38918
7
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/54
Pagina verder
GPSMAP
®
4000/5000 series
gebruikershandleiding
© 2007 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Garmin International, Inc.
1200 East 151
st
Street,
Olathe, Kansas 66062, VS
Tel. +1 913.397.8200 of
+1 800.800.1020
Fax. +1 913.397.8282
Garmin (Europe) Ltd.
Liberty House
Hounsdown Business Park,
Southampton, Hampshire,
SO40 9RB UK
Tel. +44 870.850.1241
(buiten het VK)
0808.238.0000 (binnen het VK)
Fax. +44 870.850.1251
Garmin Corporation
No. 68, Jangshu 2
nd
Road,
Shijr, Taipei County, Taiwan
Tel. +886.2.2642.9199
Fax. +886.2.2642.9099
Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitdrukkelijk hierin voorzien, mag geen enkel deel van deze handleiding worden
vermenigvuldigd, gekopieerd, overgedragen, verspreid, gedownload, of opgeslagen in enig opslagmedium, voor enig doel,
zonder voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin verleent hierbij toestemming voor het
downloaden naar een harde schijf of ander elektronisch opslagmedium van een enkele kopie van deze handleiding of van
elke revisie van deze handleiding voor het bekijken en afdrukken van een enkele kopie van deze handleiding of van elke
revisie van deze handleiding, mits deze elektronische of afgedrukte kopie van deze handleiding de volledige tekst van deze
copyright-bepaling bevat en gesteld dat onrechtmatige commerciële verspreiding van deze handleiding of van elke revisie
van deze handleiding uitdrukkelijk is verboden.
Informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Garmin behoudt zich het recht
voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud zonder de verplichting
personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Bezoek de website van Garmin
(www.garmin.com) voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik en de werking van
dit product en andere Garmin-producten.
Garmin
®
is een handelsmerk van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen en is geregistreerd in de
Verenigde Staten en andere landen. GPSMAP
®
, AutoLocate
®
, TracBack
®
, en BlueChart
®
zijn handelsmerken
van Garmin Ltd. of haar dochterondernemingen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke
toestemming van Garmin.
Mei 2007 Onderdeelnummer 190-00854-35 herziene versie A Gedrukt in Taiwan
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie i
InleIdIng
InleIdIng
Deze handleiding bevat informatie over de volgende producten:
GPSMAP
®
4008
GPSMAP
®
4012
GPSMAP
®
5008
GPSMAP
®
5012
Tips en snelkoppelingen
In elk scherm kunt u op HOME drukken om direct terug te keren naar het startscherm.
In elk hoofdscherm kunt u op MENU drukken voor toegang tot geavanceerde instellingen.
Druk kort op de aan/uit-knop om de weergave-instellingen aan te passen.
Houd de aan/uit-knop langer ingedrukt om het apparaat weer in te schakelen.
Uitleg van de handleiding
Wanneer u in deze handleiding wordt gevraagd een item te selecteren, moet u de toets rechts op het
scherm aanklikken (GPSMAP 4008/4012-uitvoeringen), of het item met uw vinger op het scherm
aantikken (GPSMAP 5008/5012-uitvoeringen). Kleine pijltjes (>) in de tekst geven aan, in welke
volgorde u de items moet selecteren. Als u bijvoorbeeld ziet “selecteer Kaarten > Nav.kaart,” moet u
eerst klikken of tikken op Kaarten en vervolgens op Nav.kaart.
Snelkoppelingen
Apparaat in- of uitschakelen: pagina 2.
GPS-satellietsignalen ontvangen: pagina 3.
SD-kaarten plaatsen en verwijderen: pagina 3.
Fabrieksinstellingen herstellen: pagina 3.
Navigatiekaart gebruiken: pagina 5.
Kaartinstellingen wijzigen: pagina 9.
Naar een bestemming navigeren: pagina 17.
Een waypoint maken: pagina 19.
Systeeminstellingen congureren: pagina 27.
Radar gebruiken: pagina 33.
Echolood gebruiken: pagina 37.
Aanraakscherm kalibreren: pagina 42.
Alarmen en berichten: pagina 43.
ii Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
InleIdIng
Inhoudsopgave
Inleiding .....................................................i
Tips en snelkoppelingen............................i
Uitleg van de handleiding ..........................i
Snelkoppelingen .........................................i
Aan de slag ..............................................1
Overzicht van het apparaat ......................1
Het apparaat in- of uitschakelen ..............2
De schermverlichting aanpassen ............2
GPS-satellietsignalen ontvangen ............3
SD-kaarten plaatsen en verwijderen ........3
De fabrieksinstellingen herstellen ...........3
Systeeminformatie weergeven .................3
De simulatormodus gebruiken .................4
Het startscherm .........................................4
Kaarten gebruiken ...................................5
De navigatiekaart gebruiken ....................5
Roerganger gebruiken ..............................8
Kaartinstellingen wijzigen ........................9
BlueChart g2 Vision gebruiken ..............10
Roergangerbeeld 3D gebruiken .............10
Visoog 3D gebruiken ...............................11
Viskaarten gebruiken ..............................12
Satellietbeelden met hoge resolutie
inschakelen .........................................13
Luchtfoto’s weergeven ...........................14
Informatie van het getijdenstation
weergeven ...........................................14
Gedetailleerde weg- en POI-gegevens ..14
Automatische begeleiding gebruiken ...14
Combinaties gebruiken .........................15
Waarheen ...............................................17
Navigeren naar een bestemming ...........17
Waypoints maken en gebruiken .............19
Routes maken en gebruiken ..................21
Informatie weergeven............................23
Informatie van het getijdenstation
weergeven ...........................................23
Getijdeninformatie weergeven ...............23
Zon- en maaninformatie weergeven ......24
Gebruikergegevens weergeven .............24
Andere schepen weergeven ...................25
Instrumenten weergeven ........................25
Video weergeven .....................................26
Het apparaat congureren ....................27
Systeeminstellingen congureren .........27
Maateenheden wijzigen ..........................27
Communicatie-instellingen
congureren .......................................28
Alarmen instellen ....................................28
Mijn boot congureren ...........................29
Andere schepen congureren ...............30
Het Garmin Marine Network
gebruiken ...............................................31
Aangesloten Garmin Marine
Network-apparaten weergeven .........32
De radar gebruiken ................................33
Het scherm Onder motor .......................34
Het radaroverlayscherm .........................36
Radarinstellingen wijzigen ....................36
Echolood gebruiken ..............................37
Het volledige scherm ..............................37
Het gesplitste zoomscherm ....................37
Het gesplitste frequentiescherm ............38
Het temperatuurlogscherm ....................38
Het echolood instellen ............................39
Geavanceerde echoloodinstellingen .....40
Appendix ................................................41
Specicaties ............................................41
Apparaatinstellingen initialiseren ..........42
Het aanraakscherm kalibreren ...............42
Alarmen en berichten ..............................43
Productregistratie ...................................45
Conformiteitsverklaring ..........................45
Softwarelicentieovereenkomst ..............45
NMEA 0183 en NMEA 2000 ....................46
Index .......................................................47
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 1
AAn de slAg
aan de slag
aan de slag
Overzicht van het apparaat
SD-kaartsleuf
Sensor automatische
schermverlichting
GPSMAP 4012
VOEDING
BEREIK (-/+)
TUIMELSCHAKELAAR
MARKEREN
SELECTEREN
HOME
MENU
Numeriek
toetsenblok
(GPSMAP 4012)
Schermtoetsen
OPMERKING: gebruik de schermtoetsen om menu-items te selecteren op de GPSMAP 4008/4012. Tik
op de menu-items op het GPSMAP 5008/5012-scherm om deze te selecteren.
SD-kaartsleuf
VOEDING
Sensor
automatische
schermverlichting
GPSMAP 5008
2 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
AAn de slAg
aan de slag
Stroomconnector
Maritieme-
videoconnector
NMEA 2000-
connector
NMEA 0183-
connector
Garmin Marine
Network-
connectoren
Het apparaat in- of uitschakelen
Houd de aan/uit-knop ingedrukt tot het apparaat piept en het Garmin-scherm wordt weergegeven. Als
een scherm met een waarschuwing wordt weergegeven, drukt u op Akkoord om naar het beginscherm te
gaan.
OPMERKING: de eerste keer dat u het apparaat aanzet, moet u de conguratieprocedure uitvoeren. Zie
pagina 42.
Om het apparaat uit te schakelen, moet u de aan/uit-knop ingedrukt houden.
Waarschuwingsscherm Startscherm
De schermverlichting aanpassen
1. Druk kort op de aan/uit-knop.
2. Selecteer
Verlichting.
3. Als u wilt dat het apparaat de schermverlichting automatisch aan het omgevingslicht aanpast, kunt
u
Auto selecteren.
Om de schermverlichting
handmatig aan te
passen, selecteert u Op
of Neer, of gebruikt u de
TUIMELSCHAKELAAR.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 3
AAn de slAg
aan de slag
De kleurmodus aanpassen:
1. Druk kort op de aan/uit-knop.
2. Selecteer
Kleurmodus.
3. Selecteer
Dag, Nacht, of Auto.
GPS-satellietsignalen ontvangen
Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt, moet de GPS-ontvanger de gegevens van de satelliet
verzamelen en de actuele locatie bepalen. Wanneer het apparaat satellietsignalen ontvangt, worden de
signaalsterktebalken bovenin het startscherm groen . Wanneer het apparaat de satellietsignalen
verliest, verdwijnen de groene balken en wordt het positiepictogram weergegeven als knipperend
vraagteken.
Bezoek de Garmin-website op www.garmin.com/aboutGPS voor meer informatie over GPS.
SD-kaarten plaatsen en verwijderen
Uw apparaat ondersteunt SD (Secure Digital)-kaarten. Plaats de optionele BlueChart
®
g2 Vision
SD-
kaarten om satellietbeelden met een hoge resolutie en luchtfoto’s van havensteden, havens, jachthavens en
andere interessante locaties weer te geven. Als u lege SD-kaarten plaatst, kunt u gegevens overbrengen,
zoals bijvoorbeeld waypoints, routes en tracks naar een ander compatibel Garmin-product of een
computer. De SD-kaartsleuf vindt u rechtsonder op het apparaat.
Om een SD-kaart te plaatsen, opent u het klepje en drukt u de SD-card naar binnen tot deze op zijn plaats
klikt. Als u nogmaals op de SD-kaart drukt, komt deze weer naar buiten.
Kaartlabel
GPSMAP 4012
Kaartlabel
GPSMAP 4008/5008/5012
De fabrieksinstellingen herstellen
U kunt de instellingen van uw apparaat terugzetten naar de fabrieksinstellingen.
LET OP: tijdens deze procedure worden de gegevens verwijderd die u hebt ingevoerd.
De fabrieksinstellingen herstellen:
1. Selecteer in het startscherm Instellen > Systeem > Systeem informatie.
2. Selecteer
Af-fabriek instellingen.
3. Selecteer
Herstel om alle fabrieksinstellingen te herstellen. Of selecteer Nee om te annuleren.
Systeeminformatie weergeven
U kunt uw softwareversie, de versie van de basiskaart en het identicatienummer van het apparaat
weergeven. U kunt deze gegevens nodig hebben om de systeemsoftware bij te werken of aanvullende
kaartgegevens aan te schaffen.
Selecteer in het startscherm Instellen > Systeem > Systeem informatie.
4 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
AAn de slAg
aan de slag
De simulatormodus gebruiken
De simulatormodus schakelt de GPS-ontvanger uit, voor gebruik binnenshuis of om te oefenen. Het
apparaat ontvangt in de simulatormodus geen satellietsignalen.
LET OP: u kunt in de simulatormodus niet navigeren, omdat de GPS-ontvanger is uitgeschakeld. De
signaalsterktebalken die worden weergegeven zijn slechts simulaties en geven dus niet de sterkte van de
werkelijke satellietsignalen weer.
De simulatormodus inschakelen
1. Selecteer in het startscherm Instellen > Systeem > Simulator > Aan.
2. Selecteer
Instellen om de snelheid, track controle, positie, simulatietijd, en de simulatiedatum in te
stellen.
Het startscherm
Via het startscherm hebt u toegang tot alle andere schermen. In elk scherm kunt u op HOME drukken om
direct terug te keren naar het startscherm.
OPMERKING: de opties op dit scherm kunnen verschillen, afhankelijk van het type van het apparaat.
Als u uw Garmin Marine Network uitbreidt met extra hardware, worden meer opties weergegeven.
Startscherm GPSMAP 4008/4012 Startscherm GPSMAP 5008/5012
Kaarten: toegang tot Navigatie, Roerganger, Roergangerbeeld 3D, Visoog 3D, Viskaarten en
Radar-overlaykaarten (pagina 5).
OPMERKING: roergangerbeeld 3D, Visoog 3D en Viskaarten zijn alleen beschikbaar als u een
BlueChart g2 Vision SD-kaart gebruikt.
Radar: radar instellen en weergeven (pagina 33).
Echolood: echoloodgegevens openen (pagina 37).
Combinaties: een scherm instellen, waarmee u een kaart, echolood, radar, en video kunt
weergeven op een scherm dat in twee, drie (GPSMAP 4008/4012) of vier (GPSMAP 5008/5012)
velden is gesplitst (pagina 21).
Waarheen: toegang tot navigatiefuncties (pagina 23).
Informatie:
bekijk informatie over bijvoorbeeld getijden, stromingen, zon- en maanstanden,
gebruikersgegevens en informatie over andere schepen (pagina 29).
Instellen:
toegang tot apparaat- en systeeminstellingen (pagina 35).
Markeren: markeer, bewerk, of wis uw actuele positie als waypoint of MOB
(GPSMAP 5008/5012).
Man overboord: navigeren naar een “man overboord”-locatie (GPSMAP 5008/5012).
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 5
KAArten gebruIKen
Kaarten
gebruIKen
Kaarten gebruIKen
Uw apparaat beschikt over een wereldomspannende basiskaart. Als u een optionele, voorgeprogram-
meerde Blue Chart
®
g2 Vision
SD-kaart aanschaft, kunt u gedetailleerde informatie weergeven van uw
regio, waaronder:
Navigatiekaart: geeft alle relevante navigatiegegevens weer die beschikbaar zijn op uw vooraf
geïnstalleerde kaarten, waaronder boeien, lichten, kabels, diepten, jachthavens en getijdenstations
op één overzichtskaart.
