579258
3
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/96
Pagina verder
HUSQVARNA AUTOMOWER
®
320/330X
GEBRUIKSAANWIJZING
Nederlands - 1
1 Introductie en veiligheid 3
1.1 Inleiding 3
1.2 Symbolen op het product 4
1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding 5
1.4 Veiligheidsinstructies 6
2 Presentatie 9
2.1 Wat is wat? 10
2.2 Inhoud pakket 11
2.3 Werking 11
3 Installatie 15
3.1 Voorbereidingen 15
3.2 Het laadstation installeren 16
3.3 De accu laden 20
3.4 De begrenzingsdraad installeren 21
3.5 De begrenzingsdraad aansluiten 27
3.6 De begeleidingsdraad installeren 28
3.7 De installatie controleren 32
3.8 Ingebruikname en kalibratie 32
3.9 Het dokken in het laadstation testen 33
4 Gebruik 34
4.1 Een lege accu laden 34
4.2 De timer gebruiken 35
4.3 Starten 36
4.4 Stoppen 36
4.5 Uitschakelen 36
4.6 De maaihoogte aanpassen 37
5 Bedieningspaneel 38
5.1 Bedieningsselectie Starten 39
5.2 Bedieningsselectie Parkeren 40
5.3 Hoofdschakelaar 41
5.4 De PARK-knop van het laadstation 41
6 Menufuncties 42
6.1 Hoofdmenu 42
6.2 Menustructuur 43
6.3 Timer 44
6.4 Maaihoogte 46
6.5 Veiligheid 47
6.6 Meldingen 50
6.7 Weertimer 52
6.8 Installatie 53
6.9 Instellingen 63
6.10 Accessories 67
7 Voorbeelden van tuinen 68
8 Onderhoud 73
8.1 Winteropslag 74
8.2 Winterbeurt 74
8.3 Na de winteropslag 75
8.4 Reinigen 75
8.5 Transport en verplaatsing 76
8.6 Bij onweer 76
8.7 Messen 77
8.8 Accu 77
9 Problemen oplossen 78
9.1 Foutmeldingen 78
9.2 Infomeldingen 81
9.3 Indicatielampje in het laadstation 82
9.4 Symptomen 83
9.5 Breuken in de lusdraad opsporen 85
10 Technische gegevens 89
11 Garantiebepalingen 90
12 Informatie over het milieu 91
13 EG-verklaring van overeenstemming 92
Nederlands - 2
Serienummer: ___________________________
PIN-code: ___________________________
Dealer: ___________________________
Dealers
telefoonnummer: __________________________
Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om Husqvarna Group AB hiervan op de hoogte te stellen. Neem in dat
geval contact op met uw dealer en geef het serienummer van het product door, zodat het product als gestolen kan worden
geregistreerd in een internationale database. Dat vormt een belangrijke stap in de diefstalbeveiliging van de robotmaaier en
maakt het kopen en verkopen van gestolen robotmaaiers minder aantrekkelijk.
Het serienummer van het product bestaat uit negen cijfers en staat op het productplaatje (te vinden op de binnenkant van
het displaydeksel) en de productverpakking.
www.automower.com
AANTEKENINGEN
Nederlands - 3
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1 Introductie en veiligheid
1.1 Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor een product van
uitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uw Husqvarna-
robotmaaier te halen, moet u weten hoe hij werkt. Deze
gebruikershandleiding bevat belangrijke informatie over de
robotmaaier, de installatie en het gebruik van het product.
Naast deze gebruikershandleiding is er aanvullende
informatie te vinden op de website van Automower®,
www.automower.com. Hier vindt u meer hulp en adviezen
over het gebruik van het product.
Husqvarna AB werkt voortdurend aan het verder ontwikkelen
van zijn producten en behoudt zich dan ook het recht voor
om zonder aankondiging vooraf wijzigingen in het ontwerp,
het uiterlijk en de werking van zijn producten aan te brengen.
Om het gebruik van de gebruikershandleiding eenvoudiger
te maken, wordt gebruik gemaakt van het volgende systeem:
• Tekst die cursief is gedrukt, is tekst die verschijnt op
het display van de robotmaaier of die verwijst naar een
andere sectie van de gebruikershandleiding.
• Woorden die vet zijn gedrukt, verwijzen naar de
knoppen op het toetsenbord van de robotmaaier.
• Woorden die cursief en in HOOFDLETTERS
zijn gedrukt, verwijzen naar de stand van de
hoofdschakelaar en de verschillende bedieningsmodi
die voor de robotmaaier beschikbaar zijn.
www.automower.com
BELANGRIJKE INFORMATIE
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door en gebruik de robotmaaier niet voordat
u de instructies hebt begrepen.
WAARSCHUWING
De robotmaaier kan gevaarlijk zijn
als u hem verkeerd gebruikt.
1001-003
Nederlands - 4
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.2 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze
zorgvuldig.
• Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig door en
gebruik de robotmaaier niet voordat u de instructies hebt
begrepen. De waarschuwingen en veiligheidsinstructies
in deze gebruikershandleiding moeten zorgvuldig
wordenopgevolgdomderobotmaaierveiligenefciënt
te kunnen gebruiken.
• De robotmaaier start alleen als de hoofdschakelaar
op 1 staat en als de juiste PIN-code is ingevoerd. Zet
de hoofdschakelaar op 0 voordat u inspecties en/of
onderhoud uitvoert.
• Blijf op een veilige afstand van de robotmaaier wanneer
de robotmaaier in gebruik is. Houd uw handen en
voeten uit de buurt van de draaiende messen. Plaats
uw handen of voeten niet in de buurt van of onder de
kap wanneer de robotmaaier in gebruik is.
• Het is niet toegestaan om op de robotmaaier te rijden.
• Dit product voldoet aan de geldende EC-richtlijnen.
• Geluidsemissie naar de omgeving. De emissies van
het product staan vermeld in hoofdstuk 10 Technische
gegevens en op het productplaatje.
• Het is niet toegestaan om dit product aan het einde van
zijn levensduur af te voeren als normaal huishoudelijk
afval. Zorg dat het product wordt gerecycled volgens de
lokale wettelijke voorschriften.
• Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen
stromend water om de robotmaaier schoon te maken.
3018-062
3012-689
6001-024
3012-665
3018-066
3012-663, 3012-1085
1001-002, 1001-003
3012-1059
Nederlands - 5
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
• Het chassis bevat onderdelen die gevoelig zijn voor
elektrostatische ontlading (ESD). Het chassis is ook een
belangrijk deel van het ontwerp van de robotmaaier en
moet altijd op professionele wijze worden afgedicht om
het product buiten te kunnen gebruiken. Daarom mag
het chassis uitsluitend worden geopend door erkende
servicemonteurs. Als de afdichting wordt verbroken, kan
de garantie volledig of gedeeltelijk komen te vervallen.
1.3 Symbolen in de
gebruikershandleiding
De volgende symbolen worden in de gebruikershandleiding
gebruikt. Bestudeer ze zorgvuldig.
• Zet de hoofdschakelaar op 0 voordat u inspecties en/of
onderhoud uitvoert.
• Draag altijd handschoenen wanneer u aan het chassis
van de robotmaaier werkt.
• Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen
stromend water om de robotmaaier schoon te maken.
• Een waarschuwingsbox waarschuwt dat er gevaar voor
lichamelijk letsel bestaat wanneer de instructies niet
worden opgevolgd.
• Eeninformatieboxwaarschuwtdatermateriëleschade
kan ontstaan wanneer de instructies niet worden
opgevolgd. De box wordt ook gebruikt als er een kans
bestaat dat de gebruiker een fout maakt.
WAARSCHUWING
Tekst
BELANGRIJKE INFORMATIE
Tekst
3012-272
3018-062
3012-1097
3012-1060
Nederlands - 6
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.4 Veiligheidsinstructies
Gebruik
• De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op
open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend
worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant
aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist.
De instructies van de fabrikant over bediening/onderhoud
en reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
• De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend,
onderhouden en gerepareerd door personen die
volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken van
en veiligheidsvoorschriften voor het product. Lees de
gebruikershandleiding zorgvuldig door en gebruik de
robotmaaier niet voordat u de instructies hebt begrepen.
• Het is niet toegestaan het originele ontwerp van de
robotmaaier aan te passen. Alle aanpassingen die
gedaan worden, zijn voor eigen risico.
• Controleer of er geen stenen, takken, gereedschap,
speelgoed of andere voorwerpen op het gazon liggen
die de messen kunnen beschadigen. Voorwerpen op het
gazon kunnen er ook toe leiden dat de robotmaaier hierin
vast komt te zitten. Als dat gebeurt, kan het nodig zijn om
het voorwerp te verwijderen voordat de maaier verder
kan gaan met maaien.
• Start de robotmaaier volgens de instructies. Wanneer de
hoofdschakelaar op 1 staat, moet u uw handen en voeten
uit de buurt van de draaiende messen houden. Plaats uw
handen of voeten nooit onder de robotmaaier.
• Til de robotmaaier nooit op en draag hem niet wanneer
de hoofdschakelaar in stand 1 staat.
• Sta niet toe dat de robotmaaier wordt gebruikt door
personen die niet weten hoe de robotmaaier werkt en
zich gedraagt.
• Gebruik de robotmaaier nooit als er personen – met
name kinderen – of huisdieren in de onmiddellijke
nabijheid van de machine zijn.
• Plaats niets boven op de robotmaaier of het bijbehorende
laadstation.
• Gebruik de robotmaaier niet als de maaischijf of de kap
beschadigd is. Gebruik het product ook niet met defecte
messen, schroeven, moeren of kabels.
• Gebruik de robotmaaier niet als de hoofdschakelaar niet
werkt.
• Schakel de robotmaaier altijd uit via de hoofdschakelaar
wanneer de maaier niet wordt gebruikt. De robotmaaier
start alleen als de hoofdschakelaar op 1 staat en als de
juiste PIN-code is ingevoerd.
• Gebruik de robotmaaier nooit terwijl er een gazonsproeier
aanstaat. Gebruik in dat geval de timerfunctie (zie 6.3
Timer op pagina 6) zodat de robotmaaier en sproeier
nooit tegelijkertijd werken.
1001-003
3012-1057
3012-663
Nederlands - 7
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
• Husqvarna AB kan niet garanderen dat de robotmaaier
volledig compatibel is met andere typen draadloze
systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders,
ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen voor
dieren en dergelijke.
Verplaatsen
Plaats de robotmaaier in de originele verpakking wanneer hij
over lange afstanden moet worden vervoerd.
Ga als volgt te werk om het product naar een andere locatie
binnen of buiten het werkgebied te verplaatsen:
1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier te
stoppen. Als de beveiliging is ingesteld op middelhoog
of hoog niveau (zie 6.5 Veiligheid op pagina 47)
moet de. PIN-code worden ingevoerd. De PIN-
code bestaat uit vier cijfers en wordt gekozen als
de robotmaaier voor het eerst wordt gestart. Zie 3.8
Ingebruikname en kalibratie op pagina 32.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
3. Draag de robotmaaier aan de handgreep die zich
achter aan het product bevindt. Draag de robotmaaier
met de maaischijf van uw lichaam af gericht.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Til de robotmaaier niet op wanneer deze in
het laadstation is geparkeerd. Dat kan het
laadstation en/of de robotmaaier beschadi-
gen. Druk op STOP en trek de robotmaaier
uit het laadstation voordat u hem optilt.
3012-1044
3012-1060
3012-1203
Nederlands - 8
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Onderhoud
WAARSCHUWING
Als de robotmaaier ondersteboven
ligt, moet de hoofdschakelaar altijd
in stand 0 staan.
De hoofdschakelaar moet in stand
0 staan tijdens alle werkzaamheden
aan het chassis van de robotmaaier,
zoals het reinigen of vervangen van
de messen.
Inspecteer de robotmaaier elke week en vervang
beschadigde of versleten onderdelen. De wekelijkse
inspectie omvat de volgende punten:
• Ontdoe het laadstation van gras, bladeren, twijgen en
andere voorwerpen die het voor de robotmaaier moeilijk
kunnen maken om in het laadstation te dokken.
• Zet de hoofdschakelaar in stand 0 en trek een
paar beschermende handschoenen aan. Draai de
robotmaaier ondersteboven. Controleer de volgende
punten:
1. Reinig de aandrijfwielen. Gras in de aandrijfwielen
kan van invloed zijn op de wijze waarop de maaier
op hellingen werkt.
2. Reinig de voorwielen. Gras op de voorwielen en op
de voorwielas kan de prestaties nadelig beïnvloeden.
3. Reinig de kap, het chassis en het maaisysteem.
Gras, bladeren en andere voorwerpen die het
product zwaarder maken, kunnen de prestaties
nadelig beïnvloeden.
4. Controleer of alle maaimessen intact zijn. Controleer
ook of de bladen vrij kunnen draaien. Voor optimale
maairesultaten en een laag energieverbruik moeten
de maaimessen regelmatig worden vervangen, zelfs
als ze niet gebroken zijn. Alle messen en schroeven
moeten wanneer nodig op hetzelfde moment
worden vervangen zodat de draaiende onderdelen
uitgebalanceerd blijven.
Zie 8.7 Messen op pagina 77.
3012-1060
3012-1257
Nederlands - 9
PRESENTATIE
2 Presentatie
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust moet
zijn bij het plannen van de installatie.
Het systeem van een Husqvarna-robotmaaier bestaat uit vier
hoofdonderdelen:
• Een robotmaaier die het gazon maait door in principe
te bewegen in een willekeurig patroon. De robotmaaier
wordt gevoed door een onderhoudsvrije accu.
• Een laadstation waarnaar de robotmaaier automatisch
terugkeert wanneer de accu bijna leeg is.
Het laadstation heeft drie functies:
• Controlesignalen door de begrenzingsdraad
verzenden.
• Controlesignalen door de begeleidingsdraad
verzenden zodat de robotmaaier het laadstation
kan vinden.
• Om de accu in de robotmaaier op te laden.
• Een transformator, die is aangesloten tussen het
laadstation en een stopcontact van 110-230 V.
De transformator wordt op het stopcontact en het
laadstation aangesloten via een laagspanningskabel van
10 m. De laagspanningskabel mag niet worden ingekort
of verlengd.
Een langere laagspanningskabel is verkrijgbaar als
accessoire. Neem contact op met de dealer voor meer
informatie.
• Een lusdraad, die in een lus rond het werkgebied
voor de robotmaaier wordt gelegd. De lusdraad wordt
langs de randen van het gazon en rondom voorwerpen
en planten gelegd en vormt een grens waar de
robotmaaier niet mag komen. De lusdraad wordt ook
als begeleidingsdraad gebruikt.
De bijgeleverde lusdraad is 400 m lang (250 m voor
Automower® 320). Als dat niet voldoende is, kunt
u extra draad kopen en die met behulp van een
koppeling aan de bestaande draad vastmaken.
De maximaal toegestane lengte voor de begrenzingslus
is 800 m.
3012-1040
3012-1041
3012-1214
3012-221
Nederlands - 10
PRESENTATIE
2.1 Wat is wat?
De nummers in de afbeelding geven het volgende aan:
1. Kap
2. Klep voor display en toetsenbord.
3. Stopknop/Vergrendeling voor het openen van
de klep
4. Bevestiging voor accessoires, bv. ultrasoon en
verlichting (niet beschikbaar op Automower® 320)
5. Voorwiel
6. Achterwielen
7. Controlelampje voor de werking van het
laadstation, de begrenzingsdraad en de
begeleidingsdraad
8. Contactstrips
9. Parkeerknop (niet beschikbaar op
Automower® 320)
10. Laadstation
11. Productplaatje
12. Display
13. Toetsenbord
14. Maaisysteem
15. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
16. Handvat
17. Hoofdschakelaar
18. Maaischijf
19. Glijplaat
20. Transformator
21. Lusdraad voor begrenzingslus en
begeleidingsdraad
22. Laagspanningskabel
23. Krammen
24. Aansluitklem voor de lusdraad
25. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
26. Meetlat voor gebruik bij de installatie van de
begrenzingsdraad (de meetlat wordt van de doos
afgebroken)
27. Koppelingen voor de lusdraad
28. Gebruikershandleiding en beknopte handleiding
29. Draadmarkeringen
30. Extra bladen
31. Alarmsticker
32. Cd met Gebruikershandleiding
1
10
7
5
4
18
19
14
15
17
16
6
2
20
22
23
24
25
26
27
28
29
9
3
11
13
12
21
8
30
31
32
Nederlands - 11
PRESENTATIE
2.2 Inhoud pakket
Uw Automower®-pakket bevat het volgende:
Automower
®
320 Automower
®
330X
Robotmaaier X X
Laadstation X X
Transformator X X
Lusdraad 250 m 400 m
Laagspanningskabel X X
Krammen 300 stuks 400 stuks
Verbinders 5 stuks 5 stuks
Schroeven laadstation 6 stuks 6 stuks
Inbussleutel X X
Meetlat X X
Koppelingen 3 stuks 3 stuks
CD X X
33. Gebruikershandleiding
X X
34. Draadmarkeringen
X X
35. Extra bladen 9 stuks 9 stuks
36. Alarmsticker 2 stuks 2 stuks
2.3 Werking
Capaciteit
De robotmaaier is geschikt voor gazons tot 3.200 m² (2.200 m² voor
de Automower® 320).
De grootte van het gebied dat de robotmaaier kan maaien, is
vooral afhankelijk van de staat van de messen, het soort gras, het
groeitempo en de vochtigheid. Ook de vorm van de tuin speelt een
rol. Wanneer de tuin voornamelijk uit open gazongebieden bestaat,
kan de robotmaaier een groter oppervlak per uur maaien dan
wanneer de tuin uit diverse kleine gazons bestaat, die van elkaar
worden gescheiden door bomen, bloemperken en doorgangen.
Een volledig geladen robotmaaier maait 130 tot 170 minuten (50 tot
70 minuten voor Automower® 320), afhankelijk van de leeftijd van
de accu en de dikte van het gras. Vervolgens laadt de robotmaaier
gedurende50tot70minutenop.Delaadtijdkanvariëren;dieis
onder meer afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Maaitechniek
HetmaaisysteemvandeHusqvarna-robotmaaierisefciënten
energiezuinig. In tegenstelling tot gewone gazonmaaiers snijdt de
robotmaaier het gras af in plaats van het af te slaan.
Voor het beste resultaat raden we u aan om de robotmaaier vooral
bij droog weer te gebruiken. De robotmaaier van Husqvarna kan
ook maaien als het regent, maar nat gras blijft makkelijker op
de robotmaaier vastzitten en er bestaat een grotere kans dat de
robotmaaier op steile hellingen zal slippen.
Voor het beste maairesultaat moeten de messen in goede staat
zijn. Houd de messen zo lang mogelijk scherp door het gazon vrij
te houden van takken, steentjes en andere voorwerpen die de
messen kunnen beschadigen.
Vervang de messen regelmatig voor het beste maairesultaat. Het
vervangen van de messen is heel eenvoudig. Zie 8.7 Messen op
pagina 77.
3012-1061
3020-002
Nederlands - 12
PRESENTATIE
Werkmethode
De robotmaaier maait het gazon automatisch. Hierbij
wisselen maaien en laden elkaar continu af.
De robotmaaier start met zoeken naar het laadstation
wanneer de acculading te laag wordt. De robotmaaier maait
niet wanneer hij het laadstation zoekt.
Wanneer de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation,
kan hij het laadstation op diverse manieren vinden. Zie Het
laadstation vinden op pagina 13.
Als de accu volledig is opgeladen, verlaat de robotmaaier
het laadstation en begint in de tuin te maaien op een plaats
waar onlangs nog niet is gemaaid. De plaats wordt bepaald
door de ingebouwde GPS-ontvanger. Deze functie is alleen
beschikbaar bij de Automower
®
330X. De Automower
®
320
moet u mogelijk handmatig instellen, om er zeker van te zijn
dat het gazon gelijkmatig wordt gemaaid, Zie 6.8 Installatie
op pagina 53.
Als de robotmaaier tegen een obstakel rijdt, keert hij om en
kiest hij een nieuwe richting.
Sensoren op de voor- en achterkant van de robotmaaier
detecteren wanneer de robotmaaier de begrenzingsdraad
nadert. De robotmaaier rijdt tot 32 centimeter over de
begrenzingsdraad voordat hij omkeert.
De STOP-knop boven op de robotmaaier wordt vooral
gebruikt om de rijdende robotmaaier te stoppen. Als er op
de STOP-knop wordt gedrukt, gaat er een klep open en
ziet u het bedieningspaneel. De STOP-knop blijft ingedrukt
totdat de klep weer wordt gesloten. De geopende klep en
de START-knop fungeren samen als startonderbreker.
3012-1026
3012-1043
3012-1044
Nederlands - 13
PRESENTATIE
Alle instellingen van de maaier kunnen via het
bedieningspaneel boven op de robotmaaier worden
aangepast.
De eerste keer dat de hoofdschakelaar op 1 wordt gezet,
wordt een startprocedure opgestart die betrekking heeft
op een aantal belangrijke basisinstellingen. Zie 3.8
Ingebruikname en kalibratie op pagina 32.
Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de robotmaaier is willekeurig
en wordt door de robotmaaier zelf bepaald. Een
bewegingspatroon wordt nooit herhaald. Het maaisysteem
zorgt dat het gazon zeer gelijkmatig en zonder maailijnen
van de robotmaaier wordt gemaaid.
Als de robotmaaier in een gebied komt en detecteert dat het
gras langer dan gemiddeld is, kan hij het bewegingspatroon
aanpassen. Hij kan dan in een spiraalvormig patroon gaan
maaien om het gebied met het langere gras sneller te
maaien. Dit wordt spiraalvormig maaien genoemd.
Het laadstation vinden
De robotmaaier kan worden ingesteld om het laadstation
op een of meer van de drie beschikbare manieren te zoeken.
De robotmaaier combineert deze drie zoekmethoden
automatisch om het laadstation zo snel mogelijk te vinden,
terwijl hij tegelijkertijd probeert om zo weinig mogelijk sporen
te vormen.
Via de handmatige instelmogelijkheden kunnen de drie
zoekmethoden worden gecombineerd om het zoeken
naar het laadstation te optimaliseren voor de vorm van
debetreffendetuin;zie 6.8 Installatie op pagina 53.
Zoekmethode 1: Onregelmatig
De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat hij
dicht bij het laadstation komt.
Het voordeel van deze zoekmethode is dat er geen kans
bestaat op sporen van de robotmaaier in het gazon. Het
nadeel is dat het zoeken soms wat langer kan duren.
3012-1094
3012-1218
3012-562
3012-485
Nederlands - 14
PRESENTATIE
Zoekmethode 2: Begeleidingsdraad volgen
De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat hij bij
de begeleidingsdraad komt. Vervolgens volgt de robotmaaier
de begeleidingsdraad naar het laadstation.
De begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation
bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het werkgebied
of door een smalle doorgang wordt gelegd, om vervolgens
te worden aangesloten op de begeleidingsdraad. Zie 3.6 De
begeleidingsdraad installeren op pagina 28.
Deze zoekmethode maakt het voor de robotmaaier
makkelijker om het laadstation te vinden in een gebied met
