701737
63
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/73
Pagina verder
GE
Security
ATS
Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
Versie 2.1, 10/2006
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
2
Copyright
Copyright © 2006, GE Security B.V. Alle rechten voorbehouden.
Het is niet toegestaan dit document in zijn geheel of gedeeltelijk te kopiëren of op andere wijze te
reproduceren, behalve wanneer dit specifiek wordt toegestaan volgens de Amerikaanse
auteurswet, zonder schriftelijke toestemming vooraf van GE.
Documentnummer/revisie: Versie 2.1, 10/2006
Disclaimer
DE INFORMATIE IN DIT DOCUMENT KAN ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING WORDEN
GEWIJZIGD. GE AANVAARDT GEEN VERANTWOORDELIJKHEID VOOR ONNAUWKEURIGHEDEN OF
WEGLATINGEN EN DOET SPECIFIEK AFSTAND VAN AANSPRAKELIJKHEID, VERLIEZEN OF RISICO’S,
PERSOONLIJK OF ANDERS, DIE HET DIRECTE OF INDIRECTE GEVOLG ZIJN VAN HET GEBRUIK OF DE
TOEPASSING VAN DE INHOUD VAN DIT DOCUMENT. VOOR DE MEEST RECENTE DOCUMENTATIE
KUNT U CONTACT OPNEMEN MET UW PLAATSELIJKE LEVERANCIER OF ONZE WEBSITE BEZOEKEN
OP WWW.GESECURITY.NET.
Deze publicatie kan voorbeelden bevatten van schermafbeeldingen en rapporten die dagelijks
worden gebruikt. Voorbeelden kunnen fictionele namen van personen en bedrijven bevatten. Elke
overeenkomst met namen en adressen van echte bedrijven of personen berust volledig op toeval.
Handelsmerken en
patenten
GE en het GE-monogram zijn gedeponeerde handelsmerken van General Electric.
Het ATS Advisor MASTER-product en -logo zijn gedeponeerde handelsmerken van GE Security.
Andere in dit document gebruikte handelsnamen kunnen handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken zijn van de fabrikanten of leveranciers van de betreffende producten.
Softwarelicentie
Software van GE die met producten van GE wordt geleverd, is auteursrechtelijk beschermd en
hierop wordt gebruiksrecht verleend. Het gebruik en verveelvoudigen van de software is alleen
toegestaan volgens de bepalingen van de licentie.
HET BIJGESLOTEN PROGRAMMA WORDT GELEVERD VOLGENS DE VOORWAARDEN EN BEPALINGEN
VAN DEZE OVEREENKOMST. ALS U HET PROGRAMMA LANGER DAN DERTIG DAGEN IN BEZIT
HOUDT, DE VERZEGELDE VERPAKKING (INDIEN AANWEZIG) ROND HET PROGRAMMA OPENT OF HET
PROGRAMMA OP WILLEKEURIG WELKE MANIER GEBRUIKT, WORDT AANGENOMEN DAT U DE
BEPALINGEN VAN DE OVEREENKOMST ACCEPTEERT. ALS U DEZE BEPALINGEN NIET WILT
ACCEPTEREN, DIENT U HET ONGEBRUIKTE PROGRAMMA EN ALLE BIJBEHORENDE DOCUMENTATIE
ONMIDDELLIJK NAAR GE TE RETOURNEREN OM AANSPRAAK TE MAKEN OP VOLLEDIGE
TERUGSTORTING VAN DE BETAALDE LICENTIEKOSTEN. (NEEM CONTACT OP MET HET
DICHTSTBIJZIJNDE GE-VERKOOPKANTOOR OF UW LEVERANCIER VOOR INFORMATIE OVER HET
RETOURNEREN VAN PROGRAMMA’S DIE IN DE APPARATUUR ZIJN INGEPROGRAMMEERD OF
INGEBOUWD.)
Bedoelde toepassing
Gebruik dit product slechts voor de doeleinden waarvoor het is ontworpen. Raadpleeg de
productspecificatie en gebruikersdocumentatie. Voor de meest recente productinformatie kunt u
contact opnemen met uw GE-vertegenwoordiger of onze website bezoeken op:
www.gesecurity.net.
Wettelijke
goedkeuring
De Europese richtlijn "Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur" (AEEA) is er op gericht
om de impact van het afval van elektrische en elektronische apparatuur op het milieu en de
gezondheid van de mens te minimaliseren. Om aan deze richtlijn te voldoen, moet elektrische
apparatuur die met dit symbool gemarkeerd is, niet worden verwerkt in Europese openbare
afvalsystemen.
Europese gebruikers van elektrische apparatuur dienen nu apparatuur aan het einde van de
levensduur aan te bieden voor verwerking.
Meer informatie vindt u op de volgende website: www.recyclethis.info
.