Roerganger:
een panoramisch beeld van bovenaf en vanachter uw boot; voor een visueel
navigatiehulpmiddel.
Viskaart: verwijdert de navigatiegegevens van de kaart en benadrukt de bodemgegevens voor de
dieptewaarneming.
Visoog 3D: een onderwaterweergave van de zeebodem met behulp van de gegevens van de kaart.
Het apparaat geeft automatisch relevante navigatiegegevens weer wanneer u een navigatieoptie selecteert.
De navigatiekaart gebruiken
Gebruik de navigatiekaart om uw koers te bepalen, kaartinformatie weer te geven en als
navigatiehulpmiddel.
Om de navigatiekaart weer te geven, selecteert u in het startscherm Kaarten > Navigatiekaart.
Navigatiekaart met BlueChart g2 Vision gegevens
Boei
Baken
Uw boot
Zichtbaar
wrak
Maritieme
diensten
Zoomschaal
Wrak onder
water
Op de kaart in- en uitzoomen
Met de toetsen RANGE (+/-) (GPSMAP 4008/4012) of de toetsen en (GPSMAP 5008/5012)
bepaalt u het zoomniveau, aangegeven door de schaal onderaan de navigatiekaart ( ). Het balkje
onder het cijfer geeft de afstand op de kaart weer.
Instellingen van de navigatiekaart
Druk of tik op MENU voor toegang tot meer instellingen of opties van de navigatiekaart.
Projecteer cijfers:
de snelheids-, navigatie-, visgrond-, en vaargegevens op de kaart weergeven of
verbergen.
Kaart instelling: de navigatiekaart aanpassen.
Kaartgegevens begrijpen
BlueChart g2- en BlueChart g2 Vision-kaarten gebruiken grasche symbolen om kaartkenmerken aan te
duiden, conform de Amerikaanse en internationale normen.
Andere functies die op de meeste kaarten voorkomen zijn dieptelijnen (bij diep water zijn deze wit),
getijdenzones, dieptepeilingen (zoals weergegeven op de originele papieren kaart), navigatiehulpmiddelen
en symbolen, en obstakels en kabelgebieden.
6 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
KAArten gebruIKen
Kaarten
gebruIKen
Navigeren naar een punt op de kaart
1. Selecteer in het startscherm Kaarten.
2. Selecteer
Navigatiekaart, Viskaart, of Radar overlay.
3. Selecteer op de kaart het punt waar u heen wilt.
4. Selecteer Navigeer naar.
5. Selecteer
Ga naar of Begeleid naar (als u een voorgeprogrammeerde BlueChart g2 met
automatische begeleiding gebruikt).
6. Volg de gekleurde lijn op het scherm naar de bestemming.
Zie pagina 21 voor het maken van een route naar een punt op de kaart.
De navigatiekaart verschuiven
Gebruik de tuimelschakelaar op uw GPSMAP 4008/4012 om de kaartwijzer ( ) van uw huidige
positie naar andere gebieden op de navigatiekaart te verplaatsen. Als u voorbij de rand van de huidige
kaart schuift, schuift het scherm mee, zodat de route die u volgt continu zichtbaar blijft. Tik op het
navigatiescherm van uw GPSMAP 5008/5012 om de kaart vanaf de huidige positie te verschuiven. Het
positiepictogram ( ) blijft op uw huidige locatie staan. Als het positiepictogram tijdens het verschuiven
buiten de kaart terechtkomt, verschijnt in de hoek een klein venster, zodat u uw positie nog kunt volgen.
Als u de kaartwijzer beweegt, worden de coördinaten ervan, de afstand tot en de peiling vanaf uw locatie
in de linkerbovenhoek van de kaart weergegeven.
Om de kaart te verschuiven, drukt u de tuimelschakelaar omhoog, omlaag, naar links of naar rechts
(GPSMAP 4008/4012), of tikt u op het navigatiescherm om de kaart te slepen (GPSMAP 5008/5012).
Kaartwijzer
Positievenster
Schuifopties
Kaartwijzenafstand
en peiling vanaf
huidige positie
Kaartwijzercoördinaten
Om te stoppen met schuiven, selecteert u Stop schuiven.
Als u de kaart verschuift, verschijnt aan de rechterkant een lijst met opties. Deze opties wijzigen naarmate
u de kaartwijzer over verschillende objecten en kaarten beweegt.
Herzie: (mogelijk niet beschikbaar als de kaartwijzer zich niet in de nabijheid van een object
bevindt: wanneer de kaartwijzer bij slechts één object staat, wordt de naam van dat object
weergegeven.) Met deze optie kunt u gegevens van objecten in de buurt van de kaartwijzer
weergeven. Als u Herzie selecteert, wordt een lijst weergegeven van alle objecten in de buurt van
de kaartwijzer.
Navigeer naar: beginnen met navigeren naar het punt waar de kaartwijzer staat.
Creëer waypoint: markeer een waypoint waar de kaartwijzer staat.
Informatie: getijden, stromingen, zon- en maanstanden en kaartinformatie weergeven bij het punt
waar de kaartwijzer staat.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 7
KAArten gebruIKen
Kaarten
gebruIKen
Toegang tot overige objectinformatie
Gebruik de kaartwijzer ( ) (GPSMAP 4008/4012) of tik op een item in het scherm
(GPSMAP 5008/5012) om informatie over kaartitems en waypoints op het scherm weer te geven.
Geselecteerd item
Aanvullende
informatie
Informatie van het getijdenstation weergeven
Informatie van het getijdenstation wordt op de kaart weergegeven door een gedetailleerd pictogram dat
het relevante getijdenniveau laat zien. U kunt een uitgebreide graek voor een getijdenstation weergeven
die u helpt het getijde voor verschillende tijdstippen of dagen te voorspellen.
Relevante
getijdenniveau
Informatie
van het
getijdenstation
Markeer een getijdenstationpictogram ( ) of tik hierop, en selecteer Herzie om een gedetailleerde
getijdenkaart weer te geven.
8 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
KAArten gebruIKen
Kaarten
gebruIKen
Roerganger gebruiken
Roerganger biedt een panoramisch beeld van bovenaf en vanachter uw boot (in overeenstemming met
uw koers) en dient als visueel navigatiehulpmiddel. Deze weergave is nuttig voor het navigeren rond
verraderlijke ondiepten, riffen, bruggen of kanalen en komt van pas bij het binnenvaren en verlaten van
onbekende havens of ankerplaatsen.
Om het scherm Roerganger vanuit het startscherm te openen, selecteert u Kaarten > Roerganger.
Druk op de toets RANGE (+) (GPSMAP 4008/4012) of tik op de knop (GPSMAP 5008/5012) om
het gezichtsveld dichter bij uw boot en lager op het water te brengen. Druk op de toets RANGE (-)
(GPSMAP 4008/4012) of tik op de knop (GPSMAP 5008/5012) om het gezichtsveld verder van de
boot te leggen.
Instellingen voor Roerganger
Druk in het scherm Roerganger op MENU voor toegang tot meer instellingen of opties.
Cirkels: hiermee schakelt u de bereikcirkels in of uit.
Tracks:
hiermee schakelt u de trackweergave in of uit. Als u deze optie uitschakelt, blijft het apparaat
tracks opnemen, maar deze worden niet weergegeven.
Veilige diepte: past de veilige diepte van uw boot aan.
Corridor breedte: hiermee kunt u de breedte van de koerslijn voor de navigatie aanpassen. Deze
instelling heeft geen invloed op de routes (Route naar) of de automatische begeleiding (Begeleid naar).
Toon radar:
als u op uw Garmin Marine Network een Gamin-scheepsradar hebt aangesloten, kunt u op
het Roerganger-scherm radargegevens projecteren.
Roerganger met radarinformatie
Projecteer cijfers: kruissnelheid, navigatie, vertrektijd en visplaatsen weergeven of verbergen.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 9
KAArten gebruIKen
Kaarten
gebruIKen
Kaartinstellingen wijzigen
Om de kaartinstellingen te wijzigen, selecteert u in het startscherm Kaarten > Kaart instelling.
Oriëntatie: hiermee wijzigt u het perspectief van de kaart:
Noorden boven: de bovenkant van de kaart geeft het noorden weer.
Koers boven: de kaartweergave wordt aan de huidige koers aangepast.
Gewenste koers boven:
de gewenste koers wordt altijd naar boven weergegeven. De koerslijn
wordt op het scherm verticaal weergegeven.
Koerslijn
Pad
Kaartgrens
Koerslijn: de boeglijn wordt doorgetrokken in uw reisrichting.
Uit: hiermee schakelt u de koerslijn uit.
Afstand: geeft de afstand tot het einde van de koerslijn weer.
Tijd:
de benodigde tijd voor het bereiken van het einde van de koerslijn.
Kaartgrenzen: schakel bij het laden van BlueChart g2 Vision-kaarten de kaartgrenzen in, als u wilt zien
welk gebied een kaart bestrijkt.
Tracks:
tracks op de kaart verbergen (uit) of weergeven (aan).
Bijkaart: bij verschuiven van de kaart de bijkaart wel of niet weergeven.
Presentatie:
hiermee past u de weergave van de items op de kaart aan.
De presentatie wijzigen
Selecteer in het startscherm Kaarten > Kaart instelling > Presentatie.
Detail: hiermee stelt u in hoe gedetailleerd de verschillende zoomniveaus op de kaart worden
weergegeven.
Foto: de satellietbeelden met hoge resolutie in- of uitschakelen of alleen voor land gebruiken.
Satellietbeelden met hoge resolutie zijn alleen beschikbaar als u beschikt over een BlueChart g2 Vision
SD-kaart.
Punt peilingen:
dieptepeilingen in- en uitschakelen en een gevaarlijke diepte instellen.
Licht sectoren: de weergave van lichtsectoren op de kaart aanpassen.
Symbolen: hiermee selecteert u de symbolen voor de navigatiehulpmiddelen (NOAA of IALA).
Symboolafmeting: hiermee kunt u de grootte van de symbolen op de kaart aanpassen.
10 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
KAArten gebruIKen
Kaarten
gebruIKen
BlueChart g2 Vision gebruiken
Met de optionele voorgeprogrammeerde SD-kaarten voor BlueChart g2 Vision kunt u het meest van uw
apparaat proteren. Naast gedetailleerde zeekaarten biedt BlueChart g2 Vision de volgende functies:
Roergangerbeeld 3D:
een panoramisch beeld van bovenaf en vanachter uw boot; voor een visueel
driedimensioneel navigatiehulpmiddel. De gegevens van BlueChart g2 Vision Roergangerbeeld 3D
zijn gedetailleerder dan de voorgeladen gegevens.
Visoog 3D: een onderwaterweergave van de zeebodem op basis van de kaartinformatie.
Viskaarten: verwijdert de navigatiegegevens van de kaart en benadrukt de bodemgegevens voor
de dieptewaarneming. Dit is de meest geschikte kaart voor diepzeevissen.
Satellietbeelden met hoge resolutie: de satellietbeelden met hoge resolutie geven een realistische
weergave van land en water op de navigatiekaart.
Luchtfoto’s: luchtfoto’s van jachthavens en andere belangrijke navigatiepunten helpen u een beeld
te krijgen van uw omgeving.
Gedetailleerde gegevens voor wegen en POI’s:
wegen, restaurants en andere nuttige punten
(POI’s) langs de kust.
Huidige gegevens: informatie van het huidige station wordt weergegeven.
Autom. begeleiding: berekent de beste koers naar uw bestemming op basis van de voor uw boot
aangegeven veilige diepte en de kaartgegevens.
OPMERKING: u kunt geen BlueChart g2 Vision-gegevens overzetten van uw SD-kaart naar uw
computer als back-up of om deze weer te geven. U kunt de SD-kaart alleen gebruiken met BlueChart
g2 Vision-compatibele Garmin GPS-apparaten.
Roergangerbeeld 3D gebruiken
Een BlueChart g2 Vision SD-kaart biedt Roergangerbeeld 3D, een gedetailleerd driedimensionaal beeld
van bovenaf en vanachter uw boot (in overeenstemming met uw koers), als visueel navigatiehulpmiddel.
Deze weergave is nuttig voor het navigeren rond verraderlijke ondiepten, riffen, bruggen of kanalen en
komt van pas bij het binnenvaren en verlaten van onbekende havens of ankerplaatsen.
Roergangerbeeld 3D Navigatiekaart
Druk op de toets RANGE (+) (GPSMAP 4008/4012) of tik op de knop (GPSMAP 5008/5012) om
het gezichtsveld dichter bij uw boot en lager op het water te brengen. Druk op de toets RANGE (-)
(GPSMAP 4008/4012) of tik op de knop (GPSMAP 5008/5012) om het gezichtsveld verder van de
boot te leggen.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 11
KAArten gebruIKen
Kaarten
gebruIKen
Instellingen voor Roergangerbeeld 3D
Druk in het scherm van Roergangerbeeld 3D op MENU voor toegang tot meer instellingen of opties.
Kleuren: kies uit Normaal (standaard), Water gevaar en Alle gevaren. De instelling Normaal toont de
kust zoals u deze vanaf het water ziet. De instellingen voor Water gevaar geven ondiep water en land
aan met behulp van een schaalverdeling op basis van kleuren. Blauw geeft diep water aan, geel betekent
ondiep water en rood staat voor zeer ondiep. Bij de instelling Water gevaar is het land groen en bruin
gekleurd en bij Alle gevaren donkerrood.
Roergangerbeeld 3D, normale kleuren Roergangerbeeld 3D, gevarenkleuren
Veilige diepte: hiermee stelt u in, bij welke diepteondiep water rood wordt weergegeven. Daarmee wordt
ook de algemene instelling Veilige diepte gewijzigd die wordt gebruikt bij de Automatische begeleiding.
Cirkels, Tracks, Breedte corridor, en Toon radar: zie “Instellingen voor Roerganger” op pagina 8.