veel of grote eilanden, smalle doorgangen of steile hellingen.
Het voordeel van deze zoekmethode is de kortere zoektijd.
Zoekmethode 3: Begrenzingsdraad volgen
De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat
hij bij de begrenzingslus komt. Vervolgens volgt hij de
begrenzingslus naar het laadstation. De robotmaaier gaat
willekeurig rechtsom of linksom.
Deze zoekmethode is geschikt voor een installatie met een
open tuin met brede doorgangen (breder dan circa 3 meter)
en geen of slechts enkele kleine eilanden.
Het voordeel van deze zoekmethode is dat er geen
begeleidingsdraad hoeft te worden geïnstalleerd.
Het nadeel is dat er langs de begrenzingslus enkele sporen
in het gazon kunnen worden gevormd. Bovendien zal de
zoektijd langer zijn als de installatie smalle doorgangen of
talrijke eilanden bevat.
In de regel wordt deze zoekmethode enkel gebruikt als de
robotmaaier het laadstation met behulp van zoekmethode
1 of 2 niet binnen de verwachte tijd kan vinden.
3012-558
3012-486
Nederlands - 15
INSTALLATIE
3 Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de robotmaaier installeert.
Lees voordat u met de installatie begint eerst het vorige
hoofdstuk, 2 Presentatie.
Lees ook het huidige hoofdstuk volledig door voordat
u met de installatie begint. De wijze waarop de installatie
is uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier
functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie
zorgvuldig te plannen.
De planning is gemakkelijker als u een schets maakt van
het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zo vindt
u eenvoudiger de beste positie voor het laadstation,
de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad. Geef
op de schets aan hoe de begrenzingsdraad en de
begeleidingsdraad moeten lopen.
Zie 7 Voorbeelden van tuinen op pagina 68 voor
installatievoorbeelden.
Kijk ook op www.automower.com voor meer beschrijvingen
en tips voor het installeren.
Volg onderstaande stappen om de installatie
uit te voeren:
3.1 Voorbereidingen
3.2 Het laadstation installeren
3.3 De accu laden
3.4 De begrenzingsdraad installeren
3.5 De begrenzingsdraad aansluiten
3.6 De begeleidingsdraad installeren
3.7 De installatie controleren
3.8 Ingebruikname en kalibratie
3.9 Het dokken in het laadstation testen
Het laadstation, de begrenzingslus en de begeleidingsdraad
moeten zijn aangesloten om een volledige startprocedure te
kunnen uitvoeren.
3.1 Voorbereidingen
1. Als het gras in het werkgebied langer dan 10 cm is,
moet u het gras eerst met een gewone gazonmaaier
maaien. Verzamel daarna het gras.
2. Vul gaten en kuilen op om te voorkomen dat
regenwater hier plassen vormt. Het product
kan beschadigd raken als het wordt gebruikt
in waterplassen. Zie 11 Garantiebepalingen op
pagina 90.
3. Lees alle stappen volledig door voordat u met de
installatie begint.
3012-1101
Nederlands - 16
INSTALLATIE
4. Controleer of alle onderdelen voor de installatie zijn
meegeleverd. De cijfers tussen haakjes verwijzen
naar het onderdeel op de afbeelding. Zie 2.1 Wat is
wat? op pagina 10.
• Gebruikershandleiding (28)
• Robotmaaier
• Laadstation (10)
• Lusdraad voor begrenzingslus en
begeleidingsdraad (21)
• Transformator (20)
• Laagspanningskabel (22)
• Krammen (23)
• Connectoren voor de lusdraad (24)
• Schroeven voor het laadstation (25)
• Meetlat (26)
• Koppelingen voor de lusdraad (27)
Tijdens de installatie hebt u ook het volgende nodig:
• Hamer/kunststof moker (om de krammen
gemakkelijker in de grond te krijgen).
• Combinatietang voor het knippen van de
begrenzingsdraad en het samenknijpen van de
connectoren en koppelingen.
• Kantensteker/rechte spade als de begrenzingsdraad
moet worden ingegraven.
3.2 Het laadstation installeren
Beste locatie voor het laadstation
Houd bij het kiezen van de beste locatie voor het laadstation
rekening met de volgende aspecten:
• Zorg voor minimaal 3 meter vrije ruimte vóór het
laadstation
• Kies een locatie dicht bij een stopcontact. De
bijgeleverde laagspanningskabel is 10 meter lang
• Een vlakke ondergrond om het laadstation op te
plaatsen
• Bescherming tegen waternevel van bijvoorbeeld een
besproeiingsinstallatie
• Bescherming tegen direct zonlicht
• Eventuele noodzaak om het laadstation uit het zicht
van buitenstaanders te houden
3018-057
Nederlands - 17
INSTALLATIE
Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat er veel
vrije ruimte vóór het laadstation is (minimaal 3 meter). Het
laadstation moet ook centraal in het werkgebied worden
geplaatst, zodat de robotmaaier het laadstation makkelijker
kan vinden en snel alle gebieden in het werkgebied kan
bereiken.
Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het
werkgebied. Als dat wel gebeurt, kan de robotmaaier
moeite hebben om het laadstation te vinden.
Plaats het laadstation op een redelijk vlakke ondergrond.
De voorkant van het laadstation mag maximaal 5 cm hoger
liggen dan de achterkant.
Het laadstation mag niet zodanig worden geplaatst dat de
grondplaat verbogen kan raken.
3012-1054
3012-1053
3012-559
3012-555
Nederlands - 18
INSTALLATIE
De transformator aansluiten
Houd bij het bepalen van de locatie voor de transformator
rekening met de volgende punten:
• Dicht bij het laadstation
• Bescherming tegen regen
• Bescherming tegen direct zonlicht
Wanneer de transformator op een stopcontact buiten wordt
aangesloten, moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor
gebruik buitenshuis.
De laagspanningskabel naar de transformator is 10 meter
lang en mag niet worden ingekort of verlengd. Een langere
laagspanningskabel is verkrijgbaar als accessoire. Neem
contact op met de dealer voor meer informatie.
Het is niet toegestaan om de transformator rechtstreeks
op het laadstation aan te sluiten. Gebruik altijd de
laagspanningskabel.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De laagspanningskabel mag onder geen en-
kele voorwaarde worden ingekort of verlengd.
De laagspanningskabel mag door het werkgebied worden
gelegd. De laagspanningskabel moet met krammen in
de grond worden gezet of worden ingegraven en de
maaihoogte moet zodanig worden ingesteld dat de messen
op de maaischijf nooit in contact kunnen komen met de
laagspanningskabel.
Zorg ervoor dat de laagspanningskabel over de grond om de
75 cm wordt vastgekramd. De kabel moet overal vlak tegen
de grond liggen, zodat hij niet wordt doorgesneden voordat
de graswortels er overheen zijn gegroeid.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Plaats de laagspanningskabel zodanig dat
de messen op de maaischijf hiermee nooit in
contact kunnen komen.
De transformator moet op een locatie worden geplaatst
waar voldoende ventilatie is en geen direct zonlicht. De
transformator moet onder een afdak worden geplaatst.
We raden u aan om een aardlekschakelaar te gebruiken bij
het aansluiten van de transformator op het stopcontact.
De transformator moet worden gemonteerd op een
verticaal oppervlak, zoals een muur of een hek.
Schroef de transformator in positie met behulp van de
twee bevestigingsoogjes. Er worden geen schroeven
meegeleverd. Kies schroeven die geschikt zijn voor het
betreffende materiaal.
min 30cm/12”
3018-094
3012-1214
3018-069
3018-085
Nederlands - 19
INSTALLATIE
Monteer de transformator nooit op een hoogte waarbij het
risico bestaat dat hij onder water komt te staan (minimaal
30 cm vanaf de grond). Het is niet toegestaan om de
transformator op de grond te plaatsen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik de stekker van de transformator
om het laadstation los te koppelen wanneer
u bijvoorbeeld de lusdraad wilt reinigen of
repareren.
Het laadstation installeren en aansluiten
1. Zet het laadstation op een geschikte plek.
2. Kantel de beschermkap op het laadstation naar
voren en sluit de laagspanningskabel aan op het
laadstation.
3. Sluit de voedingskabel van de transformator aan
op een stopcontact van 110-230 V.
4. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp
van de bijgeleverde schroeven. Draai de schroeven
zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn. Als
het laadstation tegen een wand wordt geplaatst, is
het beter om het laadstation pas aan de grond te
bevestigen nadat alle kabels zijn aangesloten.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het is niet toegestaan om nieuwe gaten in de
plaat van het laadstation te maken. Alleen de
bestaande gaten mogen worden gebruikt om
de grondplaat in de grond vast te zetten.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Sta of loop nooit op de plaat van het
laadstation.
3012-1063
3012-1045
3012-1090
3012-1093
Nederlands - 20
INSTALLATIE
3.3 De accu laden
Zodra het laadstation is aangesloten, kunt u de robotmaaier
opladen. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
Plaats de robotmaaier in het laadstation om de accu op te
laden terwijl de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad
worden gelegd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De robotmaaier kan niet worden gebruikt
zolang de installatie niet is voltooid.
3012-1046
Nederlands - 21
INSTALLATIE
3.4 De begrenzingsdraad installeren
De begrenzingsdraad kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd:
• De draad in de grond vastzetten met krammen.
U kunt de begrenzingsdraad het beste met krammen vastzetten als u de plaatsing tijdens de eerste paar weken
van het gebruik wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor
deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/kunststof moker en de bijgeleverde krammen om de installatie uit
te voeren.
• De draad ingraven.
Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten, kunt u de begrenzingsdraad het best ingraven. Waar nodig kunnen
beide methoden worden gecombineerd zodat een deel van de begrenzingsdraad is vastgezet met krammen en de
rest is ingegraven. De draad kan worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een kantensteker of een rechte
spade. Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm en maximaal 20 cm onder de grond legt.
Bepalen waar u de begrenzingsdraad wilt leggen
Bij het leggen van de begrenzingsdraad geldt het volgende:
• De draad vormt een lus rond het werkgebied voor de robotmaaier. Gebruik alleen originele begrenzingsdraad.
Dit is bestand tegen het vocht in de grond dat de draden anders makkelijk zou kunnen beschadigen.
• De robotmaaier mag op geen enkel punt binnen het volledige werkgebied meer dan 35 meter verwijderd zijn van
de draad.
• De draad mag niet langer zijn dan 800 meter.
• Zorg dat er 20 cm extra draad beschikbaar is om de begeleidingsdraad later op aan te sluiten. Zie 3.6 De
begeleidingsdraad installeren op pagina 28.
De afstand van de begrenzingsdraad tot obstakels varieert en is afhankelijk van wat er pal naast het werkgebied ligt. In
de onderstaande afbeelding ziet u hoe de begrenzingsdraad rond het werkgebied en rond obstakels moet worden gelegd.
Gebruik de bijgeleverde meetlat om de juiste afstand te bepalen. Zie 2.1 Wat is wat? op pagina 10.
3018-070
Nederlands - 22
INSTALLATIE
Grenzen van het werkgebied
Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld een
muur of hek moet de begrenzingsdraad op 35 cm vanaf het
obstakel worden gelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier
op een obstakel botst en beperkt slijtage aan de kap.
Ongeveer 20 cm van het gazon rond het vaste obstakel zal
niet worden gemaaid.
Als het werkgebied grenst aan een kleine greppel, zoals
bij een bloemperk, of een kleine verhoging, zoals een lage
stoeprand (3-5 cm), moet de begrenzingsdraad op 30 cm
binnen het werkgebied worden gelegd. Op die manier rijden
de wielen niet de greppel in of de stoep op.
Ongeveer 15 cm gras langs de greppel/stoeprand wordt niet
gemaaid.
Als het werkgebied grenst aan een tegelpad of iets
dergelijks, dat niet boven het gazon uitsteekt, is het mogelijk
om de robotmaaier een eindje over het pad te laten rijden.
De begrenzingsdraad moet dan op 10 cm vanaf de rand van
het pad worden gelegd.
Al het gras langs het tegelpad wordt gemaaid.
Alshetwerkgebiedintweeënwordtgedeelddooreen
tegelpad dat niet boven het gazon uitsteekt, is het mogelijk
om de robotmaaier over het pad te laten rijden. Het kan een
voordeel zijn om de begrenzingsdraad onder de tegels te
leggen. De begrenzingsdraad kan ook in de voeg tussen
de tegels worden gelegd.
Let op! De robotmaaier mag nooit over grind, mulch of
soortgelijk materiaal rijden, omdat de messen hierdoor
kunnen worden beschadigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Als het werkgebied aan een waterpartij, hel-
ling, afgrond of openbare weg grenst, moet
behalve de begrenzingsdraad ook een rand
of iets dergelijks worden geplaatst. Die moet
in dat geval minimaal 15 cm hoog zijn. Dat
zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit buiten
het werkgebied terecht kan komen.
Min.
15cm
3018-046
35 cm
3012-1047
30cm
3012-1048
10 cm
3012-1049
3012-1050
Nederlands - 23
INSTALLATIE
Grenzen binnen het werkgebied
Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen
hetwerkgebiedteisolerendooreilandentecreëren
rond obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals
bloemperken, struiken en fonteinen. Leg de draad tot en
rond het gebied dat moet worden geïsoleerd en keer dan
terug langs dezelfde route. Als er krammen worden gebruikt,
moet de draad op de terugweg onder dezelfde kram worden
gelegd. Als de begrenzingsdraden naar en vanaf het eiland
dicht bij elkaar worden gelegd, kan de robotmaaier over de
draad rijden.
Obstakels die wel tegen een botsing kunnen, zoals
bomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet met de
begrenzingsdraad te worden geïsoleerd. De robotmaaier
keert om wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
We raden aan om alle vaste voorwerpen in en rond het
werkgebied te isoleren. Dat zorgt voor de rustigste en stilste
werking en voorkomt dat de robotmaaier op enig moment
vast komt te zitten in deze voorwerpen.
Obstakels met een lichte helling, bijvoorbeeld stenen of
grote bomen met bovengrondse wortels, moeten worden
geïsoleerd of verwijderd. De robotmaaier kan anders op
zulke obstakels glijden, met als gevolg dat de messen
beschadigd raken.
Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het voor
de robotmaaier lastig is om van de ene naar de andere zone
tegaan,kuntubetereenbijgebiedcreëren.Voorbeelden
hiervan zijn hellingen van 45% of een doorgang die smaller
is dan 60 cm. Leg de begrenzingsdraad dan rond het
bijgebied zodat er een eiland wordt gevormd buiten het
hoofdgebied.
De robotmaaier moet handmatig worden verplaatst tussen
hoofd- en bijgebied wanneer het gras in het bijgebied moet
worden gemaaid. Hiervoor moet de bedieningsmodus
Bijgebied worden gebruikt, omdat de robotmaaier het traject
tussen het bijgebied en het laadstation niet zelfstandig
kanaeggen.Zie 5.1 Bedieningsselectie Starten op
pagina 39. In deze modus zal de robotmaaier nooit op
zoek gaan naar het laadstation, maar doorgaan met maaien
totdat de accu leeg is. Wanneer de accu leeg is, stopt de
robotmaaier en verschijnt de melding Moet handmatig laden
op het display. Plaats de robotmaaier dan in het laadstation
om de accu op te laden. Als het hoofdgebied meteen na
het laden moet worden gemaaid, moet u de START-knop
indrukken en Hoofdgebied selecteren voordat u de klep sluit.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De begrenzingsdraad mag op het traject van
en naar een eiland niet worden gekruist.
3012-1073
3012-686
3012-1064
3012-971
Nederlands - 24
INSTALLATIE
Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lange en smalle doorgangen en zones smaller dan
1,5 tot 2 meter. Er bestaat een kans dan de robotmaaier
tijdens het maaien langere tijd blijft hangen in een dergelijke
doorgang of zone. Het gazon zal er dan geplet uitzien.
Hellingen
De robotmaaier kan ook werken op hellende werkgebieden.
De maximale hellingsgraad wordt uitgedrukt in procenten
(%). De hellingsgraad in procenten wordt berekend
als het hoogteverschil in centimeter per meter. Als het
hoogteverschil bijvoorbeeld 10 cm is, is de hellingsgraad
10%. Zie de afbeelding.
De begrenzingsdraad kan over een helling met een
hellingsgraad van minder dan 10% worden gelegd.
De begrenzingsdraad mag niet op een helling van meer dan
10% worden gelegd. De kans bestaat dat de robotmaaier
daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier stopt dan en de
foutmelding Buiten maaigebied wordt weergegeven. Dat kan
vooral gebeuren bij natte weersomstandigheden, omdat de
wielen dan op het natte gras kunnen gaan slippen.
De begrenzingsdraad kan ook op een helling steiler dan 10%
worden gelegd als er een obstakel is waar de robotmaaier
tegenaan mag rijden, zoals bijvoorbeeld een omheining of
dichte haag.
Binnen het werkgebied kan de robotmaaier zones met
een helling tot 40% maaien. Gebieden met een grote
hellingsgraad moeten met begrenzingsdraad worden
geïsoleerd.
Als zich aan de buitenrand van het werkgebied hellingen
bevinden die steiler zijn dan 10% moet de begrenzingsdraad
op een vlakke ondergrond worden gelegd op een afstand
van ongeveer 20 cm voor het begin van de helling.
3012-1055
3012-1056
3012-1088
3012-567
Nederlands - 25
INSTALLATIE
De begrenzingsdraad leggen
Als u de begrenzingsdraad met krammen gaat vastzetten:
• Maai het gras op de plek waar u de draad gaat leggen
heel kort met een gewone gazonmaaier of trimmer.
U kunt de draad dan dicht bij de grond leggen,
waardoor de kans kleiner wordt dat de robotmaaier de
draad doorsnijdt of de isolatie van de draad beschadigt.
• Leg de begrenzingsdraad vlak bij de grond en zet de
krammen dicht bij elkaar, op ongeveer 75 cm. De kabel
moet overal vlak tegen de grond liggen, zodat hij
niet wordt doorgesneden voordat de graswortels er
overheen zijn gegroeid.
• Gebruik een hamer om de krammen in de grond te
tikken. Wees voorzichtig bij het inslaan van de krammen
en zorg dat de draad niet te strak komt te staan. Vermijd
scherpe bochten in de draad.
Als u de begrenzingsdraad gaat ingraven:
• Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm en
maximaal 20 cm onder de grond legt. De draad kan
worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een
kantensteker of een rechte spade.
Gebruik de bijgeleverde meetlat als hulpmiddel bij het
leggen van de begrenzingsdraad. Zo kunt u eenvoudig
de juiste afstand aanhouden tussen de begrenzingsdraad
en de grens/het obstakel. De meetlat wordt van de doos
gescheurd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Leg extra draad niet opgerold buiten de
begrenzingsdraad. Dit kan de werking van
de robotmaaier verstoren.
Oogje voor het aansluiten van de begeleidingsdraad
Om het aansluiten van de begeleidingsdraad op de
begrenzingsdraad te vergemakkelijken, is het een goed
idee om op het punt waar de begeleidingsdraad later wordt
aangesloten een oogje te maken met behulp van een
extra stuk begrenzingsdraad van ongeveer 20 cm. Bepaal
voordat u begint met het uitleggen van de begrenzingsdraad
waar u de begeleidingsdraad wilt plaatsen. Zie 3.6 De
begeleidingsdraad installeren op pagina 28.
3018-085
3012-281
3018-086
Nederlands - 26
INSTALLATIE
De begrenzingsdraad richting het laadstation leggen
Op het traject naar het laadstation kan de begrenzingsdraad
volledig buiten het laadstation worden gelegd (zie optie 1 op
de afbeelding). Als het noodzakelijk is om het laadstation
gedeeltelijk buiten het werkgebied te plaatsen, is het ook
mogelijk om de draad onder de laadplaat van het laadstation
te leggen (zie optie 2 op de afbeelding).
Voorkom echter dat het grootste deel van het laadstation
buiten het werkgebied wordt geplaatst, omdat dit het voor
de robotmaaier lastig maakt om het laadstation te vinden
(zie afbeelding).
De begrenzingsdraad lassen
Gebruik een originele koppeling wanneer de
begrenzingsdraad niet lang genoeg is en moet worden
gelast. Die is waterbestendig en garandeert een
betrouwbare elektrische aansluiting.
Steek beide draaduiteinden in de koppeling. Controleer of
de draden volledig in de koppeling zijn gestoken, zodat de
uiteinden zichtbaar zijn door het doorzichtige deel aan de
andere zijde van de koppeling. Duw de knop boven op de
koppeling vervolgens helemaal in. Gebruik hiervoor een
tang, aangezien de knop op de koppeling met de hand lastig
in te drukken is.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een tweeaderige kabel of een kroonsteen-
tje geïsoleerd met isolatietape levert geen
adequate lassen op. Het vocht in de grond
zorgt ervoor dat de draden gaan oxideren,
waardoor het circuit na een tijdje wordt on-
derbroken.
3018-055
1.
2.
3012-1065
Nederlands - 27
INSTALLATIE
3.5 De begrenzingsdraad aansluiten
Om de begrenzingsdraad aan te sluiten op het laadstation:
BELANGRIJKE INFORMATIE
De begrenzingsdraad mag zichzelf niet krui-
sen wanneer deze wordt aangesloten op het
laadstation. Sluit het rechteruiteinde van de
draad aan op de pen rechts op het laadsta-
tion en het linkeruiteinde op de pen links.
1. Steek de uiteinden van de draad in de aansluitklem:
• Open de connector.
• Plaats de draad in de uitsparing in de aansluitklem.
2. Druk de aansluitklemmen samen met een tang.
Druk totdat u een klik hoort.
3. Knip overtollige begrenzingsdraad weg. Knip op
1 tot 2 cm boven de aansluitklemmen af.
4. Kantel de beschermkap van het laadstation naar
voren en steek de draadeinden in de relevante
kanalen aan de achterkant van het laadstation. Druk
de verbinder op de contactpen, met de markeringen
AL (links) en AR (rechts) op het laadstation.
5. Markeer de draden met de bijgeleverde
draadmarkeringen. Dat maakt het eenvoudiger om
de draden later opnieuw aan te sluiten, bijvoorbeeld
nadat het laadstation tijdens de winter binnen is
