 REMSYSTEEM
104
Info
In de ABS-modus Offroad kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
De bochtafhankelijke regeling is alleen in de ABS-modus
Road actief.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Als de ABS-besturingsunit
de blokkeerneiging van een wiel herkent, begint het ABS door
het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar
aan een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempe-
daal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3moet na het inschakelen van
het contact gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig begint
te rijden. Als het lampje na het beginnen met rijden niet uitgaat
of tijdens het rijden brandt, duidt dit op een fout in het ABS. Het
ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen
blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen de
ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als, in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel sterk
van elkaar afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het achter-
wiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint
te rijden.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde Husq-
varna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F01998-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plek-
ken van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak 1van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en
vervorming controleren.
REMSYSTEEM 14
105
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het rem-
systeem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde
Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
V02392-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir 1controle-
ren.
»Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering Ais
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 105)
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het rem-
systeem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde
Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
14 REMSYSTEEM
106
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschre-
ven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdich-
tingen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof
lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 106)
V02393-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 164)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofreservoir-
deksel
voor
- 1 Nm
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.5 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde Husq-
varna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
107
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf.
Hierdoor vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar bescha-
digd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
V02438-10
Alle remplaketten aan beide remzadels op minimale minimale
voeringdikte Acontroleren.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remzadels controleren op
beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
14.6 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
V02439-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger
heen en weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 61)
Veer 1vasthaken.
14.7 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de rempla-
ketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde
Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
108
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
V02394-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir 1controle-
ren.
»Als het vloeistofpeil de MIN-markering Aheeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 108)
14.8 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de rempla-
ketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde
Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschre-
ven wijze af.
REMSYSTEEM 14
109
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdich-
tingen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof
lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren.
( pag. 109)
V02395-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met inzetelement en membraan 2verwijde-
ren.
Remvloeistof tot de MAX-markering Abijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 164)
Schroefdop 1met inzetelement en membraan 2monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofreservoir-
deksel
achter
- 1,5 Nm
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.9 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde Husq-
varna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf.
Hierdoor vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar bescha-
digd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
14 REMSYSTEEM
110
V02396-10
Controleren of de remplaketten de minimale plaketdikte A
hebben.
Minimale plaketdikte A1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te herkennen zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
WIELEN, BANDEN 15
111
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 83)
V02397-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
Schroeven 3en 4verwijderen.
Remplaketten terug op de remschijf duwen door het linker en
rechter remzadel licht naar de zijkant te kantelen. Linker en
rechter remzadel voorzichtig naar achteren van de remschijf
trekken en opzij hangen.
Info
Remhendel bij verwijderde remzadels niet bedienen.
V02398-10
Schroef 5enkele slagen losdraaien.
Schroeven 6losdraaien.
Op de schroef 5drukken om de steekas uit de asopname
te schuiven.
Schroef 5verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven
verminderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschij-
ven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
F01964-10
Afstandsbussen 7verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
112
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F01964-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstands-
bussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 165)
V02399-10
Smalle afstandsbus 2in looprichting rechts plaatsen.
Brede afstandsbus 3in looprichting links plaatsen.
Info
De pijl Bgeeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het wieltoerentalsensor-wiel bevindt zich in de loop-
richting links.
V02400-10
Schroef 4en steekas reinigen.
Steekas licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 165)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zet-
ten.
Schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
WIELEN, BANDEN 15
113
V02401-10
Beide remzadels positioneren.
De remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroeven 5aan beide kanten monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remzadels worden uitgelijnd.
Schroeven 5aan beide kanten vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite®243™
Wieltoerentalsensor 6in de boring positioneren.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoeren-
talsensor voor
M6 10 Nm
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 84)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
V02398-11
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig
inveren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 8vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
15 WIELEN, BANDEN
114
V02403-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
Moer 3verwijderen. Kettingspanner 4verwijderen.
Steekas 5slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
V02402-10
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
kettingwiel nemen en op de kettingsteun 6leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen.
Achterwiel naar achter trekken tot de remzadelhouder vrij
tussen remschijf en velg hangt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven
verminderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
WIELEN, BANDEN 15
115
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren.
( pag. 116)
V02405-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Afstandsbus verwijderen.
Radiale asafdichtingsring 1en loopvlak Avan de
afstandsbus reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 165)
Afstandsbus erin zetten.
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 165)
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 165)
Aangrijppunten van remzadelhouder en achterbrug reinigen.
V02404-10
Steunlagers van de remzadelhouder Ben achterbrug laten
ingrijpen.
Achterwiel in de achterbrug tillen, positioneren en steekas
erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting op het kettingwiel leggen.
Kettingspanner 2positioneren. Moer 3monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie
monteren.
Controleren of de kettingspanner 2tegen de stelschroeven
liggen. Moer 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentie-
markeringen Cstaan. Zo is het achterwiel correct uitge-
lijnd.
15 WIELEN, BANDEN
116
Moer steekas
achter
M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en
contactvlak van de
steekas ingevet
Wieltoerentalsensor 4in de boring positioneren.
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoeren-
talsensor achter
M6 6 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
15.5 Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via 6 demperpakkingen overgebracht op het achter-
wiel. Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, worden de
kettingwielhouder en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
Achterwiel demonteren. ( pag. 113)
V02406-10
Hoofdwerk
Lager 1controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lager van de kettingwieldrager vervangen.
Demperpakkingen 2van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf bescha-
digd of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
V02407-10
Achterwiel met het kettingwiel omhoog op een werkbank leg-
gen en de steekas in de wielnaaf steken.
Om de speling Ate controleren, het achterwiel vasthouden
en proberen het kettingwiel met de hand te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»Als de speling Agroter is dan de voorgeschreven
waarde:
WIELEN, BANDEN 15
117
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 115)
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
15.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautori-
seerde Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door Husqvarna Motorcycles goedgekeurde en aanbevolen banden en wielen met
de bijbehorende snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het
voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voor-
werpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en
beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voor-
werpen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
15 WIELEN, BANDEN
118
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op
het opschrift van de banden en wordt met de laatste
vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De
eerste twee cijfers wijzen op de week van de produc-
tie en de laatste twee cijfers op het productiejaar.