Visoog 3D gebruiken
Aan de hand van de dieptecontouren van de BlueChart g2 Vision-kaarten, geeft Visoog 3D provides
een onderwaterweergave van de bodem van de zee of het meer. Met de RANGE-toetsen
(GPSMAP 4008/4012) of de toetsen en (GPSMAP 5008/5012) kunt u de weergave aanpassen.
Visoog 3D
12 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
KAArten gebruIKen
Kaarten
gebruIKen
Instellingen voor Visoog 3D
Druk in het scherm Visoog 3D op MENU voor toegang tot meer instellingen of opties.
Echolood kegel: hiermee schakelt u een kegel in of uit die het bereik van uw transducer weergeeft.
Echolood data: visuele weergave van de echoloodgegevens die de transducer ontvangt, voor een
optimale combinatie van echolood- en kaartgegevens.
Tracks:
hiermee schakelt u de tracklog in of uit.
Projecteer cijfers:
kruissnelheid, navigatie en visplaatsen weergeven of verbergen.
Viskaarten gebruiken
Gebruik de viskaart voor een gedetailleerde en ongehinderde weergave van de bodemcontouren en
dieptepeilingen op de kaart.
Viskaart Navigatiekaart
De viskaart maakt gebruik van gedetailleerde bathymetrische gegevens op een voorgeprogrammeerde
SD-kaart van BlueChart g2 Vision en is de meest geschikte kaart voor diepzeevissen.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 13
KAArten gebruIKen
Kaarten
gebruIKen
Satellietbeelden met hoge resolutie inschakelen
Bij gebruik van een voorgeprogrammeerde BlueChart g2 Vision-SD-kaart kunt u op de navigatiekaart
satellietbeelden met hoge resolutie gebruiken voor weergave van het land of de zee, of beide.
Satellietbeelden inschakelen:
1. Druk terwijl de navigatiekaart wordt weergegeven op MENU.
2. Selecteer
Kaart instelling > Presentatie > Foto.
3. Selecteer één van de volgende opties:
Uit: op de kaart wordt standaardinformatie weergegeven.
Alleen land: voor het water wordt de standaard kaartinformatie gebruikt, terwijl voor het land
overlappende foto’s worden gebruikt.
Aan: zowel voor het water als het land worden overlappende foto’s gebruikt met een apart in
te stellen mate van doorzichtigheid. Hoe hoger het percentage, hoe meer het land en het water
door satellietfoto’s worden bedekt.
OPMERKING: als deze functie is ingeschakeld, worden de satellietbeelden met hoge resolutie alleen
weergegeven bij lagere zoomniveaus. Als de beelden met hoge resolutie van uw BlueChart g2 Vision-
regio niet worden weergegeven, zoomt u verder in met de toets RANGE (+) (GPSMAP 4008/4012) of
tikt u op de knop (GPSMAP 5008/5012). U kunt ook het detailniveau hoger instellen.
Foto-overlapping van 50%
Foto-overlapping van 100%
Foto-overlapping uit Foto-overlapping alleen voor land
14 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
KAArten gebruIKen
Kaarten
gebruIKen
Luchtfoto’s weergeven
Voorgeprogrammeerde BlueChart g2 Vision-SD-kaarten bevatten luchtfoto’s van een groot aantal
oriëntatiepunten, jachthavens en havens. Met deze foto’s kunt u zich op de omgeving oriënteren of uzelf
voor aankomst alvast vertrouwd maken met (jacht)havens.
OPMERKING: met de toetsen RANGE (+/-) (GPSMAP 4008/4012) of door aanraken van de toetsen
en (GPSMAP 5008/5012) kunt u in- en uitzoomen als u de luchtfoto op het volledige scherm
bekijkt.
Toegang tot luchtfoto’s vanaf de navigatiekaart:
1. Tik op de kaart (GPSMAP 5008/5012) of gebruik de TUIMELSCHAKELAAR (GPSMAP 4008/4012)
om een camerapictogram met de kaartwijzer te markeren en selecteer dan
Bekijken.
Perspectief
Ruimte boven
2. Selecteer Luchtfoto > Volledig scherm weergeven.
Informatie van het getijdenstation weergeven
Als de getijdenstations beschikbaar zijn voor uw g2 Vision-regio, worden zij op de navigatiekaart met een
gemarkeerde pijl weergegeven. Dit gedetailleerde pictogram geeft in een oogopslag de stromingssnelheid
en -richting aan.
Gedetailleerde weg- en POI-gegevens
BlueChart g2 Vision bevat gedetailleerde weg- en POI-gegevens, waaronder zeer gedetailleerde
kustwegen en nuttige punten (POI’s), zoals restaurants, logies, plaatselijke attracties en meer. Zie het
gedeelte “Waarheen” (pagina 17) voor meer informatie over het zoeken van en navigeren naar deze POI’s.
Automatische begeleiding
gebruiken
Automatische begeleiding berekent automatisch routes op basis van beschikbare BlueChart g2 Vision-
kaartinformatie.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 15
CombInAtIes gebruIKen
CombInatIes
gebruIKen
CombInatIes gebruIKen
Met het combinatiescherm kunt u meerdere schermen tegelijk weergeven. Het aantal beschikbare
opties voor dit scherm is afhankelijk van de optionele netwerkapparaten die u op uw kaartplotter hebt
aangesloten, en of u een optionele BlueChart g2 Vision SD-kaart gebruikt. U kunt twee of drie
(GPSMAP 4008/4012) of maximaal vier schermen (GPSMAP 5008/5012) combineren.
Om het combinatiescherm vanuit het startscherm te openen, selecteert u Combinaties.
Combinatiescherm
Het combinatiescherm geeft een lijst weer met mogelijke schermcombinaties. Als u drie
combinatieschermen hebt geopend, is een scherm groter dan de andere twee. De kaarten zijn genummerd
met een corresponderende toets in de rechterbenedenhoek (GPSMAP 4008/4012). Om het hoofdscherm
te wijzigen, selecteert u in de rechterbenedenhoek het pictogram dat hoort bij het gewenste scherm
(GPSMAP 4008/4012) of tikt u op Menu > Wijzig combinatie (GPSMAP 5008/5012).
Navigatiekaart-, radar-, en echoloodcombinatie
Focusscherm
Selecteer dit om naar
het focusscherm te gaan
Druk op MENU voor meer instellingen of opties voor het combinatiescherm.
16 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
CombInAtIes gebruIKen
CombInatIes
gebruIKen
De schermcombinaties aanpassen:
1. Selecteer in het combinatiescherm MENU > Wijzig combinatie.
OF
Selecteer in het startscherm
Combinaties > Ongebruikte combo (indien beschikbaar).
2. Selecteer
Num. functies om het aantal schermen te selecteren (1-3), geef de gegevensbalk weer
of verberg deze en kies de weer te geven combinatieschermen.
3. Selecteer
Klaar.
OPMERKING: u kunt alleen die combinatieschermen weergeven die als optie voor uw apparaat
beschikbaar zijn. U kunt meer schermen weergeven als u een BlueChart g2 Vision SD-kaart gebruikt en
netwerkapparaten toevoegt, zoals echolood en radar.
Combinatie-
scherm 1
Combinatie-
scherm 2
Gegevensbalk
Selecteer het aantal
combinatieschermen
Combinatiescherm
1 wijzigen
Combinatiescherm
2 wijzigen
Gegevensbalk
weergeven/
verbergen
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 17
WAArheen
Waarheen
Waarheen
Met de optie Waarheen op het startscherm kunt u zoeken en navigeren naar brandstoeveranciers,
reparatiewerkplaatsen, waypoints en routes in de omgeving.
OPMERKING: u moet eerst waypoints instellen en routes berekenen voordat u naar waypoints kunt
navigeren.
U kunt naar een bestemming navigeren met behulp van een van de volgende drie methoden: Ga naar,
Route naar of Begeleid naar.
Ga naar:
brengt u direct naar uw bestemming.
Route naar:
berekent een route van uw locatie naar een bestemming, met de mogelijkheid om
afslagen toe te voegen.
Begeleid naar: zoekt in de BlueChart g2 Vision-gegevenskaart de optimale route naar uw
bestemming. Voor deze optie moet u beschikken over een BlueChart g2 Vision SD-kaart.
LET OP: de optie Begeleid naar garandeert niet dat de route obstakelvrij en voldoende diep is. Los voor
uw eigen veiligheid eventuele verschillen of zaken die u zich afvraagt altijd op voor u verdergaat.
Navigeren naar een bestemming
U kunt zoeken en navigeren naar brandstoeveranciers, reparatiewerkplaatsen, jachthavens, waypoints en
routes.
Beginnen met navigeren:
1. Selecteer in het startscherm Waarheen
2. Selecteer de categorie waarheen u wilt navigeren. Het apparaat geeft een lijst met de
50 dichtstbijzijnde locaties en uw afstand tot deze locaties weer.
3. Selecteer het item waarheen u wilt navigeren. Een scherm met informatie over de geselecteerde
locatie verschijnt.
18 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
WAArheen
Waarheen
4. Selecteer Navigeer naar.
5. Selecteer Ga naar.
OF
Selecteer Begeleid naar voor automatische begeleiding als u een voorgeprogrammeerde
BlueChart g2 Vision-kaart gebruikt.
6. Volg de gekleurde lijn op het scherm naar de bestemming.
Stoppen met navigeren:
Selecteer in het kaartscherm Menu en vervolgens Stop navigeren.
Een bestemming zoeken op naam:
1. Selecteer in het startscherm Waarheen > Zoek op naam.
2. Selecteer de tekens door aanraken (GPSMAP 5008/5012) of gebruik de
TUIMELSCHAKELAAR
(GPSMAP 4008/4012) en voer ten minste een deel van de naam van uw bestemming in.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 19
WAArheen
Waarheen
3. Selecteer Klaar om de 50 dichtstbijzijnde bestemmingen weer te geven die met uw zoekcriteria
overeenkomen.
4. Selecteer de gewenste locatie en vervolgens
Navigeer naar > Ga naar (of Route naar).
Waypoints maken en gebruiken
U kunt maximaal 1.500 waypoints opslaan met een door de gebruiker gedenieerd(e) naam, symbool,
diepte en watertemperatuur voor elk waypoint.
Een nieuw waypoint maken:
1. Selecteer in het startscherm Kaarten > Navigatiekaart.
2. Selecteer met de kaartwijzer (
) de locatie waar u een waypoint wilt maken
(GPSMAP 4008/4012); of tik op die locatie (GPSMAP 5008/5012).
3. Selecteer Creëer waypoint.
4. Selecteer een van de volgende opties:
Wijzig waypoint: voer een naam, een symbool, de waterdiepte, de watertemperatuur of de
positie in.
Wis: het waypoint verwijderen.
Navigeer naar: ga naar het waypoint.
Terug: terug naar de navigatiekaart.
20 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
WAArheen
Waarheen
Uw huidige locatie als een waypoint markeren:
1. Druk op de toets MARK (GPSMAP 4008/4012) of tik op Markeer op het startscherm
(GPSMAP 5008/5012).
2. Selecteer
Wijzig waypoint om een naam, een symbool, de waterdiepte, de watertemperatuur of de
positie in te voeren. Selecteer
Terug of Home om terug te gaan naar het startscherm.
OPMERKING: door de toets MARK te selecteren maakt u alleen een waypoint van uw huidige locatie.
Een MOB-locatie (Man overboord) markeren:
U kunt waypoints als MOB (man overboord) opslaan. Daarmee markeert u het waypoint en wordt een
koers berekend die terugvoert naar de gemarkeerde locatie. Wanneer een MOB is geactiveerd, wordt
een MOB-waypoint met een internationaal MOB-symbool gemaakt en navigeert het apparaat actief
naar dit punt.
1. Druk op de toets MARK.
2. Selecteer Man overboord.
Een bestaand waypoint wijzigen:
1. Tik op de navigatiekaart op het waypoint (GPSMAP 5008/5012) of gebruik de kaartwijzer ( )
(GPSMAP 4008/4012) om het waypoint op de navigatiekaart te markeren.
OF
Selecteer in het startscherm
Informatie > Gebruik gegevens > Waypoints.
2. Selecteer de knop voor het waypoint dat u wilt bewerken.
3. Selecteer Wijzig waypoint.
4. Selecteer het kenmerk van het waypoint dat u wilt wijzigen (
Naam, Symbool, Diepte, Watertemp.
of
Positie).
Een waypoint op de navigatiekaart verplaatsen:
1. Selecteer het waypoint op de navigatiekaart.
2. Selecteer
Herzie.
3. Selecteer de knop voor het waypoint dat u wilt bewerken.
4. Selecteer Wijzig waypoint > Positie.
5. Select Gebruik kaart of Invoer coördinaten.
6. Gebruik, als u Invoer coördinaten hebt geselecteerd, de
TUIMELSCHAKELAAR om de nieuwe
coördinaten voor het waypoint in te voeren. Markeer, als u Gebruik kaart hebt geselecteerd, de
nieuwe locatie met de kaartwijzer (
) en selecteer Verplaats waypoint. Het waypoint wordt naar
de nieuwe locatie verplaatst.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 21
WAArheen
Waarheen
Een lijst met alle waypoints weergeven:
Selecteer in het startscherm Informatie > Gebruik gegevens > Waypoints.
Een waypoint of MOB verwijderen:
1. Tik op de navigatiekaart op het waypoint (GPSMAP 5008/5012) of gebruik de kaartwijzer ( )
(GPSMAP 4008/4012) om het waypoint op de navigatiekaart te markeren.
OF
Selecteer in het startscherm
Informatie > Gebruik gegevens > Waypoints.
2. Selecteer de plaats of MOB die u wilt verwijderen.
3. Selecteer Wis.
Routes maken en gebruiken
U kunt maximaal 20 routes berekenen en opslaan, met maximaal 250 waypoints voor elke route.
Een route vanaf uw huidige locatie berekenen
1. Tik op de navigatiekaart op uw bestemming (GPSMAP 5008/5012) of gebruik de kaartwijzer ( )
(GPSMAP 4008/4012) om uw bestemming te kiezen.