opgeslagen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De rechterconnector moet zijn aangesloten
op de metalen pen rechts op het laadstation
en het linkerdraaduiteinde moet zijn aange-
sloten op de linkerconnector.
3012-284
3012-264
3012-265
3012-1091
Nederlands - 28
INSTALLATIE
3.6 De begeleidingsdraad installeren
De begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation
bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het werkgebied
of door een smalle doorgang wordt gelegd, om vervolgens
te worden aangesloten op de begeleidingsdraad. Voor de
begrenzingslus en de begeleidingsdraad wordt dezelfde
kabelhaspel gebruikt.
De begeleidingsdraad wordt door de robotmaaier gebruikt
om de weg naar het laadstation te vinden, maar dient ook
om de robotmaaier naar moeilijk te bereiken delen van de
tuin te leiden.
Er kunnen maximaal twee begeleidingsdraden worden
aangesloten (slechts één begeleidingsdraad op
Automower® 320).
Laat de robotmaaier op diverse afstanden vanaf de
begeleidingsdraad werken om de kans op spoorvorming
te beperken. Het gebied naast de draad dat de robotmaaier
dan gebruikt, wordt de corridor genoemd. Hoe groter de
ingestelde doorrijbreedte voor de corridor is, hoe kleiner de
kans op spoorvorming is. Zorg daarom bij het installeren voor
zo veel mogelijk vrije ruimte langs de begeleidingsdraad.
De robotmaaier loopt altijd links van de begeleidingsdraad,
gezien in de richting van het laadstation. De corridor bevindt
zich dus links van de begeleidingsdraad. Zorg daarom bij
het installeren voor zo veel mogelijk vrije ruimte links van de
begeleidingsdraad, gezien in de richting van het laadstation.
Het is niet toegestaan om de begeleidingsdraad op een
afstand van minder dan 30 cm vanaf de begrenzingsdraad
te leggen.
De begeleidingsdraad kan net als de begrenzingsdraad
met krammen in de grond worden vastgezet of worden
ingegraven.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Zorg voor zo veel mogelijk vrije ruimte links
van de begeleidingsdraad, gezien in de rich-
ting van het laadstation.
3012-1074
3012-1100
Nederlands - 29
INSTALLATIE
De begeleidingsdraad leggen en aansluiten
1. Het is belangrijk om na te denken over de lengte
van de begeleidingslus voordat u begint met het
leggen en aansluiten van de begeleidingsdraad.
Dit geldt met name bij grote of complexe installaties.
Als de begeleidingslus langer dan 400 meter is,
kan het voor de robotmaaier lastig zijn om de
begeleidingsdraad te volgen.
De combinatie van de begeleidingsdraad
en het deel van de begrenzingslus dat de
retourdraad naar het laadstation vormt, wordt
de begeleidingslus genoemd. Het signaal in de
begeleidingslus gaat altijd naar links op het punt
waar de begeleidingsdraad op de begeleidingslus
is aangesloten. De twee afbeeldingen laten zien
wat onder een begeleidingslus wordt verstaan. De
afbeeldingen laten ook goed zien dat de lengte van
eenbegeleidingslusineenwerkgebiedkanvariëren
op basis van de locatie van het laadstation.
2. Kantel de bovenklep op het laadstation naar voren
en steek de begeleidingsdraad door het kanaal dat
naar de aansluiting voor de begeleidingsdraad gaat.
3. Bevestig een connector op de begeleidingsdraad,
op dezelfde wijze als bij de begrenzingsdraad
in 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten. Sluit
de aansluitklem aan op de contactpen op het
laadstation, gemarkeerd met G1 (G1 of G2 voor
Automower® 330X).
4. Markeer de draden met de bijgeleverde
draadmarkeringen. Dat maakt het eenvoudiger om
de draden later opnieuw aan te sluiten, bijvoorbeeld
nadat het laadstation tijdens de winter binnen is
opgeslagen.
5. Leid de draad recht onder de laadplaat door en
vervolgens minstens 2 meter in een rechte lijn vanaf
de voorste rand van de plaat.
Zorg er bij het leggen van de begeleidingsdraad
voor dat er zo veel mogelijk vrije ruimte links van
de begeleidingsdraad (gezien in de richting van
het laadstation) beschikbaar is. De afstand tussen
de begrenzingslus en de begeleidingsdraad moet
echter altijd minimaal 30 cm bedragen.
Min. 2 m/7 ft
Maximale
afstand
Min. 30 cm/12”
3012-951
G1
Min 2m
G2
3012-1092
3012-557
3012-556
Nederlands - 30
INSTALLATIE
Als de begeleidingsdraad op een steile helling moet
worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur
onder een hoek op de helling worden gelegd. Dat
maakt het voor de robotmaaier eenvoudiger om de
begeleidingsdraad op de helling te volgen.
Leg de draad niet in scherpe bochten. Hierdoor
kan het voor de robotmaaier lastig worden om de
begeleidingsdraad te volgen.
6. Leid de begeleidingsdraad naar het punt op de
begrenzingslus waar de begeleidingsdraad moet
worden aangesloten.
Til de begrenzingsdraad op. Knip de
begrenzingsdraad door met bijvoorbeeld een
draadtang. Het aansluiten van de begeleidingsdraad
gaat makkelijker als er op de begrenzingsdraad een
oogje wordt gemaakt, zoals eerder beschreven. Zie
Oogje voor het aansluiten van de begeleidingsdraad
op pagina 25.
7. Sluit de begeleidingsdraad met behulp van een
koppeling aan op de begrenzingsdraad:
Steek de begrenzingsdraad in elk van de openingen
in de koppeling. Steek de begeleidingsdraad in de
middelste opening in de koppeling. Controleer of de
draden volledig in de koppeling zijn gestoken, zodat
de uiteinden zichtbaar zijn door het doorzichtige deel
aan de andere zijde van de koppeling.
Gebruik een tang om de knop op de koppeling
helemaal in te drukken.
Het maakt niet uit welke openingen worden gebruikt
voor het aansluiten van elke draad.
8. Zet de las met krammen vast in het gazon of graaf
hem in.
135º
135º
90º
3012-953
3012-954
3018-061
3018-055
Nederlands - 31
INSTALLATIE
BELANGRIJKE INFORMATIE
De begeleidingsdraad mag de begrenzings-
draad niet kruisen, bijvoorbeeld een begren-
zingsdraad die naar een eiland loopt.
3018-073
Nederlands - 32
INSTALLATIE
3.7 De installatie controleren
Controleer het lussignaal door te kijken naar het
indicatielampje in het laadstation.
• Constant groen licht = goede signalen.
• Knipperend groen licht = het lussysteem is
uitgeschakeld en de robotmaaier bevindt zich in de
ECO-modus. Zie 6.9 Instellingen op pagina 63.
• Knipperend blauw licht = onderbreking in de
begrenzingslus, geen signaal.
• Knipperend rood licht = onderbreking in de antenneplaat
van het laadstation. De fout moet worden verholpen
door een erkende dealer.
• Constant blauw licht = zwak signaal. Dit kan komen
doordat de begrenzingslus te lang is of doordat de draad
beschadigd is. Als de robotmaaier nog werkt, is er geen
probleem.
• Constant rood licht = defect in een printplaat in het
laadstation. De fout moet worden verholpen door een
erkende dealer.
Zie 9.3 Indicatielampje in het laadstation op pagina 82
wanneer het lampje niet constant groen is en ook niet
groen knippert.
3.8 Ingebruikname en kalibratie
Voordat de robotmaaier in gebruik wordt genomen, moet
er via het menu van de robotmaaier een opstartprocedure
worden uitgevoerd. Er wordt ook een automatische kalibratie
van het begeleidingssignaal uitgevoerd.
1. Open de klep van het bedieningspaneel door op de
STOP-knop te drukken.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordt
gebruikt, wordt een opstartprocedure gestart. De
volgende gegevens moeten worden ingevoerd:
• Taal
• Land
• Datum
• Tijd
• Viercijferige PIN-code. Alle combinaties behalve
0000 zijn toegestaan.
Parkeer de robotmaaier in het laadstation en druk op
START.
De robotmaaier begint nu met het kalibreren van de
maaihoogteafstelling. Nadat dit is voltooid, wordt de kalibratie
van de begeleidingsdraden uitgevoerd.
Druk op START en
sluit de klep.
De robotmaaier zal hierbij achterwaarts het
laadstation verlaten en vervolgens voor het laadstation een
kalibratieprocedure uitvoeren. Wanneer deze procedure is
voltooid, kan het maaien beginnen.
3012-1066
Nederlands - 33
INSTALLATIE
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik Aantekeningen op pagina 2 om
de PIN-code te noteren.
3.9 Het dokken in het laadstation
testen
Controleer voordat u de robotmaaier gebruikt of deze
de begeleidingsdraad helemaal kan volgen tot aan het
laadstation en zonder problemen in het laadstation kan
dokken.
De testfunctie is te vinden in het menu Installatie > Vind
laadstation > Overzicht van de robotmaaier. Voor meer
informatie, Zie Overzicht > Test op pagina 55.
Als er meer dan één begeleidingsdraad wordt
geïnstalleerd, dan moet de test worden uitgevoerd voor
alle begeleidingsdraden.
Als er geen begeleidingsdraad wordt geïnstalleerd, dan moet
de test worden uitgevoerd op de begrenzingsdraad, zowel
rechtsom als linksom.
Het geleidingssysteem moet eerst zijn gekalibreerd om
bovenstaande test met succes te kunnen uitvoeren. Zie 3.8
Ingebruikname en kalibratie op pagina 32.
3012-NNN
Nederlands - 34
GEBRUIK
4 Gebruik
4.1 Een lege accu laden
Wanneer de Husqvarna-robotmaaier nieuw is of langere
tijd is opgeslagen, zal de accu leeg zijn en moet deze voor
gebruik worden geladen.
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
2. Parkeer de robotmaaier in het laadstation. Open de
klep en schuif de robotmaaier zo ver mogelijk naar
binnen om te zorgen voor een goed contact tussen
de robotmaaier en het laadstation.
3. Op het display wordt aangegeven dat de accu wordt
opgeladen.
WAARSCHUWING
Lees de veiligheidsvoorschriften door
voordat u de robotmaaier start.
WAARSCHUWING
Houd uw handen en voeten uit de buurt
van de draaiende messen. Plaats uw
handen of voeten niet in de buurt van
of onder de kap wanneer de motor
draait.
3012-1046
1001-003
3012-663
3012-1070
Nederlands - 35
GEBRUIK
4.2 De timer gebruiken
Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak
laten maaien. Gebruik de timerfunctie (zie 6.3 Timer op
pagina 44) om een platgetrapt gazon te voorkomen
en de maximale levensduur van de robotmaaier te
waarborgen. Ga er bij het instellen van de timer van uit
dat de robotmaaier circa 135 m² per uur en dag maait
(ongeveer 90 m² voor Automower® 320). Bijvoorbeeld: als
het werkgebied 1.200 m² bedraagt, moet de robotmaaier
ongeveer 9 uur per dag maaien (ongeveer 13 uur voor
Automower® 320). De tijden zijn bij benadering en hangen
onder meer af van de kwaliteit van het gras, de scherpte
van de messen en de leeftijd van de accu.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik de timer om niet te laten maaien op
tijdstippen dat er vaak kinderen, huisdieren
of andere elementen op het gazon aanwezig
zijn die door de draaiende messen bescha-
digd kunnen raken.
Op basis van de fabrieksinstelling zal de robotmaaier 24 uur
per dag en 7 dagen per week werken.
Als de omvang van het werkgebied dit toelaat, kan de
kwaliteit van het gras verder worden verbeterd door dit om
de andere dag te maaien in plaats van dagelijks enkele
uren. Bovendien heeft het gras baat bij een rustperiode
van ten minste drie opeenvolgende dagen per maand.
De maximale capaciteit, 3200 m
2
voor Automower
®
330X en
2200 m
2
voor Automower
®
320, wordt alleen bereikt als de
robotmaaier 24 uur per dag, 7 dagen per week, maait.
Nederlands - 36
GEBRUIK
4.3 Starten
1. Druk op de STOP-knop om de klep van het
bedieningspaneel te openen.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
3. Voer de PIN-code in.
Het PIN-codeverzoek kan worden uitgeschakeld. Zie
6.5 Veiligheid op pagina 47 voor meer informatie
over diefstalbeveiliging.
4. Druk op de startknop.
5. Selecteer de gewenste bedieningsmodus. Zie 5.1
Bedieningsselectie Starten op pagina 39.
6. Sluit de klep binnen 10 seconden.
Als de robotmaaier in het laadstation is geparkeerd, verlaat
hij het laadstation alleen wanneer de accu volledig is
geladen en wanneer de timer zodanig is ingesteld dat de
maaier kan werken.
Voordat de maaischijf start, klinken er
5 waarschuwingspiepjes gedurende 2 seconden.
4.4 Stoppen
1. Druk op de STOP-knop.
De robotmaaier stopt, de maaimotor stopt en de klep
van het bedieningspaneel gaat open.
4.5 Uitschakelen
1. Druk op de STOP-knop.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
Schakel de robotmaaier altijd uit met de hoofdschakelaar
als de maaier moet worden onderhouden of buiten het
werkgebied moet worden gebracht.
3012-1044
3012-1204
3012-1060
Nederlands - 37
GEBRUIK
4.6 De maaihoogte aanpassen
De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm) tot
MAX (6 cm) in negen stappen.
Tijdens de eerste week na een nieuwe installatie moet de
maaihoogte op MAX worden ingesteld om beschadiging
van de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de maaihoogte
elke week een stap worden verlaagd totdat de gewenste
maaihoogte is bereikt.
Als het gras lang is, kunt u de maaier het beste op de
maximale maaihoogte laten beginnen. Zodra het gras korter
is, kan de maaihoogte geleidelijk lager worden ingesteld.
Om de maaihoogte aan te passen:
1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier te
stoppen en open de klep.
2. Druk op de MENU-knop om het hoofdmenu te
openen.
3. Verplaats de cursor met behulp van de pijltoetsen
om Maaihoogte te selecteren.
• Druk op de pijltoets omhoog om de maaihoogte
te verhogen.
• Druk op de pijltoets omlaag om de maaihoogte
te verlagen.
4. Druk op OK.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Tijdens de eerste week na een nieuwe installatie
moet de maaihoogte op MAX worden ingesteld
om beschadiging van de lusdraad te voorkomen.
Hierna kan de maaihoogte elke week een stap
worden verlaagd totdat de gewenste maaihoogte
is bereikt.
3012-1237
Nederlands - 38
BEDIENINGSPANEEL
5 Bedieningspaneel
Alle commando’s en instellingen voor de robotmaaier
gebeuren via het bedieningspaneel. Alle functies zijn
toegankelijk via een aantal menu’s.
Het bedieningspaneel bestaat uit een display en een
toetsenbord. Alle informatie wordt op het display weergegeven
en alles wordt met de knoppen ingevoerd.
Wanneer de stopknop is ingedrukt en de klep is geopend,
wordt de startpagina weergegeven met de volgende
informatie:
• Informatie over de werking, bv. MAAIEN, PARKEREN
of TIMER. Als de stopknop wordt ingedrukt terwijl de
robotmaaier bezig is, wordt de bedieningsmodus getoond
die actief was voordat de robotmaaier werd stopgezet,
bv. MAAIEN of ZOEKEN. De tekst GEREED wordt
weergegevenalsderobotmaaiernietineenspecieke
bedieningsmodus staat, bv. als de hoofdschakelaar net is
ingeschakeld.
• De datum en klok tonen de huidige tijd.
• Niet van toepassing op Automower® 320. Het
satellietpictogram wordt weergegeven wanneer de GPS-
ondersteunde navigatie is geactiveerd. Symbool (A) wordt
weergegeven wanneer de robotmaaier verbinding heeft
gemaakt met een voldoende aantal GPS-satellieten.
Symbool (B) wordt weergegeven wanneer de robotmaaier
geen verbinding heeft gemaakt met een voldoende aantal
GPS-satellieten. Symbool (A) knippert gedurende de
eerste dagen dat de robotmaaier werkt, omdat dan GPS-
informatie over de installatie wordt verzameld.
• ECO wordt weergegeven als de robotmaaier in de
ECO-modus is gezet.
• Het kloksymbool geeft de geprogrammeerde
timerinstellingen aan. Het klokpictogram is wit (A)
wanneer de maaier mag maaien op basis van een
timerinstelling en is zwart (B) wanneer de maaier niet mag
maaien.
Als de maaier niet mag maaien als gevolg van
Weertimer, wordt symbool (C) weergegeven. Als de modus
Negeer timer wordt gekozen, verschijnt symbool (D).
• De accustatus geeft de resterende lading van de
accu aan. Als de robotmaaier wordt geladen, verschijnt er
ook een bliksemschicht boven het accusymbool (A). Als
de robotmaaier in het laadstation wordt geplaatst zonder
dat er wordt opgeladen, wordt symbool (B) weergegeven.
• De instelling voor de hoogteafstelling wordt weergegeven
als een schaal/numerieke waarde.
• Het aantal bedrijfsuren geeft aan hoeveel uur de
robotmaaier in bedrijf is geweest sinds de productiedatum.
De tijd die de robotmaaier heeft gemaaid of naar het
laadstation heeft gezocht, wordt ook als rijtijd geteld.
3012-1044
3012-1094
3012-1260
3012-1265
3012-570
3012-569
Nederlands - 39
BEDIENINGSPANEEL
Het toetsenbord bestaat uit zes knoppengroepen:
• De START-knop dient om de robotmaaier te activeren.
Dit is gewoonlijk de laatste knop die wordt ingedrukt
voordat de klep van het display wordt gesloten.
• De Back- en OK-knoppen dienen om in het menu
te navigeren. De OK-knop wordt ook gebruikt om
instellingen in het menu te bevestigen.
• De pijltoetsen worden gebruikt om in het menu te
navigeren, maar dienen ook om selecties te maken
in bepaalde instelmogelijkheden.
• De MENU-knop dient om naar het hoofdmenu te gaan.
• De PARK-knop dient om de robotmaaier naar het
laadstation te sturen.
• De cijfers worden gebruikt om instellingen in te voeren,
bijvoorbeeld de PIN-code, de tijd of de uitrijrichting.
Ze kunnen ook worden gebruikt voor het invoeren van
een reeks cijfers voor snelkoppelingen naar de diverse
menu’s. Zie 6.1 Hoofdmenu op pagina 42.
5.1 Bedieningsselectie Starten
Wanneer de START-knop is ingedrukt, kunnen de volgende
bedrijfsmodi worden geselecteerd.
Hoofdgebied
De standaard, automatische bedieningsmodus waarbij de
robotmaaier steeds afwisselend maait en wordt opgeladen.
Bijgebied
De bedieningsmodus Bijgebied wordt gebruikt voor het
maaien van bijgebieden van waaruit de robotmaaier niet
automatisch terug kan rijden naar het laadstation. Zie 3.4 De
begrenzingsdraad installeren op pagina 21 voor informatie
over bijgebieden.
Wanneer een Bijgebied wordt geselecteerd, hebt u drie
opties:
• Maai totdat batterij leeg is
Deze optie is geschikt voor een groot bijgebied dat
meer 90 minuten vergt om te worden gemaaid.
• Maait voor 90 min
Deze optie is geschikt om onnodig maaien en geplet
gras te voorkomen in een klein tot middelgroot
bijgebied.
• Maait voor 30 min
Deze optie is geschikt om onnodig maaien en
afgetrapt gras te voorkomen in een klein bijgebied.
Als de robotmaaier in de modus Bijgebied wordt opgeladen,
zal hij volledig worden geladen, waarna hij ongeveer 50 cm
naar buiten rijdt en dan stopt. Dat geeft aan dat hij geladen
is en klaar is om met maaien te beginnen.
3012-1094
3012-1222
Nederlands - 40
BEDIENINGSPANEEL
Als het hoofdwerkgebied na het laden moet worden gemaaid,
kunt u de bedieningsmodus Hoofdgebied selecteren voordat
u de robotmaaier in het laadstation plaatst.
Negeer timer
Alle timerinstellingen kunnen tijdelijk worden onderdrukt
door Negeer timer te selecteren. Het is mogelijk om de timer
gedurende 1, 3 of 5 dagen te onderdrukken.
Intens maaien
Intens maaien betekent dat de robotmaaier in een
spiraalvormig patroon maait om het gras te maaien in het
gebied waar hij is gestart. Wanneer dit is gebeurd, schakelt
de maaier automatisch om naar Hoofdgebied of Bijgebied.
Deze functie is handig om snel een gebied te maaien waar
het gras minder gemaaid is dan elders in de tuin.
De functie Intens maaien kan worden geactiveerd met de
START-knop. U kunt selecteren hoe de robotmaaier moet
blijvenwerkennadathetmaaienisbeëindigddooropde
knop Rechterpijl te drukken en daarna In hoofdgebied of In
bijgebied te kiezen.
5.2 Bedieningsselectie Parkeren
Wanneer de PARK-knop is ingedrukt, kunnen de volgende
bedrijfsmodi worden geselecteerd.
Parkeer tot nader order
De robotmaaier blijft in het laadstation tot er een andere
bedieningsmodus is geselecteerd via het indrukken van
de START-knop.
Start weer over 3 uur
De robotmaaier blijft in het laadstation gedurende drie
uur en keert daarna automatisch terug naar de normale
bedieningsmodus. Deze bedieningsmodus is geschikt om
de werking tijdelijk op te schorten, bv. om het gazon even
te sproeien of om te spelen of te relaxen op het gazon.
Start op volgende timer
De robotmaaier blijft in het laadstation tot de volgende
timerinstelling de maaier toestaat om te maaien. Deze
bedieningsmodus kan worden gebruikt om een reeds
gestarte maaicyclus te annuleren en de robotmaaier
tot de volgende dag in het laadstation te laten staan.
Deze optie wordt niet weergegeven als er geen
timerinstellingen zijn.
3012-1223
Nederlands - 41
BEDIENINGSPANEEL
5.3 Hoofdschakelaar
Zet de hoofdschakelaar in stand 1 om de robotmaaier
te starten.
Zet de hoofdschakelaar in stand 0 als de robotmaaier niet
in gebruik is of als er werkzaamheden aan de maaischijf
worden uitgevoerd.
Als de hoofdschakelaar in stand 0 staat, kunnen de motoren
van de robotmaaier niet starten.
5.4 De PARK-knop van het laadstation
Deze sectie is niet van toepassing op Automower® 320.
De PARK-knop op het laadstation dient om de robotmaaier
terug te roepen naar het laadstation. De PARK-knop op
het toetsenbord in de robotmaaier heeft dezelfde functie.
De PARK-knop op het laadstation is bijvoorbeeld handig
als de robotmaaier in een groot werkgebied actief is en het
laadstation beter toegankelijk is.
Wanneer de PARK-knop is ingedrukt, zal er een led in de
knop constant branden. De led gaat uit zodra de robotmaaier
in het laadstation is geparkeerd.
De robotmaaier blijft in het laadstation geparkeerd totdat de
START-knop op het toetsenbord van de robotmaaier wordt
ingedrukt.
3012-1060
3012-1215
Nederlands - 42
MENUFUNCTIES
6 Menufuncties
6.1 Hoofdmenu
Het hoofdmenu bestaat uit de volgende drie opties:
• Timer
• Maaihoogte
• Veiligheid
• Meldingen
• Weertimer
• Installatie
• Instellingen
• Accessoires
Elke optie heeft een aantal submenu’s. Hiermee hebt
u toegang tot alle functies voor het instellen van de
robotmaaier.
Tussen menu’s bladeren
Gebruik de pijltoetsen om door het hoofdmenu en de
submenu’s te bladeren. Gebruik de cijfertoetsen om waarden
en tijden in te voeren en bevestig elke selectie met de
meerkeuzeknop met de aanduiding OK. Druk BACK om
een stap terug te gaan in het menu of houd de MENU-knop
2 seconden ingedrukt om direct terug te gaan naar het
hoofdmenu.
Nummerreeksen
Een cijferreeks kan worden gebruikt als snelkoppeling naar
