7.2 Gasaansluiting/elektrische
aansluiting
Gasaansluiting
Het gasaansluitpunt moet zich op een plaats
bevinden waar de afsluitkraan toegankelijk en
zichtbaar is (eventueel na het openen van een
kastdeurtje).
Het apparaat moet met de bijgeleverde bocht R 1/2”
en de bijgevoegde afdichting worden aangesloten
op een vaste aansluitleiding of een gekeurde
veiligheidsslang, overeenkomstig DIN 3383 deel 1.
Bij een veiligheidsslang die slechts gedeeltelijk
van metaal is, mag de omgevingstemperatuur niet
hoger zijn dan 70 °K. Is de veiligheidsslang geheel
van metaal, dan mag de omgevingstemperatuur
niet hoger zijn dan 115 °K.
Een flexibele leiding moet zo worden gelegd dat
deze niet in aanraking komt met bewegende delen
van keukenelementen (zoals een lade).
Elektrische aansluiting
Maak voor de elektrische aansluiting (AC 220-240 V)
gebruik van een aansluitkabel met geaarde stekker
en sluit deze aan op een volgens de voorschriften
geaarde contactdoos die ook na het inbouwen van
de gaskookplaat toegankelijk moet zijn.
Kan de stekker na de montage niet meer uit de
contactdoos worden getrokken, dan moet het
apparaat met alle polen van de netspanning kunnen
worden losgekoppeld via een toegankelijke
scheidingsinrichting met minimaal 3 mm contact-
afstand. Let er bij het aansluiten op dat de aansluit-
kabel niet in aanraking komt met hete delen van de
gaskookplaat of hete delen van andere apparatuur.
13
40
73
Afb. 7
Dichting
1/
2
”