2. Selecteer Navigeer naar > Route naar.
3. Geef met de kaartwijzer (
) uw eerste wending aan.
4. Selecteer Wending toevoegen.
5. Selecteer eventueel de plaatsen waar u meer wendingen wilt toevoegen en selecteer vervolgens
Wending toevoegen.
6. Select
Gereed om de route te voltooien, of Route annuleren om de route te wissen.
22 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
WAArheen
Waarheen
Een route vanaf een andere locatie berekenen:
1. Selecteer in het startscherm Informatie > Gebruikersgegevens > Routes > Nieuwe route.
2. Tik op de locatie (GPSMAP 5008/5012) of gebruik de kaartwijzer (
) (GPSMAP 4008/4012) om
de locatie te selecteren waar u de nieuwe route wilt laten beginnen.
3. Selecteer Wending toevoegen om het beginpunt van de route te markeren.
4. Kies de locatie voor de eerste wending en selecteer
Wending toevoegen. Herhaal dit tot de route
compleet is.
5. Selecteer Gereed.
Een route berekenen met Automatische begeleiding:
1. Selecteer uw bestemming op de navigatiekaart.
2. Selecteer
Navigeer naar > Begeleid naar. Uw route wordt berekend.
OPMERKING: u kunt de koerslijn van de automatische begeleiding wijzigen in een route, door het
einde van de koerslijn te selecteren en vervolgens Navigeer naar > Route naar. De koerslijn van de
automatische begeleiding blijft op het scherm, zodat u deze kunt volgen wanneer u een route samenstelt.
Een route bewerken
1. Selecteer in het startscherm Informatie > Gebruik gegevens > Routes.
2. Selecteer de route die u wilt bewerken.
3. Selecteer Wijzig route. U kunt de naam van de route en de wendingen bewerken, of de route
verwijderen.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 23
InformAtIe Weergeven
InformatIe
Weergeven
InformatIe Weergeven
Via het informatiescherm krijgt u informatie over getijden, stromingen, zon- en maanstanden, gebruikers,
andere schepen, instrumenten en video.
Informatie van het getijdenstation weergeven
Voor de weergave van getijdeninformatie selecteert u in het startscherm Informatie > Getijde informatie
en vervolgens een getijdenstation in de lijst.
Getijdeninformatie weergeven
In het scherm Verwachte getijden kunt u getijdeninformatie weergeven.
OPMERKING: om de getijdeninformatie te kunnen weergeven, hebt u een BlueChart g2 Vision-kaart
nodig.
Voor het weergeven van informatie over stromingen selecteert u in het startscherm
Informatie
>
Stromen, en vervolgens een stromingenstation uit de lijst.
Selecteer Rapport weergeven om de actuele informatie van het geselecteerde station weer te geven.
24 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
InformAtIe Weergeven
InformatIe
Weergeven
Zon- en maaninformatie weergeven
In het scherm Zon en maan kunt u informatie over het opkomen/ondergaan van de zon en de maan en
maanfasen weergeven, en bij benadering de positie van de zon en de maan weergeven.
Om zon- en maaninformatie weer te geven selecteert u in het startscherm Informatie > Zon en maan.
Positie zon
Positie maan
Vogelvluchtscherm
Gebruikergegevens weergeven
Om de gebruikergegevens weer te geven, selecteert u in het startscherm Informatie > Gebruik gegevens.
Waypoints: een lijst met alle opgeslagen waypoints weergeven (pagina 19).
Routes:
een lijst met opgeslagen routes weergeven (pagina 21).
Tracks:
een lijst met opgeslagen tracks weergeven.
Data transfer: waypoints, routes en tracks overbrengen van en naar een SD-kaart of een netwerk.
Gegevens overbrengen naar of van een SD-kaart:
1. Plaats een SD-kaart in de SD-kaartsleuf aan de voorkant van het apparaat.
2. Selecteer in het startscherm
Informatie > Gebruik gegevens > Data transfer > Kaart.
Maak een keuze uit de volgende mogelijkheden:
Selecteer
Bewaar op kaart om waypoints, routes en tracks op de SD-kaart op te slaan.
Selecteer
Voeg in van kaart om gegevens op de SD-kaart over te brengen naar het apparaat
en deze te combineren met de bestaande GPS-informatie.
Selecteer
Vervang van kaart om de items op uw apparaat te overschrijven.
Gegevens naar of van een netwerk overbrengen:
1. Sluit het apparaat via de netwerkpoort aan de achterkant met een Garmin-netwerkkabel aan op
een Garmin Marine Network.
2. Selecteer in het startscherm
Informatie > Gebruik gegevens > Data transfer > Netwerk.
Maak een keuze uit de volgende mogelijkheden:
Selecteer
Kloon gebruikergegevens om waypoints, routes en tracks naar andere op het
netwerk aangesloten kaartplotters over te brengen. Bestaande gegevens op deze kaartplotters
worden overschreven.
Selecteer
Combineer gebruikergegevens om gegevens over te brengen tussen alle op het
netwerk aangesloten kaartplotters. Unieke gegevens worden op elke kaartplotter gecombineerd
met bestaande gegevens.
Wis gebruiker gegevens: alle waypoints, routes en tracks van gebruiker verwijderen.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 25
InformAtIe Weergeven
InformatIe
Weergeven
Andere schepen weergeven
Om informatie over andere schepen weer te geven, selecteert u in het startscherm Informatie
> Andere schepen.
OPMERKING: om informatie over andere schepen weer te geven, moet uw apparaat zijn aangesloten
op een extern AIS- (Automatic Identication System) of DSC-(Digital Selective Calling) apparaat.
AIS-lijst: informatie over alle schepen waar uw apparaat toezicht op houdt. Selecteer AIS-lijst om de
MMSI’s (Maritime Mobile Service Identities) of namen (als de boot een naam uitzendt) van met AIS
uitgeruste schepen in de omgeving weer te geven. De AIS-lijst wordt weergegeven in volgorde van
afstand, met de dichtstbijzijnde boot als eerste.
DSC-log: een lijst met alle DSC-oproepen weergeven, gesorteerd op de meest recente oproep, afzender of
type (noodoproep of positiemelding).
Kijk op tijd: de zeven meest recente DSC-oproepen die zijn ontvangen worden in chronologische
volgorde van tijd en datum weergegeven. Oproepen van dezelfde tijd en datum worden in de lijst
met dezelfde informatie weergegeven.
Kijk op afzender: geeft een alfanumerieke lijst met afzenders weer.
Kijk op soort: de meest recente noodoproepen of positiemeldingen worden in chronologische
volgorde weergegeven.
Allen wissen: alle logvermeldingen worden gewist.
DSC oproeplijst: geeft de 100 meest recente oproepen weer. De DSC-oproepenlijst geeft de meest
recente oproepen weer die vanaf een boot zijn gemaakt. Wanneer een tweede oproep van dezelfde boot
wordt ontvangen, vervangt deze de eerste oproep van deze boot in de lijst.
Adresboek: een lijst met alle DSC-berichten. U kunt zowel namen als MMSI’s weergeven. U kunt ook
een vermelding toevoegen.
Instrumenten weergeven
Om analoge of digitale motorinstrumenten weer te geven, selecteert u in het startscherm Informatie
> Instrumenten.
OPMERKING: om de instrumenten te kunnen weergeven moet u zijn aangesloten op een
NMEA 2000-netwerk dat de motorgegevens kan verwerken. Raadpleeg voor meer informatie over
NMEA 2000 PGN-ondersteuning pagina 46.
Analoge of digitale instrumenten selecteren:
1. Druk in het scherm Instrumenten op MENU.
2. Selecteer
Instrumenten instellen om het aantal motoren (1 - 4) en het aantal brandstoftanks
(1 of 2) te selecteren en de tripteller op nul te zetten.
OPMERKING: bij meer dan twee motoren kunt u alleen de digitale instrumenten instellen. Bij een of
twee motoren kunt u schakelen tussen digitale en analoge instrumenten.
26 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
InformAtIe Weergeven
InformatIe
Weergeven
Video weergeven
Uw apparaat kan videobeelden weergeven als u het met de meegeleverde videokabel op een videobron
aansluit. Raadpleeg de installatie-instructies voor de GPSMAP 4000/5000-serie voor meer gegevens.
Om videobeelden weer te geven selecteert u in het startscherm Informatie > Video.
Selecteer Menu voor de volgende instellingen:
Bron: selecteert het videoapparaat (1 of 2) voor de weergave. Als u over twee videobronnen
beschikt en deze afwisselend wilt gebruiken, selecteert u Wissel af om in te stellen hoe lang elke
video wordt weergegeven.
Aspect: schakelen tussen standaard en opgerekte beeldverhouding. Het beeld kan niet
verder worden opgerekt dan de afmetingen die worden aangeleverd door het aangesloten
videoapparaat. Het is daarom mogelijk, dat het opgerekte videobeeld niet het hele scherm
van de GPSMAP 4012/5012 vult.
Helderheid: hiermee past u de helderheid van de videoweergave aan. Als u Auto selecteert, wordt
de helderheid automatisch aangepast.
Verzadiging: hiermee past u de kleurverzadiging aan. Als u Auto selecteert, wordt de verzadiging
automatisch aangepast.
Contrast: hiermee past u het contrast aan. Als u Auto selecteert, wordt het contrast automatisch
aangepast.
Standaard: selecteert het videoformaat van de bron (PAL of NTSC). Selecteer Auto als u het
apparaat automatisch het formaat wilt laten selecteren.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 27
het AppArAAt ConfIgureren
het apparaat
ConfIgureren
het apparaat ConfIgureren
U kunt de apparaatinstellingen congureren in het conguratiescherm.
Systeeminstellingen congureren
Om de algemene systeeminstellingen te wijzigen, gaat u naar het startscherm en selecteert u Instellen
> Systeem.
Simulator: hier kunt u de simulatormodus in- of uitschakelen de simulatoropties instellen. (Als het
apparaat in eerste installatie in de modus voor winkeldemo wordt ingesteld, wordt deze instelling Demo
genoemd.)
Taal:
hier selecteert u de taal op het scherm.
Pieper/Scherm:
selecteer Pieper om in te stellen wanneer het apparaat geluidsignalen moet geven.
Selecteer Verlichting om de schermverlichting te verhogen of verminderen. Selecteer Kleurmodus om
tussen dag- en nachtkleuren te schakelen.
GPS:
GPS-satellieten weergeven en WAAS/EGNOS in- of uitschakelen.
Systeem informatie: systeeminformatie weergeven, fabrieksinstellingen herstellen en de status van de
netwerkapparaten weergeven.
Gebeurtenis log:
geeft een lijst met systeemgebeurtenissen weer.
Projecteer cijfers:
de opties voor Wind (Schijnbare wind of Ware wind) en Volgende wending
(Afstand of Tijd) weergeven of bewerken.
Maateenheden wijzigen
Om de maateenheden te wijzigen, selecteert u in het startscherm Instellen > Eenheden.
Systeem eenheden: met deze algemene optie kunt u de hieronder weergegeven afzonderlijke
maateenheden tegelijk wijzigen. Statuut (m/h, ft, °F), Metrisch (km/h, m, ºC), Nautisch (kt, ft, ºF), of
Gebruiker. Selecteer Gebruiker als u de eenheden voor diepte, temperatuur, afstand, snelheid, hoogte,
volume en druk afzonderlijk wilt instellen.
OPMERKING: om diepte en temperatuur te kunnen weergeven, moet u NMEA-dieptegegevens van een
echolood ontvangen of een Garmin-peilmodule gebruiken.
Voorlopige koers: hiermee stelt u de referentiepunten in voor het berekenen van de koers.
Auto Mag: automatische magnetische variatie - stelt automatisch de magnetische afwijking voor
uw positie in.
Waar: stelt het werkelijke noorden als koersreferentie in.
Grid:
stelt het kaartnoorden als koersreferentie in (000º).
Gebr. Mag:
hier kunt u zelf de magnetische afwijking instellen.
Positieformaat:
hiermee wijzigt u het coördinatensysteem waarmee locaties worden weergegeven.
Wijzig het positieformaat alleen wanneer u een kaart gebruikt met een afwijkende indeling.
Kaartdatum: wijzigt het coördinatensysteem van de kaart. Wijzig de kaartdatum alleen wanneer u een
kaart gebruikt met een afwijkende kaartdatum.
Tijdformaat:
hiermee kiest u UTC-, 12-uurs- of 24-uurs-tijdweergave.
Tijdzone:
hier stelt u de tijdzone in waarvan u de tijd wilt weergeven.
Zomertijd: instelling van de zomertijd Uit, Aan, of Auto. Bij de instelling Automatisch wordt de
zomertijd automatisch op de gewenste datum in- of uitgeschakeld.
28 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
het AppArAAt ConfIgureren
het apparaat
ConfIgureren
Communicatie-instellingen congureren
Om de communicatie-instellingen te wijzigen, selecteert u in het startscherm Instellen > Communicatie.
Poorttypes:
selecteer voor elke poort het invoer-/uitvoerformaat (NMEA standaard of NMEA hoge
snelheid) voor het aansluiten van uw apparaat op externe NMEA-apparaten, een computer, of andere
Garmin-apparaten.
NMEA standaard: ondersteunt de in- en uitvoer van standaard NMEA 0183-gegevens en DSC, en
ondersteunt NMEA-invoer van de DPT-, MTW- en VHW-zinnen voor echolood.
NMEA hoge snelheid: ondersteunt de in- of uitvoer van standaard 0183-gegevens voor de meeste
AIS-ontvangers.
NMEA 0183 Instelling:
hiermee schakelt u de NMEA-uitvoerzinnen voor de peiler, de route, het systeem
en de Garmin NMEA-instellingen in of uit.
NMEA 0183-uitvoerzinnen in- of uitschakelen:
1. Selecteer in het startscherm Instellen > Communicatie > NMEA 0183 Instelling.
2. Selecteer de instelling (
Echolood, Route, Systeem of Garmin).
3. Selecteer een NMEA 0183-uitvoerzin.
4. Selecteer
Uit of Aan om NMEA-uitvoerzinnen uit- of in te schakelen.