een bepaalde functie.
Het eerste cijfer in de reeks verwijst naar de selectie in het
hoofdmenu. Het tweede cijfer komt overeen met de selectie
in het eerste submenu enz.
Voorbeeld: Druk op 4 en vervolgens op 1 in het hoofdmenu
om het submenu Foutmeldingen weer te geven.
Submenu’s
Sommige submenu’s bevatten een vakje dat kan worden
geselecteerd. Dit dient om te selecteren welke optie(s) wordt/
worden geselecteerd of om aan te geven of een functie is
ingeschakeld/uitgeschakeld.
3012-1094
3012-1225
3012-1264
Nederlands - 43
MENUFUNCTIES
6.2 Menustructuur
De volgende tabel geeft een beknopt overzicht van de beschikbare menuopties in het hoofdmenu. Het volgende hoofdstuk
bevat uitgebreidere informatie over de wijze waarop elke functie wordt gebruikt en welke instelmogelijkheden beschikbaar zijn.
Gebruik de pijltoetsen om door het menu te bladeren. Bevestig elke selectie met OK.
Timer
Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien. Daarom is het
belangrijk om de rijtijd via de timerfunctie te beperken als het werkgebied kleiner is dan de
werkcapaciteit van de robotmaaier. De timerfunctie is ook een ideaal middel om te bepalen
wanneer de robotmaaier niet mag maaien, bijvoorbeeld wanneer de kinderen in de tuin
spelen.
Maaihoogte
De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm) tot MAX (6 cm).
Tijdens de eerste week na een nieuwe installatie moet de maaihoogte op MAX worden
ingesteld om beschadiging van de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de maaihoogte elke
week een stap worden verlaagd totdat de gewenste maaihoogte is bereikt.
Veiligheid
Via dit menu kunt u instellingen met betrekking tot de beveiliging en de verbinding tussen
de robotmaaier en het laadstation wijzigen.
Er zijn drie veiligheidsniveaus waaruit u kunt kiezen, maar het is ook mogelijk om een
eigencombinatievanbeveiligingsfunctiestedeniëren.
Meldingen
Via deze functie kunnen opgeslagen fout- en infomeldingen worden uitgelezen. Voor de
meest voorkomende foutmeldingen zijn er tips en adviezen beschikbaar waarmee u de
fout kunt verhelpen. Zie 9.1 Foutmeldingen op pagina 78.
Weertimer
Via deze functie kan de robotmaaier zijn maaitijden automatisch aanpassen aan de
snelheid waarmee het gras groeit. Wanneer het weer bevorderlijk is voor het groeien
van het gras maait de robotmaaier vaker en wanneer het gras minder snel groeit, zal
de robotmaaier automatisch minder tijd aan het gazon besteden.
Installatie
Deze menufunctie dient om de robotmaaier naar afgelegen delen van een werkgebied
te leiden en in te stellen hoe de robotmaaier het laadstation moet zoeken. Voor veel
maaigebieden hoeven de fabrieksinstellingen niet te worden gewijzigd, d.w.z. dat de
robotmaaier zelf de verschillende zoekmethoden en de bijbehorende instellingen kan
combineren.
Instellingen
Via deze functie kunt u wijzigingen aanbrengen in de algemene instellingen van de
robotmaaier, zoals de datum en tijd.
Accessoires
Inditmenukuntudeinstellingencongurerenvooraccessoiresdieopdemaaierzijn
aangebracht. Neem contact op met uw dealer voor informatie over welke accessoires
geschikt zijn voor uw robotmaaier.
Nederlands - 44
MENUFUNCTIES
6.3 Timer
Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak
laten maaien. Daarom is het belangrijk om de rijtijd via de
timerfunctie te beperken als het werkgebied kleiner is dan de
werkcapaciteit van de robotmaaier. Als u de robotmaaier te
veel laat maaien, kan het gazon er geplet uitzien. Bovendien
zal de robotmaaier dan onnodig slijten.
De timerfunctie is ook een ideaal middel om te bepalen
wanneer de robotmaaier niet mag maaien, bijvoorbeeld
wanneer de kinderen in de tuin spelen.
Optimale prestaties worden verkregen wanneer de timer
wordt uitgeschakeld en de robotmaaier 24 uur per dag en
7 dagen per week mag maaien.
Op basis van de fabrieksinstelling is de timer uitgeschakeld
en zal de robotmaaier 24 uur per dag en 7 dagen per
week werken. Dit is gewoonlijk een geschikte instelling
voor een werkgebied dat overeenkomt met de maximale
capaciteit van de robotmaaier, nl. 3.200 m² (2.200 m² voor
Automower® 320).
Ga er bij het instellen van de timer van uit dat de robotmaaier
circa 135 m² per uur en dag maait (ongeveer 90 m² voor
Automower® 320). Bijvoorbeeld: Als het werkgebied
1.200 m² bedraagt, moet de robotmaaier ongeveer 9 uur
per dag maaien (ongeveer 13 uur voor Automower® 320).
Wanneer de timerinstellingen zijn ingesteld, wordt op de
startpagina een kloksymbool weergegeven. Het kloksymbool
is zwart wanneer de robotmaaier niet mag maaien op basis
van een timerinstelling en wit wanneer de robotmaaier wel
mag maaien.
Het is mogelijk om twee werkperiodes per dag te
congureren.Elkedagkanuniekewerkperiodeshebben,
maar het is ook mogelijk om de werkperiode voor de huidige
dagtekopiërennaaralleanderedagen.
Gebruik de pijltoets omlaag om het selectievakje in te
schakelen en druk vervolgens op OK. Dan pas kunnen de
timerinstellingen worden uitgevoerd. De robotmaaier maait
enkel op de dagen die zijn ingeschakeld.
Kopiëren
Gebruik deze functie om de instellingen voor de huidige dag
tekopiërennaaranderedagen.
Gebruik de pijltoetsen omhoog en omlaag om de cursor
naar een andere dag te verplaatsen. De tijden zullen worden
gekopieerd naar de dagen die met OK zijn gemarkeerd.
Maandag
Periode 1
Ma
Alle
dagen
Di Wo Do Vr Za Zo
Huidige
dag
Heel de
week
Periode 2 Kopiëren Overzicht Reset
3012-1225
Nederlands - 45
MENUFUNCTIES
Overzicht
Defunctiegeeftgraschweeropwelkeurenendagen
de robotmaaier werkt. De tijd waarop de robotmaaier zal
maaien, wordt aangegeven met een zwarte lijn. De rest van
de tijd is de robotmaaier in het laadstation geparkeerd.
Reset
Deze functie reset de timer naar de fabrieksinstelling,
waarbij de robotmaaier 24 uur per dag en 7 dagen per week
mag werken.
Huidige dag
Hiermee wordt de geselecteerde dag in het tabsysteem
gereset.
Op basis van de fabrieksinstelling mag de robotmaaier
24 uur per dag werken.
Heel de week
Hiermee worden alle dagen van de week gereset.
Op basis van de fabrieksinstelling mag de robotmaaier
24 uur per dag en 7 dagen per week werken.
3012-1235
3012-1236
Nederlands - 46
MENUFUNCTIES
6.4 Maaihoogte
De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm) tot
MAX (6 cm).
Tijdens de eerste week na een nieuwe installatie moet de
maaihoogte op MAX worden ingesteld om beschadiging
van de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de maaihoogte
elke week een stap worden verlaagd totdat de gewenste
maaihoogte is bereikt.
Als het gras lang is, kunt u de maaier het beste op de
maximale maaihoogte laten beginnen. Als het gras korter is,
kan de maaihoogte geleidelijk worden verlaagd.
Om de maaihoogte te verhogen:
1. Gebruik de pijltoets omhoog om de instelling te
verhogen tot de gewenste hoogte.
2. Druk op OK om te bevestigen.
Om de maaihoogte te verlagen:
1. Gebruik de pijltoets omlaag om de instelling te
verlagen tot de gewenste hoogte.
2. Druk op OK om te bevestigen.
Maaihoogte
Maaihoogte
3012-1237
Nederlands - 47
MENUFUNCTIES
6.5 Veiligheid
Via deze selectie kunnen instellingen met betrekking tot
de beveiliging en de verbinding tussen de maaier en het
laadstation worden aangepast.
Er zijn drie veiligheidsniveaus waaruit u kunt kiezen,
maar het is ook mogelijk om een eigen combinatie van
beveiligingsfunctiestedeniëren.
De fabrieksinstelling is veiligheidsniveau Midden.
Gebruik de pijltoetsen omlaag en omhoog om een
veiligheidsniveau te selecteren.
Bij de veiligheidsniveaus Laag en Midden is de toegang
tot de robotmaaier geblokkeerd als de PIN-code onbekend
is. Bij veiligheidsniveau Hoog klinkt er tevens een
waarschuwingspiepje als er niet binnen een ingestelde
termijn de juiste PIN-code wordt ingevoerd.
Werking Laag Midden Hoog
Tijdsslot X X X
PIN-verzoek X X
Alarm X
Tijdsslot
Deze functie houdt in dat de robotmaaier na 30 dagen niet
meer kan worden gestart tenzij eerst de juiste PIN-code
wordt ingevoerd. Na het verstrijken van deze 30 dagen blijft
de robotmaaier gewoon maaien, maar als de klep wordt
geopend, verschijnt de melding Voer PIN-code in. Voer uw
code weer in en druk op OK.
Hierna moet de PIN-code telkens worden ingevoerd als de
hoofdschakelaar op 1 wordt gezet.
PIN-verzoek
Deze functie houdt in dat de maaier altijd om een PIN-code
vraagt wanneer de klep wordt geopend. Om de robotmaaier
te kunnen gebruiken, moet de juiste PIN-code worden
ingevoerd.
Wanneer vijf keer achter elkaar een verkeerde PIN-
code wordt ingevoerd, wordt de robotmaaier enige tijd
geblokkeerd. De tijd voor de blokkering wordt bij elke
volgende mislukte poging verlengd.
Alarm
Deze functie houdt in dat er een alarmsignaal klinkt wanneer
de PIN-code niet binnen 10 seconden na het indrukken van
de STOP-knop wordt ingevoerd of wanneer de robotmaaier
om de een of andere reden is opgetild. Een tikkend geluid
geeft aan dat de PIN-code moet worden ingevoerd om
te voorkomen dat het alarm afgaat. Het alarm kan op elk
moment weer worden uitgeschakeld door invoer van de
juiste PIN-code.
Veiligheid
Veiligheids-
niveau
Laag Midden Hoog Aangepast
Duur van
tijdsslot
Duur van
het alarm
Wijzig
PIN-code
Nieuw
lussignaal
Uitgebreid
Reset vei-
ligheidsin-
stellingen
3012-1237
Nederlands - 48
MENUFUNCTIES
Aangepast
Via dit menu kunt u de beschikbare beveiligingsfuncties
op basis van uw behoeften aanpassen en combineren.
Tijdsslot
Activeer of deactiveer het verzoek om een PIN-code na een
bepaald aantal dagen. Het aantal dagen is in te stellen in
Veiligheid > Uitgebreid.
LET OP! Tijdsslot is de belangrijkste
diefstalbeveiligingsfunctie. Daarom raden we aan om deze
altijd ingeschakeld te houden.
PIN indien gestopt
Activeer of deactiveer het verzoek om een PIN-code na het
indrukken van de STOP-knop.
Alarm & PIN indien gestopt
Activeer of deactiveer het alarm na het indrukken van de
STOP-knop.
Alarm & PIN indien opgetild
Activeer of deactiveer het alarm wanneer de robotmaaier wordt
opgetild, bv. wanneer deze ergens naartoe wordt gedragen.
Het kan nodig zijn om deze functie te deactiveren in
werkgebieden waar de robotmaaier regelmatig moet
worden opgetild vanwege botsingen met bijvoorbeeld zacht
glooiende rotsen of boomwortels.
Alarm & PIN indien gekanteld
Activeer of deactiveer het alarm wanneer de robotmaaier wordt
gekanteld, bv. wanneer deze ergens naartoe wordt gedragen.
Wijzig PIN code
Voer de nieuwe PIN-code in en druk op OK. Bevestig door
dezelfde code opnieuw in te voeren en op OK te drukken.
Als de PIN-code is gewijzigd, wordt op het display heel kort
de melding PIN-code veranderd weergegeven.
Maak een notitie van de nieuwe PIN-code op de aangegeven
regel in Aantekeningen op pagina 2.
3012-1239
Nederlands - 49
MENUFUNCTIES
Nieuw lussignaal
Het lussignaal wordt willekeurig gekozen, zodat een unieke
koppeling tussen de betreffende robotmaaier en het laadstation
ontstaat. In zeldzame gevallen kan het nodig zijn om een nieuw
signaal te genereren, bijvoorbeeld als twee aangrenzende
installaties signalen gebruiken die erg op elkaar lijken.
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation waaraan de
robotmaaier moet worden gekoppeld.
2. Selecteer Nieuw lussignaal in het menu en druk op OK.
3. Druk op OK en wacht op de bevestiging dat het
lussignaal is gegenereerd. Dit duurt gewoonlijk
ongeveer 10 seconden.
Uitgebreid
Duur van het tijdsslot
Wanneer Tijdsslot is geactiveerd, is het tevens mogelijk
om te selecteren hoeveel dagen de robotmaaier om een
PIN-code moet vragen. U kunt een waarde van 1 tot
90 selecteren.
De fabrieksinstelling is 30 dagen.
Duur van het alarm
Wanneer Alarm is geactiveerd, is het tevens mogelijk om te
selecteren hoe lang het alarmsignaal moet duren. U kunt een
waarde van 1 tot 20 minuten selecteren.
Nederlands - 50
MENUFUNCTIES
6.6 Meldingen
Via deze functie kunnen opgeslagen fout- en infomeldingen
worden uitgelezen. Voor de meest voorkomende
foutmeldingen zijn er tips en adviezen beschikbaar waarmee
u de fout kunt verhelpen. Zie 9.1 Foutmeldingen op
pagina 78.
Foutmeldingen
Als de werking van de robotmaaier op enige wijze wordt
verstoord, bijvoorbeeld als hij vast komt te zitten onder een
gevallen tak, wordt er op het display van de maaier een
melding weergegeven met betrekking tot de storing en het
tijdstip waarop deze zich voordeed.
Als dezelfde foutmelding meerdere keren wordt herhaald,
kan dit betekenen dat er een aanpassing aan de installatie
of de robotmaaier moet worden gemaakt. Zie 9.1
Foutmeldingen op pagina 78 voor meer informatie over de
mogelijk oorzaken voor elke melding.
Op datum
Deze lijst bevat de laatste 50 foutmeldingen, gesorteerd
op datum, waarbij het meest recente incident boven aan de
lijst staat.
Door een foutmelding te selecteren en op de OK-knop
te drukken, kunt u de datum en de tijd zien waarop de
foutmelding werd weergegeven.
Tips en advies om u te helpen het probleem zelf oplossen,
worden ook weergegeven.
Op frequentie
Deze lijst bevat de meest recente 50 meldingen, gesorteerd
op het aantal keren dat dezelfde fout is opgetreden.
Rechts van de melding wordt aangegeven hoe vaak elke
foutmelding is weergegeven.
Door een foutmelding te selecteren en op de OK-knop
te drukken, kunt u de datum en de tijd zien waarop de
foutmelding werd weergegeven.
Infomeldingen
Op het display getoonde meldingen die niet het gevolg
zijn van een fout, worden opgeslagen onder het kopje
Infomeldingen Voorbeelden van dergelijke meldingen zijn
Zwak GPS-signaal en Helling te steil. Zie 9.1 Foutmeldingen
op pagina 78 voor meer informatie over de mogelijk
oorzaken voor elke melding.
Op datum
Deze lijst bevat de laatste 50 foutmeldingen, gesorteerd
op datum, waarbij het meest recente incident boven aan
de lijst staat.
Meldingen
Fout
meldingen
Op frequentie
Op frequentie
Op datum
Op datum
Info
meldingen
Reset
meldingen
Nederlands - 51
MENUFUNCTIES
Op frequentie
Deze lijst bevat de meest recente 50 meldingen, gesorteerd
op het aantal keren dat dezelfde fout is opgetreden.
Reset meldingen
Om alle opgeslagen meldingen te verwijderen, selecteert
u Reset en drukt u op OK. Bevestig door nog een keer op
OK te drukken.
Nederlands - 52
MENUFUNCTIES
6.7 Weertimer
Via deze functie kan de robotmaaier zijn maaitijden
automatisch aanpassen aan de snelheid waarmee het gras
groeit. Wanneer het weer bevorderlijk is voor het groeien van
het gras maait de robotmaaier vaker en wanneer het gras
minder snel groeit, zal de robotmaaier automatisch minder
tijd aan het gazon besteden.
De robotmaaier zal echter niet langer werken dan de tijd
dieindetimerinstellingenkanwordengecongureerd.
Voor optimale weertimerprestaties raden we aan om bij het
instellen van de timer alleen de tijden te deselecteren waarop
de robotmaaier niet moet werken. Andere tijden moeten
beschikbaar zijn voor de weertimer.
Wanneer de weertimer is geactiveerd, heeft de robotmaaier
tijd nodig om te bepalen wat de optimale maaitijd voor het
betreffende werkgebied is. Daarom kan het enkele dagen
duren voordat de maairesultaten optimaal zijn.
Wanneer de weertimer is geactiveerd, is het erg belangrijk
om regelmatig te controleren of de maaischijf schoon is en
de messen in goede staat zijn. Gras dat rond de maaischijf
is gedraaid of botte messen kunnen de werking van de
timerfunctie beïnvloeden.
Weertimer
Om de weertimer te activeren: plaats de cursor op Aan en
druk op OK.
Maaitijd
Als de maairesultaten bij gebruik van de weertimer niet
optimaal zijn, kan het nodig zijn om de maaitijdinstellingen
aan te passen.
Maaitijd instellen: plaats de cursor op Maaitijd en verleng of
verkort de maaitijd met de rechter- en linkerpijltoets in drie
vooraf ingestelde stappen.
Hoe langer de geselecteerde maaitijd, des te langer de
robotmaaier mag maaien.
Weertimer
MaaitijdAan/Uit
LaagLaag - Midden Hoog Hoog +
3012-1259
Nederlands - 53
MENUFUNCTIES
6.8 Installatie
Deze menufunctie dient om de robotmaaier naar afgelegen
delen van een werkgebied te leiden en in te stellen hoe
de robotmaaier het laadstation moet zoeken. Voor veel
werkgebieden is het niet nodig om de fabrieksinstellingen te
wijzigen, waarbij de robotmaaier de diverse zoekmethoden
en de onderliggende instellingen zelf combineert.
Het laadstation vinden
De robotmaaier kan worden ingesteld om het laadstation
te zoeken op een of meer van de volgende drie manieren:
Volg, Begrenzingslus en Laadstation. Op basis van de
fabrieksinstellingen worden deze zoekopties automatisch
gecombineerd om het laadstation zo snel mogelijk te vinden,
maar met een minimale kans op spoorvorming.
In zeer complexe tuinen, bijvoorbeeld met veel gebieden die
met elkaar zijn verbonden door smalle doorgangen, wordt
de benodigde tijd voor het vinden van het laadstation verkort
door een aantal van de handmatige instellingen hieronder
door te voeren.
De robotmaaier begint bij het zoeken naar het laadstation
altijd met een onregelmatige zoekmethode.
Wanneer de robotmaaier het laadstation na een bepaalde
periode van onregelmatig zoeken nog steeds niet kan
vinden, gaat hij ook zoeken naar de begeleidingsdraden
en na enige tijd eveneens naar de begrenzingsdraad om
vervolgens een van deze te volgen naar het laadstation.
Deze tijd wordt opgegeven in minuten en wordt de uitsteltijd
genoemd.
Voorbeeld:
4 minuten uitstel voor Volg 1 en Volg 2 en 11
minuten voor de begrenzingslus. In dit geval zoekt
de robotmaaier eerst 4 minuten onregelmatig en
daarna zoekt hij gedurende 7 minuten naar de
begeleidingsdraden. Als hij na deze tijd nog geen
begeleidingsdraad heeft gevonden, gaat hij ook op
zoek naar de begrenzingslus.
Het is natuurlijk ook mogelijk om voor zowel de
begeleidingsdraden en de begrenzingslus dezelfde uitsteltijd
op te geven, bijvoorbeeld 5 minuten. In dat geval zoekt
de robotmaaier onregelmatig gedurende 5 minuten om
daarna, als hij het laadstation nog niet heeft gevonden,
verder te gaan met zoeken door de begeleidingsdraden of
de begrenzingslus te volgen, afhankelijk van welke hij het
eerst vindt.
4 min
Willekeurig
Volg 1
Volg 2
Begrenzingsdraad
=Uitsteltijd
=Zoekmodus
11 min
3012-1089
Installatie
Regio 1-5 GPS Overzicht Reset
Tuin
dekking
Vind laadstation
Uitgebreid
Zoek
methode
Overzicht Reset
Uitrij
hoeken
Doorrij
breedte
Achteruitrij-
afstand
Rijd over
draad
Installa-
tievorm
Automatische
passagedetectie
Nederlands - 54
MENUFUNCTIES
Over het algemeen maakt een langere uitsteltijd de kans
op spoorvorming kleiner (de robotmaaier zal het laadstation
vaker vinden via onregelmatig zoeken), maar het zorgt
tevens voor langere zoektijden. Een korte uitsteltijd geeft het
omgekeerde effect, d.w.z. kortere zoektijden met een grotere
kans op spoorvorming langs de begeleidingsdraden en/of
begrenzingsdraden.
Volg
Controleer of het selectievakje Volg begeleiding naar huis
is ingeschakeld. Gebruik anders de pijltoets omlaag om het
selectievakje in te schakelen en druk vervolgens op OK.
Gebruik de cijfertoetsen om de uitsteltijd in te voeren.
Automower® 320 heeft enkel Volg. Volg > Begeleiding 1
uitstel
Verplaats de cursor naar Begeleiding 1 uitstel en voer de tijd
in minuten in.
De uitsteltijd wordt gewoonlijk opgegeven als een waarde
tussen 0 en 10 minuten.
Volg > Begeleiding 2 uitstel
Niet van toepassing op Automower® 320.
Verplaats de cursor naar Begeleiding 2 uitstel en voer de tijd
in minuten in.
Begrenzingslus
Controleer of het selectievakje Volg begrenzing naar huis
is ingeschakeld. Gebruik anders de pijltoets omlaag om het
selectievakje in te schakelen en druk vervolgens op OK.
Gebruik de cijfertoetsen om de uitsteltijd in te voeren.
Verplaats de cursor naar Uitstel begrenzing en voer de tijd in
minuten in.
Deze tijd is meestal langer dan de tijd voor Volg 1 en Volg 2,
omdat het gewoonlijk beter is als de robotmaaier een van
de begeleidingsdraden volgt om terug te keren naar het
laadstation. De uitsteltijd wordt gewoonlijk opgegeven als
een waarde tussen 10 en 20 minuten maar kan ook korter
zijn als er geen begeleidingsdraad is geïnstalleerd en het
onwaarschijnlijk is dat de robotmaaier het laadstation met
behulp van onregelmatig zoeken kan vinden.
Als de robotmaaier een geleidingsdraad passeert terwijl de
begrenzingsdraad wordt gevolgd, zoekt hij niet langer langs
de begrenzingsdraad, maar volgt hij de geleidingsdraad tot in
het laadstation.
Als het in de installatie echt onwenselijk is om de
begrenzingslus te volgen, moet het selectievakje Volg
begrenzing naar huis worden uitgeschakeld.
3012-1244
3012-1245
3012-1246
Nederlands - 55
MENUFUNCTIES
Laadstationbereik
Er kunnen redenen zijn om het bereik van het laadstation in
zeldzame gevallen te beperken. Dat kan bijvoorbeeld nodig
zijn als het laadstation dicht bij een struik of muur staat,
waardoor de robotmaaier niet in het laadstation kan dokken
terwijl hij wel de signalen van het laadstation ontvangt. In
dergelijke gevallen is het gewoonlijk beter om het laadstation
te verplaatsen. Als dit echter niet mogelijk is, kan het bereik
van het laadstation worden beperkt.
Gebruik de pijltoetsen links en rechts om het bereik te
selecteren.
Instelling Bereik
Min 0 m
Gemiddeld circa 3 tot 4 m
Max circa 6 tot 8 m
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het bereik van het laadstation hoeft enkel in
uitzonderlijke gevallen te worden beperkt.
Het is gewoonlijk beter om het laadstation
naar een geschiktere locatie in het werkge-
bied te verplaatsen.
Overzicht
Deze functie geeft een overzicht van de geselecteerde
instellingen voor elke zoekmethode. Het is ook mogelijk
om te testen of de robotmaaier de begeleidingsdraden en
de begrenzingsdraad kan volgen tot aan het laadstation en
vervolgens zonder problemen kan dokken.
Overzicht > Test
Het testen van geselecteerde instellingen kan worden
beschouwd als een normaal onderdeel van de installatie.