Husqvarna Motorcycles adviseert de banden te wis-
selen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage van
de banden, echter uiterlijk na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.7 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de
band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo / met passagier
voor 2,4 bar
achter 2,4 bar
Bandenspanning terrein
voor 1,8 bar
achter 1,8 bar
Bandenspanning volledige belasting
voor 2,6 bar
achter 2,6 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven
waarde overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
WIELEN, BANDEN 15
119
15.8 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zit-
ten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
Husqvarna Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke
spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar
zijn bij spaken met gelijke lengte en dikte, duidt dat op
verschillende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
15.9 Bandensysteem zonder binnenbanden
F01999-10
Dit voertuig maakt gebruik van een bandensysteem zonder bin-
nenbanden waarbij de velgafdichtrubber 1de conventionele
binnenband vervangt.
De voordelen van een systeem zonder binnenbanden is dat er
geen risico bestaat op een defecte binnenband. Daarmee is ook
het risico op een plotseling spanningsverlies sterk verminderd.
De massatraagheidsmomenten zijn kleiner dan bij conventionele
draadspaakwielen met binnenband. Dat resulteert in een verbete-
ring van de hanteerbaarheid en het comfort.
Het draadspaakwiel is door de stijve velgconstructie vrijwel
onderhoudsvrij.
Husqvarna Motorcycles adviseert de velgbanden, onafhankelijk
van de daadwerkelijke slijtage, uiterlijk na 5 jaar te vervangen.
15 WIELEN, BANDEN
120
15.10 Gebruik van bandenreparatiespray
H03319-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnjuist gebruik van banden-
reparatiespray leidt tot drukverlies bij de gerepareerde
band.
Niet elke beschadiging kan met bandenreparatiespray
worden gerepareerd.
Lees de aanwijzingen en richtlijnen van de fabrikant
van de bandenreparatiespray.
Rijd langzaam en voorzichtig wanneer u een band
met bandenreparatiespray hebt gerepareerd.
Rijd hoogstens naar de dichtstbijzijnde garage en laat
de band vervangen.
Een reparatie met bandenreparatiespray mag alleen in noodge-
vallen worden uitgevoerd.
Het wordt aanbevolen om het defecte voertuig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats te vervoeren in plaats van het te repareren.
(Optie: met TPMS)
Aanwijzing
Materiële schadeBandenreparatiespray beschadigt de
bandspanningssensor.
Houd er rekening mee dat de bandspanningssensor
mogelijk moet worden vervangen na het gebruik van de
bandenreparatiespray.
ELEKTRONICA 16
121
16.1 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ont-
brekende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica
optreden.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 92)
V02450-10
Hoofdwerk
Diagnosestekker 1uit de houder trekken en opzij hangen.
Schroef 2verwijderen.
Accuhouderbeugel 3achter optillen en naar boven toe ver-
wijderen.
16 ELEKTRONICA
122
V02451-10
Minkabel 4van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking 5verwijderen.
Pluskabel 6van de 12V-accu loskoppelen.
12V-accu naar boven toe uit het accuvak verwijderen.
16.2 12V-accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ont-
brekende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica
optreden.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
ELEKTRONICA 16
123
V02452-10
Hoofdwerk
12Vaccu in het accuvak plaatsen.
12V-accu (HTZ12A-BS) ( pag. 154)
De accupolen wijzen tegen de rijrichting in.
Pluskabel 1met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Pluspoolafdekking 2monteren.
Minkabel 3met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
V02453-10
Accuhouderbeugel 4links en rechts in de uitsteeksels
haken en achter naar beneden drukken.
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accuhou-
derbeugel
M6 4,5 Nm
Diagnosestekker 6in de houder positioneren.
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 93)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
Tijd en datum instellen. ( pag. 57)
16 ELEKTRONICA
124
16.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschre-
ven wijze af.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veilig-
heidskleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden opgeladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu
wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 92)
V02454-10
Hoofdwerk
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen om schade aan
de boordelektronica te voorkomen.
Pluspoolafdekking 2verwijderen.
ELEKTRONICA 16
125
V02478-10
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Voorgeschreven waarde
De acculader moet geschikt zijn voor de 12V-accu.
Info
Deksel 3nooit verwijderen.
12V-accu met maximaal 10% van de capaciteit, die
op het accuhuis 4is aangegeven laden.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
V02454-10
Pluspoolafdekking 2monteren.
Minkabel 1met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 93)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
Tijd en datum instellen. ( pag. 57)
16.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd. De hoofdzekering
bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
16 ELEKTRONICA
126
V02440-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
V02441-10
Defecte hoofdzekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 3.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 154)
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
V02440-10
Beschermkap 1monteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
Tijd en datum instellen. ( pag. 57)
16.5 ABSzekeringen vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder het zadel. Met deze twee zekeringen zijn de
retourpomp en de hydraulische unit van het ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de
ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
ELEKTRONICA 16
127
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
F03304-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering 1verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad A.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 154)
Tip
Nieuwe reservezekering 2in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
F03304-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering 3verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad A.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088025) ( pag. 154)
Tip
Nieuwe reservezekering 4in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
16.6 Zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers bevindt zich onder
het zadel.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 84)
16 ELEKTRONICA
128
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 85)
F03305-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel 1openen.
F03306-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1- 10 A - ontsteking, alarminstallatie (optioneel)
Zekering 2- 10 A - contact, motorbesturingsunit, elektro-
nische brandstofinspuiting, brandstofdampbeperkingssys-
teem, lambdasonde, wegrijblokkering
Zekering 3- 10 A - brandstofpomp
Zekering 4- 15 A - radiateurventilator
Zekering 5- 10 A - claxon, gecombineerd instrument, rem-
licht
Zekering 6- 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht,
nummerplaatverlichting
Zekering 7- 10 A - ACC1
Zekering 8- 15 A - ACC2, USB-laadbus, extra koplamp,
HCU (optioneel)
Zekering 9- 10 A - ABS-besturingsunit, diagnosestekker,
6Dsensor, TPMS (functie optioneel)
Zekering SPARE - 10 A - reservezekeringen
Zekering SPARE - 15 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 154)
Zekering (75011088015) ( pag. 154)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaat-
sen, zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Functie van de elektrische verbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 85)
Buddyseat monteren. ( pag. 85)
ELEKTRONICA 16
129
16.7 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op een afstand Aloodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier
op de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en pas-
sagier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 129)
16.8 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
V02408-10
Hoofdwerk
Met het instelwiel 1de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verkleint de lichtbundelbreedte,
draaien tegen de klok in vergroot de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundel-
breedte van de koplamp nodig zijn.
400726-11
Koplamp op markering Binstellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en pas-
sagier, precies op de onderste markering Bliggen.
