681406
8
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/60
Pagina verder
gardena.com
Gebruiksaanwijzing
SILENO city, smart SILENO city
LT 64.indd 1 2017-12-08 14:06:51
Inhoud
1 Inleiding
1.1 Memo..................................................................... 3
1.2 Productbeschrijving................................................3
1.3 Productoverzicht.................................................... 5
1.4 Symbolen op het product....................................... 5
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidsdefinities................................................7
2.2 Algemene veiligheidsinstructies............................. 7
2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening..................... 8
3 Installatie
3.1 Presentatie........................................................... 11
3.2 Voorbereidingen...................................................11
3.3 Laadstation...........................................................12
3.4 De accu laden...................................................... 15
3.5 Grensdraad.......................................................... 15
3.6 De begrenzingsdraad aansluiten......................... 19
3.7 De begeleidingsdraad installeren.........................20
3.8 De installatie controleren......................................22
3.9 Ingebruikname en begeleidingskalibratie.............22
3.10 Bedieningspaneel...............................................22
3.11 Menustructuur.................................................... 23
3.12 Schema.............................................................. 24
3.13 smart system......................................................26
3.14 Instellingen......................................................... 27
3.15 Overzicht menustructuur.................................... 32
3.16 Overzicht menustructuur.................................... 33
3.17 Voorbeelden van indelingen van tuinen............. 34
4 Werking
4.1 De AAN/UIT-knop................................................ 37
4.2 De robotmaaier starten........................................ 37
4.3 Bedieningsmodi....................................................37
4.4 Stoppen................................................................38
4.5 Uitschakelen.........................................................38
4.6 Schema en Stand-by............................................38
4.7 Een lege accu opladen.........................................39
4.8 Maaihoogte aanpassen........................................39
5 Onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud........................................ 41
5.2 Robotmaaier reinigen...........................................41
5.3 Messen vervangen...............................................42
5.4 Software-update...................................................42
5.5 Accu..................................................................... 42
5.6 Winterbeurt...........................................................43
6 Probleemoplossing
6.1 Introductie - problemen oplossen.........................44
6.2 Foutmeldingen..................................................... 44
6.3 Informatiemeldingen.............................................47
6.4 Indicatielampje in het laadstation......................... 48
6.5 Symptomen.......................................................... 49
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen........................ 50
7 Vervoer, opslag en verwerking
7.1 Transport..............................................................53
7.2 Winterbeurt...........................................................53
7.3 Na de winteropslag.............................................. 53
7.4 Informatie over het milieu.....................................53
7.5 Accu verwijderen voor recyclen........................... 54
8 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens.......................................... 55
9 Garantie
9.1 Garantiebepalingen..............................................57
10 EG verklaring van overeenstemming
10.1 EG verklaring van overeenstemming................. 58
2 367 - 004 - 16.02.2018
1 Inleiding
1.1 Memo
Serienummer:
PIN-code:
Productregistratiecode:
De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard. Deze code
hebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van GARDENA of om de robotmaaier te ont-
grendelen in het geval u uw pincode niet meer weet. De productregistratiecode staat op een apart document in de
productverpakking.
Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om GARDENA hiervan op de hoogte te stellen. Neem in dat
geval contact op met de klantenservice van GARDENA en geef het serienummer van de robotmaaier door, zodat hij
als gestolen kan worden geregistreerd in een internationale database. Dat vormt een belangrijke stap in de diefstal-
beveiliging van de robotmaaier en maakt het kopen en verkopen van gestolen robotmaaiers minder aantrekkelijk.
Het serienummer van het product bestaat uit 9 cijfers en staat op het productplaatje en de productverpakking.
www.gardena.com
1.2 Productbeschrijving
Gefeliciteerd met uw keuze voor een product van
uitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uw
GARDENA-robotmaaier te halen, moet u weten hoe hij
werkt. Deze bedieningshandleiding bevat belangrijke
informatie over de robotmaaier, de installatie en het
gebruik van het product. Naast deze
bedieningshandleiding zijn er aanvullende
informatiefilms met instructies te vinden op de website
van GARDENA, www.gardena.com.
Denk erom dat de gebruiker verantwoordelijk is voor
ongelukken of beschadigingen van andere mensen of
hun eigendommen.
GARDENA werkt voortdurend aan het verder
ontwikkelen van zijn producten en behoudt zich het
recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen in
het ontwerp, het uiterlijk en de werking van zijn
producten aan te brengen.
1.2.1 Capaciteit
De robotmaaier is geschikt voor gazons tot de max.
capaciteit vermeld in
Technische gegevens op pagina
55
.
De grootte van het gebied dat de robotmaaier kan
maaien, is voornamelijk afhankelijk van de toestand van
de messen en het type ervan, en de groei en het
vochtgehalte van het gras. Ook de vorm van het gazon
speelt een rol. Wanneer de tuin voornamelijk uit open
gazongebieden bestaat, kan de robotmaaier een groter
oppervlak per uur maaien dan wanneer de tuin uit
diverse kleine gazons bestaat, die van elkaar worden
gescheiden door bomen, bloemperken en doorgangen.
Een volledig geladen robotmaaier maait 60 tot 80
minuten lang, afhankelijk van de staat van de accu en
het gazon. Vervolgens wordt de robotmaaier 60 tot 70
minuten opgeladen. De laadtijd is afhankelijk van
factoren zoals de omgevingstemperatuur.
1.2.2 Maaitechniek
Het systeem van de robotmaaier is efficiënt en
energiezuinig. In tegenstelling tot veel andere
standaardgrasmaaiers snijdt de robotmaaier het gras in
plaats van het eraf te slaan. Deze techniek voor
regelmatig snijden verbetert de graskwaliteit.
Verzameling van gras is niet nodig en kleine stukjes
gesneden gras verminderen de behoefte aan
meststoffen. Bovendien komen er geen emissies vrij, is
de robotmaaier gebruiksvriendelijk en zal uw gazon er
altijd goed uitzien.
Voor het beste resultaat wordt aangeraden om de
robotmaaier voornamelijk te laten maaien bij droog
weer. De robotmaaier kan ook maaien als het regent,
maar nat gras blijft makkelijker op de robotmaaier
vastzitten en het risico dat de robotmaaier op steile
hellingen slipt, is groter.
367 - 004 - 16.02.2018 Inleiding - 3
De messen moeten in goede staat zijn voor de beste
maairesultaten. Houd de messen zo lang mogelijk
scherp door het gazon vrij van takken, steentjes en
andere objecten te houden.
Vervang de messen regelmatig voor het beste
maairesultaat. Zie
Messen vervangen op pagina 42
.
1.2.3 Werkmethode
De robotmaaier maait automatisch het gazon. Hierbij
wisselen maaien en laden elkaar continu af.
Wanneer de robotmaaier een obstakel raakt of de
begrenzingsdraad nadert, rijdt de robotmaaier achteruit
en kiest hij vervolgens een nieuwe richting. Sensoren op
de voor- en achterkant van de robotmaaier detecteren
wanneer de robotmaaier de begrenzingsdraad nadert.
De voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een bepaalde
afstand voorbij de begrenzingsdraad voordat de maaier
keert. De afstand kan zo nodig worden aangepast aan
de installatie.
De STOP-knop boven op de robotmaaier wordt vooral
gebruikt om de rijdende robotmaaier te laten stoppen
wanneer deze over het gazon rijdt. De STOP-knop dient
ook te worden ingedrukt als de robotmaaier zich in een
actieve status bevindt, maar stilstaat in het laadstation.
Nadat op STOP is gedrukt, is het mogelijk om het
toetsenbord te bedienen en bijvoorbeeld naar het menu
te gaan of de bedieningsmodus te wijzigen. De PIN-
code moet worden ingevoerd en worden bevestigd door
op de OK-knop te drukken, voordat het mogelijk is om
opnieuw te beginnen. De PIN-code in combinatie met de
Start-knop werkt als een startvergrendeling.
1.2.4 Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de robotmaaier is
willekeurig, hetgeen betekent dat een bewegingspatroon
nooit wordt herhaald. Met dit maaisysteem wordt het
gazon gelijkmatig gemaaid zonder maaistrepen van de
robotmaaier.
1.2.5 Het laadstation vinden
De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat
hij bij de begeleidingsdraad komt. Vervolgens volgt hij
de begeleidingsdraad naar het laadstation. De
begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation
bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het
werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd.
Deze is aangesloten op de begrenzingsdraad en zo kan
de robotmaaier het laadstation veel gemakkelijker en
sneller vinden.
4 - Inleiding 367 - 004 - 16.02.2018
1.3 Productoverzicht
1
5
4
3
9
29
21
28
10
22
23
30
26
31
27
25
24
19
6
8
7
2
18
15
14
17
16
20
13
12
11
De nummers in de afbeelding geven het volgende aan:
1. Behuizing
2. Klep voor display en toetsenbord
3. Stopknop
4. Achterwiel
5. Voorwielen
6. Laadstation
7. Contactstrips
8. LED voor controle van de werking van het
laadstation en de begrenzingsdraad
9. Maaihoogteafstelling
10. Productplaatje
11. Display
12. Toetsenbord
13. AAN/UIT-knop
14. Maaisysteem
15. Maaischijf
16. Hendel
17. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
18. Accudeksel
19. Voeding (het uiterlijk van de voeding kan verschillen
afhankelijk van de markt)
20. Lusdraad voor begrenzingslus en begeleidingsdraad
21. Koppelingen voor de lusdraad
22. Krammen
23. Stekker voor de lusdraad
24. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
25. Meetlat voor hulp bij het installeren van de
begrenzingsdraad (de meetlat is losgeraakt uit de
doos)
26. Voeding Smart Gateway (alleen voor smart SILENO
city)
27. Kabelmarkers
28. Laagspanningskabel
29. Smart Gateway (alleen voor smart SILENO city)
30. LAN-kabel Smart Gateway (alleen voor smart
SILENO city)
31. Bedieningshandleiding en beknopte handleiding
1.4 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze
zorgvuldig.
367 - 004 - 16.02.2018 Inleiding - 5
WAARSCHUWING: Lees de
gebruikersinstructies voordat
u de robotmaaier gebruikt.
WAARSCHUWING: Bedien
de uitschakelinrichting voor-
dat u werkzaamheden aan de
machine uitvoert of deze gaat
optillen.
Het is alleen veilig om een in-
spectie of onderhoud aan de
robotmaaier uit te voeren
wanneer de robotmaaier is
uitgeschakeld. De robotmaai-
er is uitgeschakeld wanneer
het lampje op de AAN/UIT-
knop niet brandt.
WAARSCHUWING: Bewaar
een veilige afstand tot de ma-
chine wanneer deze in ge-
bruik is. Houd uw handen en
voeten uit de buurt van de ro-
terende messen.
WAARSCHUWING: Ga niet
op de machine zitten. Plaats
uw handen of voeten niet in
de buurt van of onder de ma-
chine.
Dit product voldoet aan de geldende EG-
richtlijnen.
Geluidsemissie naar de omgeving. De
emissies zijn opgenomen in
Technische
gegevens op pagina 55
en op het
productplaatje.
Het is niet toegestaan om dit product als
normaal huishoudelijk afval af te voeren.
Zorg dat het product wordt gerecycled
volgens de lokale wettelijke voorschriften.
De laagspanningskabel mag niet worden
ingekort, verlengd of gesplitst.
Gebruik geen trimmer in de buurt van de
laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij
het knippen van randen waar de kabels
liggen.
Bedien de uitschakelinrichting voordat u
het product gaat gebruiken of optillen.
6 - Inleiding 367 - 004 - 16.02.2018
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidsdefinities
Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en
opmerkingen worden gebruikt om te wijzen op
belangrijke delen van de handleiding.
WAARSCHUWING: Wordt gebruikt om te
wijzen op de kans op ernstig of fataal letsel voor
de gebruiker of omstanders wanneer de
instructies in de handleiding niet worden
gevolgd.
OPGELET: Wordt gebruikt indien er een risico
bestaat op schade aan het product en andere
eigendommen of aan de omgeving wanneer de
instructies in de handleiding niet worden
gevolgd.
Let op: Geven verdere informatie die nodig is in een
bepaalde situatie.
2.2 Algemene veiligheidsinstructies
Om het gebruik van de bedieningshandleiding
eenvoudiger te maken, wordt gebruik gemaakt van het
volgende systeem:
Cursief
gedrukte tekst geeft schermteksten van de
robotmaaier aan of is een verwijzing naar een ander
gedeelte in de bedieningshandleiding.
Vet gedrukte tekst geeft de toetsen op het
toetsenbord van de robotmaaier aan.
Tekst gedrukt in
HOOFDLETTERS
en
cursieve
letters
verwijst naar de verschillende bedrijfsmodi
die beschikbaar zijn in de robotmaaier.
2.2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN VOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATER TE KUNNEN
RAADPLEGEN
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken met andere mensen of beschadigingen van
hun eigendommen.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen) met fysieke, zin-
tuiglijke of geestelijke beperkingen, of een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze begeleiding
bij of aanwijzingen voor het gebruik van het apparaat hebben ontvangen van een persoon die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht worden gehouden om er
zeker van te zijn dat ze niet met het apparaat spelen.
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en andere personen die
ondanks hun fysieke, sensorische of geestelijke handicap of gebrek aan ervaring en kennis on-
der toezicht of instructie van een verantwoordelijke persoon in staat zijn veilig gebruik te maken
van het apparaat en op de hoogte zijn van alle gevaren. Er kunnen plaatselijke regels zijn met
betrekking tot de minimumleeftijd voor het bedienen van dit apparaat. Kinderen mogen het appa-
raat niet zonder toezicht reinigen of onderhouden.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het snoer beschadigd is. Een ver-
sleten of beschadigd snoer verhoogt het risico op een elektrische schok.
Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Onjuist gebruik kan leiden tot elektri-
sche schokken, oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage van
elektrolyt spoelt u deze weg met water/neutralisatievloeistof. Raadpleeg onmiddellijk een arts in-
dien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen.
Gebruik alleen originele accu's die door de fabrikant worden aanbevolen. De veiligheid van het
product kan niet worden gegarandeerd met niet-originele accu's. Gebruik geen niet-oplaadbare
accu's.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt verwijderd.
WAARSCHUWING: De robotmaaier kan
gevaarlijk zijn als u hem verkeerd gebruikt.
WAARSCHUWING: Gebruik de robotmaaier
nooit wanneer personen, met name kinderen, of
huisdieren zich in het maaigebied bevinden.
367 - 004 - 16.02.2018 Veiligheid - 7
WAARSCHUWING: Houd uw handen en voeten
uit de buurt van de roterende messen. Plaats
uw handen of voeten niet in de buurt van of
onder de machine wanneer de motor draait.
2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening
2.3.1 Gebruik
De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras
op open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag
uitsluitend worden gebruikt in combinatie met door
de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander
gebruik is onjuist. De instructies van de fabrikant
over bediening/onderhoud moeten nauwkeurig
worden gevolgd.
Er moeten waarschuwingsborden worden geplaatst
rondom het maaigebied van de robotmaaier als
deze wordt gebruikt in openbare gebieden. De
borden moeten de volgende tekst bevatten:
Waarschuwing! Automatische gazonmaaier! Blijf uit
de buurt van de machine! Houd toezicht op
kinderen!
Waarschuwing!
Automatische gazonmaaier!
Blijf uit de buurt van de machine!
Houd toezicht op kinderen!
Waarschuwing!
Automatische gazonmaaier!
Blijf uit de buurt van de machine!
Houd toezicht op kinderen!
Gebruik de bedieningsmodus
Parkeren
of schakel
de robotmaaier uit wanneer personen, vooral
kinderen, of huisdieren zich in het maaigebied
bevinden. Het wordt aanbevolen om de robotmaaier
te programmeren voor gebruik tijdens uren wanneer
er geen activiteit in het gebied plaatsvindt, bijv. 's
nachts. Zie
Uitgebreid op pagina 24
.
De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend,
onderhouden en gerepareerd door personen die
volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken
van en veiligheidsvoorschriften voor het product.
Lees de bedieningshandleiding zorgvuldig door en
zorg ervoor dat u de instructies voor het gebruik van
de robotmaaier goed hebt begrepen voordat u het
apparaat gebruikt.
Het is niet toegestaan het originele ontwerp van de
robotmaaier aan te passen. Alle wijzigingen zijn op
eigen risico.
Controleer of er geen stenen, takken, gereedschap,
speelgoed of andere voorwerpen op het gazon
liggen die de messen kunnen beschadigen.
Voorwerpen op het gazon kunnen er ook toe leiden
dat de robotmaaier hierin vast komt te zitten. Als dat
gebeurt, kan het nodig zijn om het voorwerp te
verwijderen voordat de maaier verder kan gaan met
maaien. Schakel altijd eerst de robotmaaier uit met
de AAN/UIT-knop voordat u een blokkade verwijdert.
Start de robotmaaier volgens de instructies.
Wanneer de robotmaaier is ingeschakeld, dient u
ervoor te zorgen dat u uw handen en voeten uit de
buurt van de roterende messen houdt. Steek nooit
uw handen en voeten onder de robotmaaier.
Raak nooit bewegende gevaarlijke onderdelen,
zoals de maaischijf, aan voordat de maaier volledig
tot stilstand is gekomen.
Til de robotmaaier niet op en draag deze niet rond
terwijl deze is ingeschakeld.
Sta niet toe dat de robotmaaier wordt gebruikt door
personen die niet weten hoe de robotmaaier werkt
en zich gedraagt.
De robotmaaier mag nooit in aanraking komen met
personen of andere levende wezens. Als een
persoon of ander levend wezen in de baan van de
robotmaaier komt, moet deze onmiddellijk worden
gestopt. Zie
Uitgebreid op pagina 24
.
Zet niets boven op de robotmaaier of het
laadstation.
Zorg ervoor dat de robotmaaier niet kan worden
gebruikt als de kap, maaischijf of behuizing
beschadigd is. De maaier mag ook niet worden
gebruikt als de messen, schroeven, moeren of
kabels defect zijn. Sluit nooit een beschadigde kabel
aan en raak deze ook niet aan voordat de kabel is
losgekoppeld van de voeding.
Gebruik de robotmaaier niet als de AAN/UIT-knop
niet werkt.
Schakel de robotmaaier altijd uit via de AAN/UIT-
knop wanneer de robotmaaier niet wordt gebruikt.
De robotmaaier kan alleen worden gestart als de
AAN/UIT-knop is ingeschakeld en de juiste PIN-
code is ingevoerd.
Gebruik de robotmaaier nooit terwijl er een
gazonsproeier aanstaat. Gebruik de schemafunctie
(zie
Uitgebreid op pagina 24
) zodat de maaier en
sproeier nooit tegelijkertijd werken.
