46
NL B
301-588-220905
Algemene veiligheidsvoorschriften
Voor u met de motorzaag gaat wer-
ken moet u zich met alle
bedieningsonderdelen vertrouwd
maken. Oefen de omgang met de
zaag en vraag een ervaren gebrui-
ker of een vakman om u de functie,
de werking en de zaagtechnieken
uit te leggen.
• Werk niet met de motorzaag als u moe
bent of nadat u alcohol heeft gebruikt of
medicijnen hebt ingenomen. Neem regel-
matig pauze.
• Draag tijdens het werk steeds geschikte
werkkleding, waarin u voldoende
bewegingsvrijheid heeft. Hiertoe behoren
een veiligheidshelm, oorbescherming,
veiligheidsbril of gezichtsbescherming,
snijvaste handschoenen, snijvaste
veiligheidsschoenen met vaste zool en
veiligheidsbroek met speciale zaag-
bescherming.
• De kettingzaag is bedoeld om te worden
gebruikt met twee handen. Werk nooit met
één hand of boven de schouders.
• Begin pas met de werkzaamheden als de
werkplaats vrij is van hindernissen en u een
vluchtroute heeft als de boom valt. Controleer
voor het starten of de motorzaag geen voor-
werpen raakt.
• Bij het zagen zorgen voor een veilige hou-
ding en stand. Werk nooit op een ladder,
in de boom of op onstabiele plaatsen.
Wees zeer voorzichtig bij werkzaamheden
op hellingen.
• Werk nooit met een beschadigde, onvolle-
dige, of zonder toestemming van de fabri-
kant gewijzigde motorzaag. Gebruik de
motorzaag nooit met defecte beveiligings-
uitrusting. Controleer voor gebruik de
veiligheidstoestand van de motorzaag,
vooral het zwaard en de ketting.
• Volg zorgvuldig de onderhouds-, controle-
en servicevoorschriften op die in deze ge-
bruiksaanwijzing staan.
• De motorzaag nooit starten voor zwaard,
ketting en koppelingsdeksel juist gemon-
teerd zijn.
• Alle onderhoudswerkzaamheden die niet
in deze gebruiksaanwijzing vermeld wor-
den, mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door de servicedienst voor kettingzagen.
• Gebruik uitsluitend onderdelen die in deze
gebruiksaanwijzing worden aanbevolen.
• De motorzaag nooit starten in gesloten of
slecht geventileerde ruimtes, omdat het ge-
vaar bestaat dat de uitlaatgassen worden
ingeademd.
• Let erop dat zich geen mensen of dieren
in de buurt van de werkplek ophouden.
• Let erop dat de handvatten bij het werken
droog en schoon zijn.
• Bij het zagen van kleine struiken en tak-
ken uiterst voorzichtig te werk gaan.
Dunne takjes kunnen zich in de zaag vast-
vreten en in uw richting slaan of u uit ba-
lans brengen.
• Wees bij het zagen van takken die onder
spanning staan bedacht op een eventuele
terugslag, als de spanning van het hout
plotseling wordt opgeheven. Gevaar voor
letsel.
• Schakel de motor uit voor u de ketting-
zaag neerlegt.
• Als u zich verplaatst erop letten dat de
ketting met de kettingrem gezekerd is en
de motor uit is gezet. Draag de motorzaag
zo dat ketting en zwaard naar achteren
zijn gericht en de uitlaat van het lichaam
afwijst. Voor transport van de motorzaag
de kettingkast aanbrengen.
• Brandstof en brandstofdampen zijn zeer
brandgevaarlijk. Geen brandstof, olie of
smeerolie bijvullen als de motor loopt. Bij
het tanken zorgen voor goede ventilatie.
• Gebruik de motorzaag niet in de buurt van
ontbrandbare vloeistoffen of gassen. Start
de motorzaag op een afstand van min-
stens 3 meter van de plaats waar de
brandstof is bijgevuld. Als men hier geen