3
Inhoud
Welkom ...............................................................................................................................................................5
Hoe is uw systeem geprogrammeerd?....................................................................................................................5
De tekst op het display ....................................................................................................................................................5
Het uitschakelen van het systeem.............................................................................................................................5
Het Advisor MASTER bediendeel ....................................................................................................................6
Het ATS111x bediendeel .................................................................................................................................................6
Het ATS110x bediendeel .................................................................................................................................................7
Het LCD-display...................................................................................................................................................................8
De LED’s...................................................................................................................................................................................8
Screensaver...........................................................................................................................................................................9
Gebruikersidentificatie...................................................................................................................................10
Dwang ...............................................................................................................................................................12
Optie Deuren openen .....................................................................................................................................13
Inschakelen van uw systeem........................................................................................................................14
Uitschakelen van uw systeem ......................................................................................................................16
Verstoorde ingangen (tijden inschakelen)..................................................................................................18
Alarmtypes.......................................................................................................................................................19
Lokaal alarm ...................................................................................................................................................................... 19
Alarm ..................................................................................................................................................................................... 19
Systeem alarm.................................................................................................................................................................. 19
Wat te doen wanneer er een alarm is.........................................................................................................21
Herstellen van een lokaal alarm............................................................................................................................... 21
Herstellen van een ingang in alarm........................................................................................................................ 22
Verdere informatie over alarmen ............................................................................................................................22
Opvragen lijst alarmgebeurtenissen...........................................................................................................23
Het Advisor MASTER-bediendeel..................................................................................................................24
1. Paneelstatus ................................................................................................................................................25
2. Verstoorde ingangen..................................................................................................................................26
3. Ingangen in alarm.......................................................................................................................................27
4. Overbrugde ingangen ................................................................................................................................28
5. Historie..........................................................................................................................................................29
6. Testrapport ..................................................................................................................................................31
7. Servicemenu.................................................................................................................................................33
8. Filmtellers.....................................................................................................................................................36
9. Lijst met ingangsnamen ............................................................................................................................37
10. Overbrug ingang.......................................................................................................................................38
11. Uit overbrugging ingang .........................................................................................................................39
12. Test ingang ................................................................................................................................................40
13. Start Auto uitschakeltest ........................................................................................................................41
14. Programmeren gebruikers......................................................................................................................42
15. Tijd en Datum ............................................................................................................................................51
16. Overbrug/Uit overbrugging GI/DI .........................................................................................................54
17. Deblokkeer/Blokkeer servicemonteur ..................................................................................................55
18. Reset camera’s ..........................................................................................................................................56
20. Deur- en etagegroepen ...........................................................................................................................57
21. Vakanties....................................................................................................................................................59
22. Openen deur ..............................................................................................................................................60
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
4
23. Ontgrendel, vergrendel, blokkeer en deblokkeer deuren .................................................................61
24. Historie afdrukken ....................................................................................................................................62
Programmeerbladen ......................................................................................................................................63
Lijst met gebruikers – Menu-optie 14..........................................................................................................64
Lijst met deurgroepen – Menu-optie 20......................................................................................................65
Lijst met etagegroepen – Menu-optie 20...................................................................................................66
Lijst met vakantiedagen – Menu-optie 20..................................................................................................67
Lijst met alarmgroepen (Door installateur te vermelden details) .........................................................68
Lijst met tijdzones (Door installateur te vermelden details)...................................................................69
Woordenlijst.....................................................................................................................................................70
Index ..................................................................................................................................................................72
5
Welkom
In deze handleiding wordt uitgelegd hoe het Advisor MASTER-systeem gebruikt dient te worden door de
verantwoordelijke hoofdgebruiker van het systeem. Er is ook een verkorte handleiding beschikbaar voor
dagelijks gebruik.
Het Advisor MASTER-paneel combineert geavanceerd ontwerp met veelzijdigheid, waardoor het de beste in
zijn soort is.
Hoe is uw systeem geprogrammeerd?
Uw systeem is geprogrammeerd in overeenstemming met uw behoeften. Het kan echter zijn dat niet alle
aspecten welke in deze handleiding beschreven worden van toepassing zijn op uw systeem. Het systeem
heeft misschien ook extra functionaliteit, welke afzonderlijk beschreven wordt in de handleidingen van de
betreffende apparatuur.
Afhankelijk van de programmering van het systeem zijn sommige systeemfuncties niet toegankelijk voor alle
gebruikers.
In deze handleiding worden alle variaties in procedures beschreven, met inbegrip van de verschillende
reacties van het Advisor Master-systeem. Bedenk echter dat de procedures en Advisor MASTER-reacties
binnen één systeem consistent zullen zijn. Bijvoorbeeld, als binnen één functie een lijst op een bepaalde
manier wordt gepresenteerd, wordt deze binnen alle andere functies ook zo gepresenteerd.