GARDENA staat niet garant voor volledige
compatibiliteit tussen de robotmaaier en andere
typen draadloze systemen, zoals
afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen,
ondergrondse elektrische afrasteringen voor dieren
of iets dergelijks.
8 - Veiligheid 367 - 004 - 16.02.2018
Metalen voorwerpen in de bodem (zoals
wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de
robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen
voorwerpen kunnen storing van het lussignaal
veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand
brengen.
De robotmaaier mag nooit worden opgeslagen,
gebruikt of opgeladen bij temperaturen lager dan
0 °C of hoger dan 50 °C. Hierdoor kan schade aan
het product ontstaan.
2.3.2 Optillen en verplaatsen van de robotmaaier
Voor het veilig verplaatsen uit of binnen het werkgebied:
1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier te
stoppen. Als beveiliging is ingesteld op hoog niveau
(zie
Beveiligingsniveau op pagina 27
), moet de
PIN-code worden ingevoerd. De PIN-code bestaat
uit vier cijfers en wordt gekozen wanneer u de
robotmaaier voor het eerst start. Zie
Ingebruikname
op pagina 22
.
2. Druk op de AAN/UIT-knop en zorg ervoor dat de
robotmaaier is uitgeschakeld. Controleer of het
indicatielampje op de AAN/UIT-knop niet brandt. Dit
betekent dat de robotmaaier is uitgeschakeld. Zie
Het indicatielampje op pagina 37
.
3. Draag de robotmaaier aan de hendel onder de
robotmaaier met de maaischijf uit de buurt van uw
lichaam.
WAARSCHUWING: De robotmaaier moet
worden uitgeschakeld voordat deze wordt
opgetild. De robotmaaier is uitgeschakeld
wanneer het indicatielampje op de AAN/UIT-
knop niet brandt.
OPGELET: Til de robotmaaier niet op wanneer
deze in het laadstation is geparkeerd. Dat kan
het laadstation en/of de robotmaaier
beschadigen. Druk op STOP en trek de
robotmaaier uit het laadstation voordat u hem
optilt.
2.3.3 Onderhoud
WAARSCHUWING: De robotmaaier moet
worden uitgeschakeld voordat er
onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd. De robotmaaier wordt uitgeschakeld
wanneer het indicatielampje op de AAN/UIT-
knop niet brandt.
OPGELET: Gebruik nooit een hogedrukreiniger
om de robotmaaier schoon te maken. Gebruik
nooit oplosmiddelen om schoon te maken.
Inspecteer de robotmaaier elke week en vervang
beschadigde of versleten onderdelen. Zie
Introductie -
onderhoud op pagina 41
.
367 - 004 - 16.02.2018 Veiligheid - 9
2.3.4 Bij onweer
OPGELET: Koppel alle aansluitingen op het
laadstation (voeding, begrenzings- en
begeleidingsdraad) los als er kans op onweer is.
1. Controleer of de kabels zijn voorzien van de
bijgeleverde kabelmarkering, om het opnieuw
aansluiten te vergemakkelijken. De aansluitingen op
het laadstation zijn gemarkeerd met R, L en GUIDE.
2. Koppel alle aangesloten kabels en de voeding los.
3. Sluit alle kabels en de voeding weer aan als er geen
onweer meer dreigt. Het is belangrijk dat elke draad
op de juiste plaats wordt aangesloten.
10 - Veiligheid 367 - 004 - 16.02.2018
3 Installatie
3.1 Presentatie
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust
moet zijn bij het plannen van de installatie.
Zorg ervoor dat u vóór aanvang van de installatie
vertrouwd bent met de inhoud van de doos.
SILENO city / smart SILENO city
Robotmaaier
Laadstation
Voeding
Lusdraad, m 150 / 150
Laagspanningskabel
Krammen, stuks 200 / 200
Connectoren, stuks 5 / 5
Schroeven laadstation,
stuks
4 / 4
Inbussleutel
Meter
Koppelingen, stuks 4 / 4
Bedieningshandleiding en
beknopte handleiding
Kabelmarkers
smart SILENO city
Smart Gateway
LAN-kabel Smart Gateway
Voeding Smart Gateway
3.1.1 Belangrijkste onderdelen voor de installatie
De installatie van de robotmaaier bestaat uit 4
hoofdonderdelen:
1. Een robotmaaier die het gazon maait door in
principe te bewegen in een willekeurig patroon.
2. Een laadstation waarnaar de robotmaaier terugkeert
wanneer de accu bijna leeg is.
3. Een voeding, die is aangesloten tussen het
laadstation en een stopcontact van 100 V-240V. De
voeding wordt op het stopcontact en het laadstation
aangesloten via een laagspanningskabel van 5 m.
Laagspanningskabels met een lengte van 3 m/10 ft
of 20 m/66 ft zijn beschikbaar als optionele
accessoires. Onderdelen van de voeding mogen niet
worden gewijzigd en er mag niet mee worden
geknoeid. De laagspanningskabel mag bijvoorbeeld
niet worden ingekort of verlengd.
4. De lusdraad wordt langs de randen van het gazon
gelegd en ook rondom voorwerpen en planten die
de robotmaaier niet mag raken. De lusdraad dient
zowel als begrenzingsdraad als begeleidingsdraad.
De maximaal toegestane lengte voor de
begrenzingslus is 300 m/984 ft.
3.2 Voorbereidingen
Lees dit hoofdstuk volledig door voordat u met de
installatie begint. De wijze waarop de installatie is
uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier
functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie
zorgvuldig te plannen.
De planning is gemakkelijker als u een schets maakt
van het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zo
vindt u eenvoudiger de beste positie voor het
laadstation, de begrenzingsdraad en de
begeleidingsdraad. Geef op de schets aan hoe de
begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad moeten
lopen.
Kijk op www.gardena.com voor meer beschrijvingen en
tips voor het installeren.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 11
1. Als het gras in het werkgebied langer dan 4 cm is,
moet u het gras eerst met een gewone maaier
maaien. Verzamel het gras.
2. Vul gaten en kuilen op om te voorkomen dat
regenwater hier plassen vormt. Het product kan
beschadigd raken als het wordt gebruikt in
waterplassen. Zie
Garantiebepalingen op pagina
57
.
3. Lees alle stappen zorgvuldig door voordat u met de
installatie begint.
4. Controleer of alle onderdelen voor de installatie zijn
meegeleverd. Zie
Productoverzicht op pagina 5
.
Robotmaaier
Laadstation
Lusdraad voor begrenzingslus en
begeleidingsdraad
Voeding
Laagspanningskabel
Krammen
Aansluitklemmen voor de lusdraad
Schroeven voor het laadstation
Meter
Koppelingen voor de lusdraad
Kabelmarkers
3.2.1 Installatiegereedschappen
Tijdens de installatie hebt u ook het volgende nodig:
Hamer/kunststof moker (om de krammen
gemakkelijker in de grond te krijgen).
Combinatietang voor het knippen van de
begrenzingsdraad en het samenknijpen van de
connectoren.
Waterpomptang (voor het samenknijpen van de
koppelingen).
Kantensteker/rechte spade als de begrenzingsdraad
moet worden ingegraven.
3.3 Laadstation
Het laadstation heeft 3 functies:
Controlesignalen door de begrenzingsdraad
verzenden.
Stuursignalen verzenden door de begeleidingskabel
zodat de robotmaaier het laadstation kan vinden.
De accu van de robotmaaier opladen.
3.3.1 Beste locatie voor het laadstation
Houd bij het kiezen van de beste locatie voor het
laadstation rekening met de volgende aspecten:
Zorg voor minimaal 2 meter vrije ruimte vóór het
laadstation.
De positionering van het laadstation is flexibel. Het
wordt echter aanbevolen dat de begrenzingsdraad
niet dichter dan 60 cm/24 inch (parallel) langs
zichzelf loopt. Anders kan de robotmaaier
problemen hebben bij het vinden van het
laadstation. Zie
De begrenzingsdraad richting het
laadstation leggen op pagina 19
.
Kies een locatie dicht bij een stopcontact. De
bijgeleverde laagspanningskabel is 5 meter lang.
Een vlakke ondergrond vrij van scherpe voorwerpen
om het laadstation op te plaatsen.
Bescherming tegen direct zonlicht.
Locatie in het lagere deel van een werkgebied met
een aanzienlijke helling.
Eventuele noodzaak om het laadstation uit het zicht
van buitenstaanders te houden.
2 m / 6.6 ft
1 m / 3.3 ft
Het laadstation moet op een vlakke ondergrond worden
geplaatst. De voorkant van het laadstation mag niet
hoger of lager worden geplaatst dan de achterkant,
zoals aangegeven in onderstaande afbeelding.
Max 5 cm/2"
Max 5 cm/2"
Het laadstation mag niet zodanig worden geplaatst dat
de grondplaat verbogen kan raken.
12 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
Het is ook belangrijk dat het laadstation niet in de
dwarsrichting gebogen wordt. Anders kan de
robotmaaier problemen hebben bij het dokken.
Max +/- 2 cm / 0.06 ft
Let op: Plaats het laadstation op een vlakke ondergrond
zodat de robotmaaier onder optimale omstandigheden
kan dokken. Het is essentieel dat de laadplaat in geen
enkele richting gebogen is of schuin loopt.
Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in een
werkgebied met een steile helling, moet het laadstation
onder aan de helling worden geplaatst. Dat maakt het
eenvoudiger voor de robotmaaier om de
begeleidingsdraad naar het laadstation te volgen.
Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het
hierdoor lastiger is om de begeleidingsdraad optimaal te
leggen. Als het laadstation op een eiland moet worden
geïnstalleerd, moet de begeleidingsdraad ook op het
eiland worden aangesloten. Lees meer over eilanden in
Grenzen binnen het werkgebied op pagina 17
.
Let op: Een correcte plaatsing van het laadstation en de
begeleidingsdraad is belangrijk om de robotmaaier goed
te laten dokken. Lees meer in
De begrenzingsdraad
richting het laadstation leggen op pagina 19
en in
De
begeleidingsdraad installeren op pagina 20
.
3.3.2 Voeding aansluiten
Houd bij het bepalen van de locatie voor de voeding
rekening met de volgende punten:
Dicht bij het laadstation
Bescherming tegen regen
Bescherming tegen direct zonlicht
De voeding moet worden geplaatst op een goed
geventileerde locatie en onder een afdak. Wanneer de
voeding op een stopcontact buiten wordt aangesloten,
moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik
buitenshuis. We raden u aan om een aardlekschakelaar
(RCD) te gebruiken bij het aansluiten van de voeding op
het stopcontact.
WAARSCHUWING: Van toepassing voor USA/
Canada. Als de voedingseenheid buiten is
opgesteld: Risico van elektrische schok. Alleen
aansluiten op een afgedekt GFCI-stopcontact
(RCD), klasse A, dat voorzien is van een
behuizing die waterdicht is, ongeacht of de kap
van de aansluitstekker is geplaatst.
Onderdelen van de voeding mogen niet worden
gewijzigd en er mag niet mee worden geknoeid. De
laagspanningskabel mag bijvoorbeeld niet worden
ingekort of verlengd. Laagspanningskabels met een
lengte van 3 m, 10 m of 20 m zijn beschikbaar als
optionele accessoires.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 13
De laagspanningskabel mag door het werkgebied
worden gelegd als deze is verankerd aan de grond of is
ingegraven. De maaihoogte moet zodanig zijn dat de
messen nooit in contact komen met de
laagspanningskabel.
De laagspanningskabel mag nooit in een rol worden
gelegd of onder de basisplaat van het laadstation omdat
dit interferentie kan veroorzaken met de signalen van
het laadstation.
WAARSCHUWING: Monteer de voeding nooit
op een hoogte waarbij het risico bestaat dat hij
onder water komt te staan (minimaal 30 cm
vanaf de grond). Het is niet toegestaan om de
voeding op de grond te plaatsen.
min 30 cm / 12”
Het uiterlijk van de voeding kan verschillen afhankelijk
van de markt.
WAARSCHUWING: Onderdelen van de voeding
mogen onder geen beding worden gewijzigd en
er mag niet mee worden geknoeid. De
laagspanningskabel mag niet worden ingekort
of verlengd.
WAARSCHUWING: Haal de stekker uit het
stopcontact wanneer u bijvoorbeeld het
laadstation wilt reinigen of de lusdraad wilt
herstellen.
OPGELET: Plaats de laagspanningskabel en
stel de maaihoogte zodanig in dat de messen
nooit in aanraking kunnen komen met de kabel.
3.3.3 Het laadstation installeren en aansluiten
1. Zet het laadstation op een geschikte plek. Zie
Beste
locatie voor het laadstation op pagina 12
.
2. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation.
3. Sluit de voedingskabel van de voeding aan op een
stopcontact van 100-240V. Wanneer de voeding op
een stopcontact buiten wordt aangesloten, moet dit
stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik
buitenshuis. Zie
Voeding aansluiten op pagina 13
.
4. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp
van de bijgeleverde schroeven. Draai de schroeven
zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn.
Let op: De begeleidingsdraad moet naar het
laadstation worden gelegd en op het laadstation
worden aangesloten voordat u het laadstation
vastzet in de grond. Zie
De begeleidingsdraad
leggen en aansluiten op pagina 20
.
14 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
OPGELET: Het is niet toegestaan om nieuwe
gaten in de plaat van het laadstation te maken.
Alleen de bestaande gaten mogen worden
gebruikt om hem in de grond vast te zetten.
OPGELET: Sta of loop nooit op de plaat van het
laadstation.
3.4 De accu laden
Nadat het laadstation is aangesloten, kunt u de
robotmaaier opladen.
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation terwijl de
begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad worden
gelegd.
2. Druk op de AAN/UIT-knop om de robotmaaier in te
schakelen.
Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 80 tot 100
minuten om hem volledig te laden.
WAARSCHUWING: Laad de robotmaaier alleen
op met een laadstation dat daarvoor bedoeld is.
Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische
schokken, oververhitting of lekkage van
corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage
van elektrolyt spoelt u deze weg met water.
Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de
elektrolyt in aanraking komt met uw ogen etc.
Let op: De robotmaaier kan niet worden gebruikt zolang
de installatie niet is voltooid.
3.5 Grensdraad
De begrenzingsdraad kan op de volgende manieren
worden geïnstalleerd:
De draad in de grond vastzetten met krammen.
Zet de begrenzingsdraad met krammen vast als u
de plaatsing tijdens de eerste paar weken van het
gebruik wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal
het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor
deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/
kunststof moker en krammen.
De draad ingraven.
Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten, kunt u
de begrenzingsdraad het beste ingraven. Waar
nodig kunnen beide methoden worden
gecombineerd zodat een deel van de
begrenzingsdraad is vastgezet met krammen en de
rest is ingegraven. De draad kan worden ingegraven
met behulp van bijvoorbeeld een kantensteker of
een rechte spade. Zorg dat u de begrenzingsdraad
minimaal 1 cm en maximaal 20 cm onder de grond
legt.
3.5.1 Bepalen waar u de begrenzingsdraad wilt
leggen
Bij het leggen van de begrenzingsdraad geldt het
volgende:
De kabel vormt een lus rond het werkgebied.
Gebruik originele begrenzingsdraad. Deze is
speciaal ontworpen om bestand te zijn tegen vocht
uit de grond.
De robotmaaier mag op geen enkel punt binnen het
volledige werkgebied meer dan 15 m/ ft verwijderd
zijn van de draad.
De draad mag niet langer zijn dan 300 m/984 ft.
Zorg dat er 20 cm/8 inch extra draad beschikbaar is
om de begeleidingsdraad later op aan te sluiten. Zie
De begeleidingsdraad leggen en aansluiten op
pagina 20
.
In de onderstaande afbeelding ziet u hoe de
begrenzingsdraad rond het werkgebied en rond
obstakels moet worden gelegd. Gebruik de bijgeleverde
meetlat om de juiste afstand te bepalen. Zie
Productoverzicht op pagina 5
.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 15
10 cm / 4"
0 cm / 0"
35 cm / 14"
30 cm / 12"
3.5.2 Grenzen van het werkgebied
De afstand van de begrenzingsdraad tot obstakels
varieert en is afhankelijk van wat er pal naast het
werkgebied ligt.
Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld
een muur of hek (5 cm/2 inch of hoger) moet de
begrenzingsdraad op 35 cm/ inch vanaf het obstakel
worden gelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier op een
obstakel botst en beperkt slijtage aan de kap. Ongeveer
20 cm/ inch van het gazon rond het vaste obstakel zal
niet worden gemaaid.
35 cm
> 5 cm
Als het werkgebied grenst aan een kleine greppel, een
bloemperk, of een kleine verhoging, zoals een lage
stoeprand (1-5 cm/ inch), moet de begrenzingsdraad op
30 cm/ inch binnen het werkgebied worden gelegd.
Hiermee wordt voorkomen dat de wielen in de greppel of
op de stoep rijden, dit kan namelijk leiden tot overmatige
slijtage van de robotmaaier. Ongeveer 15 cm/ inch van
het gazon langs de greppel/stoeprand wordt niet
gemaaid.
30 cm
1-5 cm
Als het werkgebied grenst aan een tegelpad of iets
dergelijks, dat ongeveer op dezelfde hoogte ligt als het
gazon (+/- 1 cm/0,4 inch), is het mogelijk om de
robotmaaier een eindje over het pad te laten rijden. De
begrenzingsdraad moet dan 10 cm/ inch vanaf de rand
van het pad worden gelegd. Al het gras langs het
tegelpad wordt gemaaid.
max 1 cm
10 cm
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door een
tegelpad dat niet boven het gazon uitsteekt, is het
mogelijk om de robotmaaier over het pad te laten rijden.
Het kan een voordeel zijn om de begrenzingsdraad
onder de tegels te leggen. De begrenzingsdraad kan
ook in de voeg tussen de tegels worden gelegd. Zorg
ervoor dat de tegels op gelijke hoogte zijn met het gazon
om overmatige slijtage van de robotmaaier te
voorkomen.
OPGELET: De robotmaaier mag nooit over
grind, mulch of soortgelijk materiaal rijden,
omdat de messen hierdoor kunnen worden
beschadigd.
16 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
OPGELET: Als het werkgebied aan een
waterpartij, helling, afgrond of openbare weg
grenst, moet behalve de begrenzingsdraad ook
een rand of iets dergelijks worden geplaatst. Die
moet in dat geval minimaal 15 cm/6 inch hoog
zijn. Dat zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit
buiten het maaigebied terecht kan komen.
min. 15 cm / 6"
3.5.3 Grenzen binnen het werkgebied
Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen het
werkgebied te isoleren door eilanden te creëren rond
obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals
bloemperken, struiken en fonteinen. Leg de draad tot en
rond het gebied dat moet worden geïsoleerd en keer
dan terug langs dezelfde route. Als er krammen worden
gebruikt, moet de draad op de terugweg onder dezelfde
kram worden gelegd. Als de begrenzingsdraden naar en
vanaf het eiland dicht bij elkaar worden gelegd, kan de
robotmaaier over de draad rijden.