Pos. miswijzing: hiermee selecteert u het aantal decimalen (2 cijfers, 3 cijfers of 4 cijfers)
voor de overdracht van NMEA-uitvoer.
Waypoint: hiermee selecteert u, hoe de waypoint-ID’s worden uitgevoerd (Namen of Cijfers).
Standaard: zet de NMEA 0183-instellingen terug naar de standaardinstellingen (OK of
Annuleer).
NMEA 2000 Instelling:
bepalen hoe het apparaat wordt waargenomen door een NMEA 2000-netwerk.
Apparaat verzoek: als u twee of meer identieke NMEA 2000-apparaten in uw
NMEA 2000-netwerk hebt, selecteer dan Apparaat verzoek en voer voor elk apparaat
een ander nummer in.
Systeemverzoek: als u op uw boot twee of meer NMEA-netwerken hebt, met een
netwerkkoppeling, selecteer dan Systeemverzoek en wijs elk NMEA-netwerk een ander
nummer toe.
Alarmen instellen
U kunt op het apparaat voor bepaalde situaties geluidswaarschuwingen instellen. Standaard zijn alle
waarschuwingen uitgeschakeld.
Een waarschuwing instellen:
1. Selecteer in het startscherm Instellen > Alarmen.
2. Selecteer een waarschuwingcategorie (
Navigatie, Motor, Systeem of Echolood).
3. Selecteer een waarschuwing.
4. Selecteer
Aan om de waarschuwing in te schakelen en geef dan de waarschuwinginformatie op.
Navigatiewaarschuwingen instellen
Om een navigatiewaarschuwing in te stellen, selecteert u in het startscherm Instellen > Alarmen
> Navigatie.
Krabbend anker: hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer de boot afdrijft en daarbij een
opgegeven afstand overschrijdt.
Aankomst: hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer u zich binnen een opgegeven afstand van
een waypoint bevindt of binnen een opgegeven tijdsduur een waypoint zult bereiken.
Koersfout: hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer de boot van de koers afwijkt en daarbij
een opgegeven afstand overschrijdt.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 29
het AppArAAt ConfIgureren
het apparaat
ConfIgureren
Systeemwaarschuwingen instellen
Om een systeemwaarschuwing in te stellen, selecteert u in het startscherm Instellen > Alarmen
> Systeem.
Klok: hiermee stelt u een waarschuwing in met behulp van de systeemklok (GPS). Voor gebruik van het
klokwaarschuwing moet het apparaat zijn ingeschakeld.
Accu: hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer de accuspanning is gedaald tot een opgegeven
spanning.
GPS miswijzing:
hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer de nauwkeurigheid van de
GPS-positie niet langer aan de door u opgegeven waarde voldoet.
Echoloodwaarschuwingen instellen
Om een echoloodwaarschuwing in te stellen, selecteert u in het startscherm Instellen > Alarmen
> Echolood.
OPMERKING: om echoloodinformatie te ontvangen, moet u beschikken over een optionele
echoloodmodule (en een op de echoloodmodule aangesloten transducer), aangesloten via NMEA 0183
of op het Garmin Marine Network.
Ondiep water/diep water: hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer de diepte minder of meer
is dan de opgegeven waarde.
Water temp.: hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer de transducer een temperatuur doorgeeft
die 1,1° C hoger of lager is dan de opgegeven temperatuur.
Vis: hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer het apparaat een zwevend doel met de opgegeven
symbolen detecteert.
Mijn boot congureren
Om de instellingen voor uw boot te congureren, selecteert u in het startscherm Instellen > Mijn boot.
Automatische begeleiding: hier stelt u de parameters in voor de automatische begeleiding van uw boot.
Veilige diepte: hier stelt u de minimale diepte in (gebaseerd op de diepte onder de kaartdatum)
voor het berekenen van de route voor de automatische begeleiding.
Veilige hoogte: hier stelt u de minimale hoogte in (gebaseerd op de hoogte boven de kaartdatum)
van bruggen waar uw boot nog veilig onderdoor kan varen.
Kiel-offset: hier stelt u de afstand in tussen de transducer en de onderkant van de kiel. Zo kunt u de diepte
onder de kiel weergeven in plaats van de diepte onder de transducer. Voer voor deze afstand een positief
getal in. U kunt een negatief getal invoeren als u wilt compenseren voor een grote boot die een paar voet
diep in het water ligt.
De kiel-offset instellen:
1. Selecteer in het startscherm Instellen > Mijn boot > Kiel-offset.
2. Stel de afstand in met het toetsenblok op het scherm.
3. Druk op
Klaar om het getal te bevestigen.
OPMERKING: selecteer Annuleren als u uw wijzigingen wilt annuleren en wilt teruggaan naar het
scherm Mijn boot.
Transducer: hier selecteert u het transducertype, stelt u de temperatuurbron in, bepaalt u de kegelhoek
van het echolood en kalibreert u de vaarsnelheid.
Temperatuurbron:
hier stelt u de temperatuurbron in (Transducer of NMEA).
30 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
het AppArAAt ConfIgureren
het apparaat
ConfIgureren
Echoloodkegel hoeken: als u geen standaard Garmin-transducer gebruikt, kunt u de kegelhoek
van het echolood instellen (in graden) zodat deze nauwkeurig op het Visoog 3D-scherm wordt
weergegeven. Selecteer 200kHz of 50kHz en voer de hoek in via het toetsenblok op het scherm.
OPMERKING: de kegelhoek van het echolood is vooraf zodanig ingesteld dat deze overeenkomt met
de kegelhoek van een standaard Garmin-transducer met dubbele frequentie. Gebruik deze optie alleen
voor het instellen van een niet-standaard transducer.
Calibreer watersnelheid: hier kunt u een snelheidssensor kalibreren. Volg daarbij de instructies op het
scherm. Als u geen snelheidssensor hebt, wordt dit menu niet weergegeven.
OPMERKING: als de boot te traag is of als de snelheidssensor niets registreert, verschijnt de melding
“Snelheid te laag”. Selecteer OK en verhoog geleidelijk de snelheid van de boot. Als de melding opnieuw
wordt weergegeven, stopt u de boot en controleert u of het wieltje van de snelheidssensor niet vastzit.
Als het wieltje zonder problemen draait, controleert u de kabelverbindingen. Neem contact op met de
productondersteuning van Garmin als de melding blijft verschijnen.
Andere schepen congureren
Om instellingen voor andere schepen te congureren, selecteert u in het startscherm Instellen
> Andere schepen.
AIS:
hiermee schakelt u AIS (Automatic Identication System) in of uit. AIS waarschuwt u door de id’s,
de positie, de koers en de snelheid van schepen met een transponder die zich binnen het bereik bevinden,
te melden.
DSC: hiermee schakelt u DSC (Digital Selective Calling) in of uit.
OPMERKING: om AIS- of DSC-gegevens voor andere schepen te congureren, moet u zijn
aangesloten op een extern AIS- of DSC-apparaat.
Veilige zone: hiermee schakelt u de veilige zone rond uw boot in of uit. Deze optie wordt gebruikt om
aanvaringen te voorkomen en kan worden aangepast. Om de veilige zone in te stellen, selecteert u in het
startscherm Instellen > Andere schepen > Veilige zone > Instellen.
Cirkel: hiermee kunt u een cirkel op de kaart weergeven die de veilige zone van uw boot voorstelt.
Bereik: hiermee kunt u de straal van de cirkel voor de veilige zone wijzigen van 0,1 tot 2,0 nm
(of 0,2 tot 5,0 km of 0,1 tot 2,0 mi).
Tijd tot
(veilige zone): hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer AIS vaststelt dat
een vaartuig of voorwerp de veilige zone binnen het vooraf ingestelde tijdinterval (van 3 tot
24 minuten) zal doorkruisen.
Details: naam, snelheid en peiling van AIS- of MARPA-doelen op het scherm weergeven of verbergen.
De gegevens worden weergegeven naast het AIS- of MARPA-doelpictogram.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 31
het gArmIn mArIne netWorK gebruIKen
marItIem
netWerK
het garmIn marIne netWorK gebruIKen
Met het Garmin Marine Network kunt u snel en gemakkelijk gegevens van Garmin-randapparatuur
delen met Garmin-kaartplotters. U kunt uw GPSMAP 4008/4012- en GPSMAP 5008/5012-apparaten,
alsmede oudere kaartplottermodellen die compatibel zijn met het Garmin Marine Network
(GPSMAP 3005/3006/3010) op uw netwerk aansluiten om gegevens te delen. Met het Garmin Marine
Networkkunt u:
GPS-gegevens van een GPS 17-antenne die op één kaartplotter is aangesloten, delen met alle
kaartplotters die op het Garmin Marine Network zijn aangesloten.
NMEA 0183-gegevens van apparaten die op één kaartplotter zijn aangesloten, delen met alle
kaartplotters die op het Garmin Marine Network zijn aangesloten.
OPMERKING: zowel de GPS 17 als de NMEA 0183-apparaten moeten zijn aangesloten op dezelfde
kaartplotter, om de beste resultaten te krijgen uit het delen van gegevens via het Garmin Marine Network.
OPMERKING: als u een GSD 21 gebruikt die is aangesloten op een GPSMAP 3006/3010-kaartplotter,
worden de gegevens gedeeld met alle GPSMAP 4008/4012- en 5008/5012-kaartplotters binnen
uw Garmin Marine Network. Alle GSD 21-instellingen moeten worden gecongureerd op de
GPSMAP 3006/3010. U kunt een GSD 21 niet aansluiten op een GPSMAP 4008/4012- of een
GPSMAP 5008/5012-apparaat.
Gegevens van Garmin Marine Network-apparaten die zijn aangesloten op een willekeurige
kaartplotter binnen het Marine Network of op een GMS 10 Marine Network Port Expander delen
met elke andere op het Marine Network aangesloten kaartplotter. Dit zijn o.a.:
GSD 22 digitaal echolood:
levert echoloodgegevens indien aangesloten op het Garmin Marine
Network en een geschikte transducer. De echoloodgegevens worden gedeeld door alle op het
netwerk aangesloten kaartplotters.
GMR 21/41 radarkoepel, GMR 18 radarkoepel en GMR 404/406 radarantenne:
leveren
radargegevens indien aangesloten op het Garmin Marine Network. De radargegevens worden
gedeeld door alle op het netwerk aangesloten kaartplotters.
Deel BlueChart g2 Vision-kaartgegevens van een SD-kaart in één GPSMAP 4000/5000-
kaartplotter met alle GPSMAP 4000/5000-kaartplotters die op het Marine Network zijn
aangesloten.
OPMERKING: blueChart g2 Vision-kaarten zijn alleen compatibel met GPSMAP 4000/5000-
kaartplotters. Oudere met het Garmin Marine Network compatibele kaartplotters (zoals de
GPSMAP 3010) kunnen wel op uw netwerk worden aangesloten, maar geen BlueChart
g2 Vision-gegevens delen.
Breng waypoint-, route- en trackgegevens over van één op het Garmin Marine Network
aangesloten kaartplotter over naar alle andere op het Marine Network aangesloten kaartplotters.
De gegevens kunnen worden gekloond van één kaartplotter naar elke andere aangesloten
kaartplotter, of de gegevens van alle kaartplotters kunnen worden samengevoegd en gedeeld
met elke andere aangesloten kaartplotter.
32 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
het gArmIn mArIne netWorK gebruIKen
marItIem
netWerK
Aangesloten Garmin Marine Network-apparaten weergeven
Om alle op het Garmin Marine Network aangesloten apparaten weer te geven, selecteert u in het
startscherm Instellen > Systeem > Systeem informatie > Netwerk apparaten.
Netwerkapparaten
Aliassen
gedenieerd
Geen alias
gedenieerd
Elk aangesloten apparaat wordt rechts op het scherm weergegeven. Om een alias of naam toe
te wijzen aan een van de apparaten, voor identicatiedoeleinden, selecteert u het apparaat.
Gebruik de TUIMELSCHAKELAAR (GPSMAP 4008/4012) of het toetsenblok op uw
scherm (GPSMAP 5008/5012) om het apparaat te benoemen.
Selecteer Terug of druk op de toets HOME om terug te gaan naar het startscherm.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 33
de rAdAr gebruIKen
de radar
gebruIKen
de radar gebruIKen
Wanneer u uw kaartplotter aansluit op een optionele Garmin-scheepsradar, bijv. een GMR 404/406 of
GMR 18, kunt u meer informatie zien over uw omgeving. De Garmin-scheepsradar wordt aangesloten
via het Garmin Marine Network en deelt radargegevens met alle kaartplotters binnen het netwerk.
De Garmin-scheepsradar zendt een smalle bundel microgolfenergie uit, bij een draaiing van 360º.
Wanneer die energiebundel op een doel stuit, reecteert een deel van de energie terug naar de radar.
WAARSCHUWING: de scheepsradar zendt microgolfenergie uit, die een gevaar kan vormen voor mens
en dier. Controleer, vóór de radar wordt ingeschakeld, of de directe omgeving vrij is. De radarbundel
bestrijkt een gebied van ca. 12° boven en onder de horizontale lijn vanuit het midden van de radar. Kijk
niet direct in de radarbundel; de ogen zijn het gevoeligste deel van het lichaam.
De radar inschakelen:
1. Als u het netwerk inschakelt, start de warming-up van de radar. Een aftelsignaal maakt u erop
attent wanneer de radar gereed is. Selecteer in het startscherm
Radar > Onder motor.
OPMERKING: om veiligheidsredenen gaat de radar na de warming-up in de stand-bymodus. Dat
geeft u de gelegenheid, te controleren of de omgeving van de radar vrij is, voordat u deze inschakelt. De
microgolfenergie die door de scanner wordt uitgezonden, kan gevaarlijk zijn.
2. Zodra de melding “Gereed voor zenden” verschijnt, drukt u op de
aan/uit-knop (niet indrukken
en vasthouden, daarmee kunt u de kaartplotter uitschakelen) of drukt u op
MENU.
3. Selecteer rechtsonder in het scherm
Radar zenden. Gedurende enkele seconden verschijnt een
“indraai”-bericht; dan begint de radar een beeld op te bouwen.
