19
NL
Gebruik de kooimesmaaier niet terwijl per-
sonen, vooral kinderen of dieren in de onmid-
dellijke nabijheid zijn. De gebruiker is voor
schade, hierdoor ontstaan, aansprakelijk.
De door de duwboom gegeven veiligheidsaf-
stand tussen messenwals en gebruiker moet
steeds in acht worden genomen.
Bij het maaien op taluds en hellingen is extra
voorzichtigheid geboden:
v Let op een veilige stand, draag schoenen
met goede grip. Maai altijd dwars op
de helling.
Wees vooral voorzichtig bij achterwaartse
bewegingen en bij het trekken van de hand-
maaier. Struikelgevaar!
Mocht het snijmechanisme of de kooimes-
maaier op een hindernis resp. op een vreemd
voorwerp gestoten zijn, dan moet de kooimes-
maaier aan een deskundig onderzoek worden
onderworpen.
v Werkt alleen bij voldoende zicht.
Laat de kooimesmaaier nooit zonder toezicht
op de werkplek staan. Als u het werk onder-
breekt, zet de maaier dan op een veilige
plaats.
3. Montage
1. Onderstuk duwboom
1
samendrukken tot het in de
bouten
b
vastklikt.
2. U-vormige borgring
z
S
over de
gleuf van de bout
b
schuiven.
3. Middelste delen van de
duwboom
2
met 2 vleugel-
moeren
3
aan het onderstuk
van de duwboom
1
vast-
schroeven.
4. Bovenstuk van duwboom
4
met 2 vleugelmoeren
3
aan
de middelste delen van de
duwboom
2
vastschroeven.
4. Bediening
Om een verzorgd gazon te krijgen adviseren wij u het gazon liefst
met regelmaat één keer per week te maaien. Bij veelvuldig maaien
wordt het gazon dichter.
Langer maaigoed (> 1 cm) moet worden verwijderd om te voorko-
men dat het gazon geel wordt en vervilting onstaat.
Na langere maai-intervallen (vakantiegazon) eerst in één richting
met de grootste maaihoogte (42 mm) en vervolgens overdwars
met de gewenste maaioogte maaien. De grashalmen mogen max.
12 cm lang zijn om door de kooimesmaaier gemaaid te kunnen
worden. Liefst alleen een droog gazon maaien, bij een vochtig
grasveld ontstaat een onnauwkeurig maaibeeld.
Zo maait u goed:
1
b
z
S
3
4
2
1