0 cm / 0
"
OPGELET: De begrenzingsdraad mag op het
traject van en naar een eiland niet worden
gekruist.
Obstakels die wel tegen een botsing kunnen, zoals
bomen en struiken hoger dan 15 cm/6 inch, hoeven niet
met de begrenzingsdraad te worden geïsoleerd. De
robotmaaier keert om wanneer hij tegen een dergelijk
obstakel stoot.
Voor een veilige en stille werking is het echter raadzaam
alle vaste voorwerpen in en rond het werkgebied af te
grenzen.
Obstakels met een lichte helling, bijvoorbeeld stenen of
grote bomen met bovengrondse wortels, moeten worden
geïsoleerd of verwijderd. De robotmaaier kan anders op
zulke obstakels glijden, met als gevolg dat de messen
beschadigd raken.
3.5.3.1 Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het
voor de robotmaaier lastig is om van de ene naar de
andere zone te gaan, kunt u beter een bijgebied
creëren. Voorbeelden hiervan zijn hellingen steiler dan
25% of een doorgang die smaller is dan 60 cm/24 inch.
Leg de begrenzingsdraad dan rond het bijgebied zodat
er een eiland wordt gevormd buiten het hoofdgebied. De
robotmaaier moet handmatig worden verplaatst tussen
hoofd- en bijgebied wanneer het gras in het bijgebied
moet worden gemaaid.
Hoofdgebied
Bijgebied
Hiervoor moet de bedieningsmodus
Bijgebied
worden
gebruikt, omdat de robotmaaier het traject tussen het
bijgebied en het laadstation niet zelfstandig kan
afleggen. Zie
Bedieningsmodus - 2e gebied op pagina
37
. In deze modus zal de robotmaaier nooit op zoek
gaan naar het laadstation, maar doorgaan met maaien
totdat de accu leeg is. Wanneer de accu leeg is, stopt
de robotmaaier en verschijnt de melding
Moet
handmatig laden
op het display. Plaats de robotmaaier
in het laadstation om de accu op te laden. Als het
hoofdgebied na het laden volgens het schema moet
worden gemaaid, moet u de bedieningsmodus
Hoofdgebied
kiezen en de Start-knop indrukken.
3.5.3.2 Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lange en smalle doorgangen en zones smaller
dan 1,5 - 2 m/3,2 - 6,5 ft. Dan bestaat het risico dat de
robotmaaier lang in die doorgang of zone blijft rijden.
Het gazon zal er dan geplet uitzien. De smalste
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 17
doorgang waar de robotmaaier doorheen kan is 60
cm/24 inch (tussen begrenzingsdraden).
Let op: In doorgangen van smaller dan 2 m/6,5 ft
(tussen begrenzingsdraden) wordt door GARDENA
aangeraden om een begeleidingsdraad aan te brengen.
3.5.3.3 Hellingen
De robotmaaier kan op hellingen werken. De maximale
helling wordt gedefinieerd als een percentage (%) en
wordt berekend als het hoogteverschil in centimeters per
meter.
0-10%
0-10 cm/0-3.9"
100 cm/39.4"
De begrenzingsdraad mag niet op een helling van meer
dan 15% worden gelegd. De kans bestaat dat de
robotmaaier daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier
stopt dan en de foutmelding
Buiten maaigebied
wordt
weergegeven. Dat kan vooral gebeuren bij natte
weersomstandigheden, omdat de wielen dan op het
natte gras kunnen gaan slippen.
10-%
10- cm/ 3.9-"
100 cm/39.4"
De begrenzingsdraad kan ook op een helling steiler dan
10% worden gelegd als er een obstakel is waar de
robotmaaier tegenaan mag rijden, zoals bijvoorbeeld
een omheining of dichte haag.
Binnen het werkgebied kan de robotmaaier zones met
een helling tot 25% maaien. Gebieden met een grote
hellingsgraad moeten met begrenzingsdraad worden
geïsoleerd.
Als zich aan de buitenrand van het werkgebied hellingen
bevinden die steiler zijn dan 10% moet de
begrenzingsdraad op een vlakke ondergrond worden
gelegd op een afstand van ongeveer 20 cm voor het
begin van de helling.
3.5.4 De begrenzingsdraad leggen
Als u de begrenzingsdraad met krammen gaat
vastzetten:
Maai het gras op de plek waar u de draad gaat
leggen heel kort met een gewone gazonmaaier of
trimmer. U kunt de draad dan dicht bij de grond
leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de
robotmaaier de draad doorsnijdt of de isolatie van de
draad beschadigt.
De begrenzingsdraad moet overal vlak tegen de
grond liggen, zodat hij niet wordt doorgesneden
voordat de graswortels er overheen zijn gegroeid.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer
het gras meteen na de installatie te kort wordt
gemaaid. Beschadigingen aan de isolatie zorgen
soms pas weken of maanden later voor problemen.
Om dit te voorkomen, moet u de eerste weken na
het installeren altijd de maximale maaihoogte
selecteren en de maaihoogte vervolgens elke
tweede week een stap verlagen totdat de gewenste
maaihoogte is bereikt.
Gebruik een hamer om de krammen in de grond te
tikken. Wees voorzichtig bij het inslaan van de
krammen en zorg dat de draad niet te strak komt te
staan.
Als u de begrenzingsdraad gaat ingraven:
Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm/0,4
inch en maximaal 20 cm/8 inch onder de grond legt.
De draad kan worden ingegraven met behulp van
bijvoorbeeld een kantensteker of een rechte spade.
18 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
Let op: Leg extra draad niet opgerold buiten de
begrenzingsdraad. Dit kan de werking van de
robotmaaier verstoren.
3.5.4.1 Oogje voor het aansluiten van de
begeleidingsdraad
Om het aansluiten van de begeleidingsdraad op de
begrenzingsdraad te vergemakkelijken, is het een goed
idee om op het punt waar de begeleidingsdraad later
wordt aangesloten een oogje te maken met behulp van
een extra stuk begrenzingsdraad van ongeveer 20 cm/8
inch. Bepaal voordat u begint met het uitleggen van de
begrenzingsdraad waar u de begeleidingsdraad wilt
plaatsen. Zie
De begeleidingsdraad leggen en
aansluiten op pagina 20
.
3.5.4.2 De begrenzingsdraad richting het laadstation
leggen
De positionering van het laadstation is flexibel. Het
wordt echter aanbevolen dat de begrenzingsdraad niet
dichter dan 60 cm/24 inch (parallel) langs zichzelf loopt.
OPGELET: Plaats geen draad in lussen of de
klos met lusdraad achter het laadstation. Dit kan
interfereren met het signaal van het laadstation
en kan problemen met het dokken veroorzaken
voor de robotmaaier.
60- cm / 24- in.
3.5.4.3 De begrenzingsdraad lassen
OPGELET: Een tweeaderige kabel of een
kroonsteentje geïsoleerd met isolatietape levert
geen adequate lassen op. Het vocht in de grond
zorgt ervoor dat de draden gaan oxideren,
waardoor het circuit na een tijdje wordt
onderbroken.
Gebruik een originele koppeling wanneer de
begrenzingsdraad niet lang genoeg is en moet worden
gelast. Die is waterbestendig en garandeert een
betrouwbare elektrische aansluiting.
Steek beide draaduiteinden in de koppeling. Controleer
of de draden volledig in de koppeling zijn gestoken,
zodat de uiteinden zichtbaar zijn door het doorzichtige
deel aan de andere zijde van de koppeling. Duw de
knop boven op de koppeling vervolgens helemaal in.
Gebruik een waterpomptang om de knop op de
koppeling helemaal in te drukken.
3.6 De begrenzingsdraad aansluiten
OPGELET: De begrenzingsdraad mag zichzelf
niet kruisen wanneer deze wordt aangesloten
op het laadstation. Sluit het rechteruiteinde van
de draad aan op de pen rechts op het
laadstation en het linkeruiteinde op de pen links.
Om de begrenzingsdraad aan te sluiten op het
laadstation:
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 19
1. Open de connector en plaats de draad in de
uitsparing in de connector.
2. Druk de aansluitklemmen samen met een tang. Druk
totdat u een klik hoort.
3. Knip overtollige begrenzingsdraad weg. Knip op 1
tot 2 cm boven de aansluitklemmen af.
4. Druk de verbinder op de metalen pennen, met de
markeringen L (links) en R (rechts), op het
laadstation.
5. Markeer de draden met de bijgeleverde
kabelmarkers. Dat maakt het eenvoudiger om de
draden aan te sluiten, bijvoorbeeld nadat het
laadstation tijdens de winter binnen is opgeslagen.
3.7 De begeleidingsdraad installeren
De begeleidingsdraad wordt door de robotmaaier
gebruikt om de weg naar het laadstation te vinden, maar
dient ook om de robotmaaier naar uithoeken van de tuin
te leiden.
Voor de begrenzings- en begeleidingsdraden wordt
dezelfde draad gebruikt. De begeleidingsdraad kan net
als de begrenzingsdraad met krammen in de grond
worden vastgezet of worden ingegraven.
De robotmaaier werkt op diverse afstanden vanaf de
begeleidingsdraad, om de kans op spoorvorming te
beperken. Het gebied naast de draad dat de
robotmaaier dan gebruikt, wordt de corridor genoemd.
De robotmaaier loopt altijd links van de
begeleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation. De corridor bevindt zich dus links van de
geleidingsdraad. Zorg daarom bij het installeren voor zo
veel mogelijk vrije ruimte links van de
begeleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation.
min. 1 m / 3.3 ft
min. 30 cm /
12"
max.
distance
De begeleidingsdraad kan net als de begrenzingsdraad
met krammen in de grond worden vastgezet of worden
ingegraven.
OPGELET: Zorg voor zo veel mogelijk ruimte
links van de begeleidingsdraad (gezien in de
richting van het laadstation). Ook is het niet
toegestaan om de begeleidingsdraad op een
afstand van minder dan 30 cm vanaf de
begrenzingsdraad te leggen.
3.7.1 De begeleidingsdraad leggen en aansluiten
1. Het is belangrijk om na te denken over de lengte van
de begeleidingslus voordat u begint met het leggen
20 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
en aansluiten van de begeleidingsdraad. Dit geldt
met name bij grote of complexe installaties. Als de
begeleidingsdraad langer is dan 150 meter, kan het
voor de robotmaaier lastig zijn om deze te volgen.
De stroom in de begeleidingsdraad gaat altijd naar
links op het punt waar de begeleidingsdraad op de
begeleidingslus is aangesloten.
2. Bevestig een connector op de begeleidingsdraad op
dezelfde manier als bij de begrenzingsdraad, zoals
beschreven in
De begrenzingsdraad aansluiten op
pagina 19
. Sluit deze aan op de aansluitpen,
gemarkeerd met GUIDE, op het laadstation.
3. Markeer de draden met de bijgeleverde
kabelmarkers. Dat maakt het eenvoudiger om de
draden later opnieuw aan te sluiten, bijvoorbeeld
nadat het laadstation tijdens de winter binnen is
opgeslagen.
4. Leid de draad door de sleuf onder de laadplaat door
en vervolgens minstens 1 meter in een rechte lijn
vanaf de voorste rand van de plaat.
Min 1m / 3.3ft
G
Als de begeleidingsdraad op een helling moet
worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur
onder een hoek op de helling worden gelegd. Dat
maakt het voor de robotmaaier eenvoudiger om de
begeleidingsdraad op de helling te volgen.
Leg de draad niet in scherpe bochten. Hierdoor
kan het voor de robotmaaier lastig worden om de
begeleidingsdraad te volgen.
135º
135º
90º
5. Leid de begeleidingsdraad naar het punt op de
begrenzingslus waar de begeleidingsdraad moet
worden aangesloten.
6. Knip de begrenzingsdraad door met bijvoorbeeld
een draadtang. Het aansluiten van de
begeleidingsdraad gaat makkelijker als er op de
begrenzingsdraad een oogje wordt gemaakt, zoals
eerder beschreven. Zie
De begrenzingsdraad
leggen op pagina 18
.
7. Sluit de begeleidingsdraad met behulp van een
koppeling aan op de begrenzingsdraad:
a) Steek de begrenzingsdraad en de
begeleidingsdraad in de koppeling. Controleer of
de draden volledig in de koppeling zijn gestoken,
zodat de uiteinden zichtbaar zijn door het
doorzichtige deel aan de andere zijde van de
koppeling.
b) Gebruik een tang om de knop op de koppeling
helemaal in te drukken. Het maakt niet uit welke
openingen worden gebruikt voor het aansluiten
van elke draad.
8. Zet de las met krammen vast in het gazon of graaf
hem in.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 21
OPGELET: De begeleidingsdraad mag de
begrenzingsdraad niet kruisen, bijvoorbeeld een
begrenzingsdraad die naar een eiland loopt.
3.8 De installatie controleren
Controleer het lussignaal door te kijken naar het
indicatielampje in het laadstation.
Zie
Indicatielampje in het laadstation op pagina 48
als
het lampje niet constant of knipperend groen brandt.
3.9 Ingebruikname en begeleidingskalibratie
3.9.1 Ingebruikname
Als de robotmaaier voor de eerste keer wordt gestart
(AAN/UIT-knop), moet er een opstartprocedure in het
menu van de robotmaaier worden uitgevoerd, naast een
automatische kalibratie van het begeleidingssignaal.
1. Open de klep.
2. Druk op de AAN/UIT-knop.
Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordt
gebruikt, wordt een opstartprocedure gestart. De
volgende gegevens moeten worden ingevoerd:
Taal
Land
Datum
Tijd
Selectie en bevestiging van de persoonlijke PIN-
code. Alle combinaties behalve 0000 zijn
toegestaan.
Let op: Gebruik de pagina
AANTEKENINGEN
aan
het begin van de handleiding om de PIN-code te
noteren.
3. Plaats de robotmaaier in het laadstation en druk op
de Start-knop.
3.9.2 Kalibratie begeleidingsdraad
1. De robotmaaier rijdt uit het laadstation en volgt de
begeleidingsdraad naar het startpunt
(standaardafstand 60 cm/2 ft), waar het
kalibratieproces begint. De maximale afstand van
het laadstation tot het beginpunt is 300 cm/9,8 ft.
Het kalibratieproces stelt een zo breed mogelijke
doorrijbreedte van de begeleiding in, om het risico
van spoorvorming in het gazon te beperken. Zie
Start punt op pagina 29
.
Let op: De robotmaaier loopt altijd links van de
begeleidingsdraad, (gezien in de richting van het
laadstation). Voor de breedst mogelijke
doorrijbreedte van de begeleiding moet u ervoor
zorgen dat de afstand van het startpunt tot de
begrenzingsdraad minimaal 1,35 m / 4,5 ft is
(loodrecht op de begeleidingsdraad). Als de afstand
aan de linkerkant van het startpunt minder dan 0,6
m/2 ft is, wordt het kalibratieproces onderbroken.
Startpunt
min 1,35m/4,5ft
2. Wanneer de kalibratie van de begeleiding voltooid
is, volgt de robotmaaier de begeleidingsdraad en
begint vervolgens te maaien.
3.10 Bedieningspaneel
Alle commando's en instellingen voor de robotmaaier
gebeuren via het bedieningspaneel. Het
bedieningspaneel bestaat uit een display en een
toetsenbord. Alle informatie wordt op het display
weergegeven en alles wordt met de knoppen ingevoerd.
3.10.1 Toetsenbord
Het toetsenbord bestaat uit 6 groepen knoppen:
1
2
4
3
5
6
22 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
1. De AAN/UIT-knop wordt gebruikt om de robotmaaier
AAN/UIT te zetten. Het indicatielampje op de AAN/
UIT-knop is een belangrijke indicator. Zie
Het
indicatielampje op pagina 37
.
2. De Start-knop wordt gebruikt om de robotmaaier te
starten.
3. De knop Menu wordt gebruikt om naar het
hoofdmenu te gaan.
Let op: De knop Menu wordt ook gebruikt als een
knop voor Terug, dat wil zeggen wanneer u een
niveau terug wilt in de menulijsten.
4. De knop Mode wordt gebruikt om een
bedieningsmodus te kiezen, bijvoorbeeld
Hoofdgebied
of
Parkeren
.
5. De OK-knop wordt gebruikt om de gekozen
instellingen in de menu's te bevestigen.
6. De pijltoetsen worden gebruikt om in het menu te
navigeren. De pijltoetsen omhoog/omlaag worden
ook gebruikt voor het invoeren van cijfers,
bijvoorbeeld voor een PIN-code, datum en tijd
WAARSCHUWING: Het is alleen veilig om een
inspectie of onderhoud aan de robotmaaier uit
te voeren wanneer de robotmaaier is
uitgeschakeld. De robotmaaier is uitgeschakeld
wanneer het lampje op de AAN/UIT-knop niet
brandt.
3.10.2 Display
Wanneer de STOP-knop is ingedrukt en de klep is
geopend, geeft het display de volgende informatie weer:
Bedrijfsinformatie, bijvoorbeeld,
MAAIEN,
GEPARKEERD, ZOEKEN
of
SCHEMA
. Als de
robotmaaier niet in een specifieke bedieningsmodus
staat, wordt de bedrijfsinformatie
GEREED
weergegeven.
Datum en tijd.
3.10.2.1 Symbolen op het display
Het kloksymbool (A) geeft aan wanneer de maaier niet
mag maaien vanwege een instelling van het schema.
Als de modus
Negeer schema
wordt gekozen, verschijnt
symbool (B).
De accustatus geeft de resterende lading van de accu
aan. Als de robotmaaier wordt geladen, verschijnt er een
bliksemschicht boven het accusymbool (C). Als de
robotmaaier in het laadstation wordt geplaatst zonder
dat er wordt opgeladen, wordt symbool (D)
weergegeven.
Het ECO-symbool (E) wordt weergegeven als de
robotmaaier in de
ECO-modus
is gezet. Zie
ECO-modus
op pagina 30
.
Het symbool van smart system (F) wordt weergegeven
als de robotmaaier is opgenomen in een smart system.
A B C
D E F
3.11 Menustructuur
De robotmaaier heeft een hoofdmenu met een aantal
submenu's onder elke optie. Alle instellingen worden
gedaan in de submenu's.
Het hoofdmenu heeft de volgende structuur:
Schema
smart system
(alleen voor smart SILENO city)
Instellingen
3.11.1 Hoofdmenu
Schema
De schemafunctie is een ideaal
hulpmiddel om te bepalen welke periode
de robotmaaier niet mag maaien,
bijvoorbeeld als de kinderen in de tuin
spelen. De planningswizard is een snelle
tool om geschikte schema-instellingen
voor de robotmaaier te vinden. Zie
Planningswizard op pagina 24
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 23
smart system
Alleen voor smart SILENO city
Het GARDENA smart system maakt
draadloze interactie mogelijk tussen de
robotmaaier en andere apparaten in
GARDENA smart system, zoals Water
Controls en sensoren. In dit menu kan de
robotmaaier worden opgenomen in of
uitgesloten van het smart system. Het is
ook mogelijk om de status van de
draadloze verbinding met het smart
system te controleren. Zie
smart system
op pagina 26
.