Om de geselecteerde instellingen te testen:
1. Plaats de robotmaaier op ongeveer 3 meter
vanaf de te testen draad (begrenzingsdraad of de
begeleidingsdraden), met de voorzijde naar de
draad gericht.
2. Gebruik de pijltoets rechts/links om Test te
selecteren voor de draad die moet worden getest.
Druk op OK.
3. Druk op START en sluit de klep van het display.
Controleer of de robotmaaier de begeleidingsdraad
helemaal volgt tot aan het laadstation en in het
laadstation dokt. De test is alleen gelukt als de
robotmaaier de begeleidingsdraad over het gehele
traject naar het laadstation kan volgen en meteen
bij de eerste poging dokt. Als het de robotmaaier
niet lukt om bij de eerste poging te dokken, probeert
hij het automatisch opnieuw. De installatie is niet
goedgekeurd als de robotmaaier twee of meer
pogingen nodig heeft om in het laadstation te dokken.
3012-1247
3012-1099
3012-1248
Nederlands - 56
MENUFUNCTIES
Als de robotmaaier de draad niet kan volgen, komt dit
in veel gevallen doordat obstakels dicht bij de draad
niet zijn geïsoleerd of doordat de begeleidingsdraad
op een steile helling niet onder een hoek is gelegd.
Controleer of het laadstation, de begrenzingsdraad
en de begeleidingsdraad zijn geïnstalleerd volgens
de instructies in hoofdstuk 3.2, 3.4 en 3.6.
Als de handmatige instellingen zijn ingevoerd, kan
het zijn dat hierbij ook een verkeerde doorrijbreedte
is geselecteerd.
4. De test is gelukt als de robotmaaier de geselecteerde
draad naar het laadstation kan volgen en zonder
problemen bij de eerste poging kan dokken.
Als de functie Test wordt geactiveerd, rijdt de robotmaaier
zo ver mogelijk weg van de draad als is toegestaan op basis
van de geselecteerde doorrijbreedte.
Tuindekking
Via dit menu kan de robotmaaier naar afgelegen delen van
een werkgebied worden geleid. Deze belangrijke functie
is bedoeld om een gelijkmatig maairesultaat in het gehele
werkgebied te handhaven. In zeer complexe tuinen met
bijvoorbeeld veel zones die met elkaar verbonden zijn via
smalle doorgangen, kan het maairesultaat worden verbeterd
door een aantal handmatige instellingen te maken, zoals
hieronder beschreven.
De fabrieksinstellingen in Automower® 330X maken
gebruik van een ingebouwde gps om te controleren welke
zones al zijn gemaaid en welke zones daarna moeten
worden gemaaid. Automower® 330X kan op deze manier
automatisch naar moeilijk te bereiken delen van het
werkgebied gaan.
Wanneer de GPS-ondersteunde navigatie is geactiveerd,
hoeft u niets handmatig in te stellen.
Op basis van de fabrieksinstellingen in Automower® 320 kan
de robotmaaier de begeleidingsdraad over een lengte van
300 meter volgen in 20% van de gevallen dat de robotmaaier
het laadstation verlaat.
Regio 1-5
Er kunnen maximaal vijf (drie voor Automower® 320)
afgelegen zones worden ingesteld. Er zijn een aantal unieke
selecties nodig om de robotmaaier toe te staan om de
afgelegen zone te bereiken.
Gebruik de pijltoets omlaag om het selectievakje in te
schakelen en druk vervolgens op OK. Dan pas kunnen
handmatige instellingen worden gemaakt.
3012-1241
3012-1078
Nederlands - 57
MENUFUNCTIES
Als de robotmaaier de draad niet kan volgen, komt dit
in veel gevallen doordat obstakels dicht bij de draad
niet zijn geïsoleerd of doordat de begeleidingsdraad
op een steile helling niet onder een hoek is gelegd.
Controleer of het laadstation, de begrenzingsdraad
en de begeleidingsdraad zijn geïnstalleerd volgens
de instructies in hoofdstuk 3.2, 3.4 en 3.6.
Als de handmatige instellingen zijn ingevoerd, kan
het zijn dat hierbij ook een verkeerde doorrijbreedte
is geselecteerd.
4. De test is gelukt als de robotmaaier de geselecteerde
draad naar het laadstation kan volgen en zonder
problemen bij de eerste poging kan dokken.
Als de functie Test wordt geactiveerd, rijdt de robotmaaier
zo ver mogelijk weg van de draad als is toegestaan op basis
van de geselecteerde doorrijbreedte.
Tuindekking
Via dit menu kan de robotmaaier naar afgelegen delen van
een werkgebied worden geleid. Deze belangrijke functie
is bedoeld om een gelijkmatig maairesultaat in het gehele
werkgebied te handhaven. In zeer complexe tuinen met
bijvoorbeeld veel zones die met elkaar verbonden zijn via
smalle doorgangen, kan het maairesultaat worden verbeterd
door een aantal handmatige instellingen te maken, zoals
hieronder beschreven.
De fabrieksinstellingen in Automower® 330X maken
gebruik van een ingebouwde gps om te controleren welke
zones al zijn gemaaid en welke zones daarna moeten
worden gemaaid. Automower® 330X kan op deze manier
automatisch naar moeilijk te bereiken delen van het
werkgebied gaan.
Wanneer de GPS-ondersteunde navigatie is geactiveerd,
hoeft u niets handmatig in te stellen.
Op basis van de fabrieksinstellingen in Automower® 320 kan
de robotmaaier de begeleidingsdraad over een lengte van
300 meter volgen in 20% van de gevallen dat de robotmaaier
het laadstation verlaat.
Regio 1-5
Er kunnen maximaal vijf (drie voor Automower® 320)
afgelegen zones worden ingesteld. Er zijn een aantal unieke
selecties nodig om de robotmaaier toe te staan om de
afgelegen zone te bereiken.
Gebruik de pijltoets omlaag om het selectievakje in te
schakelen en druk vervolgens op OK. Dan pas kunnen
handmatige instellingen worden gemaakt.
3012-1241
3012-1078
BELANGRIJKE INFORMATIE
Wanneer GPS-geassisteerde navigatie is
geactiveerd, zal deze functie worden ge-
bruikt zolang er een gps-service beschikbaar
is – zelfs als er handmatige instellingen
actief zijn. De handmatige instellingen wor-
den enkel gebruikt als er geen gps-service
beschikbaar is.
Regio 1-5 > Hoe?
Selecteer rechts, links of Volg 1 (of Volg 2 voor Automower®
330X) op basis van de locatie van de zone ten opzichte van
het laadstation. De richting (rechts of links) wordt bepaald
met het gezicht naar het laadstation gericht.
Gebruik de pijltoetsen rechts en links om tussen de
verschillende opties te schakelen.
Regio X > Hoe ver?
Voer de afstand in meters in langs de stroomdraad vanaf het
laadstation naar het gebied waar de robotmaaier begint de
maaien.
Gebruik de cijfertoetsen om de afstand in meter te
speciceren.
Tips! Gebruik de Overzicht > Test functie om te bepalen hoe
ver het is naar de afgelegen zone. Tips! Bepaal via de functie
Overzicht > Test hoe groot de afstand tot het gebied is. De
afstand in meters wordt weergegeven op het display van de
maaier wanneer STOP is ingedrukt.
De fabrieksinstelling voor Automower® 320 bedraagt
300 meter voor Volg 1.
Regio X > Hoe vaak?
Het aantal keren dat de robotmaaier naar de afgelegen zone
moet worden geleid, wordt ingesteld als een percentage
van het totale aantal keren dat hij het laadstation verlaat.
Alle andere keren begint de robotmaaier te maaien bij het
laadstation.
Selecteer het percentage dat overeenkomt met de
omvang van de afgelegen zone ten opzichte van het totale
werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld de
helft van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u 50%.
Als de afgelegen zone kleiner is, voert u een lager getal in.
Wanneer er meerdere zones zijn, moet u erom denken dat
het totaal nooit hoger kan zijn dan 100%.
Zie de voorbeelden in 7 Voorbeelden van tuinen op
pagina 68.
Gebruik de cijfertoetsen om het percentage in te voeren.
De fabrieksinstelling voor Automower® 320 is 20% voor
Volg 1.
3012-1100
3012-1086
Nederlands - 58
MENUFUNCTIES
GPS
Deze sectie is niet van toepassing op Automower® 320.
Gps-geassisteerde navigatie maakt gebruik van een
ingebouwde gps om te controleren welke zones al zijn
gemaaid en welke zones daarna moeten worden gemaaid.
Nadat de robotmaaier een aantal dagen in bedrijf is
geweest,creëerthijeenplattegrondvanhetwerkgebied
en waar de begeleidingsdraden zijn gelegd. Op deze
manier kan Automower® 330X automatisch de afstanden
en verhoudingen voor lastig te bereiken delen van het
werkgebied bepalen.
De automatische instellingen die door de robotmaaier zijn
gemaakt, kunnen niet op het display worden uitgelezen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Wanneer dezelfde robotmaaier wordt
gebruikt voor twee of meer laadstations die
dicht bij elkaar liggen (buren bijvoorbeeld),
kan de gps-geassisteerde navigatie slechts
in één van de werkgebieden worden
gebruikt. Anders kan de digitale plattegrond
misleidend zijn, waardoor de tuindekking
van de robotmaaier afneemt.
Overzicht
Deze functie geeft een overzicht van de geselecteerde
instellingen voor elke zone. Het is ook mogelijk om de
uitrijinstellingen te testen en de afstand vanaf het laadstation
naar een afgelegen zone te bepalen.
Overzicht > Test
Het testen van geselecteerde instellingen kan worden
beschouwd als een normaal onderdeel van de installatie.
Als de functie Test wordt geactiveerd, rijdt de robotmaaier
zo ver mogelijk weg van de lus als is toegestaan op basis
van de geselecteerde doorrijbreedte.
Om de geselecteerde instellingen te testen:
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation.
2. Gebruik de pijltoetsen omlaag en recht/links om Test
te selecteren voor de zone die moet worden getest.
Druk op OK.
3. Druk op START en sluit de klep van het display.
4. De robotmaaier zal nu het laadstation verlaten en
de geselecteerde lus in de richting van de afgelegen
zone gaan volgen. Controleer of de robotmaaier de
vereiste afstand langs de lus helemaal kan volgen.
5. De test is gelukt als de robotmaaier de geselecteerde
lus zonder problemen kan volgen naar het vereiste
startpunt.
3012-1242
3012-1243
Nederlands - 59
MENUFUNCTIES
Om de afstand tot een afgelegen zone te meten:
1. Parkeer de robotmaaier in het laadstation.
2. Voer in de menufunctie Tuindekking > Hoe ver? een
afstand in die een stuk groter is dan de werkelijke
afstand. De maximale afstand die kan worden
ingevoerd, bedraagt 499 meter.
3. Selecteer Tuindekking > Overzicht > Test en druk
op OK.
4. Druk op START en sluit de klep van het display.
5. Druk op de gewenste positie op STOP en meet
de afstand. Dit getal kan nu worden ingevoerd in
Tuindekking > Hoe ver?
Reset
Via deze functie kan Tuindekking worden teruggezet naar
de fabrieksinstelling. Op basis van de fabrieksinstelling is
Regio 1 geactiveerd, met de volgende instellingen:
• Hoe? = Volg 1
• Hoe vaak? = 20%
• Hoe ver? = 300 m
Bij de fabrieksinstelling voor Automower® 330X is ook
Regio 2 geactiveerd, met de volgende instellingen:
• Hoe? = Volg 2
• Hoe vaak? = 20%
• Hoe ver? = 300 m
Reset > Huidig gebied
Deze functie reset enkel het geselecteerde gebied.
Reset > Alle gebieden
Deze functie reset alle gebieden.
Nederlands - 60
MENUFUNCTIES
Uitgebreid
Onder het kopje Uitgebreid vindt u nog meer instellingen die
bepalen hoe de robotmaaier zich gedraagt. De instellingen in
dit menu zijn enkel nodig als aanvullende besturing van de
maaier absoluut noodzakelijk is, bv. bij zeer complexe tuinen.
De fabrieksinstellingen zijn zo geselecteerd dat ze zouden
moeten werken voor de meeste werkgebieden.
Doorrijbreedte
De doorrijbreedte bepaalt hoe ver de robotmaaier verwijderd
mag blijven van de begeleidingsdraad/begrenzingsdraad
wanneer hij deze van en naar het laadstation volgt. Het
gebied naast de draad dat de robotmaaier dan gebruikt,
wordt de corridor genoemd.
Door op diverse afstanden vanaf de draad te werken,
wordt de kans op spoorvorming verkleind. Om de kans
op spoorvorming te beperken, wordt aangeraden om de
grootste doorrijbreedte (breedste corridor) te kiezen die
mogelijk is op basis van de grootte van het werkgebied.
De robotmaaier stelt zelf de corridorbreedte in afhankelijk
van de grootte van het maaigebied wanneer hij zich langs
een geleidingsdraad verplaatst. Dankzij het ingebouwde
automatische mechanisme kan de robotmaaier de afstand
vanafdedraadvariërenopbasisvanwaarinhetwerkgebied
deze zich bevindt. De doorrijbreedte wordt bijvoorbeeld
automatisch verkleint in smalle doorgangen.
De fabrieksinstellingen zijn geschikt voor veel werkgebieden,
d.w.z. dat de robotmaaier zelf de ingebouwde functies
kan gebruiken om de grootst mogelijke doorrijbreedte
aan te houden. In complexere tuinen, bv. waar de
begeleidingsdraad dicht bij obstakels is gelegd omdat deze
obstakels niet met behulp van de begrenzingslus konden
worden geïsoleerd, kan de bedrijfszekerheid worden
verbeterd door een aantal van de hieronder vermelde
handmatige instellingen door te voeren.
Doorrijbreedte > Begrenzing
De doorrijbreedte is in te voeren in intervallen van 1-9. Het
eerstecijfervanhetintervalspeciceertdekleinsteafstand
totaandebegrenzingslusenhettweedecijferspeciceert
de grootste afstand.
De afstand die de robotmaaier van de begrenzingslus
verwijderd blijft, varieert op basis van de indeling van
het werkgebied. Gebruik de Test functie in Installatie >
Tuindekking > Overzicht om de diverse waarden te testen.
Gebruik de cijfertoetsen om het gewenste interval op te geven.
De fabrieksinstelling is 9.
3012-1249
3012-1076
3012-1216
Nederlands - 61
MENUFUNCTIES
Doorrijbreedte > Begeleiding
Speciceervoordebegeleidingsdradendegrootste
afstand vanaf elke begeleidingsdraad die de robotmaaier
mag aanhouden. De afstand is in te voeren als een
waarde van 0 tot 9. De afstand die de robotmaaier van de
begeleidingsdraad verwijderd blijft, varieert op basis van
de indeling van het werkgebied. Gebruik de functie Test in
Installatie > Tuindekking > Overzicht om te testen welke
waarde geschikt is voor het betreffende werkgebied.
Bij de waarde 0 zal de robotmaaier pal over het midden van
de begeleidingsdraad rijden.
Gebruik de pijltoetsen om de gewenste waarde te selecteren.
De fabrieksinstelling is 9.
Uitrijhoeken
Gewoonlijk verlaat de robotmaaier het laadstation in een
richting vanuit een uitrijsector van 90°-270°. Door de
uitrijhoeken te wijzigen, wordt het voor de robotmaaier
makkelijker om het grootste werkgebied te bereiken wanneer
het laadstation in een doorgang is geplaatst.
Uitrijhoeken > Sectoren
De robotmaaier kan worden ingesteld voor een of twee
uitrijsectoren. Als het laadstation in een doorgang is
geplaatst, kunnen er twee uitrijhoeken, bijvoorbeeld 70°-110°
en 250°-290° worden gebruikt.
Bij gebruik van twee uitrijhoeken is het nodig om tevens te
specicerenhoevaakderobotmaaierhetlaadstationvia
sector 1 moet verlaten. Dat wordt gedaan via de functie
Aandeel door aanvankelijk een percentage op te geven.
Een percentage van 75% betekent bijvoorbeeld dat de
robotmaaier het laadstation in 75% van de gevallen verlaat
via Gebied 1 en in 25% van de gevallen via Gebied 2.
Gebruik de cijfertoetsen om de voor de sectoren gewenste
hoeken in graden en het aandeel in procenten in te voeren.
Achteruitrijafstand
Via deze functie bepaalt u hoe ver de robotmaaier achteruit
moet rijden voordat hij met maaien begint. Dit is een nuttige
functie wanneer het laadstation bijvoorbeeld ver onder een
veranda of een andere krappe ruimte is geplaatst.
Gebruik de cijfertoetsen om de gewenste achteruitrijafstand
in centimeter in te voeren.
3012-1251
3012-1252
3012-1253
Nederlands - 62
MENUFUNCTIES
Rijd over draad
De voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een bepaalde
afstand voorbij de begrenzingsdraad voordat de maaier
keert. Deze afstand is standaard ingesteld op 31 cm, maar
kan zo nodig worden gewijzigd. U kunt een waarde van
20 tot 50 selecteren.
Houd er rekening mee dat de gegeven afstand slechts
een geschatte waarde is en dat deze uitsluitend dient
ter referentie. In werkelijkheid kan de afstand tussen de
robotmaaierendebegrenzingsdraadvariëren.
Speciceerhetaantalcentimetersdatderobotmaaiervoorbij
de begrenzingsdraad moet rijden en druk op OK.
Installatievorm
De robotmaaier kan worden ingesteld voor een van de
volgende vormen: Open, Normaal en Complex.
Deze instelling bepaalt hoe de robotmaaier een werkgebied
tijdens het maaien bestrijkt.
• Open
Geschikt voor een werkgebied dat bestaat uit een
groot, open gazongebied met weinig obstakels en
zonder doorgangen, of voor een werkgebied waar
het maairesultaat op steile hellingen ongelijkmatig is.
• Normaal
Geschikt voor de meeste werkgebieden. Bedoeld
voor werkgebieden met een beperkt aantal
obstakels en/of doorgangen.
• Complex
Geschikt voor werkgebieden met veel obstakels en/
of doorgangen.
Automatische passagedetectie
Automatische passagedetectie betekent dat de maaier
zelf de afstand (corridorbreedte) bepaalt vanaf waar hij de
geleidingsdraden volgt. Als Automatische passagedetectie is
uitgeschakeld, moet de corridorbreedte handmatig worden
ingesteld, zodat de robotmaaier langs alle passages in de
tuin gaat.
De fabrieksinstelling is Automatische passagedetectie is
ingeschakeld.
3012-1254
3012-1255
3012-1256
3012-568
Nederlands - 63
MENUFUNCTIES
6.9 Instellingen
Via deze functie kunt u wijzigingen aanbrengen in de
algemene instellingen van de robotmaaier.
Instellingen
Tijd &
datum
Spiraalvormig
maaien
ECO-
modus
Taal
Maaihoogte
kalibratie
Begelei-
dingsdraad
kalibratie
Reset alle
gebruikersin-
stellingen
IntensiteitAan/Uit
Ingestelde
tijd
Ingestelde
datum
Tijdnotatie Datumnotatie
LandProelen
Naam
wijzigen
OpslaanGebruik
Aan/uit
Proelen
Met de functie Proelen kunt u verschillende
gebruikersinstellingen opslaan. Dit betekent dat de
instellingen gemakkelijk kunnen worden opgeslagen en
opnieuw kunnen worden gebruikt als de robotmaaier
bijvoorbeeld wordt gebruikt in andere tuinen. Er kunnen
maximaaldrieproelenwordenopgeslagen.
Instellingen in een proel opslaan
• Congureereerstdeinstellingenindemaaierdieinhet
proelwordtopgeslagen.
• Vink Gebruik proelen aan en druk op OK.
• Controleerhetproeldatuwiltopslaan,verplaatsde
cursor met de pijltoetsen omhoog en omlaag.
• Druk op OK.
• Vink Opslaan aan en druk op OK, daarna op de
linkerpijltoets en op OK. Alle gebruikersinstellingen zijn nu
inhetgeselecteerdeproelopgeslagen.
• Alserinstellingenwordengecongureerddienietinhet
proelzijnopgeslagen,verschijnthetsymbool*naastde
proelnaam.
3012-572
3012-574
Nederlands - 64
MENUFUNCTIES
Proelnaam wijzigen
Ukuntdeproelnamenwijzigen,zodatugemakkelijkerkunt
onthoudenwelkeinstellingeninhetdesbetreffendeproel
zijn opgeslagen.
• Vinkdeproelnaamaandieuwiltwijzigen.
• Druk op OK.
• Vink Hernoem aan en druk op OK.
• Verplaats de cursor met de pijltoetsen. Druk op OK om
een letter te selecteren. Druk op TERUG om de nieuwe
naam op te slaan.
• Deproelnamenwordenweergegeveninhetmenu
Instellingen - Proelen. De naam van het geselecteerde
proelisooktezienopdestartpagina.
Proel gebruiken
Hieronderwordtbeschrevenhoeueenproelkuntactiveren
en gebruiken, en dus gebruik kunt maken van de opgeslagen
instellingen.
• Vinkhetproelaandatuwiltactiveren.
• Druk op OK.
• Vink Gebruik aan en druk op OK.
Het robotmaaier maakt nu gebruik van de instellingen die zijn
opgeslageninhetproel.
Eén Automower
®
voor verschillende tuinen
De unieke verbinding tussen de maaier en het laadstation
wordtopgeslagenindeproelen.Daardoorkunnener
maximaal drie laadstations worden aangesloten op dezelfde
robotmaaier.
Nieuw laadstation op de robotmaaier aansluiten:
• Slaeersteenproelopdatvoorhetoorspronkelijke
laadstation moet worden gebruikt.
• Stel daarna de maaier in het nieuwe laadstation in dat
op de maaier wordt aangesloten.
• Vink Nieuw lussignaal aan, Zie 6.5 Veiligheid op
pagina 47
• Slaeenproelopvoorhetnieuwelaadstation.
Om de robotmaaier in het oorspronkelijke laadstation te
kunnengebruiken,moetunuheteersteproelselecteren.
Om de robotmaaier in het nieuwe laadstation te kunnen
gebruiken,moetudatproelselecteren.
Voor een optimale werking moet de GPS-ondersteunde
navigatie voor alle extra apparatuur worden uitgeschakeld
en mag deze alleen gebruikt worden op het hoofdapparaat.
GPS-ondersteunde navigatie uitschakelen, Zie 6.8 Installatie
op pagina 53.
3012-576
3012-575
Nederlands - 65
MENUFUNCTIES
ECO
Deze functie schakelt het lussignaal van de begrenzingslus,
de begeleidingsdraden en het laadstation automatisch uit
wanneer de robotmaaier niet maait, d.w.z. wanneer de
maaier wordt opgeladen of niet mag maaien op basis van
timerinstellingen.
ECO is geschikt voor situaties waarbij andere draadloze
apparatuur wordt gebruikt die niet compatibel is met de
robotmaaier, zoals bepaalde ringleidingen of garagedeuren.
Wanneer het lussignaal vanwege de ECO-modus is
uitgeschakeld, knippert het indicatielampje in het laadstation
groen. Wanneer het indicatielampje groen knippert, kan de
robotmaaier alleen in het laadstation worden gestart en niet
in het werkgebied.
In de ECO-modus is het erg belangrijk om altijd de STOP-
knop in te drukken voordat de robotmaaier uit het laadstation
wordt gehaald. Het is niet mogelijk om de robotmaaier op
een andere manier te starten wanneer hij in de ECO-modus
staat. Als u de maaier per ongeluk uit het laadstation hebt
gehaald zonder eerst de STOP-knop in te drukken, moet u
de maaier weer in het laadstation plaatsen en de STOP-knop
indrukken. Alleen dan kan de robotmaaier in het werkgebied
worden gestart.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Druk altijd op de STOP-knop voor u de
robotmaaier uit het laadstation haalt wan-
neer de robotmaaier in de ECO-modus staat;
anders kan hij in het werkgebied niet worden
gestart.
Selecteer Gebruik ECO-modus en druk op OK om de ECO-
modus te activeren.
Spiraalvormig maaien
Als de robotmaaier in een gebied komt en detecteert dat het
gras langer dan gemiddeld is, kan hij het bewegingspatroon
aanpassen. Hij kan dan in een spiraalvormig patroon gaan
maaien om het gebied met het langere gras sneller te
maaien.
Spiraalvormig maaien
Spiraalvormig maaien kunt u activeren door Aan te
selecteren met behulp van de pijltoets omhoog.
Intensiteit
Het intensiteitsniveau kan worden aangepast om in te stellen
hoeveel hoger dan gemiddeld het gras moet staan om te
