33
N
32
N
6.1 Gazononderhoud
in het algemeen
Aan het begin van de maaitijd en
bij pas aangelegde gazons raden
wij aan een relatief hoge maai-
hoogte (bijv. 45 mm) te kiezen
en bij de volgende maaisessies
de maaihoogte steeds lager in
te stellen. Om een goed onder-
houden gazon te krijgen moet de
maaihoogte op ca. 20 mm inge-
steld worden.
Maai het gras zo mogelijk elke
week. Regelmatig gemaaid gras
groeit beter en wordt steeds
sterker. Maai het gazon alleen als
het droog is. Om een mooi maai-
beeld te krijgen stapvoets in zo
recht mogelijke banen maaien.
De banen moeten elkaar daarbij
steeds met een paar centimeters
overlappen, zodat er geen gras
ongemaaid blijft.
Gazons in het voorjaar maaien,
zodra het gras begint te groeien
en het gras begaanbaar is. Als
het gras te lang geworden is,
eerst in één richting met een
hoge maaihoogteinstelling (bijv.
45 mm) maaien en dan dwars
daarop in de gewenste, lagere
maaihoogte (bijv. 25 mm) maaien.
De maaioppervlakte per accu-
lading staat in verhouding tot
de grashoogte en -dichtheid,
dat wil zeggen hoe hoger en
dichter het gras, des te kleiner
is de maai-oppervlakte per
accu-lading.
6.2 Het maaien
Tip: Alleen maaien met een
scherp, onbeschadigd kooimes,
zodat de grassprieten niet
rafelen en het gazon niet geel
wordt.
Om een goed maairesultaat te
bereiken met de kooimesmaaier
dient de snelheid aangepast te
worden en in zo recht mogelijke
banen gemaaid te worden.
Aanwijzing: De kooimesmaaier
kan met accu of als handmaaima-
chine zonder accu ge-bruikt wor-
den.
Voorzichtig! Het draaiende
kooimes kan verwondingen
veroorzaken.
De veilige afstand van duw-
boom tot kooimes en gebruiker
moet steeds aangehouden
worden.
Bij werkzaamheden op hellin-
gen altijd dwars op de helling
werken en op een veilige en
stevige stand letten.
Wees in het bijzonder voorzich-
tig bij het achteruitlopen en bij
het trekken van de kooimes-
maaier. Gevaar op struikelen!
Om de maaihoogte te verstellen
gaat u te werk zoals onder punt
„Instellen van de maaihoogte“
beschreven.
Blokkeerbescherming
Als de kooimesmaaier door een
vreemd voorwerp geblokkeerd
wordt, of als de motor wordt over-
belast, wordt de motor automa-
tisch via de blokkeerbescherming
uitgeschakeld. Sleutelschakelaar
uit het contactslot trekken.Ver-
wijder het vreemde voorwerp
of hef de oorzaak van de over-
belasting op en schakel het ap-
paraat na een paar seconden
weer in.
Als de motor wordt uitgeschakeld
hoewel er geen vreemde voor
werpen in het snijapparaat zitten,
kan het zijn dat de gekozen maai-
hoogte te laag gekozen is. Stel
een grotere maaihoogte in, bijv.
45 mm, en maai dan voor de
tweede maaironde met de ge-
wenste maaihoogte.
Thermische beveiliging
Als de kooimesmaaier gedurende
langere tijd sterk belast wordt,
kan de motor warm lopen. Om
de motor tegen oververhitting te
beschermen, schakelt de thermi-
sche beveiliging het apparaat uit.
Het apparaat kan na ca. 5 tot
10 minuten weer ingeschakeld
worden.
Automatisch uitschakelen
(leegloopbescherming)
Het apparaat wordt automatisch
uitgeschakeld zodra de accu
praktisch leeg is (leegloop-
bescherming).Wij raden aan
de accu direct nadat de leeg-
loopbescherming geactiveerd
is, weer op te laden.
Sleutelschakelaar
Om de motor tegen per ongeluk
inschakelen te beschermen trekt
u de sleutelschakelaar
Q
uit
het contactslot van de kooimes-
maaier.
6. Op de juiste manier maaien
4. Sluit de afdekking van de accu.
5. Houd voor het starten de ont-
grendelingsknop
D
ingedrukt
en trek tegelijkertijd met de
andere hand de starthendel
E
naar de duwboom (afb. A).
6. Als de starthendel
E
wordt
losgelaten, wordt de motor
uitgeschakeld.
Belangrijk! Bij het werken
steeds de afdekking van de
accu gesloten houden!
A
De door de fabrikant aan
het apparaat bevestigde
veiligheidsvoorzieningen
mogen niet verwijderd of over-
brugd worden, bijv. door de
inschakelhendel
E
aan de
duwboom vast te binden,
omdat er anders gevaar be-
staat voor verwondingen en
het apparaat niet automatisch
uitschakeld.
Let op! Het maaimes loopt
door! Verwondingsgevaar.
Tijdens het werken wordt de
accu warm. Dit is normaal een
heeft geen invloed op het ver-
mogen van de accu.
