Symptomen Oorzaak Actie
Ongelijkmatige maai-
resultaten.
De robotmaaier werkt te weinig uren per dag. Verleng de maaitijd. Zie
Uitgebreid op pagina
24
.
Vanwege de vorm van het werkgebied moet
Gebied 1-3
worden gebruikt, zodat de robot-
maaier de weg naar alle afgelegen gebieden
vindt.
Gebruik
Gebied 1-3
om de robotmaaier naar
een afgelegen gebied te sturen. Zie
Tuindek-
king op pagina 28
.
De instelling
Hoe vaak?
is niet goed afge-
stemd op de indeling van het werkgebied.
Controleer of
Hoe vaak?
is ingesteld op de
juiste waarde.
Werkgebied te groot. Probeer het werkgebied te verkleinen of de
werktijd te verlengen. Zie
Uitgebreid op pagi-
na 24
.
Botte messen. Vervang alle messen. Zie
Messen vervangen
op pagina 42
.
Lang gras ten opzichte van de ingestelde
maaihoogte.
Verhoog de maaihoogte en stel hem later
weer lager in.
Gras verzameld door de maaischijf of rond de
motoras.
Controleer of de maaischijf vrij en soepel
draait. Als dat niet het geval is, schroeft u de
maaischijf los en verwijdert u alle gras en
vreemde voorwerpen. Zie
Robotmaaier reini-
gen op pagina 41
.
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan
onbedoelde fysieke beschadigingen aan de draad,
bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het
tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad ook
beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond
bewegen. Breuken in de draad kunnen ook worden
veroorzaakt door overmatig strekken tijdens het
installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het
gras meteen na de installatie te kort wordt gemaaid.
Beschadigingen aan de isolatie zorgen soms pas weken
of maanden later voor problemen. Om dit te voorkomen,
moet u de eerste weken na het installeren altijd de
maximale maaihoogte selecteren en de maaihoogte
vervolgens elke tweede week een stap verlagen totdat
de gewenste maaihoogte is bereikt.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken nadat
de las werd gemaakt voor problemen zorgen. Een
foutieve las kan onder meer worden veroorzaakt doordat
de originele koppeling niet stevig genoeg werd
samengedrukt met behulp van een tang of doordat een
koppeling van een mindere kwaliteit dan de originele
koppeling werd gebruikt. Controleer eerst alle bij u
bekende lassen voordat u verdergaat met de
foutopsporing.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de
afstand van de lus waar de breuk kan zijn opgetreden
steeds te halveren, totdat er nog maar een kort stuk
draad over is.
De volgende methode werkt niet wanneer de
ECO-
modus
actief is. Zorg dat de
ECO-modus
eerst wordt
uitgeschakeld. Zie
ECO-modus op pagina 30
.
1. Controleer of het indicatielampje in het laadstation
blauw knippert, wat een breuk in de begrenzingslus
aangeeft. Zie
Indicatielampje in het laadstation op
pagina 48
.
2. Controleer of de aansluitingen van de
begrenzingsdraad naar het laadstation correct zijn
aangesloten en niet zijn beschadigd. Controleer of
het indicatielampje in het laadstation nog steeds
blauw knippert.