16 ELEKTRONICA
130
16.9 Instelling extra koplamp controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op een afstand Aloodrecht voor de muur zetten en
de extra koplamp inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier
op de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en pas-
sagier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de extra koplamp instellen.
( pag. 130)
16.10 Lichtbundelbreedte van de extra koplamp instellen
Voorwerk
Instelling extra koplamp controleren. ( pag. 130)
V02426-01
Hoofdwerk
Met de instelschroeven 1de lichtbundelbreedte van de
extra koplamp instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundelbreedte
en draaien tegen de klok in versmalt de
lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundel-
breedte van de extra koplamp nodig zijn.
400726-11
Koplamp op markering Binstellen.
Voorgeschreven waarde
De landspecifieke specificaties in acht nemen.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en pas-
sagier, precies op de onderste markering Bliggen.
De lichtbundelbreedte van de extra koplamp aan beide
zijden gelijk instellen.
ELEKTRONICA 16
131
16.11 Diagnosestekker
V02449-10
De diagnosestekker 1bevindt zich onder de accuafdekking.
16.12 ACC1 en ACC2 vooraan
V02445-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanning ACC1 1voor bevindt zich achter de
koplamp.
De voedingsspanning ACC2 2voor bevindt zich achter de
deksel van de maskerdrager.
Info
De voedingen zijn met een zekering beveiligd. Deze zeke-
ring beveiligt echter ook nog andere elektrische verbrui-
kers.
De maximale continue belasting is daarom duidelijk gerin-
ger dan de waarde van de zekering.
In geen geval een sterkere zekering gebruiken.
De voedingsspanning ACC1 is op constant plus gescha-
keld, aangesloten elektrische verbruikers worden onaf-
hankelijk van de ontsteking permanent van stroom voor-
zien.
De voedingsspanning ACC2 is op ontstekingsplus
geschakeld, de aangesloten elektrische verbruikers
worden alleen bij ingeschakelde ontsteking van stroom
voorzien.
16.13 ACC1 en ACC2 achterzijde
V02444-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2achter
bevinden zich onder het zadel.
Info
Aan de hand van de beschreven kabelisolatie is zichtbaar
om welke voedingsspanning het gaat.
16 ELEKTRONICA
132
Info
De voedingen zijn met een zekering beveiligd. Deze zeke-
ring beveiligt echter ook nog andere elektrische verbrui-
kers.
De maximale continue belasting is daarom duidelijk gerin-
ger dan de waarde van de zekering.
In geen geval een sterkere zekering gebruiken.
De voedingsspanning ACC1 is op constant plus gescha-
keld, aangesloten elektrische verbruikers worden onaf-
hankelijk van de ontsteking permanent van stroom voor-
zien.
De voedingsspanning ACC2 is op ontstekingsplus
geschakeld, de aangesloten elektrische verbruikers
worden alleen bij ingeschakelde ontsteking van stroom
voorzien.
KOELSYSTEEM 17
133
17.1 Koelsysteem
V02409-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen cir-
culatie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt
geregeld door een klep in de radiateurdop 2. Door de uitzetting
door warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het com-
pensatiereservoir 3. Als de temperatuur daalt wordt dit koel-
middel weer teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de
aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er
met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
115 °C
V02410-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en twee radiateurventila-
tors 4die bij hoge temperatuur wordt ingeschakeld.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
17.2 Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder
druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere compo-
nenten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
koelvloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
17 KOELSYSTEEM
134
V02411-10
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir
bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet
overeenkomt met de voorgeschreven waarde, maar nog
niet leeg is:
Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren.
( pag. 134)
17.3 Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder
druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere compo-
nenten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
koelvloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 133)
KOELSYSTEEM 17
135
V02412-10
Hoofdwerk
Deksel 1van het compensatiereservoir verwijderen.
V02411-10
Koelmiddel bijvullen tot het koelmiddelpeil overeenkomt met
de voorgeschreven waarde.
Voorgeschreven waarde
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
Koelmiddel ( pag. 163)
Deksel 1van het compensatiereservoir monteren.
Voorgeschreven waarde
Compensatiereservoir-
deksel
- 1,1 Nm
18 MOTOR AFSTELLEN
136
18.1 Ride Mode
V02211-01
Mogelijke toestanden
Street Gehomologeerd vermogen met evenwichtige res-
pons, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip aan
het achterwiel toe. De antiwheeliemodus is actief.
Rain Gereduceerd gehomologeerd vermogen voor betere
rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een geringe slip
aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus is actief.
Offroad Gereduceerd gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een ver-
hoogde slip aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus is
gedeactiveerd.
Explorer (optioneel) Instelling met gehomologeerd vermo-
gen en uiterst directe respons. De motorfietstractiecontrole
en de karakteristiek van de gasrespons kunnen individueel
worden ingesteld. De antiwheeliemodus is gedeactiveerd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rijmo-
dus bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzienlijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde omstandig-
heden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de onder-
grond, het weer en de rijsituatie.
In het gecombineerde instrument kunnen via het
submenu Ride Mode verschillende afstellingen voor het voertuig
worden gekozen. Er zijn Street,Rain,Offroad en Explorer
(optioneel).
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergege-
ven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel
worden gewisseld.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
18.2 Motorfietstractiecontrole (Bochten-MTC)
V02213-01
De motorfietstractiecontrole (MTC) verlaagt het motorkoppel
bij tractieverlies aan het achterwiel. Afhankelijk van de rijmodus
( pag. 136) wordt bij geactiveerde tractiecontrole verschillend
veel slip toegestaan.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstrac-
tiecontrole weer actief.
In het gecombineerde instrument kan via het submenu MTC de
motorfietstractiecontrole worden in- of uitgeschakeld.
MOTOR AFSTELLEN 18
137
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfietstractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
18.3 Slipaanpassing (optioneel)
402790-01
De slipaanpassing is een functie van de
motorfiets-tractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau 9 de minste slip.
De slipaanpassing kan tijdens het rijden bij gesloten menu met
de UP- of DOWNknop worden ingesteld.
Info
De slipaanpassing is alleen beschikbaar in de rijmodus
Explorer (optioneel).
18.4 Throttle (optioneel)
V02216-01
Mogelijke toestanden
Street Uitgebalanceerde respons.
Rally Uiterst directe respons
Offroad Zeer directe respons.
In het gecombineerde instrument kan via het submenu Throttle
de karakteristiek van de gasrespons worden aangepast.
Throttle kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel wor-
den ingesteld.