De radar uitschakelen:
1. Druk kort op de aan/uit-knop van de kaartplotter (niet vasthouden, daarmee kunt u de
kaartplotter uitschakelen) of druk op
MENU.
2. Selecteer
Ga op standby.
34 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
de rAdAr gebruIKen
de radar
gebruIKen
Het scherm Onder motor
Op het scherm Onder motor kunt u een schermvullend beeld weergeven van de verzamelde
radarinformatie. Uw positie is in het midden van het scherm en de cirkels geven de afstanden weer.
Afstandcirkels
Koerslijn
Zoomschaal
De zoomschaal is de afstand van uw positie (het midden) tot de buitenste cirkel. Elke ring
vertegenwoordigt een gelijk deel van de zoomschaal. Als bijvoorbeeld de zoomschaal is ingesteld op
drie kilometer, is elke ring gelijk aan één kilometer verder uit het midden.. Met de toetsen RANGE (+/-)
(GPSMAP 4008/4012) of de toetsen en (GPSMAP 5008/5012) kunt u de zoomschaal aanpassen.
Instellingen in het scherm Onder Motor
Druk op MENU voor meer instellingen of opties voor het scherm Onder motor.
Versterking: stuurt de gevoeligheid van de radarontvanger aan. De standaardinstelling, Auto, wordt
automatisch aangepast voor optimale prestaties. Selecteer Op of Neer om de versterking handmatig aan
te passen; selecteer Auto om terug te gaan naar de standaardinstelling.
Regenonderd.:
past de versterking aan bij ongewenste ruis door regen bij kort bereik. Selecteer
Op of Neer om de gevoeligheid voor ruis door regen aan te passen.
Zee onderdr.: past de gevoeligheid aan bij ruis die wordt veroorzaakt door een onrustige zee.
Selecteer Vlgd Preset om te wisselen tussen Ruw, Mid, Kalm, of Uit. Selecteer Op of Neer om
de gevoeligheid voor ruis door onrustige zee aan te passen.
Alarmzone: denieert een veilige zone rondom uw boot. Als een gedetecteerd object binnen deze
zone komt, weerklinkt een waarschuwingssignaal. Selecteer Aan of Uit. Als de bewakingszone is
ingeschakeld, kunt u de grens ervan instellen door Bijstellen bewakingszone te selecteren:
Hoek 1 (en Hoek 2): Gebruik de TUIMELSCHAKELAAR (GPSMAP 4008/4012) zoals met
pijltjes aangegeven ( en ) om de grootte van de bewakingszone in te stellen. Selecteer
Hoek 1 of Hoek 2 om het referentiepunt te wijzigen. Bij GPSMAP 5008/5012-apparaten
drukt u op Hoek 1 en tikt u vervolgens op het punt op het scherm waar u de eerste hoek van de
bewakingszone wilt plaatsen. Herhaal dit met Hoek 2.
Cirkel: Sluit uw boot volledig in de bewakingszone in. Met Hoek 1 of Hoek 2 kunt u de grootte
aanpassen.
Hoek 1 Hoek 2 Cirkel
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 35
de rAdAr gebruIKen
de radar
gebruIKen
Projecteer cijfers: kruissnelheid, navigatie en visplaatsen weergeven of verbergen.
Radar instelling:
toegang tot geavanceerde radarinstellingen.
Doel zoeken op het scherm Onder motor
Gebruik de TUIMELSCHAKELAAR (GPSMAP 4008/4012) of tik op de plaats van het doel
(GPSMAP 5008/5012) om met doelzoeken te beginnen. Een groene cirkel en een groene lijn verschijnen.
De groene cirkel komt overeen met de bereikcirkels, om de afstand van een object tot uw locatie te helpen
bepalen. De groene lijn komt overeen met de koerslijn, om de peiling van een object vanaf uw locatie te
helpen bepalen. Door de TUIMELSCHAKELAAR te bewegen, stelt u het punt bij waar de groene cirkel
de groene lijn doorkruist. Dit punt geeft uw doel weer. Terwijl u het doel beweegt over objecten op het
radarscherm, worden rechts op het scherm doelopties weergegeven.
Het scherm Onder motor - doel zoeken
Koerslijn
Doelopties
Doel
(doorkruising)
Om het doelzoeken te stoppen, selecteert u Stop wijzen.
Doelopties
Creëer waypoint: markeer een waypoint bij het doelobject of de doellocatie.
Bepaal Target:
wijs een MARPA-tag (Mini Automatic Radar Plotting Aid) toe aan het doelobject.
OPMERKING: voor MARPA is een koerssensor vereist. De koerssensor moet de NMEA 0183-zin
HDM of HDG uitvoeren.
MARPA Doel (verschijnt alleen wanneer u een gelabeld MARPA-object zoekt): opent het
informatievenster van hetMARPA-doel. Verwijder MARPA-objecten uit dit venster.
MARPA-doel zoeken
MARPA-object
volgen
Doelopties
MARPA-object
gevonden
Opent MARPA-
doelinformatievenster
MARPA-doel kwijt
Gevaarlijk
MARPA-object
36 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
de rAdAr gebruIKen
de radar
gebruIKen
Het radaroverlayscherm
Met de optie Radar overlay kunt u radarinformatie op de navigatiekaart projecteren.
Kaartschaal
Radarbereik
Selecteer in het startscherm Radar > Radar overlay. Het radarbeeld wordt weergegeven in oranje en op
de navigatiekaart geprojecteerd. Met de toetsen RANGE (+/-) (GPSMAP 4008/4012) of de toetsen
en (GPSMAP 5008/5012) kunt u in- en uitzoomen. Als u zoomt terwijl u de map verschuift, heeft
dit alleen invloed op de zoomschaal van de kaart. Het radarbereik blijft gelijk. Als u zoomt terwijl de
kaart op de boot is vergrendeld (niet verschuift) heeft dit invloed op de zoomschaal van de kaart en het
radarbereik.
Druk op MENU voor meer instellingen of opties voor het radaroverlayscherm. Selecteer Bijstellen
kaart om toegang te krijgen tot de kaartopties. Selecteer Bijstellen radar om terug te gaan naar de
radarinstelopties.
Radarinstellingen wijzigen
Om de radarinstellingen te wijzigen, selecteert u in het startscherm Radar > Radar instelling.
Oriëntatie: hiermee wijzigt u het perspectief van de radarweergave.
Koerslijn: een lijn in de vaarrichting weergeven of verbergen.
Cirkels: de bereikcirkels van de radar weergeven of verbergen.
Kijk-voor.snlhd: inschakelen om uw positie naar de onderkant van het scherm te verplaatsen als uw
snelheid hoger wordt. Voer voor de beste werking uw topsnelheid in.
Getimed zend.:
een zend-/standby-cyclus instellen en aanpassen. Stel de transmissietijd (Zendtijd)
en de standby-tijd (Standby tijd) in in minuten.
Xtalk onderdr. (crosstalk): storingen door een andere radar in de nabijheid uitlteren.
Uitgebreid: toegang tot geavanceerde radarinstellingen:
FTC
(Fast Time Constant): verminderen van ongewenste ruis door regen op afstand.
Voorzijde boot: offset van de boeg als u de radar in een hoek aanbrengt.
Antenne afmeting (alleen GMR 404/406): selecteer de afmeting van uw antenne (4 of 6 voet).
Scanner snelheid (alleen GMR 404/406): stel de motorsnelheid van uw GMR 404/406-radar in
op Normale snelheid of Hoge snelheid. Bij de optie Hoge snelheid wordt de draaisnelheid van de
antenne verhoogd, waardoor het scherm sneller wordt ververst.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 37
eCholood gebruIKen
eCholood
gebruIKen
eCholood gebruIKen
Als uw kaartplotter wordt aangesloten op een Garmin GSD 22 peilmodule en een transducer, wordt uw
apparaat een krachtige Fishnder. De GSD 22 is verbonden met het Garmin Marine Network en deelt
echoloodgegevens met elke op het netwerk aangesloten kaartplotter.
Het volledige scherm
Selecteer de optie Volledig scherm om de echoloodgegevens van de transducer op het hele scherm weer
te geven. De diepteschaal rechts op het scherm geeft de diepte van de waargenomen objecten weer, terwijl
het scherm van rechts naar links schuift.
Selecteer in het startscherm Echolood > Volledig scherm.
Zwevend doel
Bodem
Diepte, temperatuur
en vaarsnelheid
GPS-snelheid en
GPS-koers
Transducerfrequentie
Bereik
Het gesplitste zoomscherm
Op het gesplitste zoomscherm beschikt u over de volledige echoloodgegevens in de graek en een
gedeelte daarvan in een ingezoomde uitsnede.
Selecteer in het startscherm Echolood > Splits zoom.
Bereik
Diepte, temperatuur
en vaarsnelheid
GPS-snelheid en
GPS-koers
Transducerfrequentie
Zoomniveau
Zoom-
venster
Ingezoomde
diepteschaal
38 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
eCholood gebruIKen
eCholood
gebruIKen
Het gesplitste frequentiescherm
Op het gesplitste frequentiescherm (alleen bij een transducer met dubbele frequentie) ziet u zowel de
50-kHz als de 200-kHz graek in hetzelfde scherm. Links wordt een 200-kHz graek weergegeven,
rechts een 50-kHz graek.
Selecteer in het startscherm Echolood > Gesplitste frequentie.
Diepte, temperatuur
en vaarsnelheid
GPS-snelheid
en GPS-koers
Transducerfrequenties
Bereik
Het temperatuurlogscherm
Als u een transducer met temperatuurmeting gebruikt, wordt in het scherm Temperatuurlog een graek
bijgehouden waarin de temperatuurwijzigingen zijn afgezet tegen de tijd. De huidige temperatuur en
diepte worden in de linkerbovenhoek weergegeven.
Selecteer in het startscherm Echolood > Temp log.
Temperatuur
en diepte
Verstreken tijd
Tempera-
tuurbereik
De temperatuur wordt aan de rechterkant weergegeven en de verstreken tijd staat eronder. De graek
verschuift naar links met het verstrijken van de tijd.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 39
eCholood gebruIKen
eCholood
gebruIKen
Het echolood instellen
In het scherm Echolood instelling kunt u de instellingen voor alle echoloodschermen deniëren en
instellen.
Selecteer in het startscherm Echolood > Echolood instelling.
Kleurenschema: kies wit of blauw. Hiermee wijzigt u de achtergrond van alle echoloodschermen, maar
niet van het temperatuurlogscherm.
Vissymbolen: hiermee stelt u in hoe het echolood zwevende doelen interpreteert.
Het apparaat interpreteert geen echoloodgegevens (standaard).
Zwevende doelen worden met symbolen aangeduid. Achtergrondgegevens worden
weergegeven, zodat het verschil tussen vis en structuur beter zichtbaar is.
Zwevende doelen worden met symbolen aangeduid en achtergrondgegevens worden
weergegeven. Ook wordt de doeldiepte van elk symbool aangegeven.
Zwevende doelen worden met symbolen aangeduid. Achtergrondgegevens worden niet
weergegeven.
Zwevende doelen worden met symbolen aangeduid en achtergrondgegevens worden niet
weergegeven. De doeldiepte van elk symbool wordt aangegeven.
Schuifsnelheid: hiermee past u de snelheid aan waarmee het echolood van rechts naar links schuift
(Ultra schuif, Snel, Middel, of Langzaam). Als u een transducer met snelheidsmeting gebruikt,
selecteert u Auto, zodat de schuifsnelheid automatisch wordt aangepast aan de watersnelheid van de boot.
Oppervlak ruis: hiermee kunt u de opgevangen echoloodsignalen nabij het wateroppervlak weergeven of
verbergen. Als u de oppervlakteruis verbergt, wordt de weergave overzichtelijker.
Wittelijn: hiermee wordt de sterkte van het opgevangen signaal van de bodem gemarkeerd om de
hardheid of zachtheid aan te geven.
Uit: (standaard) de witte lijn is uitgeschakeld.
Hoog: de meest gevoelige instelling. Vrijwel alle sterke retoursignalen worden wit gemarkeerd
weergegeven.
Middel: een groot aantal sterke retoursignalen wordt wit gemarkeerd.
Laag: de minst gevoelige instelling. Alleen de sterkste retoursignalen worden wit gemarkeerd.
Projecteer cijfers:
hiermee kunt u de accuspanning, watertemperatuur, watersnelheid (als de transducer
hiervoor geschikt is), kruissnelheid en navigatie verbergen of weergeven.
OPMERKING: als u de watertemperatuur of watersnelheid wilt weergeven, wijzigt u de instelling in
Auto. Als de aangesloten transducer hiervoor geschikt is, worden de gegevens weergegeven.
40 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
eCholood gebruIKen
eCholood
gebruIKen
Geavanceerde echoloodinstellingen
Als u de geavanceerde echoloodinstellingen wilt aanpassen, drukt u op MENU als het echoloodscherm
wordt weergegeven.
Bereik: het bereik van de diepteschaal rechts op het scherm (Auto of Handmatig).
Versterking: hiermee kunt u de gevoeligheid van de echoloodontvanger instellen (Auto of Handmatig).
Als u meer details wilt zien, verhoogt u de versterking. Als het scherm onoverzichtelijk is, verlaagt u de
versterking.
Frequentie: wanneer u een transducer met dubbele frequentie gebruikt, kunt u bepalen hoe de frequenties
op het scherm worden weergegeven (200 kHz, 50 kHz, Dubbel, of Auto).
Zoom: hiermee kunt u inzoomen op een gedeelte van het volledige scherm. De zoominstelling is uit of
standaard ingesteld op Geen zoom. Er zijn vier opties beschikbaar:
2x zoom: twee keer vergroten.
4x zoom: vier keer vergroten.
Bodem vast: vergrendelt het zoomvenster aan de bodem.
Splits zoom: opent het gesplitste zoomscherm.
Dieptelijn: als u snel een bepaalde diepte wilt zien (Aan of Uit).
A-scope: een verticale itser aan de rechterkant van het scherm (Aan of Uit).