Instellingen
Voor vele werkgebieden is er geen
noodzaak tot wijziging van de standaard
fabrieksinstellingen, maar afhankelijk van
de gazoncomplexiteit kan het
maairesultaat worden verbeterd door
handmatige instellingen te maken. De
functies in het menu Instellingen worden
gebruikt om de installatie klantspecifiek
aan te passen. In het menu Instellingen
kunt u ook de algemene instellingen van
de robotmaaier wijzigen, zoals de tijd en
de datum. Het menu
Instellingen
bevat
ook instellingen die te maken hebben met
de beveiliging en de verbinding tussen de
robotmaaier en het laadstation. Zie
Instellingen op pagina 27
.
3.12 Schema
SCHEMA
Planningswizard
Uitgebreid
Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te
vaak laten maaien. Als de robotmaaier te veel mag
maaien kan het gazon er erg plat uitzien. Bovendien zal
de robotmaaier dan onnodig slijten. Als het werkgebied
kleiner is dan de gebiedscapaciteit van de robotmaaier,
kan de kwaliteit van het gras verder worden verbeterd
door dit om de andere dag te maaien in plaats van
dagelijks enkele uren. Bovendien heeft het gras baat bij
een rustperiode van ten minste drie opeenvolgende
dagen per maand.
De schemafunctie is ook een ideale manier om te
bepalen welke periode de robotmaaier niet mag maaien,
bijvoorbeeld als de kinderen in de tuin spelen.
3.12.1 Planningswizard
Planningswizard
Grootte gazon (m
2
)
Inactieve dagen
Dagelijks schema
Overzicht
De planningswizard is een snelle tool om geschikte
schema-instellingen voor uw gazon te vinden.
1. Voer de geschatte grootte van uw gazon in. Het is
niet mogelijk om een groter gazon in te voeren dan
de maximale werkcapaciteit. Zie
Technische
gegevens op pagina 55
2. Bevestig de grootte van het gazon door op de OK-
knop te drukken. Door de grootte van uw gazon in te
voeren suggereert de wizard een geschikt dagelijks
schema (ga naar stap 4) of vraagt om gegevens
voor inactieve dagen.
3. Kies welke dag(en) de robotmaaier inactief moet
zijn. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag om
tussen dagen te wisselen.
4. Bevestig de gekozen inactieve dag(en) door op de
OK-knop te drukken.
5. De wizard stelt een dagelijks schema voor de
actieve dagen voor. Als u het geplande interval naar
eerder of later op de dag wilt verplaatsen, druk dan
op de pijltoetsen omhoog of omlaag.
6. Bevestig het dagelijkse schema door op de OK-knop
te drukken. Er wordt een overzicht van het
dagelijkse schema weergegeven. Druk op de OK-
knop om terug te gaan naar het hoofdmenu.
Als u het schema voor bepaalde werkdagen wilt
wijzigen, kun u het menu
Schema - Geavanceerd
gebruiken.
3.12.2 Uitgebreid
Uitgebreid
Overzicht
Periode 1
Periode 2
Kopiëren
Reset
De werkuren en -dagen kunnen worden bekeken in een
overzicht op het display van de robotmaaier. Actief
maaien per dag wordt aangegeven door een gekleurde
balk. De rest van de tijd is de robotmaaier in het
laadstation geparkeerd.
24 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
Als het werkgebied kleiner is dan de maximale
capaciteit, dan moet het schema moet worden gebruikt
om de slijtage van het gras en de grasmaaier te
minimaliseren. Ga er bij het instellen van het schema
vanuit dat de robotmaaier ongeveer het aantal vierkante
meters per uur en per dag maait dat staat vermeld in de
tabel Werkcapaciteit. Zie
Het schema instellen op
pagina 38
.
De onderstaande tabel biedt suggesties voor
verschillende schema-instellingen, afhankelijk van de
grootte van het gazon. Het aantal werkuren per dag
moet gezien worden als een indicatie. Mogelijk moeten
ze worden aangepast aan de tuin en bijvoorbeeld de
kwaliteit en groei van het gras tijdens het seizoen.
Gebruik de tabel als volgt:
Zoek een werkgebied op dat het beste past bij de
grootte van het gazon.
Selecteer een geschikt aantal werkdagen.
Werkuren per dag toont hoeveel uren per dag de
robotmaaier mag werken voor het gekozen aantal
werkdagen.
Voorgesteld tijdsinterval geeft een tijdsinterval aan
dat overeenkomt met de gewenste werkuren per
dag.
Het is mogelijk om 2 werkperiodes per dag te
configureren. Elke dag kan unieke werkperiodes
hebben, maar het is ook mogelijk om de werkperiode
voor de huidige dag te kopiëren naar alle andere dagen.
3.12.3 Suggesties voor een schema
De planningswizard is een eenvoudige manier om een geschikt schema voor de grootte van het gazon te vinden. Als
de schema-instellingen echter moeten worden aangepast, dan doet u dit in het menu
Schema - Geavanceerd
. Elke
robotmaaier heeft een maximale werkcapaciteit (m
2
) die niet overschreden kan worden. De onderstaande suggesties
voor een schema gelden dus slechts tot de maximale werkcapaciteit. Voor sommige werkgebieden zijn 7 werkdagen
nodig. Onderstaande tabel met suggesties voor een schema geldt voor SILENO city (voor 500 m
2
). De suggesties
voor tijdsintervallen worden afgerond op het volgende half uur.
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Suggestie van tijdsinterval
150 m
2
5 5 08:00 - 13:00
7 3,5 08:00 - 11:30
250 m
2
5 8 08:00 - 16:00
7 5,5 08:00 - 13:30
350 m
2
5 11 08:00 - 19:00
7 8 08:00 - 16:00
400 m
2
7 9 08:00 - 17:00
450 m
2
7 10 08:00 - 18:00
500 m
2
7 11 08:00 - 19:00
3.12.4 Dag wijzigen
Selecteer in het scherm Overzicht eerst de dag die moet
worden bewerkt, met de pijltoetsen links/rechts, gevolgd
door OK.
Er kunnen 2 tijdsintervallen per dag worden ingevoerd.
Zorg ervoor dat het selectievakje naast
Periode 1
is
aangevinkt om een interval voor
Periode 1
in te voeren.
Selecteer het selectievakje en druk op OK om het vinkje
te plaatsen of te verwijderen. Voer de tijd in met de
pijltoetsen omhoog/omlaag.
Gebruik de pijltoets rechts om naar
Periode 2
te gaan.
Periode 2
wordt op dezelfde manier ingevoerd als
Periode 1
. Twee intervallen kunnen nuttig zijn om het
gazon te gebruiken voor andere activiteiten tijdens
bepaalde uren, bijvoorbeeld door
Periode 1
in te voeren:
9:00 - 11:00 en
Periode 2
: 21:00-24:00. De maaier wordt
vervolgens geparkeerd in het laadstation tussen 11:00
en 21:00 uur.
Verwijder het vinkje van beide perioden om maaien
gedurende een hele dag uit te schakelen.
Om terug te keren naar het Planningsoverzicht, drukt u
op de knop Menu.
3.12.5 Kopiëren
Gebruik deze functie om de instellingen voor de huidige
dag te kopiëren naar andere dagen.
Markeer
Kopiëren
met de pijltoetsen en druk op OK.
Gebruik vervolgens de pijltoetsen omhoog en omlaag
om de cursor naar een andere dag te verplaatsen. De
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 25
tijden zullen worden gekopieerd naar de dagen die met
OK zijn gemarkeerd.
Om terug te keren naar het Planningsoverzicht, drukt u
op de knop Menu.
3.12.6 Reset
Deze functie reset het schema naar de
fabrieksinstelling, waarbij de robotmaaier mag werken
volgens de wizardinstellingen (maximale
werkcapaciteit).
Reset schema
Huidige dag
Heel de week
3.12.6.1 Huidige dag
Hiermee wordt de geselecteerde dag in het tabsysteem
gereset.
3.12.6.2 Heel de week
Hiermee worden alle dagen van de week gereset.
3.13 smart system
Alleen van toepassing op smart SILENO city.
Status
Apparaat uitsluiten
SMART SYSTEM
Met het GARDENA smart system is draadloze interactie
mogelijk tussen de smart robotmaaier en andere
apparaten in het GARDENA smart system, zoals smart
Water Control en smart Sensor.
In dit menu kunt u:
de smart robotmaaier opnemen in of uitsluiten van
de GARDENA smart system app.
de status van de draadloze verbinding met het smart
system controleren.
Let op: De procedure voor het opnemen kan meerdere
minuten duren. Zodra het opnemen is gelukt, keert u
automatisch terug naar het beginscherm van de maaier.
Indien het opnemen om de een of andere reden mislukt,
probeer het dan opnieuw.
3.13.1 Installatie
Zorg ervoor dat de smart robotmaaier volledig is
geïnstalleerd voordat u hem opneemt in de GARDENA
smart system app. Zie
Installatie op pagina 11
. Het is
belangrijk om de installatie zorgvuldig te plannen.
3.13.2 Integratiemodus activeren
Om uw smart robotmaaier te integreren in de
GARDENA smart system app:
1. Selecteer het pictogram van het smart system in het
hoofdmenu van de robotmaaier en druk op OK. De
optie
Integratiemodus activeren
verschijnt op het
display.
2. Selecteer
Ja
door op de pijltoets rechts te drukken
en druk vervolgens op OK.
3. Voer de PIN-code in met de pijltoetsen omhoog/
omlaag en druk op de OK-knop.
4. De integratiecode wordt weergegeven in het display
van de robotmaaier.
Let op: De robotmaaier kan alleen als een apparaat in
de smart system app worden weergegeven als deze
eerste is opgenomen via de robotmaaier.
3.13.3 Integratie in de app
De integratie van alle GARDENA smart-apparaten vindt
plaats via de smart system app. De gratis GARDENA
smart system app kan worden gedownload uit de App
Store (Apple) of Google Play (Android). Open de app en
registreer uzelf als gebruiker. Meld u aan en kies
Apparaat integreren
op de startpagina in de app. Ga
verder met de integratie door de instructies in de app te
volgen. Voor de integratie is ook een smart gateway-
verbinding met internet nodig.
Let op: Voer deze stap alleen uit nadat de installatie van
de robotmaaier is voltooid.
3.13.4 Uitgeschakelde menu's
Zodra de smart robotmaaier deel uitmaakt van het smart
system, worden sommige menu's in de robotmaaier
uitgeschakeld. U kunt nog steeds alle instellingen in de
robotmaaier zien, maar sommige daarvan kunnen alleen
worden gewijzigd met de GARDENA smart system app.
De volgende instellingen in de menuselectie van de
smart robotmaaier worden geblokkeerd:
Schema
Tijd & datum
Taal
Land
3.13.5 Apparaat uitsluiten
Selecteer de optie
Apparaat uitsluiten
in het menu van
de robotmaaier om de draadloze verbinding tussen de
robotmaaier en het smart system te verwijderen. Als u
het uitsluiten van het apparaat bevestigt, is er geen
communicatie tussen de robotmaaier en andere smart
system apparaten.
Let op: De robotmaaier moet handmatig worden
verwijderd uit de lijst van producten in de GARDENA
smart system app.
26 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
3.13.6 Status
Signaalsterkte
Aangesloten Ja/Nee
Status
3.13.6.1 Verbonden Ja/Nee
Zodra de robotmaaier is verbonden met de smart
system gateway, kunt u in dit menu de verbindingsstatus
controleren. De status is verbonden (Ja) of niet
verbonden (Nee).
3.13.6.2 Signaalsterkte
Signaalsterkte
Goed
Matig
Slecht
De signaalkwaliteit tussen de robotmaaier en de
gateway is
goed, zwak
of
slecht
. Het laadstation van de
robotmaaier moet bij voorkeur worden geplaatst op een
tuinlocatie met een
goede signaalsterkte
voor de beste
prestaties van het smart system.
3.14 Instellingen
Met deze selectie kunt u wijzigingen doorvoeren in de
beveiliging, de installatie aanpassen en algemene
instellingen zoals datum en tijd wijzigen.
INSTELLINGEN
Veiligheid
Tuindekking
Installatie
Algemeen
3.14.1 Veiligheid
Via deze selectie kunnen instellingen met betrekking tot
de beveiliging en de verbinding tussen de robotmaaier
en het laadstation worden aangepast. Om naar het
menu Beveiliging te gaan, moet u eerst de PIN-code
invoeren met de pijltoetsen omhoog/omlaag en op OK
drukken.
Veiligheidsniveau
Uitgebreid
Veiligheid
3.14.1.1 Beveiligingsniveau
U kunt kiezen uit 2 veiligheidsniveaus.
Veiligheidsniveau
Laag
Hoog
Wanneer u de robotmaaier start (
AAN/UIT-knop) wordt
toegang tot de robotmaaier verhinderd bij zowel het
veiligheidsniveau
Laag
als
Hoog
, als de PIN-code
onbekend is. Wanneer vijf keer achter elkaar een
verkeerde PIN-code wordt ingevoerd, wordt de
robotmaaier enige tijd geblokkeerd. De tijd voor de
blokkering wordt bij elke volgende mislukte poging
verlengd.
Werking
Laag Hoog
Tijdsslot X X
PIN-verzoek X
Tijdsslot
Deze functie houdt in dat de robotmaaier na 30 dagen
niet meer kan worden gestart tenzij eerst de juiste PIN-
code wordt ingevoerd. Na het verstrijken van 30 dagen
blijft de robotmaaier gewoon maaien, maar verschijnt
het bericht
Voer PIN-code in
bij de volgende keer dat op
STOP wordt gedrukt. Voer de PIN-code in en druk op
OK.
PIN-verzoek
Deze functie houdt in dat de robotmaaier om een PIN-
code vraagt als de Robot grasmaaier in stand-by staat
en
Hoog
als veiligheidsniveau heeft. Stand-by
(knipperend indicatielampje) betekent dat de gebruiker
op de AAN/UIT-knop moet drukken om de robotmaaier
weer te activeren. Om de robotmaaier te kunnen
gebruiken, moet de juiste PIN-code worden ingevoerd.
3.14.1.2 Uitgebreid
Wijzig PIN-code
Nieuw lussignaal
Uitgebreid
Nieuw lussignaal
Het lussignaal wordt willekeurig gekozen, zodat een
unieke koppeling tussen de robotmaaier en het
laadstation ontstaat. In zeldzame gevallen kan het nodig
zijn om een nieuw signaal te genereren, bijvoorbeeld als
twee aangrenzende installaties signalen gebruiken die
erg op elkaar lijken.
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation.
2. Selecteer
Nieuw lussignaal
in het menu.
3. Druk op OK en wacht op de bevestiging dat het
lussignaal is gegenereerd. Dit duurt gewoonlijk
ongeveer 10 seconden.
Wijzig PIN-code
1. Voer de huidige PIN-code in met de pijltoetsen
omhoog/omlaag en druk op de OK-knop.
2. Voer de nieuwe PIN-code in en druk op OK.
3. Bevestig door dezelfde code opnieuw in te voeren
en op OK te drukken.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 27
Als de PIN-code is gewijzigd, wordt op het display heel
kort de melding
PIN-code gewijzigd
weergegeven. Maak
een notitie van de nieuwe PIN-code op de aangegeven
regel in Aantekeningen. Zie
Inleiding op pagina 3
.
3.14.2 Tuindekking
Via dit menu kan de robotmaaier naar afgelegen delen
van een werkgebied worden geleid. In complexe tuinen
waarin bijvoorbeeld veel gebieden zijn verbonden via
smalle doorgangen, kan het maairesultaat sterk worden
verbeterd door het wijzigen van instellingen.
Let op: De functie tuindekking wordt ingeschakeld na
een geslaagde kalibratie van de begeleiding. Zie
Kalibratie begeleidingsdraad op pagina 22
.
Er kunnen maximaal 3 afgelegen gebieden worden
ingesteld. Selecteer een gebied met behulp van de
pijltoetsen naar links en rechts gevolgd door OK.
Gebied 1
Gebied 3
Gebied 2
Er zijn een aantal unieke selecties nodig om de
robotmaaier toe te staan om de afgelegen zone te
bereiken.
Tuindekking
Meer
Uitschakelen
Hoe vaak?
Hoe ver?
Hoe?
Gebied 1, 2 of 3
Op basis van de fabrieksinstellingen kan de robotmaaier
de begeleidingsdraad over een lengte van 99 meter
volgen in 20% van de gevallen dat de robotmaaier het
laadstation verlaat. Als de begeleidingsdraad in
werkelijkheid korter is dan 99 m, zal de robotmaaier hem
volgen tot het punt waar de begeleidingsdraad is
aangesloten op de begrenzingsdraad.
3.14.2.1 Area 1, 2 or 3 > Hoe?
De robotmaaier gebruikt de begeleidingsdraad om
gebied 1, 2 of 3 te bereiken. Als alle gebieden worden
gebruikt, is het dus belangrijk om te overwegen wat de
optimale plaats is voor het laadstation. De
begeleidingsdraad moet door alle gebieden lopen en
mag tegelijkertijd niet de maximale lengte van de
begeleidingsdraad overschrijden.
3.14.2.2 Area 1, 2 or 3 > Hoe ver?
De robotmaaier stopt met het volgen van de
begeleidingsdraad en begint op een bepaalde afstand
van het laadstation te maaien. Er kunnen maximaal 3
verschillende afstanden worden ingesteld.
Tip! Bepaal via de functie
Test
(
Area 1, 2 or 3 > Meer >
Test
) hoe groot de afstand tot het gebied is. De afstand
in meters wordt weergegeven op het display van de
maaier wanneer STOP is ingedrukt. Zie
De afstand tot
een afgelegen gebied meten op pagina 29
. De
gemeten afstand getoond in het display kan direct
worden opgeslagen naar het geselecteerde afgelegen
gebied. De actuele waarde wordt overschreven door de
nieuwe gemeten afstand.
? m / ft.
3.14.2.3 Area 1, 2 or 3 > Hoe vaak?
Het aantal keren dat de robotmaaier naar de afgelegen
zone moet worden geleid, wordt ingesteld als een
percentage van het totale aantal keren dat hij het
laadstation verlaat. Alle andere keren begint de
robotmaaier te maaien bij het laadstation.
