NL 19BEDIENINGSELEMENTEN
Daarna het control controlelampje dat brandt
geeft aan:
b) bestuurder afwezig;
c) messen ingeschakeld;
d) handrem ingeschakeld;
e) afwezigheid van de opvangzak of de
steenbeschermkap;
f) te weinig laadstroom van de accu;
raadpleeg hoofdstuk 7 van deze hand-
leiding.
g) versnelling in de “vrije” stand.
h) reservebenzine: geeft aan wanneer er
zich in de tank nog maar 1.5 liter benzi-
ne bevindt, dit is in ieder geval nog
genoeg om voor ongeveer 30-40 minu-
ten op volle toeren te kunnen werken;
j) problemen bij de smering van de
motor: schakel de motor onmiddellijk uit
en controleer het peil van de motorolie
(☛5.3.3). Als de oorzaak van het pro-
bleem niet gevonden kan worden, dient
er contact met de leverancier te worden
opgenomen.
k) Dit controlelampje gaat branden wanneer de sleutel (4.4) zich in de stand
«DRAAIEN» bevindt en blijft branden tijdens de werking.
– Wanneer het lampje knippert betekent dit dat er een toestemming ontbreekt om de
motor te starten (☛ 5.2).
l) De sensor aan de binnenkant van het dashboard bedient de automatische inschakeling
van de koplampen (voor de modellen die ermee uitgerust zijn) na enkele seconden van
duisternis en hun uitschakeling na enkele seconden van helderheid.
– Om ongewenste inschakelingen te voorkomen, wordt de zone van de sensor schoon
gehouden en worden er geen vodden of voorwerpen op het dashboard gelegd.
m) Het akoestisch signaal is:
– ononderbroken tussenkomst van het beschermingssysteem van de electroni-
sche kaart;
– onderbroken volle opvangzak.