doorgang waar de robotmaaier doorheen kan is 60
cm/24 inch (tussen begrenzingsdraden).
Let op: In doorgangen van smaller dan 2 m/6,5 ft
(tussen begrenzingsdraden) wordt door GARDENA
aangeraden om een begeleidingsdraad aan te brengen.
3.5.3.3 Hellingen
De robotmaaier kan op hellingen werken. De maximale
helling wordt gedefinieerd als een percentage (%) en
wordt berekend als het hoogteverschil in centimeters per
meter.
De begrenzingsdraad mag niet op een helling van meer
dan 15% worden gelegd. De kans bestaat dat de
robotmaaier daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier
stopt dan en de foutmelding
Buiten maaigebied
wordt
weergegeven. Dat kan vooral gebeuren bij natte
weersomstandigheden, omdat de wielen dan op het
natte gras kunnen gaan slippen.
De begrenzingsdraad kan ook op een helling steiler dan
10% worden gelegd als er een obstakel is waar de
robotmaaier tegenaan mag rijden, zoals bijvoorbeeld
een omheining of dichte haag.
Binnen het werkgebied kan de robotmaaier zones met
een helling tot 25% maaien. Gebieden met een grote
hellingsgraad moeten met begrenzingsdraad worden
geïsoleerd.
Als zich aan de buitenrand van het werkgebied hellingen
bevinden die steiler zijn dan 10% moet de
begrenzingsdraad op een vlakke ondergrond worden
gelegd op een afstand van ongeveer 20 cm voor het
begin van de helling.
3.5.4 De begrenzingsdraad leggen
Als u de begrenzingsdraad met krammen gaat
vastzetten:
• Maai het gras op de plek waar u de draad gaat
leggen heel kort met een gewone gazonmaaier of
trimmer. U kunt de draad dan dicht bij de grond
leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de
robotmaaier de draad doorsnijdt of de isolatie van de
draad beschadigt.
• De begrenzingsdraad moet overal vlak tegen de
grond liggen, zodat hij niet wordt doorgesneden
voordat de graswortels er overheen zijn gegroeid.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer
het gras meteen na de installatie te kort wordt
gemaaid. Beschadigingen aan de isolatie zorgen
soms pas weken of maanden later voor problemen.
Om dit te voorkomen, moet u de eerste weken na
het installeren altijd de maximale maaihoogte
selecteren en de maaihoogte vervolgens elke
tweede week een stap verlagen totdat de gewenste
maaihoogte is bereikt.
• Gebruik een hamer om de krammen in de grond te
tikken. Wees voorzichtig bij het inslaan van de
krammen en zorg dat de draad niet te strak komt te
staan.
Als u de begrenzingsdraad gaat ingraven:
• Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm/0,4
inch en maximaal 20 cm/8 inch onder de grond legt.
De draad kan worden ingegraven met behulp van
bijvoorbeeld een kantensteker of een rechte spade.
18 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018