Selecteer het percentage dat overeenkomt met de
omvang van de afgelegen zone ten opzichte van het
totale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zone
bijvoorbeeld de helft van het totale werkoppervlak
bestrijkt, selecteert u 50%. Als de afgelegen zone
kleiner is, voert u een lager getal in. Wanneer er
meerdere zones zijn, moet u erom denken dat het totaal
nooit hoger kan zijn dan 100%. Zie de voorbeelden in
Voorbeelden van indelingen van tuinen op pagina 34
.
28 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
30%
20%
3.14.2.4 Tuindekking instellen
Volg onderstaande stappen om de tuindekking in te
stellen:
1. Gebruik de pijltoetsen links/rechts om
Gebied 1, 2
of
3
te kiezen.
2. Bevestig door op de OK-knop te drukken.
3. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag om te
wijzigen hoe ver de robotmaaier de
begeleidingsdraad moet volgen.
4. Druk op de pijltoets rechts en stel in hoe vaak dit
moet gebeuren.
5. Bevestig door op de OK-knop te drukken.
6. Druk op de knop Menu om terug te gaan naar het
overzichtsmenu van Tuindekking.
7. Ga verder met de instellingen van het volgende
Gebied
.
3.14.2.5 Area 1, 2 or 3 > Uitschakelen
Elk gebied kan worden uitgeschakeld en ingeschakeld
zonder dat de instellingen opnieuw moeten worden
ingevoerd. Selecteer
Uitschakelen
en druk op OK.
3.14.2.6 Gebied 1, 2 of 3 > Meer > Test
Het testen van geselecteerde instellingen kan worden
beschouwd als een normaal onderdeel van de
installatie.
Als de functie
Test
wordt geactiveerd, rijdt de
robotmaaier zo ver mogelijk weg van de
begeleidingsdraad als is toegestaan op basis van de
doorrijbreedte.
Test: Area 1, 2 or 3
Om de geselecteerde instellingen te testen:
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation.
2. Gebruik de pijltoetsen omlaag en rechts/links om het
te testen gebied te selecteren op het scherm
Overzicht tuindekking
. Druk op OK.
3. Selecteer
Meer
en druk op OK.
4. Selecteer
Test
en druk op OK.
5. Druk op de Start-knop en sluit de klep.
6. De robotmaaier zal nu het laadstation verlaten en de
begeleidingsdraad in de richting van het afgelegen
gebied gaan volgen. Controleer of de robotmaaier
de vereiste afstand langs de begeleidingsdraad
helemaal kan volgen.
7. De test is gelukt als de robotmaaier de
begeleidingsdraad zonder problemen kan volgen
naar het vereiste startpunt.
De afstand tot een afgelegen gebied meten
1. Parkeer de robotmaaier in het laadstation.
2. Voer in de menufunctie
Area 1, 2 or 3
>
Hoe ver?
een afstand in, die bij twijfel, hoger is dan het
werkelijke getal. De maximale afstand die kan
worden ingevoerd is 500 meter.
3. Selecteer
Area 1, 2 or 3
>
Meer
>
Test
en druk op
OK.
4. Druk op de Start-knop en sluit de klep.
5. Druk op STOP op de gewenste positie. De afstand
wordt nu weergegeven in het display. Dit getal kan
nu worden opgeslagen in
Area 1, 2 or 3
>
Hoe ver?
.
Area 1, 2 or 3 > Meer > Reset
Via deze functie kan een afzonderlijke gebiedsinstelling
worden teruggezet naar de fabrieksinstelling. Selecteer
Area 1, 2 or 3
> Meer >
Reset
met behulp van de
pijltoetsen links/rechts gevolgd door OK om een
gebiedsinstelling te resetten.
3.14.3 Installatie
Voor veel werkgebieden is er geen noodzaak tot
wijziging van de fabrieksinstellingen, maar soms kan
afhankelijk van de gazoncomplexiteit het maairesultaat
worden verbeterd door handmatige instellingen te
maken.
Installatie Uitgangssituatie
Rijd over draad
ECO-modus
Maaierhuis
3.14.3.1 Start punt
Met deze functies kunt u bepalen hoe ver de
robotmaaier uit het laadstation rijdt voordat deze begint
te werken (maaien of tuindekking). Dit is een nuttige
functie wanneer het laadstation bijvoorbeeld onder een
veranda of in een andere krappe ruimte is geplaatst.
Gebruik de cijfertoetsen om de gewenste afstand in
centimeters in te voeren. De fabrieksinstelling is 60 cm
en de maximale afstand is 300 cm. Zie
Ingebruikname
op pagina 22
.
Let op: Het kiezen van een goed startpunt is belangrijk
zodat het kalibratieproces van de begeleiding kan
worden geoptimaliseerd. Zie
Kalibratie
begeleidingsdraad op pagina 22
.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 29
3.14.3.2 Rijd over draad
De voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een bepaalde
afstand voorbij de begrenzingsdraad voordat de maaier
keert. Die afstand is standaard ingesteld op 30 cm, maar
kan zo nodig worden gewijzigd. U kunt een waarde
tussen 20 en 30 selecteren.
Houd er rekening mee dat de afstand slechts een
geschatte waarde is. In werkelijkheid kan de afstand
tussen de robotmaaier en de begrenzingsdraad
variëren.
Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag om aan te geven
hoeveel centimeter de robotmaaier over de
begrenzingsdraad moet rijden en druk op OK.
3.14.3.3 ECO-modus
Deze functie schakelt het lussignaal van de
begrenzingslus, de begeleidingsdraden en het
laadstation automatisch uit wanneer de robotmaaier niet
maait, d.w.z. wanneer de maaier wordt opgeladen of
niet mag maaien op basis van schema-instellingen.
ECO-modus
Gebruik ECO-modus
De
ECO-modus
is geschikt voor situaties waarin andere
draadloze apparatuur wordt gebruikt die niet compatibel
is met de robotmaaier, zoals bepaalde ringleidingen of
garagedeuren.
Als de
ECO-modus
is geactiveerd, knippert het
indicatielampje op het laadstation groen. In de
ECO-
modus
kan de robotmaaier alleen in het laadstation
worden gestart en niet in het werkgebied.
In de
ECO-modus
moet altijd op de STOP-knop worden
gedrukt voordat de robotmaaier uit het laadstation wordt
gehaald. Het is niet mogelijk om de robotmaaier op een
andere manier te starten. Als u de maaier per ongeluk
uit het laadstation hebt gehaald zonder eerst de STOP-
knop in te drukken, moet u de maaier weer in het
laadstation plaatsen en de STOP-knop indrukken.
Alleen dan kan de robotmaaier in het werkgebied
worden gestart.
Kies de
ECO-modus
en druk op OK om de
ECO-modus
te activeren.
Let op: Druk altijd op de STOP-knop alvorens de
robotmaaier uit het laadstation te verwijderen. In de
ECO-modus
start de robotmaaier anders niet binnen het
werkgebied.
3.14.3.4 Maaierhuis
Dit menu wordt gebruikt ter voorkoming van botsingen
met het robotmaaierhuis. De functie vermindert slijtage
op de behuizing van de robotmaaier. Rondom het
laadstation kan gras echter ongemaaid blijven.
Maaierhuis
Vermijd botsingen
tegen het huis
3.14.4 Algemeen
In het menu Algemeen kunnen tijd en datum, de taal en
het land worden ingesteld. Het is ook mogelijk om alle
gebruikersinstellingen op de fabrieksinstellingen in te
stellen.
Over
Reset alle
gebruikersinstellingen
Land
Taal
Tijd en datum
Algemeen
3.14.4.1 Tijd & datum
Via deze functie kunt u de huidige tijd en datum in de
gewenste notatie instellen.
Tijd en datum — Tijdsinstelling
Ingestelde datum
Tijdnotatie
Datumnotatie
Ingestelde tijd
De tijd instellen:
1. Voer de juiste tijd in met de pijltoetsen omhoog/
omlaag.
2. Druk op de pijltoets rechts om minuten in te voeren.
3. Ga terug naar het menu
Tijd en datum
door op de
knop Menu te drukken.
Ingestelde datum
Datum instellen:
1. Voer de juiste datum in met de pijltoetsen omhoog/
omlaag.
2. Druk op de pijltoets rechts om de maand en dag in
te voeren.
3. Ga terug naar het menu
Tijd en datum
door op de
knop Menu te drukken.
Tijd notatie
Tijdnotatie instellen:
1. Voer de gewenste tijdnotatie (24 of 12 uur) in met de
pijltoetsen omhoog/omlaag.
30 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
2. Ga terug naar het menu
Tijd en datum
door op de
knop Menu te drukken.
Datum notatie
Datumnotatie instellen:
1. Voer de gewenste datumnotatie in met de pijltoetsen
omhoog/omlaag.
JJJJ-MM-DD (jaar-maand-dag)
MM-DD-JJJJ (maand-dag-jaar)
DD-MM-JJJJ (dag-maand-jaar)
2. Ga terug naar het menu
Tijd en datum
door op de
knop Menu te drukken.
3.14.4.2 Taal
Taal selecteren:
1. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag om de cursor
op de gewenste taal te zetten.
2. Ga terug naar het menu
Tijd en datum
door op de
knop Menu te drukken.
3.14.4.3 Land
Land selecteren:
1. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag om de cursor
op het gewenste land te zetten.
2. Ga terug naar het menu
Tijd en datum
door op de
knop Menu te drukken.
3.14.4.4 Reset alle gebruikersinstellingen
Met deze functie kunt u de robotmaaier resetten naar de
fabrieksinstellingen.
De volgende instellingen worden echter niet gewijzigd:
Veiligheidsniveau
PIN-code
Lussignaal
Datum & tijd
Taal
Land
Alle gebruikersinstellingen resetten:
1. Selecteer
Reset alle gebruikersinst.
in het menu en
druk op OK.
2. Voer uw PIN-code in met de pijltoetsen omhoog/
omlaag en druk op de OK-knop.
3. Gebruik de pijltoets rechts om de cursor op
Ja
te
zetten.
4. Bevestig door op OK te drukken.
3.14.4.5 Over
Het menu
Over
geeft informatie weer over het model
robotmaaier, het serienummer, het aantal bedrijfsuren
en de verschillende softwareversies.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 31
3.15 Overzicht menustructuur
Schema
Overzicht/maandag
Periode 1
Periode 2 Kopiëren
Zo
Huidige
dag
Heel de week
ZaVrDoWoDiMaAlle
dagen
Reset
* smart SILENO city
Planningswizard
Uitgebreid
smart system*
Goed Matig Slecht
Verbonden
Ja/Nee
Signaal
sterkte
Status
Uitsluiten
apparaat
32 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
3.16 Overzicht menustructuur
Instellingen
Tijd & datum
Ingestelde tijd Ingestelde
datum
Tijdnotatie Datumnotatie
Taal Land
Reset alle
gebruikers-
instellingen
Info
Veiligheid Tuindekking Installatie
Algemeen
Laag Hoog
Wijzig
PIN-code
Nieuw
lussignaal
Veiligheidsniveau
Uitgebreid
Gebied 1-3
Hoe?
Hoe
vaak?
Hoe
ver?
Uitschakelen
ResetTest
Meer
Start
punt
Rijd over
draad
ECO-modus
Maaierhuis
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 33
3.17 Voorbeelden van indelingen van tuinen
De werking van de robotmaaier wordt in zekere mate beïnvloed door de gekozen instellingen. Door de instellingen
van de robotmaaier af te stemmen op de vorm van de tuin is het voor de robotmaaier makkelijker om alle delen
regelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te realiseren.
Voor verschillende indelingen zijn verschillende instellingen nodig. Op de volgende pagina's vindt u enkele
voorbeelden van indelingen met suggesties en instellingen voor de installatie.
De aanbevolen schema-instellingen in de volgende voorbeelden gelden voor de SILENO city (voor 500 m
2
) , tenzij
anders vermeld.
Op www.gardena.com vindt u nog meer hulp bij de installatie.
Let op: De standaardinstellingen voor de robotmaaier zijn zodanig gekozen dat deze geschikt zijn voor zo veel
mogelijk verschillende tuinen. De instellingen hoeven enkel te worden gewijzigd wanneer er sprake is van speciale
installatiecondities.
3.17.1 Open en vlak gebied
Gebied
150 m
2
Schema
SILENO city (voor 500 m
2
)
08:00 - 16:00, Maandag, woensdag,
vrijdag
Gazondekking
Fabrieksinstelling
Opmerkingen Het schema moet worden gebruikt
om te voorkomen dat het gras er ge-
plet uitziet, omdat het gebied kleiner
is dan de maximale capaciteit van de
robotmaaier.
3.17.2 Een aantal eilanden en een helling van 25%
Gebied
500 m
2
Schema
SILENO city (voor 500 m
2
)
08:00 - 19:00, Maandag t/m zondag
Gazondekking
Fabrieksinstelling
Opmerkingen Plaats het laadstation in het lagere
deel van het werkgebied. Leg de be-
geleidingsdraad onder een hoek over
de steile helling. Zorg ervoor dat de
begeleidingsdraad wordt gelegd vol-
gens de aanbevelingen in
De begelei-
dingsdraad leggen en aansluiten op
pagina 20
34 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
3.17.3 L-vormige tuin met enkele eilanden en het laadstation geplaatst in het smalle gedeelte
Gebied 500 m
2
3 m / 10 ft
Schema
SILENO city (voor 500 m
2
)
08:00 - 19:00, Maandag t/m zondag
Gazondekking
Gebied 1:
Hoe?
Begeleiding
Hoe ver?
X m
Hoe vaak?
60%
Opmerkingen De
Tuindekking
(Hoe vaak?) voor
Be-
geleiding
moet worden opgegeven
als een waarde die overeenkomt met
het grootste deel van het werkgebied,
omdat het grootste deel van het werk-
gebied door de robotmaaier makkelijk
kan worden bereikt door de begelei-
dingsdraad vanaf het laadstation te
volgen. Zorg ervoor dat de begelei-
dingsdraad wordt gelegd volgens de
aanbevelingen in
De begeleidings-
draad leggen en aansluiten op pagina
20
.
3.17.4 U-vormige tuin verbonden met een smalle doorgang
Gebied
500 m
2
1,5 m / 5 ft
Schema
SILENO city (voor 500 m
2
)
08:00 - 19:00, Maandag t/m zondag
Gazondekking
Gebied 1:
Hoe?
Begeleiding
Hoe ver?
X m
Hoe vaak?
40%
Opmerkingen De begeleidingskabel moet langs de
smalle doorgang worden geplaatst
om ervoor te zorgen dat de robot-
maaier het laadstation zonder proble-
men kan vinden vanaf de linkerzijde
van het werkgebied. 40% is geselec-
teerd voor
Tuindekking
,
Hoe vaak?
,
omdat het linker gebied bijna de helft
van de totale oppervlakte is. Zorg er-
voor dat de begeleidingsdraad wordt
gelegd volgens de aanbevelingen in
De begeleidingsdraad leggen en aan-
sluiten op pagina 20
.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 35
3.17.5 Asymmetrisch werkgebied met een smalle doorgang en enkele eilanden
Gebied 500 m
2
2 m / 7 ft
Schema
SILENO city (voor 500 m
2
)
08:00 - 19:00, Maandag t/m zondag
Gazondekking
Fabrieksinstelling
Opmerkingen De begeleidingsdraad moet langs de
smalle doorgang worden gelegd om
ervoor te zorgen dat de robotmaaier
het laadstation zonder problemen kan
vinden vanaf de rechterzijde van het
werkgebied. Omdat het rechterdeel
van het gebied maar een klein deel
van het werkgebied bestrijkt, kan de
fabrieksinstelling
Tuindekking
worden
gebruikt. Zorg ervoor dat de begelei-
dingsdraad wordt gelegd volgens de
aanbevelingen in
De begeleidings-
draad leggen en aansluiten op pagina
20
.
3.17.6 3 gebieden verbonden met twee nauwe doorgangen
Gebied
500 m
2
Schema
: SILENO city (voor 500 m
2
)
08:00 - 19:00, Maandag t/m zondag
Gazondekking
Gebied 1:
Hoe?
Begeleiding
Hoe ver?
X m
Hoe vaak?
25 %
Gebied 2:
Hoe?
Begeleiding
Hoe ver?
X m
Hoe vaak?
25 %
Opmerkingen Omdat het werkgebied uit drie zones
bestaat die door twee nauwe door-
gangen met elkaar verbonden zijn,
moet
Tuindekking
worden gebruikt
om diverse zones te creëren, voor
een gelijkmatig maairesultaat in het
hele werkgebied. Zorg ervoor dat de
begeleidingsdraad wordt gelegd vol-
gens de aanbevelingen in
De begelei-
dingsdraad leggen en aansluiten op
pagina 20
.
3.17.7 Een bijgebied
Gebied
400 + 100 m
2
Schema
SILENO city (voor 500 m
2
)
08:00 - 19:00, Maandag t/m zaterdag
Gazondekking
Fabrieksinstelling
Opmerkingen Het bijgebied wordt op zondag ge-
maaid met behulp van de modus
Bij-
gebied
.
36 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
4 Werking
4.1 De AAN/UIT-knop
WAARSCHUWING: Lees de
veiligheidsinstructies zorgvuldig door voordat u
de maaier start.
WAARSCHUWING: Houd uw handen en voeten
uit de buurt van de roterende messen. Plaats
uw handen of voeten niet in de buurt van of
onder de machine wanneer de motor draait.
WAARSCHUWING: Gebruik de robotmaaier
nooit wanneer personen, met name kinderen of
huisdieren, zich in het maaigebied bevinden.
Druk op de AAN/UIT-knop om de robotmaaier in te
schakelen. De robotmaaier is actief wanneer het
lampje op de AAN/UIT-knop brandt.
Druk op de AAN/UIT-knop om de robotmaaier uit te
schakelen.
4.1.1 Het indicatielampje
Het indicatielampje op de AAN/UIT-knop is een
belangrijke indicator:
De robotmaaier is actief als het indicatielampje
continu brandt.
De robotmaaier is in stand-by als het indicatielampje
knippert. Dit betekent dat de gebruiker op de AAN/
UIT-knop moet drukken om de robotmaaier weer te
activeren.
De robotmaaier wordt uitgeschakeld wanneer het
indicatielampje niet brandt.
WAARSCHUWING: Het is alleen veilig om een
inspectie of onderhoud aan de robotmaaier uit
te voeren wanneer de robotmaaier is
uitgeschakeld. De robotmaaier is uitgeschakeld
wanneer het lampje op de AAN/UIT-knop niet
brandt.
4.2 De robotmaaier starten
1. Open de klep voor het toetsenbord.
2. Druk op de AAN/UIT-knop. Het display wordt
verlicht.
3. Voer de PIN-code in.
4. Druk op de OK-knop.
5. Selecteer de gewenste bedieningsmodus en
bevestig met de OK-knop. Zie
Bedieningsmodi op
pagina 37
.