De tekst op het display
De gebruikte terminologie voor het beschrijven van de diverse onderdelen van u te beveiligen object of
beveiligingssysteem is speciaal voor uw organisatie ontwikkeld en geprogrammeerd.
Het uitschakelen van het systeem
Het is belangrijk dat u uw systeem regelmatig test om er zeker van te zijn dat alle geïnstalleerde apparatuur
naar behoren werkt.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
6
Het Advisor MASTER bediendeel
Figure 1. Het ATS111x bediendeel
Het ATS111x bediendeel
1
Systeem LED’s
Geven de status van de voedingsspanning, storingen en alarmen van het systeem weer.
2
Gebieden LED’s
Geven aan welke gebieden zijn ingeschakeld of waar een alarm is opgetreden.
3
CLEAR
De huidige functie of bewerking wordt verlaten; terugkeren naar de prompt voor
alarmcontrole.
3+D
3+E
[CLEAR] + )
[CLEAR] + )
Verhogen volume bediendeelzoemer.
Verlagen volume bediendeelzoemer.
4
Alphanumerieke
toetsen
Worden gebruikt voor het invoeren van alfanumerieke informatie.
5
MENU*
Tonen van de login prompt voor het menu.
Terugtoets voor het corrigeren van een fout.
Achterwaarts scrollen in een menulijst.
5+D
5+E
MENU+ ()
MENU+ ()
Verhogen LCD contrast.
Verlagen LCD contrast.
6
ENTER
Wordt gebruikt om een stap te voltooien. (vergelijkbaar met de Enter toets op een
computer)
Voorwaarts scrollen in een menulijst.
7
OFF (=Uit)
Wordt gebruikt om na het invoeren van uw PIN-code het systeem uit te schakelen.
8
LCD display
Wordt gebruikt voor het tonen van boodschappen.
9
ON (=Aan)
Wordt gebruikt om na het invoeren van uw PIN-code het systeem in te schakelen.
A
Links/Rechts
Voor gebruik in de toekomst.
B
OPEN
Wordt gebruikt om na het invoeren van een geldige code een deur te openen (indien
geprogrammeerd)
C
Voor gebruik in
de toekomst
Voor gebruik in de toekomst.
D
Omhoog ()
Achterwaarts scrollen in een menulijst.
Update van de getoonde informatie.
E
Omlaag ()
Voorwaarts scrollen in een menulijst.
Update van de getoonde informatie.
Open + (1)-(6)
Worden gebruikt voor het uitvoeren van speciale functies. Deze functies moeten zijn
geprogrammeerd door de installateur.
0 + ()
0 + ()
Wijzigd de methode voor het afbreken van woorden aan het einde van de display regel:
direct woorden afbreken / met koppelteken / niet afbreken (alleen voor de 4-regel LCD
codebediendelen - ATS1115/1116).
7
Figure 2. Het ATS110x bediendeel
Het ATS110x bediendeel
1
0 – 9
Worden gebruikt voor het invoeren van alfanumerieke informatie.
2
ON (=Aan)
Wordt gebruikt om na het invoeren van uw PIN-code het systeem in te schakelen.
(Gebruikersinterfaces zonder een LCD display hebben een ‘#’ als ON-toets.)
3
OFF (=Uit)
Wordt gebruikt om na het invoeren van uw PIN-code het systeem uit te schakelen.
(Gebruikersinterfaces zonder een LCD display hebben een ‘*’ als OFF-toets.)
4
ENTER
Wordt gebruikt om een stap te voltooien. (vergelijkbaar met de Enter toets op een
computer)
Voorwaarts scrollen in een menulijst.
Wordt gebruikt om na het invoeren van een geldige code een deur te openen (indien
geprogrammeerd)
(Gebruikersinterfaces zonder een LCD display hebben een ‘#’ als ENTER-toets.)
5
MENU*
Tonen van de login prompt voor het menu.
Terugtoets voor het corrigeren van een fout.
Achterwaarts scrollen in een menulijst.
(Gebruikersinterfaces zonder een LCD display hebben alleen de ‘*’ zonder het woord ‘menu’).
5+2
5+3
MENU +
MENU +
Verhogen LCD contrast.
Verlagen LCD contrast.
6
NEXT (=Volgende)
Voorwaarts scrollen in een menulijst.
Update van de getoonde informatie.
(Alleen beschikbaar op sommige gebruikersinterfaces)
7
[CLEAR]
De huidige functie of bewerking wordt verlaten; terugkeren naar de prompt voor
alarmcontrole.
(Alleen beschikbaar op sommige gebruikersinterfaces)
7+2
7+3
[CLEAR] +
[CLEAR] +
Verhogen volume bediendeelzoemer.
Verhogen volume bediendeelzoemer.
8
LCD display
Wordt gebruikt voor het tonen van boodschappen.
9
Gebieden LED’s
Geven aan welke gebieden zijn ingeschakeld of waar een alarm is opgetreden.