beginnen met spiraalvormig maaien.
Een lage intensiteit betekent dat het spiraalvormig maaier
minder vaak wordt toegepast. Een hoge intensiteit betekent
dat spiraalvormig maaien vaker wordt toegepast.
3012-1218
3012-1256
Nederlands - 66
MENUFUNCTIES
Tijd & datum
Via deze functie kunt u de huidige tijd en de gewenste
tijdnotatie instellen op de robotmaaier.
Tijd
Voer de juiste tijd in en druk op OK om af te sluiten.
Tijdnotatie
Verplaats de cursor naar de gewenste tijdnotatie:
12u/24u
Sluit af door op OK te drukken.
Datum
Voer de juiste datum in en druk op OK om af te sluiten.
Datumnotatie
Plaats de cursor bij de gewenste datumnotatie:
JJJJ-MM-DD (jaar-maand-dag)
MM-DD-JJJJ (maand-dag-jaar)
DD-MM-JJJJ (dag-maand-jaar)
Sluit af door op OK te drukken.
Taal
Gebruik deze functie om de taal voor de menu’s in te stellen.
Zet de cursor bij de gewenste taal en druk op OK.
Land
Met deze functie kunt u het land selecteren waarin de
robotmaaier wordt gebruikt.
Plaats de cursor op het gewenste land en druk op OK.
Maaihoogtekalibratie
In zeldzame gevallen kan het nodig zijn om de maaihoogte
te kalibreren. Doe dit uitsluitend wanneer de robotmaaier hier
zelf om vraagt of wanneer uw dealer dit aanraadt.
De maaihoogteafstelling wordt vervolgens automatisch
uitgevoerd voor de minimum- en maximumhoogte en
vervolgens de geselecteerde maaihoogte.
1. Selecteer Maaihoogtekalibratie en druk op OK.
2. Wacht op een melding die aangeeft dat de kalibratie
is voltooid.
De begeleidingsdraad kalibreren
In zeldzame gevallen kan het nodig zijn om de
begeleidingsdraad te kalibreren. Doe dit uitsluitend wanneer
de robotmaaier hier zelf om vraagt of wanneer uw dealer dit
aanraadt.
1. Parkeer de robotmaaier in het laadstation.
2. Selecteer Kalibratie begeleiding en druk op OK.
3. De robotmaaier rijdt achterwaarts het laadstation
uit en voert een kalibratieprocedure uit over de
begeleidingsdraad. Daarna begint hij met maaien.
Reset alle gebruikersinstellingen
Via deze functie kunt u de robotmaaier terugzetten op de
standaardinstellingen die in de fabriek waren ingesteld.
De volgende instellingen worden gereset:
• Timer
• Tuindekking
• Veiligheidsniveau
• ECO-modus
• Meldingen
• Weertimer
De volgende instellingen worden niet gewijzigd:
• PIN-code
• Lussignaal
• Taal
• Datum & tijd
1. Selecteer Reset alle gebruikersinstellingen in het
menu en druk op OK.
2. Bevestig door op OK te drukken.
Nederlands - 67
MENUFUNCTIES
6.10 Accessories
In dit menu kunt u de accessoires instellen die op de maaier
zijn gemonteerd.
Koplamp
Met deze functies kan de koplamp worden ingesteld. De
koplamp kan alleen op de Automower
®
330X als accessoire
worden gemonteerd.
Schema
In het submenu Schema selecteert u wanneer de koplamp
wordt ingeschakeld. U hebt de keuze uit Altijd AAN, Alleen ‘s
avonds, Avond en nacht of Altijd UIT.
Helderheid
In het submenu Helderheid selecteert u de lichtsterkte van
de koplampen. U hebt de keuze uit Hoog en Laag.
Knippert bij fout
Als Knippert bij fout is geactiveerd, knipperen de koplampen
als de robotmaaier door een storing is gestopt.
Maaierhuis
Met deze functie kan het maaierhuis worden ingesteld.
Voorkom botsen met maaierhuis
Als u deze optie selecteert, treedt er minder slijtage van de
maaier en het huis op. Rondom het laadstation kan er dan
echter sprake zijn van meer ongemaaid gras.
3012-571
3012-578
Schema Knippert bij
fout
Helderheid
Accessories
Koplamp
Maaierhuis
Voorkom botsen
met maaierhuis
Nederlands - 68
VOORBEELDEN VAN TUINEN
7 Voorbeelden van tuinen
– Suggesties en instellingen
voor installatie
Door de tuininstellingen van de robotmaaier af te stemmen
op de vorm van de tuin is het voor de robotmaaier
makkelijker om alle delen van de tuin regelmatig te bereiken
en een perfect maairesultaat te realiseren.
Voor verschillende tuinen kunnen verschillende instellingen
nodig zijn. Op de volgende pagina’s vindt u enkele
voorbeelden van tuinen met suggesties en instellingen
voor de installatie.
Zie 6 Menufuncties op pagina 42 voor meer informatie
over de diverse instellingen.
Op www.automower.com vindt u nog meer hulp bij de
installatie.
De
BELANGRIJKE INFORMATIE
De standaardinstelling voor de robotmaaier
is zodanig gekozen dat deze geschikt is
voor zo veel mogelijk verschillende tuinen.
De instellingen hoeven enkel te worden
gewijzigd wanneer er sprake is van speciale
installatiecondities.
aanbevolen timerinstellingen in de volgende
tuinvoorbeelden gelden voor Automower® 320. De
aangegeven rijtijd voor Automower® 330X kan met een derde
worden verkort, aangezien Automower® 330X een grotere
capaciteit heeft. Als in een van de tuinvoorbeelden hieronder
bijvoorbeeld 6 dagen per week maaien adviseert, moet u voor
Automower® 330X 4 dagen per week selecteren.
Nederlands - 69
VOORBEELDEN VAN TUINEN
Suggesties en instellingen voor installatie
Gebied
Timer
Tuindekking
Vind laadstation
Opmerkingen
150 m². Open en vlak gebied.
08:00-12:00
Maandag, woensdag, vrijdag
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
De timer moet worden gebruikt
om te voorkomen dat het gras
er platgetrapt uitziet, omdat het
gebied kleiner is dan de maximale
capaciteit van de robotmaaier.
Omdat het gebied open en niet
complex is, is voor deze installatie
geen begeleidingsdraad nodig.
Gebied
Timer
Tuindekking
Vind laadstation
Opmerkingen
500 m². Een aantal eilanden en een
helling van 35%.
08:00-16:00
Maandag, dinsdag, donderdag,
vrijdag, zaterdag
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
Plaats het laadstation in het lagere
deel van het werkgebied. Leg de
begeleidingsdraad onder een hoek
over de steile helling.
3012-979
3012-977
Nederlands - 70
VOORBEELDEN VAN TUINEN
Gebied
Timer
Tuindekking
Vind laadstation
Opmerkingen
800 m². L-vormige tuin met
laadstation geïnstalleerd in het smalle
gebied. Bevat enkele eilanden.
08:00-20:00
Maandag, dinsdag, donderdag,
vrijdag, zaterdag
Automower® 320:
Volg 1 Aandeel 60%
Automower® 330X:
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
Het Aandeel voor Volg 1 moet
worden opgegeven als een
waarde die overeenkomt met het
grootste deel van het werkgebied,
omdat het grootste deel van het
werkgebied door de robotmaaier
makkelijk kan worden bereikt door
de geleidingsdraad vanaf het
laadstation te volgen.
Voor Automower® 330X kan de
fabrieksinstelling worden gebruikt,
aangezien GPS-geassisteerde
navigatie automatisch de
benodigde instellingen uitvoert.
Gebied
Timer
Tuindekking
Vind laadstation
Opmerkingen
1.000 m². U-vormige tuin
verbonden met een smalle
doorgang.
08:00-22:00
Maandag tot zaterdag
Automower® 320:
Volg 1 Aandeel 40%
Automower® 330X:
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
De begeleidingsdraad moet langs
de smalle doorgang worden
gelegd om ervoor te zorgen dat de
robotmaaier het laadstation zonder
problemen kan vinden vanaf de
linkerzijde van het werkgebied.
Aandeel 40% is geselecteerd
omdat het linkerdeel van het
gebied bijna de helft van het totale
oppervlak bestrijkt.
Voor Automower® 330X kan de
fabrieksinstelling worden gebruikt,
aangezien GPS-geassisteerde
navigatie automatisch de
benodigde instellingen uitvoert.
3012-982
3012-1213
Nederlands - 71
VOORBEELDEN VAN TUINEN
Gebied
Timer
Tuindekking
Vind laadstation
Opmerkingen
800 m². Asymmetrisch werkgebied
met een smalle doorgang en enkele
eilanden.
08:00-20:00
Maandag, dinsdag, donderdag,
vrijdag, zaterdag
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
De begeleidingsdraad moet langs
de smalle doorgang worden
gelegd om ervoor te zorgen dat de
robotmaaier het laadstation zonder
problemen kan vinden vanaf de
rechterzijde van het werkgebied.
Omdat het rechterdeel van het
gebied maar een klein deel van
het werkgebied bestrijkt, kan de
fabrieksinstelling Tuindekking
worden gebruikt.
Gebied
Timer
Tuindekking
Vind laadstation
Opmerkingen
800 m². Er zijn drie gebieden en
twee nauwe doorgangen.
08:00-20:00
Maandag, dinsdag, donderdag,
vrijdag, zaterdag
Automower® 320:
Gebied 1 Volg 1 Aandeel 25%
Gebied 2 Volg 1 Aandeel 25%
Automower® 330X:
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
Omdat het werkgebied uit diverse
zones bestaat die door nauwe
doorgangen met elkaar verbonden
zijn, moet Tuindekking worden
gebruikt om diverse zones te
creëren,vooreengelijkmatig
maairesultaat in het hele
werkgebied.
Voor Automower® 330X kan de
fabrieksinstelling worden gebruikt,
aangezien GPS-geassisteerde
navigatie automatisch de
benodigde instellingen uitvoert.
3018-095
3012-978
Nederlands - 72
VOORBEELDEN VAN TUINEN
Gebied
Timer
Tuindekking
Vind laadstation
Opmerkingen
LET OP! Dit voorbeeld is enkel van
toepassing op Automower® 330X.
1.000 m². Drie zones, waarvan de
twee kleinere zones met de grote
zijn verbonden via een nauwe
doorgang.
08:00-22:00
Maandag tot zaterdag
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
Omdat voor deze installatie
2 begeleidingsdraden nodig zijn,
is dit werkgebied niet geschikt voor
Automower® 320.
Gebied
Timer
Tuindekking
Vind laadstation
Opmerkingen
500 m² + 100 ² in een bijgebied.
08:00-16:00
Maandag, dinsdag, donderdag,
vrijdag, zaterdag
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
Het bijgebied wordt op woensdag
en zaterdag gemaaid met behulp
van de modus Bijgebied.
Omdat het gebied open en niet
complex is, is voor deze installatie
geen begeleidingsdraad nodig.
3018-064
3012-1212
Nederlands - 73
ONDERHOUD
8 Onderhoud
Voor een betere bedrijfszekerheid en een langere levensduur:
controleer en reinig de robotmaaier regelmatig en vervang
versleten onderdelen, indien nodig. Zie 8.4 Reinigen op
pagina 75 voor meer informatie over het reinigen.
Na de ingebruikname van de robotmaaier moet u de
maaischijf en de messen eens per week inspecteren. Als de
mate van slijtage in deze periode laag is, kan het controle-
interval worden vergroot.
Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait. De randen
van de messen mogen niet beschadigd zijn. De levensduur
van de messen kan sterk uiteenlopen en hangt bijvoorbeeld
af van:
• derijtijdendegroottevanhetwerkgebied;
• hettypegras;
• hettypegrond;
• de aanwezigheid van voorwerpen zoals dennenappels,
afgewaaide vruchten, speelgoed, gereedschap, stenen
en wortels.
De normale levensduur bedraagt 2 tot 6 weken bij gebruik
in gebieden met een oppervlak van meer dan 1.000 m²
en langer voor kleinere gebieden. Zie 8.7 Messen op
pagina 77 voor instructies over het vervangen van de
bladen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Werken met botte messen geeft een slechter
maairesultaat. Het gras wordt niet goed ge-
maaid en er is meer energie nodig, waardoor
de robotmaaier een kleiner oppervlak dan
normaal kan maaien.
Nederlands - 74
ONDERHOUD
8.1 Winteropslag
De robotmaaier
Reinig de robotmaaier zorgvuldig voor u hem in de
winterstalling zet. Zie 8.4 Reinigen op pagina 75.
Om de werking en levensduur van de accu te garanderen, is
het zeer belangrijk dat de robotmaaier volledig is opgeladen
voordat deze gedurende de winter wordt opgeslagen.
Plaats de robotmaaier in het laadstation met de klep open
totdat het accusymbool op het display aangeeft dat de accu
volledig is opgeladen. Zet vervolgens de hoofdschakelaar op
0.
Controleer de conditie van slijtagegevoelige onderdelen zoals
messen en lagers in de voorwielen. Corrigeer indien nodig om
ervoor te zorgen dat de robotmaaier zich bij de start van het
volgende seizoen in een goede conditie bevindt.
Berg de robotmaaier droog en vorstvrij op. Er is een
wandsteun verkrijgbaar voor Automower
®
robotmaaiers en
laadstations. De wandsteun is uitstekend geschikt voor
winteropslag. Neem contact op met uw leverancier voor
meer informatie.
De robotmaaier moet tijdens de winter 1 tot 3 keer
(afhankelijk van de duur van de winter) worden opgeladen
om de levensduur van de accu te verlengen. Plaats
de robotmaaier in het laadstation (het laadstation
kan binnenshuis staan en zijn losgekoppeld van de
begrenzingsdraad) en zet de hoofdschakelaar op 1. Zorg
dat de kap van de robotmaaier is geopend en laat hem één
uur laden. Verwijder de robotmaaier dan uit het laadstation
en schakel de hoofdschakelaar naar 0. Niet laden bij
temperaturen onder 0 °C.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De accu moet voorafgaand aan de winterop-
slag volledig worden opgeladen. Als de accu
niet volledig is opgeladen, kan hij bescha-
digd raken en in sommige gevallen onbruik-
baar worden.
Het laadstation
Berg het laadstation en de transformator binnen op.
De begrenzingslus en de begeleidingsdraad kunnen in de
grond blijven zitten. De uiteinden van de draden moeten
worden beschermd tegen vocht, bijvoorbeeld door ze op een
originele koppeling aan te sluiten of door ze in een potje met
vet te steken.
Als het niet mogelijk is om het laadstation binnen op te
bergen, dan moet het laadstation gedurende de hele winter
aangesloten blijven op het lichtnet, de begrenzingsdraad en
de begeleidingsdraden.
8.2 Winterbeurt
Breng uw robotmaaier voor een servicebeurt naar een
dealer voordat u hem stalt voor de winter. Een regelmatige
winterbeurt is een goede manier om de robotmaaier lagere
3012-1040
3012-1041
Nederlands - 75
ONDERHOUD
tijd in een goede conditie te houden en schept de beste
voorwaarden voor een nieuw seizoen zonder onderbrekingen.
Een servicebeurt omvat gewoonlijk het volgende:
• Grondige reiniging van de kap, het chassis, de maaischijf
en alle andere bewegende delen.
• Testen van de functies en componenten van de maaier.
• Controle en eventuele vervanging van aan slijtage
onderhevige artikelen, zoals messen en lagers.
• Testen van de accucapaciteit van de maaier en een
aanbeveling voor vervanging van de accu waar nodig.
Indien nodig kan de dealer de robotmaaier bijwerken met
nieuwe software, inclusief eventuele nieuwe functies.
8.3 Na de winteropslag
Controleer of de robotmaaier, de contactstrips of laadstrips
voor gebruik moeten worden gereinigd. Reinig de laad- of
contactstripsmetjnschuurlinnenalszeverbrandofmeteen
laagje bedekt lijken te zijn. Controleer of de tijd en datum op
de maaier correct zijn.
8.4 Reinigen
Het is belangrijk om de robotmaaier schoon te houden.
Een robotmaaier waaraan veel gras is blijven plakken, zal
minder makkelijk hellingen op kunnen rijden. Hij zal slechter
presteren en sneller slijten. We adviseren om bij het reinigen
een zachte borstel te gebruiken.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs
geen stromend water om de robotmaaier
schoon te maken. Gebruik voor het reinigen
nooit oplosmiddelen.
Chassis en maaischijf
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Draag beschermende handschoenen.
3. Til de robotmaaier op z’n kant.
4. Reinig de maaischijf en het chassis met bijvoorbeeld
een afwasborstel.
Controleer ook of de glijplaat vrij kan draaien ten opzichte van
de maaischijf.
Als lange grassprieten of andere objecten hierin
binnendringen, kan de beweging van de maaischijf worden
belemmerd. Zelfs een licht remeffect leidt al tot een hoger
energieverbruik en langere maaitijden, en in het ergste geval
zal de robotmaaier hierdoor niet in staat zijn om een groot
gazon te maaien. De maaischijf moet worden verwijderd
als u een grondiger reiniging wilt uitvoeren. Neem zo nodig
contact op met uw dealer.
3012-271
3012-272
3012-1067
3012-1060
Nederlands - 76
ONDERHOUD
Chassis
Reinig de onderkant van het chassis. Gebruik een borstel of
licht vochtige doek.
Wielen
Reinig rondom het voorwiel en de achterwielen en ook rond
de voorwielsteun.
Kap
Gebruik een vochtige, zachte spons of doek om de
kap te reinigen. Als de kap erg vuil is, kunt u ook een
zeepoplossing of afwasmiddel gebruiken.
Laadstation
Ontdoe het laadstation regelmatig van gras, bladeren,
twijgen en andere objecten die het dokken kunnen
belemmeren.
8.5 Transport en verplaatsing
Zet de machine vast tijdens transport. Het is belangrijk
dat de robotmaaier niet kan bewegen tijdens vervoer,
bijvoorbeeld van het ene gazon naar het andere.
8.6 Bij onweer
Om het risico op schade aan de componenten in de
robotmaaier en het bijbehorende laadstation te beperken,
adviseren we om alle aansluitingen op het laadstation
(voeding, begrenzingsdraad en begeleidingsdraden) los
te koppelen als er kans op onweer is.
1. Let goed op welke draad waar is aangesloten. De
aansluitingen op het laadstation zijn gemarkeerd
met AR, AL, G1, G2.
2. Koppel alle draden los.
3. Sluit de klep van het laadstation om de aansluitingen
tegen regen te beschermen.
4. Sluit alle draden weer als er geen onweer meer
dreigt. Het is belangrijk dat elke draad op de juiste
plaats wordt aangesloten.
3012-1069
1.
2.
3012-1095
3012-1068
Nederlands - 77
ONDERHOUD
8.7 Messen
WAARSCHUWING
Gebruik bij vervanging altijd
originele messen en schroeven.
Als alleen de messen worden
vervangen en de schroeven worden
hergebruikt, kunnen de schroeven
tijdens het maaien en snoeien
slijten. De messen kunnen dan
onder de kap vandaan schieten en
ernstig letsel veroorzaken.
De robotmaaier is voorzien van drie messen die in de
maaischijf zijn geschroefd. De drie messen en de schroeven
moeten allemaal op hetzelfde moment worden vervangen
zodat het maaisysteem uitgebalanceerd blijft.
Er zijn diverse typen maaimessen met verschillende functies
verkrijgbaar als accessoires. Gebruik uitsluitend door
Husqvarna AB goedgekeurde messen. Neem contact op met
de dealer voor meer informatie.
De messen vervangen:
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Draag beschermende handschoenen.
3. Draai de robotmaaier ondersteboven.
4. Draai de glijplaat zodat de openingen ervan recht
voor de schroef van het mes staan.
5. Verwijder de schroef. Gebruik een platte of
kruiskopschroevendraaier.
6. Verwijder het mes en de schroef.
7. Bevestig het nieuwe mes en de nieuwe schroef.
8.8 Accu
De accu is onderhoudsvrij, maar heeft een beperkte
levensduur van 2 tot 4 jaar.
De levensduur van de accu hangt af van de lengte van het
seizoen en het aantal uren per dag dat de robotmaaier wordt
gebruikt. Een lang seizoen of veel bedrijfsuren per dag
betekenen dat de accu vaker moet worden vervangen.
Neem contact op met uw leverancier om de accu te laten
vervangen.
3012-1207
3012-272
3012-1060
Nederlands - 78
PROBLEMEN OPLOSSEN
9 Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u een aantal meldingen die bij een storing op het display kunnen worden weergegeven. Bij elke
melding staan de mogelijke oorzaak en de te uit te voeren stappen vermeld.
Dit hoofdstuk bespreekt ook een aantal symptomen die u op weg kunnen helpen als de robotmaaier niet werkt zoals
verwacht.
Meer suggesties voor uit te voeren stappen bij storingen of symptomen zijn te vinden op www.automower.com.
9.1 Foutmeldingen
Hieronder vindt u een aantal foutmeldingen die op het display van de robotmaaier kunnen worden weergegeven.
Als dezelfde melding vaak verschijnt: neem contact op met uw dealer.
Melding Oorzaak Actie
Wielmotor geblokkeerd,
links
Er zit gras of iets anders rond het
aandrijfwiel.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het gras
of ander materiaal.
Wielmotor geblokkeerd,
rechts
Er zit gras of iets anders rond het
aandrijfwiel.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het gras
of ander materiaal.
Maaimotor geblokkeerd Er zit gras of ander materiaal rond de
maaischijf gewikkeld.
Controleer de maaischijf en verwijder het gras of
ander materiaal.
De maaischijf ligt in een plas water. Verplaats de robotmaaier en neem maatregelen,
indien mogelijk, om het ophopen van water in het
werkgebied te voorkomen.
Maaihoogte
geblokkeerd
Er zit gras of ander materiaal rond
de maaihoogteafstelling gewikkeld of
tussen de maaischijf en het chassis.
Controleer de maaischijf en de balg rond de
maaihoogteafstelling en verwijder al het gras of
andere materiaal dat vast is komen te zitten.
Nederlands - 79
PROBLEMEN OPLOSSEN
Geen lussignaal De transformator is niet aangesloten. Controleer de aansluiting op het stopcontact en
controleer tevens of er een aardlekschakelaar is
geactiveerd.
De laagspanningskabel is beschadigd
of niet aangesloten.
Controleer of de laagspanningskabel niet is
beschadigd. Controleer tevens of hij correct
is aangesloten op het laadstation en de
transformator.
De begrenzingsdraad is niet
aangesloten op het laadstation
Controleer of de connectoren van de
begrenzingsdraad correct zijn aangesloten op
het laadstation. Zie 3.5 De begrenzingsdraad
aansluiten op pagina 27.
Begrenzingsdraad gebroken. Lokaliseer de plaats van de breuk. Zie
9.5 Breuken in de lusdraad opsporen op
pagina 85. Vervang het beschadigde deel van
de lus met een nieuwe lusdraad en maak een las
met behulp van een originele koppeling.
De ECO-modus is geactiveerd en de
robotmaaier heeft geprobeerd om
buiten het laadstation te starten.
Plaats de robotmaaier in het laadstation, druk
op de START-knop en sluit de klep. Zie 6.9
Instellingen op pagina 63.
De begrenzingsdraad is in de
verkeerde richting om een eiland
heen gelegd.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd
volgens de instructies. Zie 3 Installatie op
pagina 15.
De verbinding tussen de robotmaaier
en het laadstation is verbroken.
Plaats de robotmaaier in het laadstation en
genereer een nieuw lussignaal. Zie 6.5 Veiligheid
op pagina 47.
Storingen door metalen objecten
(hekwerk, wapeningsstaal) of
ondergrondse kabels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingsdraad te verleggen.
Vastgereden De robotmaaier is ergens in
vastgelopen.
Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak
voor het vastlopen weg.
De robotmaaier is blijven steken achter
een aantal obstakels.
Ga na of er obstakels zijn die het voor de
robotmaaier moeilijk maken om weg te rijden van
deze plek.
Nederlands - 80
PROBLEMEN OPLOSSEN
Buiten maaigebied De aansluitingen van de