6. Sluit de klep.
Let op: Als de robotmaaier in het laadstation is
geparkeerd, verlaat de robotmaaier het laadstation
alleen wanneer de accu volledig is geladen en wanneer
het schema toestaat dat de robotmaaier werkt.
4.3 Bedieningsmodi
Wanneer de knop Mode is ingedrukt, kunnen de
volgende bedieningsmodi worden geselecteerd:
Hoofdgebied
Bijgebied (2e gebied)
Parkeren
Parkeren / Schema
Negeer schema
4.3.1 Bedieningsmodus - Hoofdgebied
Hoofdgebied
is de standaard bedieningsmodus waarbij
de robotmaaier automatisch maait en wordt opgeladen.
4.3.2 Bedieningsmodus - 2e gebied
Voor het maaien van bijgebieden moet de
bedieningsmodus
2e gebied
worden gekozen. Het
selecteren van
2e gebied
betekent dat de robotmaaier
maait totdat de accu leeg is.
Als de robotmaaier in de modus
2e gebied
wordt
opgeladen, zal hij volledig worden geladen, waarna hij
ongeveer 50 cm naar buiten rijdt en dan stopt. Dit geeft
aan dat de robotmaaier volledig is opgeladen en gereed
is om te maaien. Als het hoofdgebied moet worden
gemaaid na het laden, wordt het aanbevolen om de
bedieningsmodus eerst naar
Hoofdgebied
te schakelen
367 - 004 - 16.02.2018 Werking - 37
alvorens de robotmaaier weer in het laadstation te
plaatsen.
4.3.3 Bedieningsmodus - Parkeren
De bedieningsmodus
Parkeren
betekent dat de
robotmaaier in het laadstation blijft totdat een andere
bedieningsmodus wordt geselecteerd.
4.3.4 Bedieningsmodus - Parkeren / Schema
De bedieningsmodus
Parkeren / Schema
betekent dat
de robotmaaier in het laadstation blijft tot de volgende
keer dat het schema of de stand-by-stand het toestaat
dat de robotmaaier werkt. Zie
Schema en Stand-by op
pagina 38
.
4.3.5 Bedieningsmodus - Negeer schema
De schema-instellingen kunnen tijdelijk worden
genegeerd door
Negeer schema
te selecteren. Het is
mogelijk om het schema gedurende 3 uur te negeren.
4.4 Stoppen
1. Druk op de STOP-knop.
De robotmaaier stopt en de maaimotor stopt.
4.5 Uitschakelen
1. Druk op de STOP-knop.
2. Open de klep.
3. Druk gedurende 3 seconden op de AAN/UIT-knop.
4. De robotmaaier wordt uitgeschakeld.
5. Controleer of het indicatielampje op de AAN/UIT-
knop niet brandt.
4.6 Schema en Stand-by
Gebruik de schemafunctie (zie
Uitgebreid op pagina 24
)
om een al te platgetreden gazon te vermijden.
4.6.1 Stand-by
De robotmaaier heeft een voorgeprogrammeerde stand-
by-tijd die overeenkomt met de tabel voor rusttijden.
Deze stand-by-tijd biedt bijvoorbeeld een goede
mogelijkheid om het gazon te besproeien of om er op te
spelen.
Model Stand-by-tijd, minimaal aantal uren per dag
500 m
2
13
400 m
2
15
350 m
2
17
250 m
2
19
4.6.2 Het schema instellen
Ga er bij het instellen van het schema van uit dat de
robotmaaier de vermelde hoeveelheid maait van het
aantal vierkante meters per uur en dag vermeld in de
tabel Werkcapaciteit.
Model
Geschatte werkcapaciteit, m
2
per uur en
dag
500 m
2
45
400 m
2
43
350 m
2
49
250 m
2
49
Als het werkgebied bijvoorbeeld 250 m
2
groot is, moet
de robotmaaier gedurende 5-6 uur werken (afhankelijk
van het gespecificeerde werkgebied van de
robotmaaier). De werkcapaciteit (m
2
per uur en dag)
wordt berekend door het gespecificeerde werkgebied te
delen door de actieve tijd per dag. Voorbeeld: 500 m
2
/
11 uur = 45 m
2
.
De tijden zijn bij benadering en hangen onder meer af
van de kwaliteit van het gras, de scherpte van de
messen en de leeftijd van de accu.
WAARSCHUWING: Gebruik het schema om
niet te laten maaien wanneer er zich doorgaans
kinderen of huisdieren op het gazon bevinden,
of voorwerpen die door de draaiende messen
beschadigd kunnen raken.
Gebruik de wizard om een geschikt schema in te stellen
afhankelijk van de afmetingen van het gazon. De wizard
houdt rekening met de voorgeprogrammeerde rusttijd
voordat de wizard het schema voorstelt. Zie
Planningswizard op pagina 24
.
4.6.3 Voorbeeld 1
De tijden in dit voorbeeld gelden voor de SILENO city,
smart SILENO city (500 m
2
), maar voor de andere
modellen geldt hetzelfde principe.
Schema-instelling, periode 1: 08:00 - 22:00.
Actieve periode (A): 08:00 - 19:00.
De schema-instellingen zorgen ervoor dat de
robotmaaier om 08:00 uur begint met maaien. De
maaier is wordt echter vanaf 19:00 in de stand-bymodus
in het laadstation geparkeerd, en blijft daar tot hij om
08:00 uur weer begint met maaien.
38 - Werking 367 - 004 - 16.02.2018
Als de schema-instelling wordt opgedeeld in 2
werkperiodes, kan de rustperiode worden opgedeeld in
een aantal periodes. De minimale rusttijd dient echter
overeen te komen met de tabel voor Rusttijden.
24 uur
Bediening
Sta
n
d-by
O
pl
aden
Maai
en
B
A
SILENO city, smart SILENO city (voorbeeld: 500 m
2
)
Bedrijf, A = max. uren 11
Laden/stand-by, B = min. uren 13
4.6.4 Voorbeeld 2
De tijden in dit voorbeeld gelden voor de SILENO city,
smart SILENO city (500 m
2
), maar voor de andere
modellen geldt hetzelfde principe.
Schema-instelling periode 1 (A): 08:00 - 17:00.
Schema-instelling periode 2 (C): 20:00 - 23:00.
Actieve periode (A): 08:00 - 17:00
Actieve periode (C): 20:00 - 22:00.
De robotmaaier maait tussen 08:00 en 17:00. Hij zal om
20:00 uur opnieuw gaan werken, maar om 22:00 uur
stoppen in de stand-bymodus, totdat hij om 08:00 uur
weer start.
Opl
aden
Maaien
24 uur
Stand-by
Stand-by
Bedie
n
i
n
g
Bediening
SILENO city, smart SILENO city (voorbeeld: 500 m
2
)
Bedrijf, A + C = max. uren 11
Laden/stand-by, B + D = min. uren 13
4.7 Een lege accu opladen
Wanneer de GARDENA-robotmaaier nieuw is of langere
tijd is opgeslagen, zal de accu leeg zijn en moet deze
voor gebruik worden geladen.
WAARSCHUWING: Laad de robotmaaier alleen
op met een laadstation dat daarvoor bedoeld is.
Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische
schokken, oververhitting of lekkage van
corroderende vloeistof uit de accu.
Bij lekkage van elektrolyt spoelt u deze weg met
water. Raadpleeg onmiddellijk een arts indien
de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen
etc.
1. Druk op de AAN/UIT-knop om de robotmaaier te
starten.
2. Plaats de robotmaaier in het laadstation. Schuif de
robotmaaier zo ver mogelijk naar binnen om te
zorgen voor een goed contact tussen de
robotmaaier en het laadstation. Zie Contact- en
laadstrips in
Productoverzicht op pagina 5
3. Op het display wordt aangegeven dat de accu wordt
opgeladen.
4.8 Maaihoogte aanpassen
De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm) tot
MAX (5 cm).
OPGELET: In de eerste weken na een nieuwe
installatie moet de maaihoogte worden
ingesteld op MAX om schade aan de lusdraad
te voorkomen. Hierna kan de maaihoogte elke
week geleidelijk worden verlaagd totdat de
gewenste maaihoogte is bereikt.
4.8.1 De maaihoogte aanpassen
1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier te
stoppen.
2. Open de klep.
3. Draai de knop in de vereiste positie.
367 - 004 - 16.02.2018 Werking - 39
Draai rechtsom als u de maaihoogte wilt
verhogen.
Draai linksom als u de maaihoogte wilt verlagen.
4. Sluit de klep.
40 - Werking 367 - 004 - 16.02.2018
5 Onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud
Voor een betere betrouwbaarheid en langere
levensduur: controleer en reinig de robotmaaier
regelmatig en vervang versleten onderdelen, indien
nodig. Alle onderhoud en reparaties moeten worden
uitgevoerd volgens de instructies van GARDENA. Zie
Garantiebepalingen op pagina 57
.
Na de ingebruikname van de robotmaaier moet u de
maaischijf en de messen eens per week inspecteren.
Als de mate van slijtage in deze periode laag is, kan het
controle-interval worden vergroot.
Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait. De
randen van de messen mogen niet beschadigd zijn. De
levensduur van de messen kan sterk uiteenlopen en
hangt bijvoorbeeld af van:
de rijtijd en de grootte van het werkgebied.
de grassoort en seizoensgebonden groei.
grond, zand en het gebruik van kunstmest.
de aanwezigheid van voorwerpen zoals
dennenappels, afgewaaide vruchten, speelgoed,
gereedschap, stenen en wortels.
De normale levensduur is 3 tot 6 weken bij gebruik
onder gunstige voorwaarden. Zie
Messen vervangen op
pagina 42
voor het vervangen van de messen.
Let op: Werken met botte messen geeft een slechter
maairesultaat. Het gras wordt niet goed gemaaid en er
is meer energie nodig, waardoor de robotmaaier een
kleiner oppervlak dan normaal kan maaien.
WAARSCHUWING: De robotmaaier moet
worden uitgeschakeld voordat er
onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd. De robotmaaier wordt uitgeschakeld
wanneer het indicatielampje op de AAN/UIT-
knop niet brandt.
WAARSCHUWING: Draag
veiligheidshandschoenen.
5.2 Robotmaaier reinigen
Het is belangrijk om de robotmaaier schoon te houden.
Een maaier waar een grote hoeveelheid gras aan blijft
plakken, werkt minder goed op hellingen. Het wordt
aanbevolen om voor het reinigen een borstel te
gebruiken.
GARDENA biedt een speciale set voor reiniging en
onderhoud aan als accessoire. Neem contact op met de
klantenservice van GARDENA.
OPGELET: Gebruik nooit een hogedrukreiniger
om de robotmaaier schoon te maken. Gebruik
nooit oplosmiddelen om schoon te maken.
5.2.1 Chassis en maaischijf
1. Druk gedurende 3 seconden op de AAN/UIT-knop
om de robotmaaier uit te schakelen.
2. Controleer of het indicatielampje op de AAN/UIT-
knop niet brandt.
3. Als de robotmaaier erg vuil is, maak deze dan
schoon met een tuinslang. Gebruik geen
hogedrukreiniger.
4. Til de robotmaaier op z'n kant.
5. Reinig de maaischijf en het chassis met bijvoorbeeld
een afwasborstel. Controleer ook of de maaischijf
vrij kan draaien ten opzichte van de
voetbeschermer. Controleer ook of de messen intact
zijn en vrij kunnen draaien. Als lange grassprieten of
andere objecten hierin binnendringen, kan de
beweging van de maaischijf worden belemmerd.
Zelfs een licht remeffect leidt al tot een hoger
energieverbruik en in het ergste geval zal de
robotmaaier hierdoor niet in staat zijn om de
maximale werkcapaciteit te maaien.
5.2.2 Chassis
Reinig de onderkant van het chassis. Gebruik een
borstel of licht vochtige doek.
5.2.3 Wielen
Reinig rondom de voorwielen en het achterwiel en ook
rond de achterwielsteun. Gras op de wielen kan van
invloed zijn op de wijze waarop de maaier op hellingen
werkt.
5.2.4 Behuizing
Gebruik een vochtige, zachte spons of doek om de kap
te reinigen. Als de kap erg vuil is, kunt u ook een
zeepoplossing of afwasmiddel gebruiken.
367 - 004 - 16.02.2018 Onderhoud - 41
5.2.5 Laadstation
Ontdoe het laadstation regelmatig van gras, bladeren,
twijgen en andere objecten die het dokken kunnen
belemmeren.
5.3 Messen vervangen
WAARSCHUWING: Gebruik altijd messen en
schroeven van het juiste type. GARDENA kan
de veiligheid alleen garanderen als originele
messen worden gebruikt. Als u alleen de
messen vervangt en de schroef opnieuw
gebruikt, kan er slijtage aan de schroef
optreden tijdens het maaien en knippen. De
messen kunnen vervolgens uit de behuizing
losraken en ernstig letsel veroorzaken.
Vervang veiligheidshalve versleten of beschadigde
onderdelen. Zelfs als de messen intact zijn, moeten ze
regelmatig worden vervangen voor het beste
maairesultaat en een laag energieverbruik.
De robotmaaier is voorzien van 3 messen die in de
maaischijf zijn geschroefd. De 3 messen en schroeven
moeten allemaal op hetzelfde moment worden
vervangen zodat het maaisysteem uitgebalanceerd blijft.
Gebruik originele messen van GARDENA waarop het H-
logo met het kroontje staat, zie
Garantiebepalingen op
pagina 57
.
5.3.1 Messen vervangen
1. Druk op de STOP-knop.
2. Open de klep.
3. Druk gedurende 3 seconden op de AAN/UIT-knop
om de robotmaaier uit te schakelen.
4. Controleer of het indicatielampje op de AAN/UIT-
knop niet brandt.
5. Draai de robotmaaier op zijn kop. Plaats de
robotmaaier op een zachte en schone ondergrond
om krassen op de kap en de klep te voorkomen.
6. Verwijder de 3 schroeven. Gebruik een platte of
kruiskopschroevendraaier.
7. Verwijder alle messen en schroeven.
8. Breng nieuwe messen en schroeven aan.
9. Controleer of de messen vrij kunnen draaien.
5.4 Software-update
Als het onderhoud wordt uitgevoerd door de
klantenservice van GARDENA, dan worden beschikbare
software-updates door de servicemonteur naar de
robotmaaier gedownload. Eigenaren van GARDENA
robotmaaiers kunnen de software echter bijwerken
indien dit wordt geïnitieerd door GARDENA.
Geregistreerde gebruikers zullen in dat geval per e-mail
op de hoogte gesteld worden.
5.5 Accu
De accu is onderhoudsvrij, maar heeft een beperkte
levensduur van 2 tot 4 jaar.
De levensduur van de accu hangt af van de lengte van
het seizoen en het aantal uren per dag dat de
robotmaaier wordt gebruikt. Een lang seizoen of veel
bedrijfsuren per dag betekenen dat de accu vaker moet
worden vervangen.
WAARSCHUWING: Laad de robotmaaier alleen
op met een laadstation dat daarvoor bedoeld is.
Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische
schokken, oververhitting of lekkage van
corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage
van elektrolyt spoelt u deze weg met water.
Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de
elektrolyt in aanraking komt met uw ogen etc.
OPGELET: De accu moet volledig worden
geladen vóór winteropslag. Als de accu niet
volledig is opgeladen, kan hij beschadigd raken
en in sommige gevallen onbruikbaar worden.
Als de rijtijd van de robotmaaier tussen twee
laadbeurten korter dan normaal is, geeft dit aan dat de
accu oud wordt en uiteindelijk moet worden vervangen.
De accu is in orde zolang de robotmaaier blijft zorgen
voor een goed gemaaid gazon.
42 - Onderhoud 367 - 004 - 16.02.2018
5.5.1 Accu vervangen
WAARSCHUWING: Gebruik alleen originele
accu's die door de fabrikant worden
aanbevolen. De veiligheid van het product kan
niet worden gegarandeerd met andere accu's.
Gebruik geen niet-oplaadbare accu's. Het
apparaat moet zijn losgekoppeld van de
voeding wanneer de accu wordt verwijderd.
1. Druk gedurende 3 seconden op de AAN/UIT-knop
om de robotmaaier uit te schakelen.
2. Controleer of het indicatielampje op de AAN/UIT-
knop niet brandt.
3. Stel de maaihoogte in op MIN (2).
4. Draai de robotmaaier op zijn kop. Plaats de
robotmaaier op een zachte en schone ondergrond
om krassen op het chassis en de afdekking van het
display te voorkomen.
5. Reinig de zone rond het accudeksel.
6. Draai de schroeven (Torx 20) van het accudeksel
los en verwijder het accudeksel.
7. Maak de vergrendeling van de stekker los en trek
hem omhoog.
OPGELET:
Trek niet aan de kabels.
8. Maak de vergrendeling van de accuhouder los en til
de accuhouder (inclusief accu) uit de robotmaaier.
Th
i
s
side down
7
7
8
6
9. Maak de vergrendeling van de accu los en til de
accu uit de accuhouder.
10. Plaats de nieuwe accu in de accuhouder.
Let op: De sticker met "This side down" (Deze kant
onder) moet omhoog gericht zijn wanneer u de accu
plaatst. Dit betekent dat "This side down" (Deze kant
onder) naar beneden is gericht wanneer de
robotmaaier op zijn wielen staat.
11. Plaats de accuhouder (inclusief accu) terug op zijn
plaats in de robotmaaier.
12. Sluit de kabel aan
13. Plaats het accudeksel zonder de kabels vast te
klemmen. Als de afdichting op het accudeksel
zichtbaar beschadigd is, moet het volledige
accudeksel worden vervangen.
14. Draai de vier schroeven (Torx 20) van het
accudeksel voorzichtig kruiselings vast.
5.6 Winterbeurt
Breng uw robotmaaier voor een servicebeurt naar de
GARDENA-vertegenwoordiger bij u in de buurt voordat
u hem stalt voor de winter. Een regelmatige winterbeurt
houdt de robotmaaier in goede staat en zorgt ervoor dat
u het nieuwe seizoen zo goed mogelijk en zonder
storingen begint.
Een servicebeurt omvat gewoonlijk het volgende:
Grondige reiniging van de kap, het chassis, de
maaischijf en alle andere bewegende delen.
Testen van de functies en componenten van de
maaier.
Controle en eventuele vervanging van aan slijtage
onderhevige onderdelen, zoals messen en lagers.
Testen van de accucapaciteit van de maaier en een
aanbeveling voor vervanging van de accu waar
nodig.
Als er nieuwe software beschikbaar is, voert de
GARDENA-vertegenwoordiger bij u in de buurt een
update uit bij de robotmaaier.
367 - 004 - 16.02.2018 Onderhoud - 43
6 Probleemoplossing
6.1 Introductie - problemen oplossen
In dit hoofdstuk worden storingen en symptomen beschreven en vindt u informatie indien de robotmaaier niet naar
verwachting werkt. Meer suggesties voor uit te voeren stappen bij storingen of symptomen zijn te vinden
www.gardena.com.