F1 – F4
Worden gebruikt voor het uitvoeren van speciale functies. Deze functies moeten zijn
geprogrammeerd door de installateur.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
8
Het LCD-display
Boodschappen worden getoond op het liquid crystal display (LCD) op het bediendeel. Zij leiden u door de
functies van de Advisor MASTER-Systeem, zoals het identificeren van problemen, programmeerfuncties en
andere menu-opties. Het display kan ook informatie tonen welke u op het bediendeel ingevoerd hebt.
De eerste regel op het display toont systeeminformatie en scrolt indien er meer karakters zijn dan er op het
scherm passen, afhankelijk van het type gebruikersinterface. De tweede regel van het display toont
instructies en karakters welke u op het bediendeel invoert.
Er zijn geen alarmen in dit gebied
Code:
In sommige gevallen kan er onvoldoende ruimte zijn voor het weergeven van alle weer te geven tekst (bijv.
een lijst van gebieden in uw gebouw):
Indien een complete lijst wordt getoond op regel 1, dan staat er een punt aan het einde van de
lijst.
Als de lijst onvolledig is, dan staat er een ">" aan het einde van de regel en de punt blijft buiten
beeld. Door op [NEXT] de drukken kunt u dan de rest van de lijst bekijken en de informatie
wordt meteen bijgewerkt.
Als slechts een deel van de naam of locatie getoond wordt, kan deze naar links verplaatst
worden door het bijbehorende getal voor de tekst in te voeren gevolgd door het indrukken van
de [ENTER] toets.
Uw systeem toont misschien, indien dit zo geprogrammeerd is, een aangepaste boodschap of de actuele
tijd/datum in plaats van de hierboven getoonde boodschap.
Bijvoorbeeld:
GE Security
Code:
of
16:54 12/04/2004
Code:
De LED’s
De LED’s op het Advisor MASTER-bediendeel, tezamen met de informatie op het display stellen u in staat
de status van het systeem in een oogopslag vast te stellen. Niet alle LED’s zijn op alle gebruikersinterfaces
beschikbaar.
Gebieden LED’s :
De LED’s van gebieden, één voor elk mogelijk beveiligd gebied, geeft de status aan van een gegeven gebied.
ON (=Aan) Het gebied is ingeschakeld.
OFF (=Uit) Het gebied is uitgeschakeld.
KNIPPEREN
Er is een alarm opgetreden in het gebied terwijl het gebied uitgeschakeld was (LED (knippert
langzaam) of ingeschakeld was (LED knippert snel)
Systeem LED’s: (niet op alle gebruikersinterfaces beschikbaar)
De systeem LED’s geven de status van het systeem weer. De volgende systeem LED’s kunnen beschikbaar
zijn:
1. Systeemalarm LED: (rode LED)
De systeemalarm LED knippert wanneer er een alarm is opgetreden (de LED van het gebied knippert ook,
om de locatie van het alarm aan te geven).
9
alarm in een UITGESCHAKELD gebied Knippert wanneer een alarm is opgetreden in een uitgeschakeld gebied.
24 UUR alarm
Knippert wanneer een alarm is opgetreden in een gebied waarin een ingang is
geprogrammeerd als zijnde 24-uur alarm.
alarm in een INGESCHAKELD gebied Knippert wanneer een alarm is opgetreden in een ingeschakeld gebied.
SABOTAGE alarm Knippert wanneer een alarm is opgetreden ten gevolge van sabotage.
2. Systeemstoring LED: (gele of oranje LED)
De systeemstoring LED brand wanneer er een systeemstoring aanwezig is.
Bijvoorbeeld:
Doormeldstoring
Wanneer er een communicatie storing is opgetreden tussen het Advisor MASTER controlepaneel
en de particuliere alarmcentrale.
GI-storing Wanneer een gebruikersinterface offline is.
DI-storing Wanneer een data-interface offline is.
Accu-storing Wanneer er geen accu aanwezig is of er een accu storing aanwezig is.
Storing Geeft storingen in het systeem aan (GI-storing, Accu laag, enz.)
3. Spanningsindicatie LED: (groene LED)
Deze LED brandt wanneer de netspanning aanwezig is.
4. Toegangs LED: (blauwe LED)
De toegangs-LED knippert wanneer er een geldige kaart wordt aangeboden en er toegang tot de deur wordt
verleend.
Screensaver
In sommige gevallen is het vereist om een screensaver in het systeem te activeren. Deze screensaver zal
belemmeren dat de status van het systeem op het display en de LED’s zichtbaar is. De gebieden en systeem
LED’s zullen niet oplichten en geen alarm of storingconditie zal worden weergegeven op het display. Indien
de screensaver actief is wordt dit weergeven op de onderste regel van het display waar de tekst "Code:" word
getoond als "Code#".