Info
Throttle is alleen in de rijmodus Explorer (optioneel)
beschikbaar.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
138
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd bij een warme motor.
V02442-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wach-
ten en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen markering Aen markering B
van het kijkglas staan.
»Als het motoroliepeil onder de markering Bligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 140)
»Als het motoroliepeil boven de markering Aligt:
motoroliepeil corrigeren.
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschre-
ven wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 101)
H01066-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olievulschroef 1met keerring verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
139
V02446-10
Olieaftapschroeven 2met magneten, keerringen en olieze-
ven verwijderen.
V02447-10
Schroeven 3verwijderen. Oliefilterdeksel 4met keerring
verwijderen.
Oliefilter 5uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
V02448-10
Nieuw oliefilter 5plaatsen.
Info
Het oliefilter alleen met de hand plaatsen.
Nieuwe keerring van het oliefilterdeksel oliën. Oliefilterdek-
sel 4positioneren.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
V01238-10
Magneten Aen oliezeven Bvan de olieaftapschroeven
grondig reinigen.
V02446-10
Olieaftapschroeven 2met magneten en nieuwe afdichtrin-
gen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 20 Nm
Motorolie bij koppelingsdeksel bijvullen.
Motorolie 2,8 l Motorolie (SAE
10W/50)
( pag. 163)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
140
H01066-10
Olievulschroef 1met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig
en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor vol-
doende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 138)
Motorbescherming monteren. ( pag. 102)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
H01066-10
Hoofdwerk
Olievulschroef 1met keerring verwijderen.
Motorolie tot midden van kijkglas bijvullen.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 163)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt
aangeraden geen verschillende motoroliesoorten te
mengen.
Husqvarna Motorcycles adviseert de motorolie te ver-
versen als dat nodig is.
Olievulschroef 1met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig
en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor vol-
doende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 138)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
141
19.4 Vrije slag aan de koppelingshendel controleren
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen vrije slag heeft, begint de koppeling te verschuiven.
Controleer vóór elk gebruik van de motorfiets de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel de vrije slag van de koppelingshendel indien nodig volgens de voorschriften in.
V02413-10
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Koppelingshendel tot voelbare weerstand trekken en de vrije
slag Abepalen.
Vrije slag Aaan de koppe-
lingshendel
5 mm
» Als de vrije slag aan de koppelingshendel niet met de
voorgeschreven waarde overeenkomt:
Vrije slag aan de koppelingshendel instellen.
( pag. 141)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
De vrije slag aan de koppelingshendel mag zich niet wijzi-
gen.
» Als de vrije slag aan de koppelingshendel verandert:
Traject van de koppelingskabel controleren.
19.5 Vrije slag aan de koppelingshendel instellen
V02443-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Contramoer 1losdraaien.
Vrije slag Amet de stelschroef 2instellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag Aaan de koppe-
lingshendel
5 mm
Contramoer 1vastdraaien.
20 REINIGING, ONDERHOUD
142
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of
onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschre-
ven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voor-
komen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijde-
ren.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel ver-
krijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 165)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aan-
brengen, altijd eerst met water afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden,
moet hij in koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden
het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de rempla-
ketten en remschijven te drogen en vuil te verwij-
deren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rij-
temperatuur heeft bereikt.
REINIGING, ONDERHOUD 20
143
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet
toegankelijke plaatsen van de motor en het remsys-
teem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 86)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 165)
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel
voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 165)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Kunststofonderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 165)
Contact- en stuurslot, slot van de benzinetank en slot van de
zitbank oliën.
Universele oliespray ( pag. 165)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op
de wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het voertuig grondig met koud water worden gerei-
nigd en goed worden gedroogd. Warm water versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 142)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels
en remplaketten, in afgekoelde en gemonteerde toe-
stand, grondig met koud water reinigen en goed laten
drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd
en goed worden gedroogd.
20 REINIGING, ONDERHOUD
144
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onder-
delen (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een
antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 86)
STALLING 21
145
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versle-
ten. Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens
de overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van
het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 165)
Brandstof tanken. ( pag. 76)
Motorfiets reinigen. ( pag. 142)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 138)
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Bandenspanning controleren. ( pag. 118)
12V-accu demonteren. ( pag. 121)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestra-
len
0 35 °C
12V-accu laden. ( pag. 124)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of
een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ont-
snappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motor-
fiets voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de
motor daarbij niet voldoende warm wordt, conden-
seert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en
dit leidt ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan
roesten.
21 STALLING
146
21.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 84)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
12V-accu monteren. ( pag. 122)
Tijd en datum instellen.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 67)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 22
147
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken
van de startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 67)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 124)
Ruststroom controleren.
Zekering 1,2of 3doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 127)
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 125)
Geen massaverbinding aanwe-
zig
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de
koppelingshendel is getrokken
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in stationair schakelen.
Motor draait door, maar
springt niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 67)
Zekering 3gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 127)
Snelsluitkoppeling niet in
elkaar gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutgeheugen uitlezen met Husq-
varna Motorcycles-diagnosetool.
Bij starten gashendel bediend Tijdens het starten GEEN gas geven.
Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 67)
Motor heeft te weinig vermo-
gen
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter demonteren.
Luchtfilter monteren.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutgeheugen uitlezen met Husq-
varna Motorcycles-diagnosetool.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op
lekkage.
Koelmiddelpeil in het compensatiere-
servoir controleren. ( pag. 133)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen.
Koelsysteem vullen/ontluchten.
Geknikte of beschadigde radi-
ateurslang
Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 4gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 127)
22 OPSPOREN VAN FOUTEN
148
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Defect aan het ventilatiesys-
teem van radiateur
Radiateurventilator controleren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutgeheugen uitlezen met Husq-
varna Motorcycles-diagnosetool.
NControlelampje stationair
brandt niet wanneer de ver-
snelling in stationair staat
Versnellingsherkenningssensor
niet geprogrammeerd
Foutgeheugen uitlezen met Husq-
varna Motorcycles-diagnosetool.
Motor slaat tijdens het rijden af Onvoldoende brandstof Brandstof tanken. ( pag. 76)
Zekering 1,2of 3doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 127)
ABS-waarschuwingslampje
brandt
ABS-zekering doorgesmolten ABSzekeringen vervangen.