6.2 Foutmeldingen
Hieronder vindt u een aantal foutmeldingen die op het display van de robotmaaier kunnen worden weergegeven.
Neem contact op met de klantenservice van GARDENA als dezelfde melding vaak verschijnt.
Melding Oorzaak Actie
Wielmotor vast, links
Er zit gras of iets anders rond het aandrijfwiel. Controleer het aandrijfwiel en verwijder het
gras of ander materiaal.
Wielmotor vast,
rechts
Er zit gras of iets anders rond het aandrijfwiel. Controleer het aandrijfwiel en verwijder het
gras of ander materiaal.
Maaisysteem geblok-
keerd
Er zit gras of ander materiaal rond de maai-
schijf gewikkeld.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het
gras of ander materiaal.
De maaischijf ligt in een plas water. Verplaats de robotmaaier en neem maatrege-
len om het ophopen van water in het werkge-
bied te voorkomen.
Geen lussignaal
De voeding is niet aangesloten. Controleer de aansluiting op het stopcontact
en controleer tevens of er een aardlekscha-
kelaar is geactiveerd of niet. Controleer of de
laagspanningskabel is aangesloten op het
laadstation.
De laagspanningskabel is beschadigd of niet
aangesloten.
Controleer of de laagspanningskabel niet is
beschadigd. Controleer tevens of hij correct is
aangesloten op het laadstation en de voe-
ding.
De begrenzingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Controleer of de aansluitklemmen van de be-
grenzingsdraad correct zijn aangesloten op
het laadstation. Vervang de connectoren in-
dien ze zijn beschadigd. Zie
De begrenzings-
draad aansluiten op pagina 19
.
Begrenzingsdraad gebroken. Lokaliseer de plaats van de breuk. Vervang
het beschadigde deel van de lus met een
nieuwe lusdraad en maak een las met behulp
van een originele koppeling. Zie
Breuken in
de lusdraad opsporen op pagina 50
.
De
ECO-modus
is geactiveerd en de robot-
maaier heeft geprobeerd om buiten het laad-
station te starten.
Plaats de robotmaaier in het laadstation en
druk op de STOP-knop. Zie
Instellingen op
pagina 27
.
De begrenzingsdraad is gekruist op het tra-
ject van en naar een eiland.
Controleer of de grens draad is gelegd vol-
gens de instructies, bijv. in de juiste richting
rond het eiland. Zie
Installatie op pagina 29
.
De verbinding tussen de robotmaaier en het
laadstation is verbroken.
Plaats de robotmaaier in het laadstation en
genereer een nieuw lussignaal, zie
Nieuw
lussignaal op pagina 27
.
Storingen door metalen voorwerpen (hek-
werk, wapeningsstaal) of ondergrondse ka-
bels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingsdraad te verleggen.
44 - Probleemoplossing 367 - 004 - 16.02.2018
Melding Oorzaak Actie
Vastgelopen
De robotmaaier is ergens in vastgelopen. Maak de robotmaaier los en neem de oor-
zaak voor het vastlopen weg.
De robotmaaier is blijven steken achter een
aantal obstakels.
Ga na of er obstakels zijn die het voor de ro-
botmaaier moeilijk maken om weg te rijden
van deze plek.
Buiten maaigebied
De aansluitingen van de begrenzingsdraad
op het laadstation zijn gekruist.
Controleer of de begrenzingsdraad correct is
aangesloten.
De begrenzingsdraad ligt te dicht bij de rand
van het werkgebied.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd
volgens de instructies. Zie
Installatie op pagi-
na 29
.
Het werkgebied is te steil voor de begren-
zingslus.
De begrenzingsdraad is in de verkeerde rich-
ting om een eiland heen gelegd.
Storingen door metalen voorwerpen (hek-
werk, wapeningsstaal) of ondergrondse ka-
bels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingsdraad te verleggen.
De robotmaaier kan moeilijk onderscheid ma-
ken tussen het eigen signaal en het signaal
van een naburige robotmaaierinstallatie.
Plaats de robotmaaier in het laadstation en
genereer een nieuw lussignaal, zie
Nieuw
lussignaal op pagina 27
.
Lege accu
De robotmaaier kan het laadstation niet vin-
den.
Controleer of het laadstation en de begelei-
dingsdraad zijn geïnstalleerd volgens de in-
structies. Zie
De begeleidingsdraad installe-
ren op pagina 20
.
De begeleidingsdraad is gebroken of niet
aangesloten.
Lokaliseer de plaats van de breuk en hef de
fout op.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 42
.
De antenne van het laadstation is defect. Controleer of het indicatielampje in het laad-
station rood knippert. Zie
Indicatielampje in
het laadstation op pagina 48
.
Verkeerde PIN-code
Er is een verkeerde PIN-code ingevoerd. Na
vijf mislukte pogingen wordt het toetsenbord
gedurende vijf minuten vergrendeld.
Voer de juiste PIN-code in. Neem contact op
met de klantenservice van GARDENA als u
de PIN-code bent vergeten.
Geen aandrijving
De robotmaaier is ergens in vastgelopen. Maak de robotmaaier los en neem de oor-
zaak voor het ontbreken van aandrijving weg.
Als dit probleem wordt veroorzaakt door nat
gras, wacht dan tot het gazon weer droog is
voor u de robotmaaier opnieuw gebruikt.
Het werkgebied bevat een steile helling. De maximaal gegarandeerde helling is 40%.
Steilere hellingen moeten worden geïsoleerd.
Zie
Hellingen op pagina 18
.
De begeleidingsdraad is niet onder een hoek
op een helling gelegd.
Wanneer de begeleidingsdraad op een hel-
ling wordt geïnstalleerd, moet deze onder een
hoek op de helling worden gelegd. Zie
De be-
geleidingsdraad installeren op pagina 20
.
Wielmotor overbelast,
rechts
De robotmaaier is ergens in vastgelopen. Maak de robotmaaier los en neem de oor-
zaak voor het ontbreken van aandrijving weg.
Als dit probleem wordt veroorzaakt door nat
gras, wacht dan tot het gazon weer droog is
voor u de robotmaaier opnieuw gebruikt.
Wielmotor overbelast,
links
367 - 004 - 16.02.2018 Probleemoplossing - 45
Melding Oorzaak Actie
Laadstation geblok-
keerd
Het contact tussen de laadstrips en de con-
tactstrips is mogelijk slecht en de robotmaaier
heeft diverse pogingen gedaan om te laden.
Plaats de robotmaaier in het laadstation en
controleer of de laadcontacten en de contact-
punten goed contact maken.
Het pad van de robotmaaier wordt geblok-
keerd door een voorwerp.
Verwijder het voorwerp.
Het laadstation is gekanteld of verbogen. Controleer of het laadstation is geplaatst op
een volledig vlakke en horizontale onder-
grond. Het laadstation mag niet gekanteld of
verbogen zijn.
Vast in laadstation
Het pad van de robotmaaier wordt geblok-
keerd door een voorwerp, waardoor de maai-
er het laadstation niet kan verlaten.
Verwijder het voorwerp.
Op zijn kop
De robotmaaier helt te ver over of is omgeval-
len.
Zet de robotmaaier met de juist zijde omh-
oog.
Moet handmatig la-
den
De robotmaaier staat in de bedieningsmodus
Bijgebied
.
Plaats de robotmaaier in het laadstation. Dit
gedrag is normaal en er hoeft geen actie te
worden ondernomen.
Volgende start hh:mm
De schema-instelling belet de robotmaaier
om te werken.
Wijzig de schema-instellingen. Zie
Uitgebreid
op pagina 24
.
De rustperiode is bezig. De robotmaaier heeft
een voorgeprogrammeerde stand-by-tijd die
overeenkomt met de tabel voor rusttijden.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie
te worden ondernomen. Zie
Schema en
Stand-by op pagina 38
.
De klok op de robotmaaier geeft niet de juiste
tijd aan.
Stel de tijd in. Zie
Het schema instellen op
pagina 38
.
De maaiwerkzaamhe-
den voor vandaag zijn
afgerond
De rustperiode is bezig. De robotmaaier heeft
een voorgeprogrammeerde stand-by-tijd die
overeenkomt met de tabel voor rusttijden.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie
te worden ondernomen. Zie
Schema en
Stand-by op pagina 38
.
Opgetild
De tilsensor is geactiveerd, omdat de maaier
is vastgelopen.
Zet de maaier weer vrij neer
Bots sensor pro-
bleem, voor/achter
Behuizing van maaier kan niet vrij rond het
chassis bewegen.
Controleer of de behuizing van de maaier vrij
rond het chassis kan bewegen.
Als het probleem zich blijft voordoen, dan ver-
eist de melding actie door een bevoegde ser-
vicemonteur.
Aandrijfwiel probleem,
rechts/links
Er zit gras of iets anders rond het aandrijfwiel. Reinig de wielen en het gebied rondom de
wielen.
Veiligheidsfunctie de-
fect
Tijdelijk probleem met de elektronica of soft-
ware van de maaier.
Start de maaier opnieuw op.
Als het probleem zich blijft voordoen, dan ver-
eist de melding actie door een bevoegde ser-
vicemonteur.
Elektronisch pro-
bleem
Lussensorprobleem,
voor/achter
Laadsysteem pro-
bleem
Kantelsensorpro-
bleem
Tijdelijk probleem
46 - Probleemoplossing 367 - 004 - 16.02.2018
Melding Oorzaak Actie
Tijdelijk accupro-
bleem
Tijdelijk probleem met de accu of software
van de maaier.
Start de maaier opnieuw op.
Verwijder de accu en sluit hem weer aan.
Als het probleem zich blijft voordoen, dan ver-
eist de melding actie door een bevoegde ser-
vicemonteur.
Accuprobleem
Laadstroom te hoog
Verkeerde of defecte voedingseenheid. Start de maaier opnieuw op.
Als het probleem zich blijft voordoen, dan ver-
eist de melding actie door een bevoegde ser-
vicemonteur.
Verbindingsprobleem
Potentieel probleem op de connectiviteits-
printplaat in de maaier.
Start de maaier opnieuw op.
Als het probleem zich blijft voordoen, dan ver-
eist de melding actie door een bevoegde ser-
vicemonteur.
Verbindingsinstellin-
gen hersteld
De verbindingsinstellingen zijn hersteld van-
wege een storing.
Controleer de instellingen en wijzig ze waar
nodig.
Kwaliteit signaal
slecht
De verbindingsprintplaat in de maaier is on-
dersteboven geassembleerd of de maaier is
gekanteld of ondersteboven.
Controleer of de maaier niet ondersteboven
of gekanteld is. Als dit niet het geval is, dan
vereist de melding actie door een bevoegde
servicemonteur.
6.3 Informatiemeldingen
Hieronder vindt u een aantal informatiemeldingen die op het display van de robotmaaier kunnen worden
weergegeven. Neem contact op met de klantenservice van GARDENA als dezelfde melding vaak verschijnt.
Melding Oorzaak Actie
Accu bijna leeg
De robotmaaier kan het laadstation niet vin-
den.
Controleer of het laadstation en de begelei-
dingsdraad zijn geïnstalleerd volgens de in-
structies. Zie
De begeleidingsdraad installe-
ren op pagina 20
.
De begeleidingsdraad is gebroken of niet
aangesloten.
Lokaliseer de plaats van de breuk en hef de
fout op.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 42
.
De antenne van het laadstation is defect. Controleer of het indicatielampje in het laad-
station rood knippert. Zie
Indicatielampje in
het laadstation op pagina 48
.
Instellingen hersteld
Bevestiging dat de functie
Reset alle gebrui-
kersinstellingen
is uitgevoerd.
Dat is normaal. Geen actie nodig.
Begeleiding niet ge-
vonden
De begeleidingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Controleer of de connector van de begelei-
dingsdraad correct is aangesloten op het
laadstation. Zie
De begeleidingsdraad instal-
leren op pagina 20
.
Breuk in de begeleidingsdraad. Lokaliseer de plaats van de breuk. Vervang
het beschadigde deel van de begeleidings-
draad met een nieuwe lusdraad en maak een
las met behulp van een originele koppeling.
De begeleidingsdraad is niet aangesloten op
de begrenzingslus.
Controleer of de begeleidingsdraad correct is
aangesloten op de begrenzingslus. Zie
De
begeleidingsdraad leggen en aansluiten op
pagina 20
.
367 - 004 - 16.02.2018 Probleemoplossing - 47
Melding Oorzaak Actie
Kalibratie begeleiding
mislukt
De robotmaaier heeft de begeleidingsdraad
niet kunnen kalibreren.
Controleer of de begeleidingsdraden volgens
de instructies zijn aangebracht, zie
De bege-
leidingsdraad installeren op pagina 20
. Con-
troleer ook of er voldoende afstand is aan de
linkerkant van de begeleidingsdraad. Zie
In-
gebruikname op pagina 22
.
Kalibratie begeleiding
voltooid
De robotmaaier heeft de begeleidingsdraad
met succes gekalibreerd.
Geen actie nodig.
6.4 Indicatielampje in het laadstation
Voor een volledig werkende installatie moet het indicatielampje in het laadstation constant groen branden of groen
knipperen. Volg de foutopsporingsgids hieronder als er iets anders wordt weergegeven.
Op www.gardena.com vindt u nog meer hulp. Neem contact op met de klantenservice van GARDENA als u nog
steeds hulp nodig hebt.
Licht Oorzaak Actie
Constant groen licht
Goede signalen Geen actie nodig
Groen knipperend
licht
De signalen zijn goed en de
ECO-modus
is
geactiveerd.
Geen actie nodig. Voor meer informatie over
de
ECO-modus
, zie
Instellingen op pagina
27
.
Blauw knipperend
licht
De begrenzingslus is niet aangesloten op het
laadstation.
Controleer of de aansluitklemmen van de be-
grenzingsdraad correct zijn aangesloten op
het laadstation. Zie
De begrenzingsdraad
aansluiten op pagina 19
.
Breuk in de begrenzingslus. Lokaliseer de plaats van de breuk. Vervang
het beschadigde deel van de lus met een
nieuwe lusdraad en maak een las met behulp
van een originele koppeling.
Geel knipperend licht
De begeleidingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Controleer of de connector van de begelei-
dingsdraad correct is aangesloten op het
laadstation. Zie
De begeleidingsdraad leggen
en aansluiten op pagina 20
Breuk in de begeleidingsdraad. Lokaliseer de plaats van de breuk. Vervang
het beschadigde deel van de begeleidings-
draad met een nieuwe lusdraad en maak een
las met behulp van een originele koppeling.
Rood knipperend licht
Onderbreking in de antenne van het laadstati-
on.
Neem contact op met de klantenservice van
GARDENA.
Constant rood licht
Storing in de printplaat of onjuiste voeding in
het laadstation. De storing moet worden ver-
holpen door een erkende servicemonteur.
Neem contact op met de klantenservice van
GARDENA.
48 - Probleemoplossing 367 - 004 - 16.02.2018
6.5 Symptomen
Als uw robotmaaier niet naar verwachting werkt, volg dan de onderstaande symptoomgids.
Kijk op www.gardena.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal
standaardvragen. Neem contact op met klantenservice van GARDENA als u de oorzaak van de fout nog steeds niet
kunt vinden.
Symptomen Oorzaak Actie
De robotmaaier heeft
moeite om te dokken.
De begrenzingsdraad is niet in een rechte lijn
gelegd en komt niet ver genoeg uit het laad-
station.
Controleer of het laadstation is geïnstalleerd
volgens de instructies in
Het laadstation in-
stalleren en aansluiten op pagina 14
De begeleidingsdraad is niet in de sleuf onder
het laadstation gestoken.
Voor een goede werking is het van cruciaal
belang dat de begeleidingsdraad perfect
recht ligt en zich in de juiste positie onder het
laadstation bevindt. Zorg er daarom voor dat
de begeleidingsdraad altijd in de sleuf in het
laadstation is gestoken. Zie
De begeleidings-
draad leggen en aansluiten op pagina 20
.
Het laadstation bevindt zich op een helling. Plaats het laadstation op een volledig vlakke
ondergrond. Zie
Beste locatie voor het laad-
station op pagina 12
.
De robotmaaier werkt
op het verkeerde tijd-
stip
De klok van de robotmaaier moet worden in-
gesteld.
Stel de klok in. Zie
Tijd & datum op pagina
30
.
De start- en stoptijden voor het maaien zijn
verkeerd.
Reset de start- en stoptijdinstelling voor maai-
en. Zie
Uitgebreid op pagina 24
.
De robotmaaier trilt. Beschadigde messen leiden tot onbalans in
het maaisysteem.
Controleer de messen en schroeven en ver-
vang ze indien nodig. Zie
Messen vervangen
op pagina 42
.
Te veel messen in dezelfde positie leiden tot
onbalans in het maaisysteem.
Controleer of er bij elke schroef slechts één
mes is gemonteerd.
Er worden verschillende (dikte) GARDENA-
messen gebruikt.
Controleer of de messen van verschillende
uitvoeringen zijn.
De robotmaaier rijdt,
maar de maaischijf
draait niet.
De robotmaaier zoekt het laadstation. Geen actie. De maaischijf draait niet wanneer
de robotmaaier het laadstation zoekt.
De robotmaaier maait
minder lang dan ge-
woonlijk tussen twee
laadbeurten in.
Messchijf geblokkeerd door gras of ander
vreemd voorwerp.
Verwijder en maak de maaischijf schoon. Zie
Robotmaaier reinigen op pagina 41
.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 42
.
Zowel de maaitijd als
de laadtijd is korter
dan normaal.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 42
.
De robotmaaier staat
urenlang in het laad-
station geparkeerd.
De robotmaaier heeft een voorgeprogram-
meerde stand-by-tijd die overeenkomt met de
tabel voor rusttijden. Zie
Stand-by op pagina
38
.
Geen actie.
De STOP- knop is ingedrukt. Open de klep, voer de PIN-code in en beves-
tig met de OK-knop. Druk op de Start-knop
en sluit vervolgens de klep.
367 - 004 - 16.02.2018 Probleemoplossing - 49
Symptomen Oorzaak Actie
Ongelijkmatige maai-
resultaten.
De robotmaaier werkt te weinig uren per dag. Verleng de maaitijd. Zie
Uitgebreid op pagina
24
.
Vanwege de vorm van het werkgebied moet
Gebied 1-3
worden gebruikt, zodat de robot-
maaier de weg naar alle afgelegen gebieden
vindt.
Gebruik
Gebied 1-3
om de robotmaaier naar
een afgelegen gebied te sturen. Zie
Tuindek-
king op pagina 28
.
De instelling
Hoe vaak?
is niet goed afge-
stemd op de indeling van het werkgebied.
Controleer of
Hoe vaak?
is ingesteld op de
juiste waarde.
