NLWW 7-6
Voorste toegangsklep controleren
De voorste toegangsklep moet gesloten zijn.
Printerinstellingen controleren
De juiste poort moet zijn geselecteerd en de printer moet rechtstreeks op
de computer zijn aangesloten.
De USB- of parallelle kabel moet stevig op de printer en de computer zijn
aangesloten. Er mag maar één kabel aangesloten zijn. Sluit niet meer dan
één interfacekabel (USB- of parallelle kabel) tegelijk op de printer aan. Als
er twee kabels zijn aangesloten, zet u de printer uit en maakt u de kabel los
die u niet gebruikt.
Onder Windows mag Afdrukken onderbreken niet geselecteerd zijn. Klik
op Start > Instellingen > Printers. Klik met de rechtermuisknop op het
printerpictogram in de map printers. Als Afdrukken onderbreken is
geselecteerd in het vervolgmenu, klikt u erop om de selectie ongedaan te
maken.
Op Macintosh-computers mag Stop afdrukwachtrij in het
bureaubladmenu Print niet geselecteerd zijn.
Controleer of de printer is geselecteerd als uw huidige printer of
standaardprinter. De standaardprinter is de printer waarop wordt afgedrukt
als u de opdracht Afdrukken gebruikt zonder eerst op te geven welke
printer u met een toepassing wilt gebruiken. Geef de printer die u het
vaakst gebruikt als standaardprinter op.
Als u onder Windows problemen met de printerselectie ondervindt, klikt u
op Start > Instellingen > Printers. Klik met de rechtermuisknop op het
printerpictogram in de map Printers en klik vervolgens op Als standaard
instellen in het popup-menu.
Zie Afdrukken vanuit Macintosh voor de Macintosh.
Onder Windows 2000 en Windows XP mag de optie Printer off line
gebruiken niet geselecteerd zijn. Klik op Start > Instellingen > Printers.
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram in de map Printers en
controleer vervolgens of Printer off line gebruiken in het popup-menu niet
is geselecteerd.
Onder Windows mag de optie Afdrukken naar bestand in het dialoogvenster
Afdrukken niet geselecteerd zijn.
Onder Windows selecteert u Rechtstreeks naar de printer afdrukken op
het tabblad Geavanceerd in het dialoogvenster Printereigenschappen.
Afdrukmateriaal controleren
Controleer of het afdrukmateriaal juist in de invoerlade is geplaatst en dat
het niet in de printer is vastgelopen.
Inktpatronen controleren
Controleer of de beschermende tape van de inktpatronen is verwijderd.
Controleer of de inktpatronen juist zijn geïnstalleerd. De voorste toegangsklep
moet juist gesloten zijn.