( pag. 126)
Wieltoerental van voor- en
achterwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS ABS-foutgeheugen uitlezen
met Husqvarna Motorcycles-
diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang zonder knikken leg-
gen en indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 138)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 138)
Koplamp, positielicht, achter-
licht en nummerplaatverlich-
ting werken niet
Zekering 6gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 127)
Gecombineerd instrument,
remlicht en claxon werken niet
Zekering 5gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 127)
Tijd wordt niet meer of niet
correct weergegeven
Zekering 1gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 127)
12V-accu ontladen Ontsteking bij het uitzetten van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu laden. ( pag. 124)
12V-accu wordt niet opgela-
den door de dynamo
Laadspanning controleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van gecombineerd
instrument
Zekering 1,2of 5doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 127)
Tijd en datum instellen.
TECHNISCHE GEGEVENS 23
149
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt lijnmotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 890 cm³
Slag 68,8 mm
Boring 90,7 mm
Compressieverhouding 13,5:1
Distributie DOHC, 4 nokvolgerkleppen per cilinder aangestuurd
door nokvolger, aandrijving door ketting
Klepdiameter inlaat 37 mm
Klepdiameter uitlaat 30 mm
Klepspeling koud
Inlaat bij: 20 °C 0,10 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,15 0,20 mm
Krukaslagers Glijlagers
Drijfstanglager Glijlagers
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 oliering met spiraal
Motorsmering Semi-dry-sump smering met 2 tandwielpompen
Primaire overbrenging 39:75
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / mechanisch
bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:37
2e versnelling 17:34
3e versnelling 20:31
4e versnelling 22:28
5e versnelling 24:26
6e versnelling 23:22
Mengselsamenstelling Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 400 W
Bougie NGK LMAR9AI10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Stationair toerental 1.400 ± 50 1/min
Starthulp Startmotor
23 TECHNISCHE GEGEVENS
150
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef ontluchtingspijp EJOTALtracs®M6x12 8 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef aftapboring water-
pomp
EJOTALtracs®Plus 60x14 8 Nm
Loctite®243™
Slangklem aanzuigflens M4 2,5 Nm
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Olievernevelaars in de cilinderkop M5 2 Nm
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef axiale zekering nokvolger M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef bevestiging balansas M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef drukplaat M5 3 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat schakelwals M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
Schroef schakelassensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef thermostaathuis M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsherkennings-
sensor
M5 5 Nm
Loctite®243™
Sproeier motorontluchting M5 2 Nm
Moer kabel startmotor M6 5 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef bobine M6 8 Nm
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettingschacht M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x30 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x35 10 Nm
Schroef geleiderail boven M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat koppelings-
kabel
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat schakelas M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef lagerbrug balansaslager M6 10 Nm
Schroef lagersteun aandrijfas M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef motorhuis M6x30 12 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
151
Schroef motorhuis M6x60 12 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10 Nm
Schroef oliebak M6x30 10 Nm
Schroef oliebak M6x35 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef oliepompunit M6 10 Nm
Schroef
olie-water-warmtewisselaar
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef ontkoppelingshendel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef vastzethendel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef vrijlooptandwiel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite®243™
Moer uitlaatflens M8 15 Nm
Koperpasta
Olievernevelaar voor koppelings-
smering
M8 5 Nm
Loctite®243™
Overige schroeven motor M8 20 Nm
Schroef klopsensor M8 20 Nm
Schroef motorhuis M8x45 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x55 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x65 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x90 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef oliepomptussenwiel M8 15 Nm
Loctite®243™
Schroef spanrail M8 15 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef blokkeerschroef M8 15 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 15 Nm
Loctite®243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
152
Schroef drijfstanglager M8x0,75 1e niveau
5 Nm
2e niveau
20 Nm
3e niveau
90°
Schroefcontactvlak en
schroefdraad ingevet
Bougie M10 11 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite®2701™
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 8 Nm
Sluitschroef lagerbrug M10x1 12 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 8 Nm
Sluitschroef olieboring distributie-
kettingschacht
M10x1 12 Nm
Loctite®243™
Koelmiddeltemperatuursensor M10x1,25 10 Nm
Schroef cilinderkop M10x1,25 Draaivolgorde:
Aanhaalvolgorde in acht nemen.
1e niveau
5 Nm
2e niveau
15 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Schroefcontactvlak ingevet /
schroefdraad ingevet
Schroef rotor M12x1,5 90 Nm
Schroefdraad ingevet
Sluitschroef olieafvoer cilinderkop M12x1,5 15 Nm
Sluitschroef koelwatermantel M16x1,5 20 Nm
Loctite®243™
Moer koppelingsmeenemer M20x1,5 135 Nm
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 20 Nm
Sluitschroef distributieketting-
spanner
M24x1,5 25 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
153
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 2,8 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 163)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,60 l Koelmiddel ( pag. 163)
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstofreserve ca. 3 l
Brandstoftankvolume totaal ca. 19 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 163)
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP APEX OC
Schokdemper WPAPEX
Veerweg
voor 220 mm
achter 213,8 mm
Remsysteem
voor Dubbele schijfrem met radiaal geschroefde remza-
dels met vier zuigers, remschijven vlottend gelagerd
achter Eenschijfsrem met 2-zuigerremklauwen, remschijf
met zwemmende lagers
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 260 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo / met passagier
voor 2,4 bar
achter 2,4 bar
23 TECHNISCHE GEGEVENS
154
Bandenspanning volledige belasting
voor 2,6 bar
achter 2,6 bar
Secundaire overbrenging 16:45