Werkgebied te groot. Probeer het werkgebied te verkleinen of de
werktijd te verlengen. Zie
Uitgebreid op pagi-
na 24
.
Botte messen. Vervang alle messen. Zie
Messen vervangen
op pagina 42
.
Lang gras ten opzichte van de ingestelde
maaihoogte.
Verhoog de maaihoogte en stel hem later
weer lager in.
Gras verzameld door de maaischijf of rond de
motoras.
Controleer of de maaischijf vrij en soepel
draait. Als dat niet het geval is, schroeft u de
maaischijf los en verwijdert u alle gras en
vreemde voorwerpen. Zie
Robotmaaier reini-
gen op pagina 41
.
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan
onbedoelde fysieke beschadigingen aan de draad,
bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het
tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad ook
beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond
bewegen. Breuken in de draad kunnen ook worden
veroorzaakt door overmatig strekken tijdens het
installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het
gras meteen na de installatie te kort wordt gemaaid.
Beschadigingen aan de isolatie zorgen soms pas weken
of maanden later voor problemen. Om dit te voorkomen,
moet u de eerste weken na het installeren altijd de
maximale maaihoogte selecteren en de maaihoogte
vervolgens elke tweede week een stap verlagen totdat
de gewenste maaihoogte is bereikt.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken nadat
de las werd gemaakt voor problemen zorgen. Een
foutieve las kan onder meer worden veroorzaakt doordat
de originele koppeling niet stevig genoeg werd
samengedrukt met behulp van een tang of doordat een
koppeling van een mindere kwaliteit dan de originele
koppeling werd gebruikt. Controleer eerst alle bij u
bekende lassen voordat u verdergaat met de
foutopsporing.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de
afstand van de lus waar de breuk kan zijn opgetreden
steeds te halveren, totdat er nog maar een kort stuk
draad over is.
De volgende methode werkt niet wanneer de
ECO-
modus
actief is. Zorg dat de
ECO-modus
eerst wordt
uitgeschakeld. Zie
ECO-modus op pagina 30
.
1. Controleer of het indicatielampje in het laadstation
blauw knippert, wat een breuk in de begrenzingslus
aangeeft. Zie
Indicatielampje in het laadstation op
pagina 48
.
2. Controleer of de aansluitingen van de
begrenzingsdraad naar het laadstation correct zijn
aangesloten en niet zijn beschadigd. Controleer of
het indicatielampje in het laadstation nog steeds
blauw knippert.
R
GUIDE
L
POWER
50 - Probleemoplossing 367 - 004 - 16.02.2018
3. Verwissel de aansluitingen van de
begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad in het
laadstation.
Begin door aansluiting L en GUIDE te verwisselen.
Als het indicatielampje constant groen brandt,
bevindt de breuk zich ergens in de
begrenzingsdraad tussen L en het punt waar de
begeleidingsdraad is aangesloten op de
begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de
afbeelding).
GUIDE
L
Guide
Om de storing te verhelpen hebt u
begrenzingsdraad, connectoren en koppelingen
nodig:
a) Als de vermoedelijk defecte begrenzingsdraad
kort is, dan kunt u het gemakkelijkst de hele
begrenzingsdraad vervangen tussen L en het punt
waar de begeleidingsdraad is aangesloten op de
begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn).
b) Als de vermoedelijk defecte begrenzingsdraad
lang is (dikke zwarte lijn), ga dan als volgt te werk:
Zet L en GUIDE terug in hun oorspronkelijke
posities. Koppel daarna R los. Sluit een nieuwe
lusdraad aan op R. Sluit het andere uiteinde van de
nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden van
het vermoedelijk defecte deel van de draad.
R
Als het indicatielampje nu groen is, bevindt de breuk
zich ergens in de draad tussen het losgekoppelde
uiteinde en het punt waar de nieuwe draad is
aangesloten (dikke zwarte lijn hieronder). Verplaats
de aansluiting voor de nieuwe draad in dat geval
dichter bij het losgekoppelde uiteinde (grofweg in het
midden van het verdachte draaddeel) en controleer
opnieuw of het indicatielampje groen is.
Ga zo verder totdat er nog een heel kort stuk draad
over is, wat het verschil betekent tussen een
constant groen licht en een knipperend blauw licht.
Volg vervolgens de instructies in stap 5 hieronder.
367 - 004 - 16.02.2018 Probleemoplossing - 51
4. Als het indicatielampje in stap 3 hierboven blauw
blijft knipperen: Zet L en GUIDE terug in hun
oorspronkelijke posities. Verwissel vervolgens R en
GUIDE. Als het indicatielampje nu continu groen
brandt koppel dan L los en sluit een nieuwe
begrenzingsdraad aan op L. Sluit het andere
uiteinde van de nieuwe draad aan op een punt in het
midden van het vermoedelijk defecte deel van de
draad. Volg dezelfde procedure als bij 3a) en 3 b)
hierboven.
5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het
beschadigde deel worden vervangen door een
nieuw stuk draad. Gebruik altijd originele
koppelingen.
52 - Probleemoplossing 367 - 004 - 16.02.2018
7 Vervoer, opslag en verwerking
7.1 Transport
De lithium-ion-accu's in het product vallen onder de
wettelijke vereisten voor gevaarlijke stoffen. Voor
commercieel transport door derden of expediteurs
moeten de bijzondere voorschriften voor de verpakking
en etiketten worden opgevolgd. Raadpleeg een
deskundige op het gebied van gevaarlijke stoffen over
de voorbereiding van het te verzenden item. Neem
tevens de mogelijk meer gedetailleerde nationale
regelgeving in acht.
Plak open contactoppervlakken af en verpak de accu
zodanig dat deze niet kan bewegen in de verpakking.
Zet het product altijd vast tijdens het transport.
7.2 Winterbeurt
Breng uw robotmaaier voor een servicebeurt naar uw
klantenservice van GARDENA voordat u hem stalt voor
de winter. Een regelmatige winterbeurt houdt de
robotmaaier in goede staat en zorgt ervoor dat u het
nieuwe seizoen zo goed mogelijk en zonder storingen
begint.
Een servicebeurt omvat gewoonlijk het volgende:
Grondige reiniging van de kap, het chassis, de
maaischijf en alle andere bewegende delen.
Testen van de functies en componenten van de
maaier.
Controle en eventuele vervanging van aan slijtage
onderhevige onderdelen, zoals messen en lagers.
Testen van de accucapaciteit van de maaier en een
aanbeveling voor vervanging van de accu waar
nodig.
Als er nieuwe software beschikbaar is, voert de
klantenservice van GARDENA een update uit bij de
robotmaaier.
7.2.1 De robotmaaier
Reinig de robotmaaier zorgvuldig alvorens hem op te
slaan voor de winter. Zie
Robotmaaier reinigen op
pagina 41
.
Om de werking en levensduur van de accu te
garanderen, is het belangrijk dat de robotmaaier is
opgeladen voordat deze gedurende de winter wordt
opgeslagen. Plaats de robotmaaier in het laadstation
met de klep open totdat het accusymbool op het display
aangeeft dat de accu volledig is opgeladen. Schakel de
robotmaaier vervolgens uit door op de AAN/UIT-knop te
drukken. Controleer of het indicatielampje op de AAN/
UIT-knop niet brandt.
Controleer de conditie van slijtagegevoelige onderdelen
zoals messen en lagers in het achterwiel. Corrigeer
indien nodig om ervoor te zorgen dat de robotmaaier
zich bij de start van het volgende seizoen in een goede
conditie bevindt.
Stal de robotmaaier rechtop op zijn wielen, op een
droge, vorstvrije plek, bij voorkeur in de originele
verpakking. U kunt de robotmaaier ook aan een
originele wandsteun van GARDENA ophangen. Neem
contact op met de klantenservice van GARDENA voor
meer informatie over beschikbare wandsteunen.
OPGELET: De accu moet volledig worden
geladen vóór winteropslag. Als de accu niet
volledig is opgeladen, kan hij beschadigd raken
en in sommige gevallen onbruikbaar worden.
7.2.2 Het laadstation
Het wordt aanbevolen om het laadstation en de voeding
binnen op te bergen. De begrenzingsdraad en de
begeleidingsdraad kunnen in de grond blijven zitten.
1. Koppel de voeding van het laadstation los.
2. Ontgrendel de connector van de voeding en trek
hem eruit.
3. Koppel de connectoren van de begrenzings- en
begeleidingsdraad los van het laadstation.
De uiteinden van de draden moeten worden beschermd
tegen vocht door ze bijvoorbeeld in een potje met vet te
steken. GARDENA biedt een speciale box aan ter
bescherming van de uiteinden van de draden in de
winter. Neem contact op met de klantenservice van
GARDENA.
OPGELET: Als u het laadstation in de winter
buiten laat, dan moet het laadstation gedurende
de hele winter aangesloten blijven op het
lichtnet, de begrenzingsdraad en de
begeleidingsdraden.
7.3 Na de winteropslag
1. Controleer of reiniging nodig is; dit geldt met name
voor de laadstrips op zowel de robotmaaier als het
laadstation.
2. Reinig de laadcontacten met fijn schuurlinnen als ze
verbrand of met een laagje bedekt lijken te zijn.
3. Controleer ook of de tijd en datum op de
robotmaaier correct zijn.
7.4 Informatie over het milieu
Het symbool op de robotmaaier van
GARDENA geeft aan dat dit product niet
mag worden verwerkt als huishoudelijk
afval. In plaats daarvan moet de
robotmaaier worden achtergelaten bij een
geschikt recyclingcentrum om de
elektronische componenten en accu's te
recyclen. De accu moet uit het product
worden verwijderd voordat het wordt
verschroot.
Als u ervoor zorgt dat dit product goed wordt verwerkt,
helpt u mogelijk negatieve gevolgen voor het milieu en
mensen door verkeerd afvalbeheer van dit product
tegen te gaan.
Neem voor meer informatie over het recyclen van dit
product contact op met de gemeente, het
367 - 004 - 16.02.2018 Vervoer, opslag en verwerking -
53
afvalverwerkingsbedrijf of de winkel waar u het product
hebt gekocht.
7.5 Accu verwijderen voor recyclen
Om de accu uit de robotmaaier te verwijderen, zie
Accu
vervangen op pagina 43
.
54 - Vervoer, opslag en verwerking 367 - 004 - 16.02.2018
8 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens
Gegevens SILENO city smart SILENO city
Afmetingen
Lengte, cm 55 55
Breedte, cm 38 38
Hoogte, cm 23 23
Gewicht, kg 7,3 7,3
Elektrisch systeem SILENO city smart SILENO city
Accu, lithium-ion 18 V/2,1 Ah art.nr. 584 85 28-01, 584 85 28-02
Voeding, V/28 V DC 100-240 100-240
Lengte laagspanningskabel, m 5 5
Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik 3,9 kWh/maand in een
werkgebied van 500 m
2
3,9 kWh/maand in een
werkgebied van 500 m
2
Laadstroom, A DC 1,3 1,3
Gemiddelde maaitijd, min 60 60
Gemiddelde laadtijd, min 60 60
Antenne begrenzingsdraad SILENO city smart SILENO city
Bedrijfsfrequentieband, Hz 300-80000 300-80000
Max. radiofrequentievermogen, mW op 60 m
1
<25 <25
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als geluidsver-
mogen
2
SILENO city smart SILENO city
Gemeten geluidsvermogenniveau, dB (A) 56 56
Onzekerheidsmarge geluidsemissies K
WA
, dB (A) 2 2
Gegarandeerd geluidsvermogenniveau, dB(A) 58 58
Geluidsdrukniveau bij het oor van de gebruiker, dB (A)
3
45 45
De geluidsemissiedeclaraties zijn conform EN 50636-2-107:2015
Maaien
SILENO city smart SILENO city
Maaisysteem 3 scharnierende messen
Toerental maaimotor, tpm 2500 2500
Energieverbruik tijdens maaien, W +/- 20% 20 20
Maaihoogte, cm 2-5 2-5
Maaibreedte, cm 16 16
Smalst mogelijke doorgang, cm 60 60
Maximale helling voor maaigebied, % 25 25
Maximale helling voor begrenzingsdraad, % 10 10
1
Maximaal actief uitgangsvermogen naar antennes in de frequentieband waarop de radioapparatuur is ingesteld.
2
Geluidsemissie naar de omgeving gemeten als geluidsvermogen (L
WA
) volgens EG-richtlijn 2000/14/EG. Het
gewaarborgde geluidsvermogensniveau bestaat uit verschillen in productie, alsmede wijziging van de testcode
met 1-3 dB(A).
3
Onzekerheidsmarge geluidsdrukniveau K
pA
2-4 dB (A)
367 - 004 - 16.02.2018 Technische gegevens - 55
Maaien SILENO city smart SILENO city
Maximale lengte begrenzingsdraad, m 300 300
Maximale lengte begeleidingsdraad, m 150 150
Werkcapaciteit, m
2
+/- 20%
(afhankelijk van de productspecificatie)
– 700 – 700
IP-classificatie SILENO city smart SILENO city
Robotmaaier IPX5 IPX5
Laadstation IPX5 IPX5
Voeding IPX4 IPX4
Interne SRD (short range device) SILENO city smart SILENO city
Bedrijfsfrequentieband, MHz - 863-870
Maximaal uitgezonden vermogen, dBm - 14
Zendbereik in het vrije veld, ca. m - 100
Bluetooth
®
SILENO city smart SILENO city
Bedrijfsfrequentieband, MHz 2400 - 2484 2400 - 2484
Maximaal uitgezonden vermogen, dBm 8 8
Husqvarna AB staat niet garant voor volledige compatibiliteit tussen de robotmaaier en andere vormen van draadloze
systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, ondergrondse elektrische afrasteringen of iets
dergelijks.
56 - Technische gegevens 367 - 004 - 16.02.2018
9 Garantie
9.1 Garantiebepalingen
GARDENA garandeert de werking van dit product
gedurende een periode van twee jaar (vanaf de
aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaal- of
productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen wij
kosteloos het product vervangen of repareren, indien
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De robotmaaier en het laadstation mogen uitsluitend
worden gebruikt overeenkomstig de instructies in
deze bedieningshandleiding. Deze fabrieksgarantie
laat eventuele bestaande aanspraken van de
gebruiker op garantie tegenover de dealer/verkoper
onaangeroerd.
Eindgebruikers of onbevoegde derden mogen geen
pogingen doen om het product te repareren.
Voorbeelden van defecten die niet onder de garantie
vallen:
Schade veroorzaakt door binnendringen van water
als gevolg van gebruik van een hogedrukreiniger, of
het in water onderdompelen, bijvoorbeeld wanneer
door hevige regen waterplassen zijn ontstaan.
Schade veroorzaakt door blikseminslag.
Schade veroorzaakt door onjuiste accu-opslag of
onjuist gebruik van de accu.
Schade veroorzaakt door het gebruik van een
andere accu dan een originele accu van GARDENA.
Schade die wordt veroorzaakt door het gebruik van
andere onderdelen dan originele reserveonderdelen
en accessoires van GARDENA; denk hierbij aan
zaken als messen en installatiemateriaal.
Schade aan de lusdraad.
Schade die wordt veroorzaakt door wijzigingen die
niet zijn toegestaan of geknoei met het product of de
voeding ervan.
De messen en wielen worden beschouwd als
verbruiksartikelen en vallen niet onder de garantie.
Als uw GARDENA robotmaaier een defect vertoont,
neem dan contact op met de klantenservice van
GARDENA voor verdere instructies. Zorg dat u het
betalingsbewijs en het serienummer van de robotmaaier
bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met de
klantenservice van GARDENA.
367 - 004 - 16.02.2018 Garantie - 57
10 EG verklaring van overeenstemming
10.1 EG verklaring van overeenstemming
Husqvarna AB, SE–561 82 Huskvarna, Zweden, tel.:
+46-36-146500, verklaart dat de robotmaaiers
GARDENA SILENO city en GARDENA smart SILENO
city met serienummers vanaf 2017 week 48 (het jaartal
en de week staan duidelijk op het productplaatje
vermeld, gevolgd door het serienummer) voldoen aan
de eisen die in de RICHTLIJN VAN DE RAAD zijn
opgenomen:
Richtlijn "betreffende machines" 2006/42/EG.
Bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven
robotmaaiers met accu EN 50636-2-107: 2015
Elektromagnetische velden EN 62233: 2008.
Richtlijn "beperking van het gebruik van bepaalde
gevaarlijke stoffen" 2011/65/EU.
Richtlijn "betreffende de geluidsemissie door
materieel voor gebruik buitenshuis" 2000/14/EG. Zie
ook de
Technische gegevens op pagina 55
voor
informatie over de geluidsemissie en de
maaibreedte.
De aangemelde instantie 0404, RISE SMP Svensk
Maskinprovning AB, Box 7035, SE-750 07 Uppsala,
Sweden heeft een rapport opgesteld inzake een
beoordeling van de overeenstemming met bijlage VI van
Richtlijn 2000/14/EG van de Raad van 8 mei 2000
betreffende "de geluidsemissie door materieel voor
gebruik buitenshuis". Het certificaat heeft nummer:
01/901/287 voor GARDENA SILENO city en voor
GARDENA smart SILENO city.
Richtlijn "betreffende radioapparatuur" 2014/53/EU.
De volgende normen zijn van toepassing:
Definitief concept ETSI EN 303 447 v1.1.1
(2017-06)
Elektromagnetische compatibiliteit:
ETSI EN 301 489-1 conceptversie v2.2.0
ETSI EN 301 489-52 conceptversie v1.1.0
ETSI EN 301 489-17 conceptversie v3.2.0
ETSI EN 301 489-19 v2.1.0
ETSI EN 300 328 v2.1.1
Extra voor GARDENA smart SILENO city uitgerust
met apparaat voor smart system:
ETSI EN 301 489-3 v2.1.1
ETSI EN 300 220-1 v2.4.1
ETSI EN 300 220-2 v3.1.1
Huskvarna 2017-11-01
Lars Roos
Global R&D Director, Electric category
(Geautoriseerde vertegenwoordiger voor Husqvarna AB
en verantwoordelijk voor de technische documentatie.)
58 - EG verklaring van
overeenstemming
367 - 004 - 16.02.2018
367 - 004 - 16.02.2018 EG verklaring van
overeenstemming - 59
2018-02-22
ORIGINELE INSTRUCTIES
We behouden ons het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen door te voeren.
Copyright © 2017 GARDENA Manufacturing GmbH. All rights reserved.
115 89 45-36
LT 64.indd 2 2017-12-08 14:06:53
8

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Gardena smart SILENO city Set - 19066 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Gardena smart SILENO city Set - 19066 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 8,64 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Gardena smart SILENO city Set - 19066

Gardena smart SILENO city Set - 19066 Snelstart handleiding - Nederlands - 4 pagina's

Gardena smart SILENO city Set - 19066 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 60 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info