30
GELUIDSWEERGAVE
_______________________________________________
De videorecorder beschikt over twee verschillende opname- en weergavesyste-
men voor het geluid.
– Het hifi (dwars)-spoor, voor uitzendingen in stereo en op twee kanalen.
– Het mono (langs)-spoor, voor de geluidsweergave op standaard VHS-
videorecorders.
Aansluiten
Verbind voor de geluidsweergave de aansluitingen »AUDIO OUT R L« aan de
achterkant van de videorecorder en de desbetreffende ingangen van de hifi- of
surround-soundinstallatie door middel van een standaard cinch-kabel met elkaar.
Bedienen
1 Schakel de hifi- of surround-soundinstallatie in.
2 Schuif een bespeelde cassette in de videorecorder.
3 Start de geluidsweergave met »ı «.
4 Beëindig de geluidsweergave met »■ «.
Aanwijzing:
Bij de weergave van langspeelopnamen schakelt de videorecorder automa-
tisch over op de langspeelmodus.
Geluidsspoor kiezen
Bij de weergave van cassettes waarop stereo- of tweekanaal-uitzendingen wer-
den opgenomen, kan het geluidsspoor met de toets »AUDIO« worden gekozen:
– stereo (hifi-dwarsspoor) – aanduiding »L R«;
– links, geluidsspoor 1 – aanduiding »L«;
– rechts, geluidsspoor 2 – aanduiding »R«;
– mono (langsspoor) – geen aanduiding.
Geluidskwaliteit verbeteren
Bij het afspelen van cassettes die op een andere videorecorder zijn bespeeld, kan
het noodzakelijk zijn om de geluidskwaliteit te optimaliseren.
1 Stel tijdens de weergave met »
CC
« of »
DD
« het geluid zodanig in dat het
volgens u het beste klinkt.
– Deze instelling blijft behouden tot u de cassette uit de videorecorder haalt.