NL 43ONDERHOUD
6.3.3 M
ESKOPPELING EN
–
REM AFSTELLEN
Tijdens het bedienen van de hendel om de
messen te ontkoppelen, wordt er gelijkertijd
een rem in werking gesteld die het draaien in
enkele seconden stopt.
Eventuele rek in de kabel en de lengteverschil-
len in de drijfriem kunnen ontkoppeling of een
onregelmatig draaien van de messen veroor-
zaken.
Dit dient met de regelaar (1) te worden bijge-
steld totdat de juiste spanning van de veer is
(2) (gemeten aan de buitenkant van de windin-
gen met ingeschakelde messen).
6.3.4 B
IJSTELLEN VAN DE REM
Indien u vaststelt dat het remvermogen niet groot genoeg is, wendt u zich best onmiddellijk
tot een met de dealer.
6.3.5 A
FSTELLEN VAN DE SPANNING VAN DE DRIJFSNAAR
Als de machine niet voldoende rijkracht ver-
toont dient de spanning van de spanningsveer
afgesteld te worden zodat de beste werkcondi-
tie herkregen wordt.
Om af te stellen opent u de motorkap; de rege-
laar bevindt zich rechts van de motor.
Zet de moeren (2) aan tot u een veerlengte ”A”
bekomt (1) van:
A = 119 - 121 mm ( in de modellen met mechanische overbrenging)
A = 120 - 122 mm ( in de modellen met hydrostatische overbrenging)
opgemeten aan de buitenkant van de schroefwindingen. Na het afstellen dienen de moe-
ren (2) weer vastgedraaid te worden.
➤
➤