BEDIENEN
Het controleren van ingevoerde
temperatuurinstellingen en aan-
vangstijden.
Alle ingevoerde instellingen kunnen
worden gecontroleerd, zonder dat het
programma daardoor wordt veran-
derd.
Zet de schakelaar in de stand PROGRAMMEREN.
Druk de toets DAG in om ook van de andere
dagen de aanvangstijd en bijbehorende tempe-
ratuurinstellingen van de verschillende perioden
op te roepen.
Druk de gewenste periode-toets in.
De aanvangstijd en bijbehorende tem-
peratuurinstelling van de betreffende
periode zal nu worden weergegeven.
Zet de schakelaar weer in de stand AUTOMA-
TISCH om terug te keren naar het normale pro-
gramma.