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 64,2°
Wielstand 1.512,9 mm
Zithoogte onbelast
onderste positie 859 mm
bovenste positie 879 mm
Afstand van bodem, onbelast 252,4 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 204 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 175 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 275 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 450 kg
23.5 Elektronica
12V-accu HTZ12A-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 10 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088025 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht/groot licht Led
Dagrijlicht/zijlicht Led
Verlichting gecombineerd instrument en controle-
lampjes
Led
Richtingaanwijzer Led
Rem-/achterlicht Led
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Band voor Band achter
90/90 - 21 M/C 54V M+S TL
Pirelli SCORPION RALLY STR
150/70 - 18 M/C 70V M+S TL
Pirelli SCORPION RALLY STR
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het service-
gedeelte onder:
www.husqvarna-motorcycles.com
TECHNISCHE GEGEVENS 23
155
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 0221C141V201102
Voorvork WP APEX OC
Ingaande demping
Comfort 21 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
Uitgaande demping
Comfort 21 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 486 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,5 N/mm
Voorvorklengte 878,5 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 475 ± 5 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 164)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 15.15.7U.30
Schokdemper WPAPEX
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 5 klikken
Veervoorspanning
Comfort 10 mm
Standaard 10 mm
Sport 12 mm
Volledige nuttige last 17 mm
Veervoorspanning - Preload-Adjuster
Comfort 3 omw
Standaard 3 omw
Sport 5 omw
Volledige nuttige last 10 omw
Inbouwlengte 371 mm
Veerlengte 195 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 115 N/mm
Gasdruk 20 bar
23 TECHNISCHE GEGEVENS
156
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 164)
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Moer klep ISO 10V2 12 Nm
Loctite®2701™
Resterende schroeven chassis EJOTPT®K45x12 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT®K50x12 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT®K50x14 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT®K50x16 2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT®K50x18 2 Nm
Slangklem smoorklep - 2,8 Nm
Resterende moeren chassis M4 3 Nm
Resterende schroeven chassis M4 3 Nm
Schroef vaste handgreep links M4 3 Nm
Kraagbout instrumentenhouder
onder
M5x20 5 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M5x17 5 Nm
Schroef bekleding M5 3 Nm
Schroef brandstoftankinzetstuk M5 3 Nm
Schroef brandstoftanksensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
M5 1,5 Nm
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 5 Nm
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5x20 4 Nm
Loctite®243™
Schroef hitteplaat M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef klem brandstoftank M5 3 Nm
Schroef lampenkaphouder-deksel M5x17 3,5 Nm
Schroef luchtfilterbak M5 3 Nm
Schroef luchtfilterkast onder door
console
M5x20 5 Nm
Loctite®243™
Schroef nummerplaathouder M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste deel achterkant M5x10 3 Nm
Loctite®243™
Schroef remkabelhouder aan
voorvork
M5 1 Nm
Schroef rempedaalvlak M5 10 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
157
Schroef remvloeistofreservoir van
achterwielrem
M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef spatbescherming achter-
brug
M5x20 10 Nm
Loctite®243™
Schroef spatbescherming schok-
demper
M5x17 2,8 Nm
Schroef spatbord aan voorvork-
protector
M5x12 3 Nm
Schroef tankbescherming op
tankbeschermingsdrager
M5x12 3 Nm
Schroef tankdop M5 3 Nm
Schroef verstijving voor masker-
drager aan brandstoftankspoiler
binnen
M5x12 3 Nm
Loctite®243™
Schroef windscherm M5x14 5 Nm
Schroef zijstandaardsensor M5 2 Nm
Spaaknippels M5 6 Nm
Speciale schroef bekleding lang M5x17 3 Nm
Speciale schroef instrumenten-
houder boven
M5x12 5 Nm
Speciale schroef koplampverstel-
ling op maskerdrager
M5x14 3,5 Nm
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Moer remhendel M6 Aanhaalmoment op moer toepas-
sen.
10 Nm
Moer schakelstang M6LH 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef 6-Dsensor M6 5 Nm
Schroef ABS-module op houder M6x12 8 Nm
Schroef accuhouderbeugel M6 4,5 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef achterlicht M6x16 5 Nm
Loctite®243™
Schroef actievekoolfilter aan hou-
derplaat
M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef brandstofkraan M6 6 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef console aan luchtfilter-
kast
M6x12 9 Nm
Loctite®243™
Schroef contactslot én keer te
gebruiken)
M6 Tot het afscheuren van de kop aan-
draaien.
Loctite®243™
Schroef handremarmatuur M6 5 Nm
Schroef houderplaat ABS-module
aan frame
M6x18 10 Nm
Loctite®243™
Schroef kabel aan startmotor M6 5 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
158
Schroef kabel aan startrelais M6 4,5 Nm
Schroef kettinggeleiding M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef koelerhouder onder M6 5 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef koplamp M6x18 10 Nm
Schroef koplampadapter aan kop-
lamp
M6x16 5 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Schroef kruisversteviging in de
achterkant
M6x10 10 Nm
Loctite®243™
Schroef lampenkaphouder aan
balhoofd
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef magneethouder aan zij-
standaard
M6 2 Nm
Loctite®243™
Schroef massakabel aan frame M6 6 Nm
Schroef massakabel aan startmo-
tor
M6 10 Nm
Schroef motorbescherming M6x8 8 Nm
Schroef motorbescherming M6x10 10 Nm
Loctite®243™
Schroef nummerplaathouder aan
console
M6x16 10 Nm
Loctite®243™
Schroef nummerplaathouder aan
onderste deel achterkant
M6x18 10 Nm
Loctite®243™
Schroef plaatadapter kettinggelei-
ding
M6x12 10 Nm
Loctite®243™
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelaskering aan
schakelas
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelstang M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef schuifelement voor zijbe-
kleding
M6x20 10 Nm
Loctite®243™
Schroef spanningsregelaar M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef tankbescherming op
motorbescherming onder
M6x18 10 Nm
Schroef tankbescherming op
motorbescherming voor
M6x25 10 Nm
Schroef tankbescherming op
tankbevestigingsrubber
M6x15 10 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
159
Schroef traverse aan onderste
deel achterkant
M6x12 6 Nm
Loctite®243™
Schroef versterking voor lampen-
kaphouder
M6x16 10 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder achter M6 9 Nm
Loctite®243™
Schroef wieltoerentalsensor ach-
ter
M6 6 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor M6 6 Nm
Schroef zadelslot M6 10 Nm
Loctite®243™
Borgbout voor remplaketten M8 10 Nm
Bout remzadel achter M8 22 Nm
Loctite®243™
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 Moeren gelijkmatig vastdraaien.
Plaat niet buigen.