Echolood instelling: opent het echoloodinstelscherm. Zie pagina 39.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 41
appendIx
AppendIx
appendIx
Specicaties
Fysieke specicaties
Afmetingen: GPSMAP 4008: 176,9 x 284,4 x 106 mm (HxBxD)
GPSMAP 4012: 240,5 x 375 x 105,1 mm (HxBxD)
GPSMAP 5008: 173,5 x 256 x 105,9 mm (HxBxD)
GPSMAP 5012: 240,5 x 330 x 119,2 mm HxBxD))
Gewicht: GPSMAP 4008: 2,72 kg
GPSMAP 4012: 4,5 kg
GPSMAP 5008: 2,72 kg
GPSMAP 5012: 4,3 kg
Scherm: GPSMAP 4008: 131,4 x 174 mm (HxB)
GPSMAP 4012: 184,3 x 245,8 mm (HxB)
GPSMAP 5008: 128,2 x 170,9 mm (HxB)
GPSMAP 5012: 180,49 x 235,97 mm (HxB)
Behuizing: volledig afgedicht, schokbestendig kunststof en aluminiumlegering, waterbestendig
conform IEC 529 IPX
Temp. bereik:
-15° to 55° C
Compass Safe Distance: GPSMAP 4008/5008: 80 cm
GPSMAP 4012/5012: 1 m
GPS-prestaties (met GPS 17)
Ontvanger: Differentiële ontvanger met 12 parallelle kanalen, geschikt voor WAAS
Zoektijden:
Warm weer: 15 seconden
Koud weer: 45 seconden
AutoLocate: 2 minuten
Verversingsfrequentie: 1 x per seconde, continu
GPS-nauwkeurigheid:
Positie:
<15 m, 95% standaard
Snelheid: 0,05 m/sec. steady state
WAAS-nauwkeurigheid:
Positie:
<3 m, 95% standaard
Snelheid: 0,05 m/sec. steady state
Dynamiek: 6 G
Voeding
Voedingsspanning: 10-35 VDC
Verbruik: 4008/5008 35 W max. bij 10 VDC
4012/5012: 40 W max bij 10 VDC
Zekering: 7,5 A, 42 V snel
NMEA 2000-specicaties:
Load Equivalency Number (LEN): 2
Weergave-eenheid: 75 mA max
42 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
AppendIx
appendIx
Apparaatinstellingen initialiseren
Wanneer u uw apparaat voor het eerst gaat gebruiken, moet u een aantal begininstellingen congureren.
Dit moet eveneens gebeuren wanneer u de fabrieksinstellingen herstelt.
OPMERKING: u kunt deze instellingen later wijzigen via het conguratiescherm.
Taal: selecteer de taal die u op het scherm wilt zien.
Welkom: selecteer OK.
NMEA apparaten?: selecteer Ja als u NMEA-apparaten hebt aangesloten of gaat aansluiten.
AIS aansluiting:
selecteer het soort op de kaartplotter aangesloten AIS-apparaten (NMEA standaard,
NMEA hoge snelheid, of NMEA 2000).
OPMERKING: deze optie verschijnt alleen, wanneer u met JA hebt geantwoord op het scherm NMEA
apparaten? screen.
Positieformaat: geef aan, welk coördinatensysteem u wilt gebruiken voor de locatiebepalingen.
Tijdformaat:
geef aan, of u de tijd wilt weergeven in 12 uurs-, 24 uurs-, of UTC- (Universal Time
Code) formaat.
Tijdzone:
selecteer uw tijdzone.
Eenheden: geef aan, welke maateenheden u op uw scherm wilt weergeven: Statuut, Metrisch, of
Nautisch.
Minimum veilige diepte: selecteer de minimaal veilige diepte voor uw boot. Raadpleeg de documentatie
van uw boot voor meer informatie.
Minimum ruimte boven: selecteer de minimum doorvaarhoogte voor uw boot. Raadpleeg de
documentatie van uw boot voor meer informatie.
Zone alarm (wordt weergegeven als een AIS-verbinding wordt aangegeven): selecteer Ja om
zonealarmen in te stellen.
Zone afstand (wordt weergegeven als het antwoord bij Zone alarm Ja is): selecteer de geschatte afstand
tot een aanvaring waarbinnen u een zonealarm wilt geven.
Zone tijd (wordt weergegeven als het antwoord bij Zone alarm Ja is): selecteer de geschatte tijd tot een
aanvaring waarbinnen u een zonealarm wilt geven.
Het aanraakscherm kalibreren
Bij GPSMAP 5008/5012-apparaten moet u mogelijk het aanraakscherm kalibreren.
Het aanraakscherm kalibreren op GPSMAP 5008/5012-apparaten:
1. Schakel het apparaat uit. Als het waarschuwingsscherm verschijnt, drukt u ten minste 15 seconden
lang op het scherm, tot het kalibratiescherm verschijnt.
2. Volg de instructies op het scherm om het aanraakscherm te kalibreren.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 43
AppendIx
appendIx
Alarmen en berichten
GPS miswijzingalarm: de GPS-nauwkeurigheid valt
buiten de door de gebruiker ingestelde waarde.
AIS: Gevaarlijke echo: een AIS-echo vormt een
aanvaringsrisico.
Wekker: de wekker is afgegaan.
Krabbend anker alarm: u bent afgedreven tot buiten de
opgegeven afstand.
Antenne ingang kortsluiting: er is een kortsluiting in de
bedrading naar de GPS 17-antenne.
Nadert waypoint <naam>: de boot bevindt zich
op een aangegeven waarschuwingafstand tot het
bestemmingswaypoint.
Aankomst alarm <naam>: u hebt uw
bestemmingswaypoint bereikt.
Auto-begeleiding kan geen routevoorstel berekenen:
(BlueChart g2 Vision) de automatische begeleiding kan de
route niet berekenen.
Auto-begeleiding kan geen routevoorstel berekenen.
Route inkorten:
(g2 Vision) de automatische begeleiding
kan de route niet berekenen, kies een eindpunt dichterbij.
Auto-begeleiding kan geen routevoorstel berekenen.
Beginpositie niet binnen veilige diepte: (g2 Vision) de
automatische begeleiding kan de route niet berekenen; de
boot ligt niet in water met een veilige diepte.
Auto-begeleiding kan geen routevoorstel berekenen.
Eindpositie niet binnen veilige diepte: (g2 Vision) de
automatische begeleiding kan de route niet berekenen; kies
een eindpunt binnen de aangegeven veilige diepte.
Accu-alarm: de accuspanning is gezakt tot of onder het
door de gebruiker ingestelde niveau.
Bootsnelheid is te laag voor kalibratie: (snelheidssensor)
verschijnt tijdens het kalibreren van de vaarsnelheid.
Controleer of het snelheidswieltje is geblokkeerd en
kalibreer opnieuw. Als het wieltje vrij draait, kalibreer dan
opnieuw en verhoog de snelheid.
Gebruikerkaart onleesbaar: kan de kaart niet lezen bij
een poging de gebruikergegevens over te zetten.
Kan hoge voltages niet lezen. Beperkt tot maximum
bereik: de opgegeven spanning voor de accuwaarschuwing
is hoger dan het meetbereik van het apparaat.
Kan lage voltages niet lezen. Beperkt tot minimum
bereik: de opgegeven spanning voor de accuwaarschuwing
is lager dan het meetbereik van het apparaat.
Kan kaarten niet openen: de kaarten zijn vergrendeld en
kunnen op dit apparaat niet worden gebruikt.
Datakaart onbeschrijfbaar: kan niet naar de kaart
schrijven bij een poging de gebruikergegevens over te
zetten.
Kaart vereist: overzetten gebruikergegevens - plaats een
SD-kaart.
Cartograe werking incompatibel. Software update
vereist: een update van de software is vereist. Neem
contact op met Garmin Product Support voor hulp bij het
updaten van uw software.
Database fout: algemene databasefout. Neem contact op
met Garmin Product Support.
Diep water alarm: (echolood) de boot heeft de door
gebruiker ingestelde waarde voor diep water bereikt.
Noodoproep ontvangen van <naam>: de DSC-module
heeft een noodoproep ontvangen.
Drift alarm: de boot heeft zich verplaatst buiten de door
gebruiker ingestelde afstand.
DSC Positierapport ontvangen van <naam>: de DSC-
module heeft een positiemelding ontvangen.
Binnenvaren ingestelde watertemperatuur:
(temperatuursensor/transducer) de watertemperatuur is
binnen het door gebruiker ingestelde temperatuurbereik.
Verlaten ingestelde watertemperatuur:
(temperatuursensor/transducer) de watertemperatuur is
buiten het door gebruiker ingestelde temperatuurbereik.
Laag brandstof alarm: (NMEA 2000) het NMEA 2000-
network meldt een laag brandstofniveau.
Brandstof kalibratie vereist: (NMEA 2000) de
brandstoftank is bijgevuld; het systeem moet daarom
worden gekalibreerd.
GPS antenne is opgeslagen instellingen kwijt: het
geheugen van de GPS-antenne is gewist. Neem contact op
met Garmin Product Support.
GPS werking incompatibel Software update vereist:
een update van de software is vereist. Neem contact op met
Garmin Product Support voor hulp bij het updaten van uw
software.
GPS functie weggevallen: het apparaat communiceert niet
meer met het GPS-systeem. Controleer het netwerk en de
antennebedrading.
Incompatibel apparaat, software update vereist: er
is een incompatibel apparaat aangesloten; daarom is een
software-update vereist. Neem contact op met Garmin
Product Support voor hulp bij het updaten van uw netwerk.
Ongeldig apparaat verzoek Voer een getal in tussen
(0 - 252): ongeldig NMEA 2000-apparaatverzoek.
Ongeldig systeem verzoek Voer een getal in tussen
(0 - 252): ongeldig NMEA 2000-systeemverzoek.
Verbinding met koerssensor weggevallen: (radar/
NMEA) het apparaat heeft geen verbinding meer met de
koerssensor. Controleer de bedrading.
Aansluiting met GPS weggevallen: geen verbinding meer
met GPS. Controleer het netwerk en de antennebedrading.
Ontvangst weggevallen: het apparaat ontvangt geen
satellietsignalen meer. Controleer of u een onbelemmerd
zicht hebt op de hemel.
Kaartdatum ormaat wordt niet ondersteund: een
kaartformaat op een voorgeprogrammeerde SD-kaart wordt
niet ondersteund.
MARPA: Target gevaarlijk: (radar) een MARPA-target
vormt een risico.
MARPA: Target kwijt: (radar) kan een MARPA-target
niet langer volgen.
44 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
AppendIx
appendIx
NMEA Diepte is onder transducer: (echolood) de
NMEA-diepte-invoer maakt gebruik van de DBT-zin, die
geen rekening houdt met kiel-offset.
Geen DGPS positie: differentiële GPS-ontvangst
weggevallen (WAAS). Controleer of u een onbelemmerd
zicht hebt op de hemel.
Geen gevarenzones gevonden: bij een poging
gebruikersgegevens over te zetten zijn geen gevarenzones
gevonden.
Geen routes gevonden: bij een poging gebruikersgegevens
over te zetten zijn geen routes gevonden.
Geen tracks gevonden: bij een poging gebruikersgegevens
over te zetten zijn geen tracks gevonden.
Geen eigen waypoints gevonden: bij een poging
gebruikersgegevens over te zetten zijn geen
gebruikerwaypoints gevonden.
Niet alle kaarten passen en sommige worden niet
getoond: op de SD-kaart staan meer kaarten dan het
apparaat kan ondersteunen. Sommige kaarten op de
SD-kaart zullen niet worden weergegeven of gebruikt om
kaartkenmerken te zoeken.
Koersfout alarm: de boot wijkt af van de door de
gebruiker ingestelde koers.
AUB kaart plaatsen: wordt weergegeven wanneer u een
functie wilt gebruiken waarvoor een SD-kaart is vereist.
Alarmzone alarm: de boot komt dichtbij een door de
gebruiker ingesteld gevarenpunt.
Gevarenzone alarm geheugen is vol: het geheugen voor
de gevarenpunten is vol. Wis een aantal gevarenpunten om
plaats te maken.
Radar bewakingszone alarm: (radar) in de door de
gebruiker ingestelde radarbewakingszone is een object
waargenomen.
Radar vereist reparatie fout code: (radar) de radar moet
worden gerepareerd. Een foutcode wordt weergegeven om
de diagnose te vergemakkelijken.
Radar werking incompatibel Software update vereist:
een update van de radarsoftware is vereist. Neem contact
op met Garmin Product Support voor hulp bij het updaten
van uw netwerk.
Radar functie weggevallen: (radar) het apparaat
communiceert niet meer met de radar. Controleer het
netwerk en de radarbedrading.
Route bestaat al: de opgegeven routenaam bestaat al. Kies
een andere naam.
Route is vol: deze route is vol, meer waypoints kunnen niet
worden toegevoegd.
Routegeheugen is vol, kan geen route maken: het
routegeheugen van het apparaat is vol, meer routes kunnen
niet worden berekend. Wis een aantal routes om plaats te
maken.
Route opgedeeld: enkele punten aan het einde van de route
worden genegeerd.
Ondiep water alarm: (echolood) de boot heeft de door
gebruiker ingestelde waarde voor ondiep water bereikt.
Simuleert werking: de simulatormodus is ingeschakeld.
Echolood defect, reparatie vereist: het echolood werkt
niet goed; het apparaat moet worden opgestuurd voor
reparatie. Neem contact op met Garmin Product Support.
Echolood werking incompatibel Software update
vereist: een update van de software is vereist. Neem
contact op met Garmin Product Support voor hulp bij het
updaten van uw netwerk.
Echolood functie weggevallen: (echolood) het apparaat
communiceert niet meer met het echolood. Controleer het
netwerk en de echoloodbedrading.
Het geselecteerde positieformaat is gekoppeld aan deze
kaartdatum: verklaring kaartdatumbeperking.
Getij alarm: het getij heeft de door gebruiker ingestelde
waarschuwingwaarde bereikt.
Track bestaat al: de opgegeven tracknaam bestaat al. Kies
een andere naam.
Tracklog geheugen is vol: er is geen plaats meer in het
actieve trackloggeheugen.