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
10
Gebruikersidentificatie
Alle gebruikers van Advisor MASTER-systeem hebben een PIN-code en/of een kaart nodig. De PIN-code
bestaat uit 4 tot 10 cijfers en is uniek voor elke gebruiker. Het is een combinatie van cijfers tussen 0 en 9.
De PIN-code is geprogrammeerd om een gebruiker bevoegdheid voor specifieke taken te geven, zoals het in-
en uitschakelen van het systeem. De volgende drie functie-indelingen worden gebruikt voor het groeperen
van functies, waarmee bepaald wordt welke gebruikers bevoegdheid hebben voor welke functies.
Het Advisor MASTER-systeem combineert opties voor alarm- en toegangscontole. Alarmcontrole biedt
opties voor het bewaken van ingangen en voor het bepalen of een alarm dient op te treden wanneer er een
indringer is gedetecteerd (afhankelijk van het in- of uitgeschakeld zijn van het gebied waaraan de ingang is
toegewezen) Toegangscontrole biedt opties voor het bewaken en beheren van de toegang tot het te beveiligen
object of delen daarvan.
Tijdzones
Tijdzones zijn een set van regels die worden gebruikt om op basis van datum en tijd bepaalde bepaalde
opties wel of niet te authoriseren.
Tijdzones kunnen tijdens vakantieperiodes geldig of ongeldig worden gemaakt. De programmering voor
tijdzones wordt door door de installateur verzorgd.
Tijdzones kunnen aan alarmgroepen, deurgroepen en etagegroepen worden toegewezen.
Alarmgroepen
Alarmgroepen bevatten opties voor het beheren van het alarmsysteem en het uitvoeren van functies.
Er zijn tenminste 74 en ten hoogste 138 alarmgroepen beschikbaar in uw systeem en aan elke alarmgroep
zijn specifieke gebieden en een specifieke verzameling functies toegewezen. Uw gebruikersnummer is
toegewezen aan een alarmgroep, en dus bent u alleen bevoegd voor de functies in deze alarmgroep.
Er kunnen ook tijdzones toegewezen zijn aan een alarmgroep. Dit betekent dat het gebruik van de functies
van een alarmgroep bovendien beperkt kan worden tot een bepaalde periode.
Deurgroepen
Deurgroepen bevatten opties met betrekking tot toegang via deuren tot het te beveiligen object.
Er zijn tenminste 10 en ten hoogste 128 deurgroepen beschikbaar in uw systeem voor het toegangsbeheer
van deuren. Elke deurgroep heeft een verzameling deurnummers en elk deurnummer heeft een tijdzone
waarbinnen u toegang heeft via deze deur.
Uw gebruikersnummer is toegewezen aan een deurgroep en u zult daarom slechts binnen de gespecificeerde
tijdzone(s) via deze deuren toegang hebben.
Etagegroepen (alleen relevant voor systemen met liftcontrollers)
Etagegroepen bevatten opties met betrekking tot de toegang van etages via liften.
Er zijn tenminste 10 en ten hoogste 64 etagegroepen in uw systeem. Elke etagegroep heeft een verzameling
etagenummers en elk etagenummer heeft een tijdzone waarbinnen u toegang heeft tot deze etage.
Elk gebruikersnummer is toegewezen aan een etagegroep en u zult daarom slechts binnen de gespecificeerde
tijdzone(s) toegang hebben tot de etages van deze etagegroep.
De Advisor MASTER kan dus zodanig geprogrammeerd worden dat met behulp van een PIN-code en/of
kaart elke functie of combinatie van functies uitgevoerd kan worden binnen een willekeurige periode.
Bijvoorbeeld:
Een alarmgroep voor hoofdgebruikers kan te allen tijde bevoegdheid verlenen voor alle
gebruikersfuncties van de Advisor MASTER.
Een alarmgroep voor een schoonmaker kan zo geprogrammeerd zijn dat deze met zijn kaart
gedurende 1 uur toegang heeft tussen 17:00 en 23:00.
Een deurgroep voor een werknemer van de nachtploeg kan zo geprogrammeerd zijn dat deze
met zijn PIN-code alleen tussen 23:00 en 07:00 toegang heeft tot een bepaalde deur.
11
Gebruik van een PIN-code:
Wanneer u een PIN-code invoert op het bediendeel van de Advisor MASTER, wordt elke ingedrukte toets op
het display met een ‘*’ weergegeven.
Als u een onjuiste PIN-code invoert, of een code/kaart is ongeldig voor een bepaalde gebruikersinterface, zal
het bediendeel snel achter elkaar zeven pieptonen laten horen. Corrigeer een onjuiste code door op
[CLEAR] te drukken en vervolgens de juiste code in te voeren.
Indien u een menu heeft opgeroepen en u heeft twee minuten lang geen toets ingedrukt zal het menu
automatisch worden verlaten. Het is een goede gewoonte een menu te verlaten met 0 [ENTER] of [CLEAR]
in plaats van met deze ‘time out’ faciliteit, omdat eventuele acties ‘vóór de ‘time out’ van andere gebruikers
via dit menu gelogd zullen worden onder uw PIN-code.