begrenzingsdraad op het
laadstation zijn gekruist.
Controleer of de begrenzingsdraad correct is
aangesloten.
De begrenzingsdraad ligt te dicht bij de
rand van het werkgebied.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd
volgens de instructies. Zie 3 Installatie op
pagina 15.
Het werkgebied is te steil voor de
begrenzingslus.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd
volgens de instructies. Zie 3 Installatie op
pagina 15.
De begrenzingsdraad is in de
verkeerde richting om een eiland
heen gelegd.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd
volgens de instructies. Zie 3 Installatie op
pagina 15.
Storingen door metalen objecten
(hekwerk, wapeningsstaal) of
ondergrondse kabels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingsdraad te verleggen.
De robotmaaier kan moeilijk onderscheid
maken tussen het eigen signaal en dat
van een installatie in de buurt.
Plaats de robotmaaier in het laadstation en
genereer een nieuw lussignaal. Zie 6.5 Veiligheid
op pagina 47.
Verkeerde PIN-code Er is een verkeerde PIN-code
ingevoerd. Na vijf mislukte pogingen
wordt het toetsenbord gedurende vijf
minuten vergrendeld.
Voer de juiste PIN-code in. Neem contact op met
een dealer bij u in de buurt als u de PIN-code
niet meer weet.
Geen aandrijving De robotmaaier is ergens in
vastgelopen.
Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak
voor het ontbreken van aandrijving weg. Als
dit probleem wordt veroorzaakt door nat gras,
wacht dan tot het gazon weer droog is voor
u de robotmaaier opnieuw gebruikt.
Het werkgebied bevat een steile
helling.
De maximaal gegarandeerde helling is 45%.
Steilere hellingen moeten worden geïsoleerd.
Zie 3.4 De begrenzingsdraad installeren op
pagina 21.
De begeleidingsdraad is niet onder een
hoek op een helling gelegd.
Wanneer de begeleidingsdraad op een helling
wordt geïnstalleerd, moet deze onder een
hoek op de helling worden gelegd. Zie 3.6 De
begeleidingsdraad installeren op pagina 28.
Laadstation
geblokkeerd
Het contact tussen de laadstrips en de
contactstrips is mogelijk slecht en de
robotmaaier heeft diverse pogingen
gedaan om te laden.
Plaats de robotmaaier in het laadstation en
controleer of de laadstrips en de contactstrips
goed contact maken.
Het pad van de robotmaaier wordt
geblokkeerd door een voorwerp.
Verwijder het voorwerp.
Vast in laadstation Het pad van de robotmaaier wordt
geblokkeerd door een voorwerp,
waardoor de maaier het laadstation
niet kan verlaten.
Verwijder het voorwerp.
Op zijn kop De robotmaaier helt te ver over of is
gekanteld.
Zet de robotmaaier met de juist zijde omhoog.
Moet handmatig laden De robotmaaier staat in de
bedieningsmodus Bijgebied.
Plaats de robotmaaier in het laadstation. Dit
gedrag is normaal en er hoeft geen actie te
worden ondernomen.
Volgende start hh:mm De timerinstelling belet de robotmaaier
om te werken.
Wijzig de timerinstellingen. Zie 6.3 Timer op
pagina 44.
Nederlands - 81
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.2 Infomeldingen
Hieronder vindt u een aantal infomeldingen die op het display van de robotmaaier kunnen worden weergegeven. We raden
u aan om contact op te nemen met uw dealer als dezelfde melding vaak verschijnt. Controleer of de installatie is uitgevoerd
volgens de instructies in de gebruikershandleiding. Neem vervolgens contact op met een dealer bij u in de buurt.
Melding Oorzaak Actie
Lege batterij De robotmaaier kan het laadstation niet
vinden.
Controleer of het laadstation en de begeleidingsdraad
zijn geïnstalleerd volgens de instructies. Zie 3
Installatie op pagina 15.
De begeleidingsdraad is gebroken of
niet aangesloten.
Lokaliseer de plaats van de breuk en hef de fout op.
De accu is versleten. Neem contact op met uw dealer om de accu te laten
vervangen.
De antenne van het laadstation is defect. Controleer of het indicatielampje in het laadstation
rood knippert. Zie 9.3 Indicatielampje in het
laadstation op pagina 82.
Instellingen hersteld Bevestiging dat de functie Reset alle
gebruikersinstellingen is uitgevoerd.
Dat is normaal. Geen actie nodig.
Helling te steil De robotmaaier bevindt zich een gebied
met een helling die steiler is dan de
maximaal toegestane helling.
Isoleer het steilste deel van het werkgebied zodat
geen enkel deel van het werkgebied een helling bevat
diedespecicatiesvoorderobotmaaieroverschrijdt.
Beperkt bereik
maaihoogte
De maximale en minimale stand voor de
maaihoogteafstelling zijn begrensd.
Controleer of er geen gras of andere materialen zijn
die de maaischijf beletten om op en neer te gaan.
Voer een maaihoogtekalibratie uit via het menu
Instellingen > Maaihoogte.
Neem contact op met uw dealer als deze melding
vaak verschijnt.
Onverwachte
maaihoogteafst.
De maaihoogteafstelling is gewijzigd
zonder dat de robotmaaier hierom
heeft gevraagd.
Voer een maaihoogtekalibratie uit via het menu
Instellingen > Maaihoogte.
Neem contact op met uw dealer als deze melding
vaak verschijnt.
Geen reactie van de
lader
Er zijn communicatieproblemen tussen
de robotmaaier en het laadstation.
Verwijder de robotmaaier uit het laadstation en plaats
hem terug. Controleer of de laadstrips op de maaier
en het laadstation goed contact maken.
Neem contact op met uw dealer als deze melding
vaak verschijnt.
Begeleiding 1 niet
gevonden
Begeleiding 2 niet
gevonden
De begeleidingsdraad is niet
aangesloten op het laadstation
Controleer of de connector van de begeleidingsdraad
correct is aangesloten op het laadstation. Zie 3.6 De
begeleidingsdraad installeren op pagina 28.
Breuk in de begeleidingsdraad Lokaliseer de plaats van de breuk. Vervang het
beschadigde deel van de begeleidingsdraad met een
nieuwe lusdraad en maak een las met behulp van
een originele koppeling.
De begeleidingsdraad is niet
aangesloten op de begrenzingslus.
Controleer of de begeleidingsdraad correct is
aangesloten op de begrenzingslus. Zie 3.6 De
begeleidingsdraad installeren op pagina 28. Maak
een las met behulp van een originele koppeling.
GPS-navigatieprobleem Probleem met de gps-geassisteerde
navigatieapparatuur.
Neem contact op met uw dealer als deze melding
vaak verschijnt.
Nederlands - 82
PROBLEMEN OPLOSSEN
Melding Oorzaak Actie
Zwak GPS-signaal Niet van toepassing op Automower® 320.
Het gps-signaal in het huidige
werkgebied is zwak. Er kan geen
gebruik worden gemaakt van gps-
geassisteerde navigatie.
Als deze melding vaak verschijnt, moet u de gps-
geassisteerde navigatie uitschakelen en in plaats
daarvan de handmatige instellingen van Tuindekking
gebruiken. Zie 6.8 Installatie op pagina 53.
Kalibratie geleiding
mislukt
De robotmaaier heeft de geleidingsdraad
niet kunnen kalibreren.
Controleer of de geleidingsdraden volgens
de instructies zijn aangebracht, Zie 3.6 De
begeleidingsdraad installeren op pagina 28
9.3 Indicatielampje in het laadstation
Voor een volledig werkende installatie moet het indicatielampje in het laadstation constant groen branden. Volg de
foutopsporingsgids hieronder als er iets anders wordt weergegeven.
Op www.automower.com vindt u nog meer informatie over het opsporen van fouten. Neem contact op met een dealer bij u in
de buurt als u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen.
Licht Oorzaak Actie
Constant groen licht Goede signalen Geen actie nodig
Groen knipperend licht De signalen zijn goed en de ECO-
modus is geactiveerd.
Geen actie nodig. Zie 6.9 Instellingen op
pagina 63 voor meer informatie over de ECO-
modus.
Blauw knipperend licht De begrenzingslus is niet aangesloten
op het laadstation
Controleer of de connectoren van de
begrenzingsdraad correct zijn aangesloten op het
laadstation. Zie 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten
op pagina 27.
Breuk in de begrenzingslus Lokaliseer de plaats van de breuk. Vervang het
beschadigde deel van de lus met een nieuwe
lusdraad en maak een las met behulp van een
originele koppeling.
Rood knipperend licht Onderbreking in de antenne van het
laadstation
Neem contact op met een dealer bij u in de buurt.
Constant blauw licht Zwak signaal vanwege een te lange
begrenzingsdraad. De maximale lengte
is 800 meter.
Als de robotmaaier werkt zoals verwacht, hoeft
u niets te doen.
Kort de begrenzingsdraad in door het werkgebied
te verkleinen of door eilanden te vervangen door
barrières waar de robotmaaier tegenaan kan rijden.
Zwak signaal vanwege een
beschadigde begrenzingsdraad
Omdat het lastig is om te bepalen waar de draad
is beschadigd, adviseren we om een nieuwe
begrenzingsdraad te leggen voor het gehele
werkgebied.
Constant rood licht Defecte printplaat in het laadstation Neem contact op met een dealer bij u in de buurt.
Nederlands - 83
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.4 Symptomen
Als uw robotmaaier niet naar verwachting werkt, volg dan de onderstaande foutopsporingsgids.
Kijk op www.automower.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal
standaardvragen. Neem contact op met een dealer bij u in de buurt als u de oorzaak van de fout nog steeds niet kunt vinden.
Symptomen Oorzaak Actie
De robotmaaier heeft
moeite om te dokken
in het laadstation.
Het laadstation bevindt zich op een
helling
Plaats het laadstation op een volledig vlakke
ondergrond. Zie 3.2 Het laadstation installeren op
pagina 16.
De begrenzingsdraad is niet correct
gelegd bij het laadstation.
Controleer of het laadstation is geïnstalleerd
volgens de instructies. Zie 3.2 Het laadstation
installeren op pagina 16.
Ongelijkmatige
maairesultaten
De robotmaaier werkt te weinig uren
per dag.
Verhoog het aantal maaiuren. Zie 6.3 Timer op
pagina 44.
De Weertimer detecteert dat het gazon vaker is
gemaaid dan in werkelijkheid het geval is. Verhoog
het gevoeligheidsniveau van de Weertimer. Als dit
niet helpt, moet u de Weertimer uitschakelen en
contact opnemen met uw dealer.
Vanwege de vorm van het werkgebied
zijn handmatige instellingen nodig om
ervoor te zorgen dat de robotmaaier de
weg naar alle afgelegen gebieden kan
vinden.
Gebruik ook Tuindekking > Meer om de
robotmaaier naar een of meer afgelegen
gebieden te sturen. Zie 6.8 Installatie op
pagina 53.
Werkgebied te groot. Probeer het werkgebied te verkleinen of
de maaitijd te verlengen. Zie 6.3 Timer op
pagina 44.
Botte messen. Vervang alle messen en schroeven zodat de
draaiende onderdelen zijn uitgebalanceerd.
Zie 8.7 Messen op pagina 77.
Lang gras ten opzichte van de
ingestelde maaihoogte.
Verhoog de maaihoogte en stel hem later weer
lager in.
Gras verzameld door de maaischijf of
rond de motoras.
Controleer of de glijplaat van de maaischijf vrij en
soepel draait. Als dat niet het geval is, schroeft u de
maaischijf los en verwijdert u alle gras en vreemde
voorwerpen. Zie 8.5 Transport en verplaatsing op
pagina 76.
De robotmaaier werkt
op het verkeerde
tijdstip
De klok van de robotmaaier moet
worden ingesteld.
Stel de klok in. Zie 6.9 Instellingen op pagina 63.
De start- en stoptijden voor het maaien
zijn verkeerd.
Reset de start- en stoptijdinstelling voor maaien.
Zie 6.3 Timer op pagina 44.
De robotmaaier trilt Beschadigde messen leiden tot
onbalans in het maaisysteem.
Controleer de messen en schroeven en vervang ze
zo nodig. Zie 8.7 Messen op pagina 77.
Veel messen in dezelfde positie leiden
tot onbalans in het maaisysteem.
Controleer of er bij elke schroef slechts één mes is
gemonteerd.
Nederlands - 84
PROBLEMEN OPLOSSEN
De robotmaaier rijdt,
maar de maaischijf
draait niet
De robotmaaier volgt een begeleidings-
draad of een begrenzingsdraad van en
naar het laadstation.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te
worden ondernomen.
De robotmaaier zoekt naar
een begeleidingsdraad of een
begrenzingsdraad en de accu is
bijna leeg.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te
worden ondernomen.
De robotmaaier maait
minder lang dan
gewoonlijk tussen
twee laadbeurten in
Maaischijf geblokkeerd door gras of
ander vreemd voorwerp.
Verwijder en reinig de maaischijf. Zie 8.4 Reinigen
op pagina 75.
De accu is versleten. Neem contact op met een dealer bij u in de buurt.
Zowel de maaitijd als
de laadtijd is korter
dan normaal
De accu is versleten. Neem contact op met een dealer bij u in de buurt.
Dit gedrag is normaal bij lage
temperaturen (effect wordt geleidelijk
sterker onder de 15 °C).
Geen actie
Nederlands - 85
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.5 Breuken in de lusdraad opsporen
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan
onbedoelde fysieke beschadigingen aan de draad,
bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het tuinieren.
In landen met nachtvorst kan de draad ook beschadigd raken
door scherpe stenen die in de grond bewegen. Breuken in
de draad kunnen ook worden veroorzaakt door overmatig
strekken tijdens het installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het gras
meteen na de installatie te kort wordt gemaaid. Bepaalde
beschadigingen aan de isolatie zorgen soms pas weken of
maanden later voor problemen. Om dit te voorkomen, moet
u de eerste weken na het installeren altijd de maximale
maaihoogte selecteren en de maaihoogte vervolgens
elke tweede week een stap verlagen totdat de gewenste
maaihoogte is bereikt.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken nadat de
las werd gemaakt voor problemen zorgen. Een foutieve las
kan onder meer worden veroorzaakt doordat de originele
koppeling niet stevig genoeg werd samengedrukt met behulp
van een tang of doordat een koppeling van een mindere
kwaliteit dan de originele koppeling werd gebruikt. Controleer
eerst alle bij u bekende lassen voordat u verdergaat met de
foutopsporing.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de afstand
van de lus waar de breuk kan zijn opgetreden steeds te
halveren, totdat er nog maar een kort stuk draad over is.
De volgende methode werkt niet wanneer de ECO-modus
actief is. Zorg dat de ECO-modus eerst wordt uitgeschakeld.
Zie 6.9 Instellingen op pagina 63.
1. Controleer of het indicatielampje in het laadstation
blauw knippert, wat een breuk in de begrenzingslus
aangeeft. Zie 9.3 Indicatielampje in het laadstation
op pagina 82.
2. Controleer of de aansluitingen van de
begrenzingsdraad naar het laadstation correct zijn
aangesloten en niet zijn beschadigd. Controleer of
het indicatielampje in het laadstation nog steeds
blauw knippert.
3012-1066
3012-1206
Nederlands - 86
PROBLEMEN OPLOSSEN
3. Verwissel de aansluitingen van de begeleidingsdraad
en de begrenzingsdraad in het laadstation.
a) Verwissel de aansluitingen AL en G1.
Als het indicatielampje constant groen brandt,
bevindt de breuk zich ergens in de begrenzingsdraad
tussen AL en het punt waar de begeleidingsdraad is
aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke zwarte
lijn op de afbeelding).
b) Zet AL en G1 terug in hun oorspronkelijke posities.
Verwissel vervolgens AR en G1.
Als het indicatielampje constant groen brandt,
bevindt de breuk zich ergens in de begrenzingsdraad
tussen AR en het punt waar de begeleidingsdraad is
aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke zwarte
lijn op de afbeelding).
Guide
3012-1209
3012-1208
Nederlands - 87
PROBLEMEN OPLOSSEN
4. a) Stel dat het indicatielampje constant groen
brandde tijdens test a) hierboven. Herstel de
oorspronkelijke posities van alle aansluitingen.
Koppel vervolgens AR los. Sluit een nieuwe lusdraad
aan op AR. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe
lusdraad aan op een punt in het midden van de
installatie.
Als het indicatielampje groen is, bevindt de breuk
zich ergens in de draad tussen het losgekoppelde
uiteinde en het punt waar de nieuwe draad is
aangesloten (dikke zwarte lijn op onderstaande
afbeelding).
Verplaats de aansluiting voor de nieuwe draad in dat
geval dichter bij het losgekoppelde uiteinde (grofweg
in het midden van het verdachte draaddeel) en
controleer opnieuw of het indicatielampje groen is.
Ga zo verder totdat er nog een heel kort stuk
draad over is, wat het verschil betekent tussen een
knipperend blauw licht en een constant groen licht.
b) Als het indicatielampje tijdens test 3b) hierboven
constant groen brandde, moet u een nieuwe
test uitvoeren, maar nu met de nieuwe lusdraad
aangesloten op AL.
3012-1210
3018-053
3018-054
Nederlands - 88
PROBLEMEN OPLOSSEN
5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het
beschadigde deel worden vervangen door een
nieuw stuk draad. Het beschadigde deel kan
worden weggeknipt als het mogelijk is om de
begrenzingsdraad in te korten. Gebruik altijd
originele koppelingen.
3018-055
Nederlands - 89
TECHNISCHE GEGEVENS
10 Technische gegevens
Gegevens Automower® 320 Automower® 330X
Afmetingen
Lengte 72 cm 72 cm
Breedte 56 cm 56 cm
Hoogte 31 cm 31 cm
Gewicht 11,8 kg 13,2 kg
Elektrisch systeem
Accu Speciale lithium-ion accu,
18 V/3,2 Ah
Speciale lithium-ion accu,
18 V/6,4 Ah
Transformator 110-230 V/28 V 110-230 V/28 V
Gemiddeld energieverbruik bij maximaal
gebruik
30 kWh/maand voor een
werkgebied van 2.200 m²
43 kWh/maand voor een
werkgebied van 3.200 m²
Laadstroom 2.1A DC 4.2A DC
Gemiddelde laadtijd 50-70 minuten 50-70 minuten
Gemiddelde maaitijd 50-70 minuten 130-170 minuten
Geluidsemissies
Gemeten geluidsniveau 56 dB (A) 56 dB (A)
Gegarandeerd geluidsniveau 58 dB (A) 58 dB (A)
Maaien
Maaisysteem Drie scharnierende mesbladen Drie scharnierende mesbladen
Toerental maaimotor 2.300 tpm 2.300 tpm
Energieverbruik tijdens maaien 30 W +/- 20% 30 W +/- 20%
Maaihoogte 2-6 cm 2-6 cm
Maaibreedte 24 cm 24 cm
Smalste doorgang 60 cm 60 cm
Werkcapaciteit 2.200 m² +/- 20% 3.200 m² +/- 20%
Husqvarna Group AB kan niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen,
zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen en dergelijke.
Nederlands - 90
GARANTIEBEPALINGEN
11 Garantiebepalingen
Husqvarna AB garandeert de werking van dit product
gedurende een periode van twee jaar (vanaf de
aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaal-
of productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen we
het product kosteloos vervangen of repareren als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
• De robotmaaier en het laadstation mogen uitsluitend
worden gebruikt overeenkomstig de instructies in deze
gebruikershandleiding.
• Gebruikers of onbevoegde derden mogen geen
pogingen doen om het product te repareren.
Voorbeelden van defecten die niet onder de garantie vallen:
• Schade veroorzaakt door water dat van onderaf de
robotmaaier binnendringt. Deze schade wordt gewoonlijk
veroorzaakt door was- of besproeiingssystemen of een
of meer gaten in het werkgebied waar waterplassen
worden gevormd wanneer het regent.
• Schade veroorzaakt door blikseminslag.
• Schade veroorzaakt door onjuiste accu-opslag of onjuist
gebruik.
• Schade veroorzaakt door het gebruik van een andere
accu dan een originele accu van Husqvarna AB.
• Schade aan de lusdraad.
De messen worden beschouwd als verbruiksartikelen en
vallen niet onder de garantie.
Als uw robotmaaier een defect vertoont, neem dan contact
op met de dealer (zie Aantekeningen op pagina 2) voor
verdere instructies. Zorg dat u het betalingsbewijs en het
serienummer van de maaier bij de hand hebt.
Nederlands - 91
INFORMATIE OVER HET MILIEU
12 Informatie over het milieu
De symbolen op de robotmaaier van Husqvarna of de
bijbehorende verpakking geven aan dat het product niet mag
worden verwerkt als huishoudelijk afval. In plaats daarvan
moet het product naar een gespecialiseerd recyclingcentrum
worden gebracht, waar de elektronische componenten en
accu’s kunnen worden gerecycled. De accu’s zijn ingekapseld
in robotmaaier chassis. Voor toegang tot de batterijen, moet
het chassis worden gedemonteerd. Raadpleeg uw dealer voor
verwijdering.
Als u ervoor zorgt dat dit product goed wordt verwerkt, helpt
u mogelijk negatieve gevolgen voor het milieu en mensen
door verkeerd afvalbeheer van dit product tegen te gaan.
Neem voor meer informatie over het recyclen van dit product
contact op met de gemeente, het afvalverwerkingsbedrijf of
de winkel waar u het product hebt gekocht.
3012-689
Nederlands - 92
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
13 EG-verklaring van overeenstemming
EU-verklaring van overeenstemming (alleen van toepassing op Europese versies)
Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, tel.: + 46 36 14 65 00, verklaart hierbij dat de robotmaaiers Husqvarna
Automower® 320 en Automower® 330X met serienummers van 2013 en later (het jaartal staat duidelijk vermeld op het
productplaatje, gevolgd door het serienummer), voldoen aan de vereisten van de volgende EU-richtlijnen:
• Machinerichtlijn 2006/42/EG
• Richtlijn betreffende ”beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen” 2011/65/EU
• Richtlijn “betreffende de geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis” 2000/14/EG.
Zie ook de Technische gegevens voor informatie over de geluidsemissie en maaibreedte. Aangemelde instantie 0404,
SMP Svensk Maskinprovning AB, Fyrisborgsgatan 3, SE-754 50 Uppsala, Zweden, heeft rapporten opgesteld inzake
een beoordeling van de overeenstemming met bijlage VI van Richtlijn 2000/14/EG van de Raad van 8 mei 2000
betreffende“degeluidsemissiedoormaterieelvoorgebruikbuitenshuis”.Hetcerticaatheeftnummer:01/901/201.
• EMC-richtlijn 2004/108/EG en relevante aanvullingen.
De volgende normen zijn van toepassing:
- EN 61000-6-3 (emissie)
- EN 61000-6-1 (immuniteit)
Huskvarna, 1 november 2013
Christer Gustavsson, Hoofd Ontwikkeling, Husqvarna-robotmaaiers
(erkende vertegenwoordiger voor Husqvarna AB en verantwoordelijk voor technische documentatie)
www.automower.com
115 59 41-36
ORIGINELE INSTRUCTIES
AUTOMOWER is een handelsmerk van Husqvarna AB. Copyright © 2013 HUSQVARNA. All rights reserved.
3