Track opgedeeld: enkele punten aan het einde van de track
worden genegeerd.
Transducer niet aangesloten, echolood uitgeschakeld:
de transducer is afgekoppeld. Het echolood is
uitgeschakeld. Controleer de bedrading van de transducer.
Verzending gereed: de overdracht van de
gebruikergegevens is voltooid.
Onbekende brughoogte binnen berekende auto-
begeleiding corridor: (g2 Vision) binnen de automatische
begeleidingsroute bevindt zich een brug met onbekende
hoogte.
Gebruikerkaart niet gevonden: overdracht
gebruikersgegevens. Zorg dat een SD-kaart correct is
geplaatst.
Watersnelheid sensor werkt niet: de vaarsnelheidssensor
werkt niet goed. Controleer het wieltje op obstakels en
controleer de bedrading.
Watertemperatuur alarm: (temperatuursensor/transducer)
de watertemperatuur heeft de door gebruiker ingestelde
watertemperatuurwaarschuwingsgrens bereikt.
Let op: Auto-begeleiding beginpositie verplaatst in
verband met veilige diepte: (g2 Vision) auto-begeleiding
heeft de route berekend, maar het vertrekpunt verlegd naar
dieper water.
Let op: Auto-begeleiding eindpositie verplaatst in
verband met veilige diepte: (g2 Vision) autogeleiding
heeft de route berekend, maar het vertrekpunt verlegd naar
dieper water.
Waypoint bestaat al: de opgegeven naam voor het
waypoint bestaat al. Kies een andere naam.
Waypointgeheugen is vol, kan geen waypoints maken:
het waypointgeheugen van de gebruiker is vol. van de
gebruiker is vol. Wis een aantal waypoints om plaats te
maken.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 45
AppendIx
appendIx
Productregistratie
Vul de onlineregistratie vandaag nog in zodat wij u beter kunnen helpen! Ga naar onze website op
http://my.garmin.com.
Gebruik deze ruimte om uw serienummer (het 9-cijferige nummer dat achterop het product staat) te
registreren voor het geval het product onderhoud nodig heeft. Bewaar uw originele aankoopbewijs of een
fotokopie op een veilige plek.
Serienummer: ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___
Contact opnemen met Garmin
Neem contact op met Garmin als u tijdens het gebruik van het apparaat vragen hebt. Neem in de VS
contact op met Garmin Product Support onder telefoonnummer (913) 397.8200 of (800) 800.1020, van
maandag tot en met vrijdag, 8.00 – 17.00 uur Central Time, of ga naar www.garmin.com/support/.
Neem in Europa contact op met Garmin (Europe) Ltd. onder telefoonnummer +44 (0)870.8501241
(buiten het VK) of 0808.2380000 (alleen VK).
Conformiteitsverklaring
Hierbij verklaart Garmin dat dit apparaat voldoet aan de essentiële vereisten en overige relevante
bepalingen in Richtlijn 1999/5/EG.
Voor de volledige conformiteitsverklaring voor uw Garmin-product verwijzen we u naar de Garmin-
website: www.garmin.com/products/. Klik op Manuals en selecteer vervolgens Declaration of
Conformity.
Softwarelicentieovereenkomst
DOOR DIT APPARAAT TE GEBRUIKEN, ONDERWERPT U ZICH AAN DE VOORWAARDEN EN BEPALINGEN
VAN DE VOLGENDE SOFTWARELICENTIEOVEREENKOMST. LEES DEZE OVEREENKOMST ZORGVULDIG.
Garmin kent u een beperkte licentie toe om de software die is ingebouwd in dit apparaat (de “software”) in binaire,
uitvoerbare vorm te gebruiken bij het normale gebruik van dit product. De eigendomstitel, de eigendomsrechten en de
intellectuele eigendomsrechten van de software blijven berusten bij Garmin.
U erkent dat de software het eigendom is van Garmin en wordt beschermd door de copyrightwetten van de Verenigde
Staten van Amerika en internationale copyrightverdragen. U erkent bovendien dat de structuur, ordening en code van
de software waardevolle handelsgeheimen van Garmin zijn en dat de software in de vorm van broncode een waardevol
handelsgeheim van Garmin blijft. U verklaart dat u de software of elk deel daarvan niet zult decompileren, demonteren,
wijzigen, onderwerpen aan reverse assembling of reverse engineering, herleiden tot door mensen leesbare vorm of afgeleide
werken zult maken op basis van de software. U verklaart dat u de software niet zult exporteren of herexporteren naar landen
die de exportwetten van de Verenigde Staten van Amerika schenden.
46 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
AppendIx
appendIx
NMEA 0183 en NMEA 2000
De kaartplotters van de serie GPSMAP 4000/5000 kunnen gegevens verwerken van zowel
NMEA 0183-conforme apparaten als NMEA 2000-apparaten die zijn aangesloten op een bestaand
NMEA 2000-netwerk op uw boot.
NMEA 0183
De NMEA 0183-gegevenskabel die wordt meegeleverd met de kaartplotters van de GPSMAP 4000/5000-
serie, ondersteunt de NMEA 0183-norm die geldt voor de bedrading van diverse NMEA 0183-conforme
apparaten, zoals VHF-radio’s, NMEA-instrumenten, autopilots, windsensoren en koerssensoren.
De kaartplotters van de GPSMAP 4000/5000-serie kunnen gegevens ontvangen van maximaal vier
NMEA 0183-conforme apparaten en GPS-gegevens verzenden naar maximaal zes NMEA 0183-conforme
apparaten.
Raadpleeg voor het aansluiten van kaartplotters van de GPSMAP 4000/5000-serie op optionle
NMEA 0183-conforme apparaten de Installatie-instructies voor de GPSMAP 4000/5000-serie.
Goedgekeurde NMEA 0183-zinnen:
GPBWC, GPRMC, GPGGA, GPGSA, GPGSV, GPGLL, GPBOD, GPRMB, GPRTE, GPVTG, GPWPL,
GPXTE, en eigen Garmin-zinnen: PGRME, PGRMM en PGRMZ.
Dit apparaat ondersteunt ook de WPL-zin, DSC, en NMEA 0183-echoloodinvoer met ondersteuning voor
de zinnen DPT (diepte) of DBT, MTW (watertemp.), en VHW (watertemp., snelheid en koers).
OPMERKING: om te congureren hoe het apparaat deze NMEA 0183-zinnen interpreteert, zie
pagina 28.
NMEA 2000
De kaartplotter van de serie GPSMAP 4000/5000 is NMEA 2000-gecerticeerd en kan gegevens
ontvangen van een op de boot geïnstalleerd NMEA 2000-netwerk, om motorgerelateerde informatie weer
te geven op het instrumentengedeelte van het informatiescherm. Het apparaat kan tevens koersgegevens
ontvangen van een koerssensor die is aangesloten op een geïnstalleerd NMEA 2000-netwerk.
Raadpleeg voor het aansluiten van kaartplotters van de GPSMAP 4000/5000-serie op optionele
NMEA 2000-conforme apparaten de Installatie-instructies voor de GPSMAP 4000/5000-serie.
NMEA 2000 PGN-informatie
De kaartplotter van de GPSMAP 4000/5000-serie accepteert de volgende PGN-informatie van een
NMEA 2000-netwerk:
059392 = ISO-bevestiging
059904 = ISO-aanvraag
060928 = ISO-adresclaim
126996 = Productinformatie
127250 = Vaartuigkoers
127488 = Motorparameters, snelle update (max. 4 motoren)
127489 = Motorparameters, dynamisch (max. vier motoren)
127505 = Vloeistofpeil (0X00 brandstof - ondersteunt geen andere vloeistofsoorten)
Alle kaartplotters van de GPSMAP 4000/5000-serie zijn NMEA 2000-gecerticeerd.
Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie 47
Index
Index
A
A-scope 40
aan/uit-toets 1
AIS 25, 30
andere schepen 25, 30
antenneafmeting (radar) 36 36
apparaat-ID
weergeven 3
apparaat initialiseren 42
apparaat inschakelen 2
apparaat uitschakelen 2
automatische begeleiding 14
B
beeld
systeeminformatie 3
bereik 40
bereiktoetsen 1
bestaand waypoint wijzigen 20
bestemming zoeken op naam 18
bewakingszone 34
BlueChart g2 Vision 10, 31
C
cijfers 5, 8, 12
cijfers projecteren 5, 8, 12, 27, 35, 39
cirkels 8, 36
combinaties 4, 15
communicatie-instellingen 28
congureren 4, 27
andere schepen 30
mijn boot 29
watersnelheid 30
conformiteitsverklaring 45
contact opnemen met Garmin 45
corridorbreedte 8
D
detail 9
dieptelijn 40
doelzoeken (radar) 35
opties 35
DSC 25, 30
E
echolood 4, 37
a-scope 40
bereik 40
dieptelijn 40
frequentie 40
gesplitst frequentiescherm 38
gesplitst zoomscherm 37
kleurenschema 39
oppervlakteruis 39
schuifsnelheid 39
temp log 38
versterking 40
vissymbolen 39
volledig scherm 37
witte lijn 39
zoomen 40
echoloodkegel 12
echoloodkegel hoeken 30
EGNOS 27
F
fabrieksinstellingen
herstellen 3
fabrieksinstellingen herstellen 3
foto’s 9, 14
frequentie 40
FTC 36
G
ga naar 17
gebruikergegevens 24
gebruikergegevens wissen 24
gegevens
gebruiker 24
gebruikergegevens wissen 24
overbrengen 24, 31
gegevens overdragen 24, 31
geleiden naar 17
gesplitst frequentiescherm 38
gesplitst zoomscherm 37
getijdenstation 7, 23
getimed zenden 36
GMR 18 31, 33
GMR 21/41 31
GMR 404/406 31, 33, 36
GPS-satellietsignalen 3, 27
GSD 22 31
H
home-toets 1
huidige locatie markeren 20
huidig station 14, 23
I
informatie 4, 6
AIS 25
andere schepen 25
DSC 25
informatiescherm 23
instellingen
combinaties 16
communicatie 28
echolood 39
echolood (geavanceerd) 40
initialiseren 42
kaart 9
navigatiekaart 5
radar 36
roerganger 8
roergangerbeeld 3D 11
systeem 27
visdoog 3D 11
waarschuwingen 28
instrumenten 25
K
kaartdatum 27
kaarten 4, 5
detail 9
grenzen 9
instellingen 9
navigatie 5
overige objectinformatie 7
roerganger 5
verschuiven 6
visoog 3D 5
vissen 5
weergave 9
werken met 5
zoomen 5
kaartgegevens 5
kaartweergave 9
kiel-offset 29
kleuren 11
kleurenschema 39
kleurmodus 3
koers 27
koers boven 9
koerslijn 9
L
lichtsectoren 9
luchtfoto’s 14
M
maateenheden 27
man overboord 20
maritiem netwerk 31
markeercode 1
MARPA 35
meldingen 43
menutoets 1
mijn boot 29
motorsnelheid (radar) 36
N
navigatiekaart 5
navigatiekaart verschuiven 6
navigeren naar 6, 17
netwerk 31
aangesloten apparaten
weergeven 32
NMEA 0183 28, 46
48 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
4000/5000-serie
Index
NMEA 2000 28, 41, 46
noorden boven 9
numeriek toetsenblok 1
O
objectinformatie 7
omgevingsdiepte 9
oppervlakteruis 39
oriëntatie 9, 36
overige objectinformatie 7
P
POI-gegevens 14
positie-indeling 27
positiepictogram 6
productregistratie 45
R
radar 4, 33
antenneafmeting 36
instellen 36
motorsnelheid 36
projectiescherm 36
rada weergeven 8
registratie 45
roerganger 5, 8
instellingen 8
roergangerbeeld 3D 10
kleuren 11
route bewerken 22
route naar 17
routes
bewerken 22
maken 21
routes berekenen 21
S
satellietbeelden met hoge resolutie
13
satellietsignalen 3
scherm Onder motor (radar) 34
schermtoetsen i, 1
schermverlichting
aanpassen 2
sensor 1
schermverlichtingssensor 1
schuifsnelheid 39
sd-kaarten
invoegen en verwijderen 3
select-toets 1
simulatormodus 4
specicaties 41
startscherm i, 4
stop navigeren 18
symbolen 9
systeeminformatie
weergeven 3
systeeminstellingen 27
T
taal 27
temp log 38
track boven 9
tracks 8, 9, 12
transducer 29
tuimelschakelaar 1
V
vaarsnelheid kalibreren 30
veilige diepte 8, 11, 29
veilige hoogte 29
veilige zone 30
versterking 40
video 26
viskaarten 12
visoog 3D 5, 11
instellingen 11
vissymbolen 39
volledig scherm 37
voorwaartse snelheid 36
W
waarheen 4, 17
waarschuwingen 28, 43
WAAS 27
waypoint 19
bestaande bewerken 20
huidige locatie markeren 20
man overboord 20
nieuwe maken 19
verplaatsen 20
verwijderen 21
waypoint maken 6
waypoint verplaatsen 20
waypoint wissen 21
weergeven 6
wegen 14
witte lijn 39
X
xtalk onderdrukken 36
Z
zoemer 27
zon- en maanstanden 24
zon en maan 24
zoomen 5, 40
Ga voor de laatste gratis software-updates (exclusief kaartgegevens)
gedurende de hele levensduur van uw Garmin-producten naar
de website van Garmin op www.garmin.com.
© 2007 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Garmin International, Inc.
1200 East 151
st
Street, Olathe, Kansas 66062, VS
Garmin (Europe) Ltd.
Liberty House, Hounsdown Business Park, Southampton, Hampshire, SO40 9RB VK
Garmin Corporation
No. 68, Jangshu 2
nd
Road, Shijr, Taipei County, Taiwan
www.garmin.com
Onderdeelnummer 190-00854-35 herziene versie A
7

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Garmin GPSMap 5000 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Garmin GPSMap 5000 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 4,71 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Garmin GPSMap 5000

Garmin GPSMap 5000 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 54 pagina's

Garmin GPSMap 5000 Gebruiksaanwijzing - English - 2 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info