20 Nm
Koperpasta
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite®2701™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bevestiging AKF-houder M8x16 25 Nm
Loctite®243™
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef einddemperbevestiging M8 15 Nm
Schroef frame motorbescherming M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef greep M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef houder zadel M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef klem uitlaatsysteem M8 12 Nm
Koperpasta
Schroef kofferdrager M8x20 25 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef stuurdemper aan houder M8 8 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurdemper aan kroon-
plaat
M8 8 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef traverse in de achterkant M8x35 25 Nm
Loctite®243™
Schroef veer rempedaal M8 12 Nm
Loctite®2701™
Schroef veerhouderplaat aan zij-
standaardconsole
M8 15 Nm
Loctite®2701™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
160
Schroef verbindingsdrager motor-
houder
M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder achter M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef voordemper aan frame M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroefverbinding rempedaalvlak M8 25 Nm
Loctite®243™
Motordraagschroef M10 45 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef console M10 50 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x30 45 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x40 45 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x65 45 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaard M10 40 Nm
Loctite®243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Moer richtingaanwijzer M10x1,25 4 Nm
Schroef remzadel voor M10x1,25 45 Nm
Loctite®243™
Schroef achterbrugbout M12 100 Nm
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite®2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite®2701™
Moer stopcontact M18 4 Nm
Lambdasonde M18x1,5 50 Nm
Schroef balhoofd M20x1,5 18 Nm
Stelschroef achterbrug M20LHx1,5 10 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en contactvlak van
de steekas ingevet
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 24
161
24.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype Immo641 overeenkomt met de relevante richtlijnen. De
volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.husqvarna-motorcycles.com/immo641
Hiermee verklaart Polaris dat het zendinstallatietype Connectivity Control Unit "CCU2" overeenkomt met de
relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de vol-
gende URL.
Website van de certificering: http://www.husqvarna-motorcycles.com/ccu-2
Hiermee verklaart LDL Technology dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System overeen-
komt met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar
onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.husqvarna-motorcycles.com/tpms
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System
overeenkomt met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is
beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.husqvarna-motorcycles.com/tpms
24.2 Landspecifieke verklaring van overeenstemming
F03629-01
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
162
24.3 Landspecifieke verklaringen van overeenstemming (CCU-2)
E02299-01
GEBRUIKSSTOFFEN 25
163
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % etha-
nol (bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschap-
pen alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken,
als het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 166)
SAE ( pag. 166) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en
de juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Power Synt 4T
25 GEBRUIKSSTOFFEN
164
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 166) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en
over de geschikte eigenschappen beschikken.
Voorvorkolie (SAE 5)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 166) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Fork Oil
HULPSTOFFEN 26
165
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
27 NORMEN
166
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie
bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog ver-
mogensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën
op basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets
over de kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 28
167
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
- Easy Shift Functie van de motorelektronica voor schakelen zon-
der bediening van de koppeling
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij door-
draaiend achterwiel het motorkoppel verlaagt
MSR Motorslipmomentregeling Extra functie van de motorbesturing die het blokke-
ren van het achterwiel bij een te grote motorremwer-
king verhindert door de regelkleppen iets te openen
- Ride Husqvarna Systeem voor draadloze communicatie met
geschikte mobiele telefoons en headsets voor
telefonie en audio
29 LIJST MET AFKORTINGEN
168
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 30
169
30.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
30.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegre-
pen. Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veilig-
heid is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een
geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage.
Controlelampje cruisecontrol brandt geel De functie cruisecontrol is ingeschakeld, maar
de cruisecontrol is niet actief.
Waarschuwing glad ijs op het display actief De waarschuwingslamp brandt bij verhoogd
gevaar voor glad wegdek.
TC-controlelampje brandt/knippert geel MTC ( pag. 136) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde Husqvarna Motorcycles-garage. Het TC-controlelampje knippert, als
MTC of MSR actief ingrijpen.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
30.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje cruisecontrol brandt groen De functie cruisecontrol is ingeschakeld en de
cruisecontrol is actief.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
INDEX
170
INDEX
1
12V-accu
demonteren ...................... 121
laden ........................... 124
monteren ........................ 122
A
ABS .............................. 103
ABSzekeringen
vervangen ........................ 126
ACC1
achter ........................... 131
voor ............................ 131
ACC2
achter ........................... 131
voor ............................ 131
Accuafdekking
demonteren ....................... 92
monteren ......................... 93
Achterwiel
demonteren ...................... 113
monteren ........................ 115
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 13
rechtsachter ....................... 14
Afbeeldingen ......................... 11
Afremmen ........................... 72
Antiblokkeersysteem .................. 103
Artikelnummer schokdemper ............. 16
Artikelnummer stuurdemper ............. 16
Artikelnummer voorvork ................ 16
B
Bagage ............................. 65
Bagagedragerplaat .................... 27
Bandenreparatiespray
gebruik .......................... 120
Bandenspanning
controleren ....................... 118
Bandensysteem zonder binnenbanden . . . . . 119
Bedieningshandleiding ................. 10
Bedrijfsmiddelen ...................... 11
Beoogd gebruik ....................... 7
Beschermende kleding .................. 9
Bestuurderszadel
instellen .......................... 59
monteren ......................... 85
verwijderen ........................ 85
Bochten-MTC ....................... 136
Boordgereedschap .................... 26
Brandstofkranen ...................... 23
Brandstoftankbekleding links
demonteren ....................... 99
monteren ........................ 100
Brandstoftankbekleding rechts
demonteren ...................... 100
monteren ........................ 101
Brandstoftankspoiler links
demonteren ....................... 94
monteren ......................... 95
Brandstoftankspoiler midden
demonteren ....................... 93
monteren ......................... 94
Brandstoftankspoiler rechts
demonteren ....................... 96
monteren ......................... 96
Buddyseat
monteren ......................... 85
verwijderen ........................ 84
C
Claxonknop ......................... 20
Combinatieschakelaar .................. 17
overzicht .......................... 17
Contactslot .......................... 21
Controlelampjes ...................... 31
Cruisecontrol
bediening ......................... 18
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren ....................... 116
Diagnosestekker ..................... 131
E
Easy Shift ........................... 69
Extra koplamp
instelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 130
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 130
F
Fabrieksgarantie ...................... 11
G
Garantie ............................ 11
Gashendel .......................... 17
Gebruiksdefinitie ....................... 7
Gecombineerd instrument ............ 29-58
ABS Mode ........................ 41
ABSweergave ..................... 36
INDEX
171
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Audio (optioneel) .................... 46
Bike Info ......................... 45
Bluetooth (optioneel) ................. 49
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Callweergave ...................... 39
Clock & Date ...................... 54
Clock Format ...................... 54
Consumption ...................... 56
controlelampjes ..................... 31
Date Format ....................... 54
display ........................... 32
Distance ......................... 55
Easy Shift ......................... 42
Explorer display (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 33