Gebruikers krijgen alleen toegang tot menu-opties indien zij daartoe middels hun PIN-code geautoriseerd
zijn. Wanneer zij proberen toegang te krijgen tot een optie waartoe ze niet geautoriseerd zijn, krijgen ze de
boodschap "Deze functie is niet toegestaan".
Het is ook mogelijk dat gebruikers, afhankelijk van de programmering van hun PIN-code, wel geautoriseerd
zijn tot het gebruik van een menu-optie, maar geen toegang hebben tot alle bijbehorende gegevens in deze
menu-optie.
Zie ook: Programmeren gebruikers – Menu-optie 14 op pagina 42.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
12
Dwang
De dwangfunctie activeert een stil alarm om beveiligingspersoneel te waarschuwen. Wanneer u bijvoorbeeld
onder bedreiging wordt gedwongen de systeem veiligheid te overtreden (bijv. om onder bedreiging het
systeem uit te schakelen) maakt deze functie dat mogelijk maar verstuurt hierbij tegelijkertijd een
onmerkbaar signaal (stil alarm) dat dit onder dwang gebeurt. Het Advisor Master-systeem dient hiervoor
echter wel geprogrammeerd te zijn.
U gebruikt een dwangcijfer in combinatie met u PIN-code. Het dwangcijfer is het laatste cijfer van uw PIN-
code plus één (1).
Bijvoorbeeld: PIN = 1234 – dwangcijfer = 5
Als het laatste cijfer van uw PIN 9 is, dan is het dwangcijfer 0.
Het activeren van dwang
1. Voer uw PIN-code in zonder het laatste cijfer (bijv. 123)
2. Voer het dwangcijfer in, bijvoorbeeld 5 in het hierboven getoonde geval.
3. Druk op [OFF]
of op [ON]
of op [ENTER]
Het herstellen van dwang
Voor het herstellen van de dwangfunctie (d.w.z om het signaal uit te zetten) dient u een geldige PIN-code in
te voeren.
Indien de dwangfunctie was geactiveerd onder omstandigheden welke niet langer gelden (vals alarm), en het
dwangsignaal is hersteld, dient u contact op te nemen met uw particuliere alarmcentrale om door te geven dat er verder
geen actie ondernomen hoeft te worden.
Uw PIN-code met een dwangcijfer geeft nog wel autorisatie tot de functies welke aan uw PIN-code zijn toegewezen.
13
Optie Deuren openen
Een Advisor MASTER-bediendeel, kaartlezer of combinatie van beide kan gebruikt worden voor het openen
van deuren door een deurcode in te voeren.
Uw deurcode is geassocieerd met uw PIN-code. Het hangt ervan af of uw PIN-code geprogrammeerd is voor
autorisatie tot het in-/uitschakelen van uw systeem als ook voor het openen van deuren.
Het openen van een deur met een PIN-code
1. Op de onderste regel van het display dient te staan:
16:54 12/04/2004
Code:
2. Voer uw deurcode in (zie Noot 3 hieronder).
3. Druk op
[ENTER] om alleen de deur te openen, of
[OFF] om de beveiliging uit te schakelen en de deur te openen als uw volledige PIN-code is
ingevoerd (zie Noten 2 en 3 hieronder), of
[ON] om de beveiliging in te schakelen en de deur te openen als uw volledige PIN-code is
ingevoerd (zie Noten 2 en 3 hieronder).
Het openen van een deur met een kaart
1. Wanneer er een bediendeel wordt gebruikt met ingebouwde kaartlezer dient er op de onderste regel van
het display te staan:
16:54 12/04/2004
Code:
2. Biedt u kaart aan om alleen de deur te openen, of
2a. Biedt u kaart aan om de beveiliging uit te schakelen en de deur te openen
2b. Biedt u kaart driemaal aan om de beveiliging in te schakelen en de deur te openen.
Als een deur slechts voor een vooraf gedefinieerde periode geopend kan worden, toont het display misschien
het volgende:
Ingang in shunt,
Code:
Als de deur is gesloten voor het verstrijken van de maximale openingstijd wordt de tekst "Ingang in shunt,"
van het display verwijderd en op het bediendeel klinkt drie seconden lang een de waarschuwingszoemer om
aan te geven dat de deur niet langer geshunt is.
Als de deur niet gesloten is aan het einde van de shunttijd komt er op de bovenste regel van het display te
staan: "Ingang shunt einde,".
Op het bediendeel klinkt de waarschuwingszoemer gedurende een vooraf gedefinieerde tijd, zodat u de deur
kunt sluiten of uw PIN-code/kaart opnieuw kunt invoeren/aanbieden voor een verlenging van de shunttijd.