5.1 Voorbereidende maatrege-
len voor ingebruikname (Afb. E)
Monteer de accu
I
zoals onder
punt 7.2 „De accu – Vervangen
van de accu“ beschreven.
Aanwijzing: De accu wordt
voorgeladen geleverd, kan
echter door lange opslag aan
capaciteit verloren hebben. Als
de accu leeg is, bijvoorbeeld
direct na gebruik van het appa-
raat, moet hij volgens de be-
schrijving onder „Opladen van
de accu“ opgeladen worden.
5.2 Starten (Afb. A/E)
Let op! Voordat de accu kooi-
mesmaaier in gebruik genomen
wordt, eerst controleren of er
geen vreemde voorwerpen in
het kooimes zitten. Als dat het
geval is, deze eerst verwijderen.
Om de accu kooimesmaaier te
starten, gaat u als volgt te werk:
1. Zet het apparaat op een vlakke
plaats op het gazon.
2. Open de afdekking van de
accu
N
.
3. Stop de (in het accuvak bij-
gesloten) sleutelschakelaar
Q
in de juiste stand in het con-
tactslot van de kooimesmaaier
(afb. E).
5. Ingebruikname
8
Markeringspijl maaihoogte
9
Vastzetmoeren
0
Uitsparing voor neus
en framebouten
A
Framebouten
B
Verstelgrepen
C
Afdekking van de accu
D
Ontgrendelknop
E
Starthendel
F
Grasvangbak
G
Opname grasvangbak
H
Opnamehaak voor
grasvangbak
I
Accu
J
Oplaadapparaat
K
Stekker oplaadapparaat
L
Aansluiting oplaadapparaat
op de accu
M
Stekker oplaadapparaat
N
Draaiknop voor het afdekken
van de accu
O
Platte steekhuls
P
Platte stekker op de accu
Q
Sleutelschakelaar
R
Voelermaat
S
Inbusbout
(instelling ondermes)
4.3 Monteren van duwboom
(Afb. A/B/C)
Monteer de duwboom als volgt:
1. Stop het bovenste deel van de
duwboom
3
in de holle buis
van de twee middelste delen
van de duwboom
4
(Afb. B).
2. Schroef het bovenste deel
3
vast aan de twee middelste
delen van de duwboom
4
met de meegeleverde vleugel-
moeren en schroeven
6
.
3. Stop het onderste gedeelte
5
in de holle buis van het middel-
ste deel
4
van de duwboom
(Afb. B) en schroef deze vast
met de meegeleverde vleugel-
moeren en schroeven
6
.
4. Schuif de duwboom aan beide
kanten met de uitsparing
0
over de framebout
A
volgens
Afb. C1.
Aanwijzing: Let er op dat de
groef in het gat en de beveili-
gingstap van de framebout
A
op elkaar vallen.
Let op! Geen geweld ge-
bruiken. Let er op dat de uit-
sparing
0
en bout
A
tegen-
over elkaar liggen en dan
vastklikken.
4.4 Montage van de start-
inrichting (Afb. C2-C4)
Voor montage van de startinrich-
ting moeten de beide openingen
(a) in de maairichting rechts lig-
gen.
1. Duw de klemschalen (b) van
de startinrichting (15a) uit
elkaar (Afb. C2).
2. Voer eerst de beide tapopna-
mes (c) van de onderste klem-
schaal (b) in de openingen
en
3. zorg er dan voor dat de beide
tappen (d) van de bovenste
klemschaal in de openingen
vallen (Afb. C 3).
4. Druk de beide klemschalen
samen.
5. Schroef nu de gemonteerde
klemschalen met de meegele-
verde kruiskopschroeven vast
aan de duwboom (Abb. C4).
6. Bevestig de kabel met behulp
van de kabelclips
7
op het
frame.
Let op! Kabel mag niet in
de bereik van de kooimes
komen.
4.5 Instellen van de maai-
hoogte (Afb. D/D1)
A
Let op! Stel de maai-
hoogte steeds bij uitge-
schakelde motor in. Anders
bestaat er gevaar op verwon-
dingen.
Om de maaihoogte van de kooi-
mesmaaier in te stellen gaat u als
volgt te werk:
1. Zet de kooimesmaaier op een
stevige, vlakke ondergrond.
2. Ga voor de schaalverdeling
van de maaihoogte van de
kooimesmaaier staan (Afb.
D1).
3. Draai de twee vastzetmoeren
9
los (Afb. D).
4. Stel met beide handen aan de
verstelgrepen
B
de gewenste
maaihoogte in (Afb. D1).
Hoogste maaihoogte: 45 mm
Laagste maaihoogte: 20 mm
Aanwijzing: Let er op, dat
de markeringspijlen van de
maaihoogte
8
aan beide zijde
dezelfde maaihoogte op de
schaalverdeling aangeven
(Afb. D2).
5. Draai nu de twee vastzet-
moeren
9
weer vast (Afb. D).
Aanwijzing: De kooimes-
maaier moet zo diep afge-
steld worden, dat ondermes
en kooimes de grond niet
raken bij oneffenheden.