33
2. Het mag een nieuw woord met de al eerder gestempelde letter
bedenken en het verder stempelen.
Voorbeeld:
Josje stempelt de O en zegt: „Ik geloof dat het spook geen papier
maar POLITIE bedoelt”.
3. Het kan een nieuw woord beginnen.
Voorbeeld:
Josje stempelt de S op een nieuwe rij en zegt: „Ik geloof dat het
spook met zijn tweede woord SLOOP wil schrijven”.
Belangrijk: er mag echter maar met maximaal drie woorden op het
papier begonnen worden!
4. Als een van de kinderen geen bijpassende letter kan bedenken en er is
op het papier al met drie woorden begonnen, dan moet het van het
stempelen afzien.
Zo worden om beurten de woorden steeds verder gestempeld tot er één
compleet is. Het kind dat de laatste letter van één van de woorden heeft
gestempeld, krijgt als beloning een spookkaart.
Voorbeeld:
P:Tim stempelt de P en zegt:
„Het spook wil PAPIER schrijven”.
PO : Josje stempelt de O en zegt:
„Ik denk dat het spook POLITIE bedoelt”.
POS : Dan is Jens aan de beurt, neemt de S en zegt:
„Nee, het spook bedoelt POSTER”.
POST : Nu is Tim weer aan de beurt en stempelt de T: “Ik heb ‘t!
Het spook heeft POST bedoeld.”
Hiermee heeft Tim het woord afgemaakt en krijgt als beloning een
spookkaart.
Belangrijk: het gaat er bij het spel om, om zo snel mogelijk een compleet
woord te stempelen. Daarbij maakt het niet uit of met het complete
woord nog andere woorden gestempeld kunnen worden (zoals bv. „post-
bode” of „postauto”). De spookkaart wordt altijd gewonnen door het
kind dat als eerste een compleet en zinvol woord heeft gestempeld.
Geldig zijn alleen onverbogen en onvervoegde woorden.
2. vanuit gestempel-
de letter een nieuw
woord bedenken
3. compleet nieuw
woord beginnen
4. van stempelen
afzien
woord compleet =
kaart als beloning
NEDELRLANDS