Extra Functions .................... 57
Favorites ......................... 48
FavoritesAnzeige 14................ 48
Favoritesweergave .................. 38
handgreepverwarming (optioneel) . . . . . . . . 38
Headset Type (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 52
Heating (optioneel) .................. 42
Heating Grips (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 42
Heating Rider Seat (optioneel) . . . . . . . . . . 43
Interface ......................... 43
Language ......................... 56
menu ............................ 39
Motorcycle ........................ 39
MTC + MSR ....................... 41
MTCweergave ..................... 36
Navigationweergave ................. 38
omgevingslucht-temperatuurindicator . . . . . 36
overzicht .......................... 29
Phone Pairing (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 50
Pressure ......................... 56
Quick Selector Down ................ 49
Quick Selector Up .................. 48
Ride Husqvarna (optioneel) . . . . . . . . . . . . 49
Ride Mode .....................40,136
RideModeweergave ................ 36
Rider' Headset (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 51
schakelindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Settings .......................... 47
Shift Light RPM1 ................... 53
Shift Light RPM2 ................... 53
Shift Light State .................... 53
Slip Adjuster (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 44
slipaanpassing (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 137
Snelheidsindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Temperature ...................... 55
Throttle (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 43, 137
tijd .............................. 35
toerental .......................... 34
Trip 1 ............................ 45
Trip 2 ............................ 46
Trip Info .......................... 45
Units ............................ 55
waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . 30
waarschuwingen .................... 30
weergave van de cruisecontrol . . . . . . . . . . 35
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . 37
zadelverwarming (optioneel) . . . . . . . . . . . . 38
Grepen ............................. 26
H
Hoofdzekering
vervangen ........................ 125
Hulpstoffen .......................... 11
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . 64
controle en onderhoud voor iedere inbedrijf-
stelling ........................... 67
nadestalling ...................... 146
K
Ketting
controleren ........................ 89
reinigen .......................... 86
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Ketting-aandrijfwiel
controleren ........................ 89
Kettingspanning
controleren ........................ 87
instellen .......................... 88
Kettingwiel
controleren ........................ 89
Klantenservice ....................... 12
Koelmiddelpeil
in compensatiereservoir controleren . . . . . . 133
in compensatiereservoir corrigeren . . . . . . 134
Koelsysteem ........................ 133
Koplamp
instelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 129
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 129
Koppelingshendel ..................... 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 60
L
Lichtschakelaar ...................... 18
INDEX
172
M
Milieu ............................... 9
Motor
inrijden ........................... 65
Motorbescherming
demonteren ...................... 101
monteren ........................ 102
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . 83
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . 83
reinigen ......................... 142
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . 83
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . 84
Motorfietstractiecontrole ............... 136
Motornummer ........................ 16
Motorolie
bijvullen ......................... 140
verversen ........................ 138
Motoroliepeil
controleren ....................... 138
Motorslipmomentregeling ............... 72
MSR ............................... 72
N
Noodstopschakelaar ................... 20
O
Oliefilter
vervangen ........................ 138
Oliezeven
reinigen ......................... 138
Onjuist gebruik ........................ 7
Opbergvak links
openen ........................... 24
sluiten ........................... 24
Opbergvak rechts
openen ........................... 25
sluiten ........................... 26
Opsporen van fouten ............... 147-148
P
Parkeren ............................ 74
Pech
wegslepen ........................ 75
R
Remhendel .......................... 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 61
Remmen ............................ 72
Rempedaal .......................... 28
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 61
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Rempedaalvlak
instellen .......................... 61
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 109
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . 106
Remschijven
controleren ....................... 104
Remsysteem ..................... 103-110
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 108
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 105
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 107
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . 105
Reserveonderdelen .................... 11
Richtingaanwijzerschakelaar ............. 20
Rijden .............................. 69
optrekken ......................... 68
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . 143
S
Schakelaar extra koplamp ............... 22
Schakelaars
linksaanstuur ...................... 17
rechtsaanstuur ..................... 20
Schakelen ........................... 69
Schokdemper ........................ 80
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 81
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . 82
Service ............................. 11
Serviceschema .....................78-79
Sleutelnummer ....................... 15
Spaakspanning
controleren ....................... 119
Spatbord voor
demonteren ....................... 97
monteren ......................... 97
Stalling ............................ 145
Starten ............................. 67
Startknop ........................... 20
Stopcontact voor elektrisch toebehoren . . . . 22
Stoppen ............................ 74
Stuur
ontgrendelen ....................... 21
INDEX
173
vergrendelen ....................... 21
Stuurpositie ......................... 59
instellen .......................... 59
Stuurslot ............................ 21
T
Tankdop
openen ........................... 22
sluiten ........................... 23
Tanken
brandstof ......................... 76
Technisch toebehoren .................. 11
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . 156
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . 150
banden .......................... 154
chassis .......................... 153
elektronica ....................... 154
motor ........................ 149-160
schokdemper ..................... 155
voorvork ......................... 155
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Tijd
instellen .......................... 57
Toestand van de banden
controleren ....................... 117
Transporteren ........................ 75
Typeplaatje .......................... 15
V
Veilig gebruik ......................... 8
Verklaringen van overeenstemming . . . . 161-162
landspecifiek ...................... 161
landspecifiek (CCU-2) . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Versnellingshendel .................... 27
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . 62
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 63
Voertuig beladen ...................... 65
Voertuigidentificatiennummer ............ 15
Voetsteun passagier ................... 27
Voorvork ............................ 80
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . 80
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 81
Voorwiel
demonteren ...................... 111
monteren ........................ 112
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Vrije slag aan de koppelingshendel
controleren ....................... 141
instellen ......................... 141
Vulhoeveelheid
brandstof ......................77,153
koelmiddel ....................... 153
motorolie .....................139,153
W
Waarschuwing voor glad wegdek ......... 30
Wegslepen .......................... 75
Werkinstructies ........................ 9
Windscherm
demonteren ....................... 98
monteren ......................... 99
Z
Zadelslot ............................ 27
Zekering
van de afzonderlijke elektrische verbruikers
vervangen ........................ 127
Zijbekleding links
demonteren ....................... 91
monteren ......................... 91
Zijbekleding rechts
demonteren ....................... 91
monteren ......................... 92
Zijstandaard ......................... 28
*3402576nl*
3402576nl
12/2021
Husqvarna Motorcycles GmbH
Stallhofnerstraße 3 |5230 Mattighofen |Oostenrijk
www.husqvarna-motorcycles.com Foto: Mitterbauer/KISKA,
Husqvarna Motorcycles GmbH
9

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Husqvarna Norden 901 - 2022 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Husqvarna Norden 901 - 2022 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 11.12 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Husqvarna Norden 901 - 2022

Husqvarna Norden 901 - 2022 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 177 pagina's

Husqvarna Norden 901 - 2022 Gebruiksaanwijzing - English - 170 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info