1. Als het bediendeel zeven maal snel achter elkaar pieptonen laat horen is er een ongeldige code ingevoerd, of de code is
niet geldig op deze gebruikersinterface.
2. Met een deurcode kunnen alleen deuren geopend worden welke geprogrammeerd zijn voor deze code, d.w.z. de
deurgroep welke is toegewezen aan de gebruiker verleent misschien geen toegang tot alle deuren.
3. In een systeem met toegangscontrole kan ook gebruik worden gemaakt van een alarmcode-voorvoegcijfer. Het
alarmcode-voorvoegcijfer is het aantal cijfers dat dient te worden weggelaten aan het begin van uw volledige PIN-code
waardoor de deurcode overblijft. Het alarmcode-voorvoegcijfer dient door de door de installateur geprogrammeerd te
worden. Voorbeeld: alarmcode-voorvoegcijfer = 2 cijfers. Volledige PIN-code = 123456; de deurcode is dus 3456.
Voor verdere informatie wordt u verwezen naar: Menu-optie 20, Deur- en etagegroepen op pagina 57; Inschakelen van uw
systeem op pagina 14.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
14
Inschakelen van uw systeem
Wanneer kunt u inschakelen
Het te beveiligen object, of gebieden daarin, worden ingeschakeld op een moment dat daar niemand meer
aanwezig is. Wanneer zich een ongewenste gebeurtenis voordoet, zoals het geforceerd openen van een deur,
wordt er een alarm gegenereerd.
Tijdslimiet bij het inschakelen
Nadat u het systeem heeft ingeschakeld, dient u het gebied te verlaten binnen een vooraf gedefinieerde tijd
(uitlooptijd), anders treedt er een alarm op. De systeembeheerder dient iedereen op de hoogte te brengen van
deze tijdslimiet.
Verzeker u ervan dat u de te volgen route kent wanneer u het te beveiligen object gaat verlaten.
Wanneer u niet kunt in- of uitschakelen
Misschien kunt u bepaalde gebieden in het te beveiligen object niet in- of uitschakelen omdat:
Uw bediendeel is geprogrammeerd voor het in-/uitschakelen van slechts bepaalde gebieden in
het te beveiligen object. Verzeker u ervan dat u weet welk bediendeel u dient te gebruiken als er
meer dan één aanwezig is in het te beveiligen object.
Uw PIN-code is geprogrammeerd voor het in-/uitschakelen van slechts bepaalde gebieden in het
te beveiligen object. Verzeker u ervan welke gebieden u kunt in-/uitschakelen.
U kunt een gebied niet in-/uitschakelen als een ingang , bijv. een magneetcontact op een deur of
raam, niet goed gesloten is. Controleer dus vóór het inschakelen of alle deuren en ramen goed
gesloten zijn. Als er op het moment van inschakelen nog een ingang verstoord is zal het
bediendeel zeven pieptonen geven snel achter elkaar, en op het display verschijnt de boodschap:
"Verstoord in …..".
Uw bediendeel, PIN-code of kaart is geprogrammeerd dat u alleen kunt in-/uitschakelen binnen
bepaalde tijdstippen (geldige tijdzone).
Het inschakelen van het systeem
1. Voordat u begint dient op het display te staan:
16:54 12/04/2004
Code:
2. Voer uw PIN-code in.
3. Druk op [ON].
4. Het resultaat van stap 3 hangt ervan af of het systeem:
geprogrammeerd is voor het weergeven van de gebieden welke aan uw PIN-code zijn
toegewezen.
in te schakelen gebieden heeft met de normale status (zie Verstoorde Ingangen op pagina 18
voor verdere informatie).
Niet weergeven van gebiedenlijst
Als uw systeem niet is geprogrammeerd voor het weergeven van gebieden welke aan uw PIN-code zijn
toegewezen, zullen eventuele daarvan uitgeschakelde gebieden nu automatisch ingeschakeld worden (op
voorwaarde dat alle ingangen in de normale status zijn).
Het display keert terug naar stap 1.
De LED’s van de gebieden lichten op wanneer de inschakelprocedure succesvol is verlopen.
15
Wel weergeven van gebiedenlijst:
Indien de aan uw PIN-code toegewezen gebieden worden weergegeven, zullen alle daarvan uitgeschakelde
gebieden in de lijst komen.
Bijv.:
0-Alle 1, Kantoor 2, Directie 3, Werkplaats
Geef gebied:
5. U heeft vier opties:
Optie Actie Resultaat
Inschakelen van alle gebieden Druk op 0 en dan [ENTER].
Alle gebieden worden tegelijk ingeschakeld;
terugkeer naar het oorspronkelijke display.
Inschakelen van afzonderlijke gebieden
Voer een gebiednummer in en druk
dan op [ENTER].
Na voltooiing inschakeling: druk
dan weer op [ENTER].
