22
NL
2. Veiligheidsaanwijzingen
Bij montage / demontage moet de stekker van de boormachine uit het stop-
contact worden getrokken.
De boormachine mag alleen worden gebruikt met een veiligheidsschakelaar.
Controleer boormachine en pomp vóór gebruik op beschadigingen. Een be-
schadigde boormachine of pomp mag niet worden gebruikt.
Er mogen zich geen andere personen binnen het werkgebied bevinden.
Gebruik de pomp alleen onder toezicht. Werk alleen op een droge ondergrond.
Wanneer er water binnen het pompgebied naar buiten komt of naar buiten is
gekomen, moet de stekker van de boormachine direct uit het stopcontact wor-
den getrokken.
Wanneer de boormachine niet wordt gebruikt of het werkgebied wordt verlaten,
moet de stekker uit het stopcontact worden getrokken.
Demonteer de pomp niet (draai geen schroeven los).
3. Ingebruikname
Pomp monteren:
GEVAAR ! Lichamelijk letsel!
V De pomp en boormachine moet worden vastgezet om ver-
draaien of wentelen van de pomp te voorkomen.
1. Trek de stekker van de boormachine uit het stopcontact.
2. Schroef de kraanstukken luchtdicht op de ingangs- en uitgangszijde.
3. Span de aandrijfas van de pomp (8 mm ∅) in de boorhouder van de boor-
machine.
4. Zet pomp en boormachine vast.
Aanzuig- en afvoerslang monteren:
GEVAAR ! Elektrische schok!
Elektrische schok, wanneer weglekkend water in de boormachine
terechtkomt!
V Beveilig slangen zodat ze er niet uit kunnen glijden.
De gebruikte slangen moeten bestaan uit drukbestendig materiaal (slang met
hoogwaardig weefsel, bijv. GARDENA Classic- of FLEX-slang). De aanzuigslang
mag niet langer dan 3 m zijn.
1. Aanzuig- en afvoerslang moeten luchtdicht worden aangesloten (bijv. met
GARDENA-slangkoppelingen).
2. Steek de aanzuigslang op de ingangzijde en de afvoerslang op de uitgang-
zijde van de pomp (zie witte pijlen van de doorstroomrichting).