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels
1

Forum

Husqvarna-AUTOMOWER-330X
  • De grasmower staat ingesteld dat hij om 12u middag start met rijden. Hij is niet vertrokken om 12uur. Ik duw op stop en breng mijn pincode in. Het toestel geeft aan dat ik een keuze kan maken om het hoofdgebied, of het bijgebied af te rijden. Ik druk op start en sluit het toestel af. Na 10 sec. start het toestel uit het laadstation rijd 20 cm en stopt. De batterij is opgeladen. Waarom rijdt hij niet meer verder ? Wat kan de oorzaak zijn ? Gesteld op 7-4-2024 om 18:28

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • ik krijg geen brandend lampje meer op het laadstation . geen blauw rood of groen . de transfo heb ik gecontroleerd en die geeft 28v Gesteld op 7-9-2023 om 13:59

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Schakelt in computer deel niet naar ingeven pin code blijft bij het aan zetten op automove 330x staan Gesteld op 15-1-2023 om 12:44

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Beste, Ik heb een automower 330X waarvan de display stuk aan het gaan is. Iemand die weet welk type LCD scherm dit is?
    Mvg, Gunthervde@hotmail.com Gesteld op 24-8-2022 om 15:25

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • Machine geeft steeds'laden', maar kan zelf niet starten. Uit het station start hij wel maar gaat onmiddellijk terug naar laadstation. Gesteld op 21-3-2022 om 08:28

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
  • ik krijg een melding botssensor is actief
    wat moet ik doen gezien hij stilstaat Gesteld op 13-9-2020 om 10:45

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
6
  • Ik heb een 330x
    Bij het opstarten zegt de software 420.

    Alles werkt bij de machine op 1 ding na.
    Hij wil niet automatisch beginnen.
    In het display staa constant dat er een laadsysteem probleem is.
    Echter als ik zeg negeer timer voor 24 uur dan komt hij uit de lader en maait het gras.
    Timer uitgeschakeld, opnieuw ingeschakeld, print van thuisstation vervangen, software geupdated.
    In het lcd display staan ook telken 2 bliksems door het symbool en hij zegt dat hij aan het laden is.
    Ben al 200 euro aan dealerkosten kwijt en het probleem is er nog steeds.
    Wordt er een beetje zat van.
    Overigen nieuwe lusdrasd gelegd en andere plaats. Aar ook dat helpt niet.
    Gesteld op 24-5-2020 om 13:06

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
    • De laadstroom is niet correct
      Oplossing.
      Schakel een 50 watt halogeen lampje van 12 volt in serie met de 28 volt voeding.
      Dat werkt fantastisch
      De koudweerstand is 1,9 ohm
      Bij een lege accu brandt het lampje op ruim de halve kracht
      Hetgrote voordeel van dat lampje is dat de koudweerstand laag is
      Hoe feller hij brandt hoe hoger de weerstand
      Aan het einde van de laadcyclus gaat het lampje steeds minder fel branden dus de laadspanning op de mower neemt toe. Als de accu vol is gaat ook het lampje uit.
      Heb je gelijk een mooie indicatie van de lasdstroom en stand van zaken van de accu.
      Werkt super en is 100 procent veilig voor de mower
      Geantwoord op 7-5-2021 om 20:28

      Waardeer dit antwoord (5) Misbruik melden
  • Heb je een ander moederbord laten zetten? Als de 330x wordt geüpdatet naar de nieuwste software, zou er namelijk 430x moeten staan. Mogelijk heb je een verkeerd moederbord. Dan krijg je ook deze melding, want de 330x en 420 hebben totaal verschillende accu's en dus ook een ander laadstroom. Klinkt mij een beetje als prutswerk van je dealer. Geantwoord op 16-5-2021 om 21:43

    Waardeer dit antwoord Misbruik melden
  • Wij hebben hier precies hetzelfde probleem, maar dan met een 330X met 430X software.
    Het ding gereset, dan is de laadsysteem probleem ook hier nog steeds aanwezig. Hij doet verder alles.

    Ik snap dat wel van dat lampje, maar dit lijkt me iets voor Huscqvarna Geantwoord op 16-6-2021 om 20:00

    Waardeer dit antwoord Misbruik melden
  • Bij het opstarten krijg ik een melding. , geen lussignaal . Wat is het probleem ? Gesteld op 2-8-2018 om 20:33

    Reageer op deze vraag Misbruik melden
    • De kring "grensdraad" is ergens onderbroken; indien positief : herstellen.
      Probeer eerst eens : opnieuw opstarten met de "aan-uit" knop onder aan het toestel. Geantwoord op 3-8-2018 om 08:11

      Waardeer dit antwoord (5) Misbruik melden

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Husqvarna AUTOMOWER 330X bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Husqvarna AUTOMOWER 330X in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 11,66 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Husqvarna AUTOMOWER 330X

Husqvarna AUTOMOWER 330X Aanvulling / aanpassing - Nederlands - 4 pagina's

Husqvarna AUTOMOWER 330X Gebruiksaanwijzing - Nederlands - 48 pagina's

Husqvarna AUTOMOWER 330X Snelstart handleiding - Nederlands - 4 pagina's

Husqvarna AUTOMOWER 330X Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 96 pagina's

Husqvarna AUTOMOWER 330X Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 48 pagina's

Husqvarna AUTOMOWER 330X Snelstart handleiding - Deutsch - 4 pagina's

Husqvarna AUTOMOWER 330X Gebruiksaanwijzing - English - 92 pagina's

Husqvarna AUTOMOWER 330X Gebruiksaanwijzing - Français - 48 pagina's

Husqvarna AUTOMOWER 330X Snelstart handleiding - Français - 4 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info