Geselecteerde gebieden worden
ingeschakeld. Als er meer uitgeschakelde
gebieden zijn, dan worden deze getoond.
Annuleren Druk op [CLEAR].
Dit display wordt verlaten; terugkeer naar
het oorspronkelijke display. Reeds
ingeschakelde gebieden blijven
ingeschakeld.
Meer gebieden weergeven Druk op [NEXT].
Toon het volgende uitgeschakelde gebied in
de lijst. U kunt een gebied selecteren voor
inschakeling, of doorgaan door op [NEXT] te
drukken.
6. De LED’s van de gebieden lichten op wanneer de inschakelprocedure succesvol is verlopen.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
16
Uitschakelen van uw systeem
Wanneer uitschakelen
Als het gebied dat u wilt betreden ingeschakeld is, dient u het alarmsysteem eerst uit te schakelen, anders zou
u een alarm veroorzaken. De rode gebieden LED’s op het bediendeel geven aan welke gebieden
ingeschakeld zijn.
Tijdslimieten bij het uitschakelen
Bij het betreden van het gebied zal het systeem u een voor gedefinieerde tijd (inlooptijd) geven voordat een
alarm gegenereerd wordt.
Uitschakelen wanneer er een alarm is
Als er een alarm actief is op het moment van uitschakelen wordt ook dit alarm hersteld. U dient te
controleren wat de oorzaak van dit alarm was en deze te verhelpen. Gebruik de functie "Opvragen lijst
alarmgebeurtenissen" voor een lijst van alle alarmen welke onlangs zijn opgetreden (zie pagina 23).
Wanneer kunt u niet uitschakelen
Misschien kunt u bepaalde gebieden in het te beveiligen object niet in- of uitschakelen omdat: Zie de sectie
"Wanneer u niet kunt in- of uitschakelen" op pagina 14 voor meer informatie.
Het uitschakelen van het systeem
1. Voordat u begint dient, indien er geen alarm is in het gebied, het display er als volgt uit te zien:
16:54 12/04/2004
Code:
2. Voer uw PIN-code in.
3. Druk op [OFF].
4. Het resultaat van stap 3 hangt ervan af of:
het systeem is geprogrammeerd voor het weergeven een reeks van de gebieden welke aan uw
PIN-code zijn toegewezen.
Niet weergegeven van gebiedenlijst:
Als uw systeem niet is geprogrammeerd voor het weergeven van gebieden welke aan uw PIN-code zijn
toegewezen, zullen alle ingeschakelde gebieden nu automatisch uitgeschakeld worden (op voorwaarde dat
alle ingangen in de normale status waren). Het display keert terug naar stap 1.
Wel weergegeven van gebiedenlijst:
Als de lijst van gebieden welke aan uw PIN-code zijn toegewezen worden getoond, worden nu alle
ingeschakelde gebieden in deze lijst weergegeven.
Bijv.:
0-Alle 1, Kantoor 2, Directie 3, Werkplaats
Geef gebied:
Vanaf dit display heeft u verschillende opties:
17
Optie Actie Resultaat
Uitschakelen van alle gebieden Toets 0 in en dan [ENTER].
Alle gebieden worden tegelijk uitgeschakeld;
terugkeer naar het oorspronkelijke display.
Uitschakelen van afzonderlijke gebieden
Voer een gebiednummer in en
druk dan op [ENTER].
Na voltooiing inschakeling: druk
dan weer op [ENTER].
Geselecteerde gebieden worden
uitgeschakeld. Als er meer ingeschakelde
gebieden zijn, dan worden deze getoond.
Verlaten Druk op [CLEAR]
en dan [ENTER].
Dit display wordt verlaten; terugkeer naar het
oorspronkelijke display. Reeds uitgeschakelde
gebieden blijven uitgeschakeld.
Meer gebieden weergeven Druk op [NEXT].
Het volgende ingeschakelde gebied in de lijst
wordt getoond. U kunt een gebied selecteren
voor uitschakeling, of doorgaan door op
[NEXT] te drukken.
5. De LED’s van de gebieden gaan uit wanneer de uitschakelprocedure succesvol is verlopen.
Zie ook: Servicemenu – Menu-optie 7 op pagina 33.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
18
Verstoorde ingangen (tijden inschakelen)
U kunt een gebied niet inschakelen (of uitschakelen, als uw systeem daarvoor geprogrammeerd is) tenzij alle
ingangen van dat gebied in de normale status zijn, terwijl een verstoorde ingang normaal gesproken een
alarm zou veroorzaken. Bijvoorbeeld: alle deuren en ramen dienen gesloten te worden.
Als een ingang verstoord is terwijl u een gebied probeert in- of uit te schakelen, zal het Advisor MASTER-
bediendeel zeven pieptonen snel achter elkaar laten horen en de verstoorde ingangen weergeven.
Verstoorde ingangen kunnen op twee verschillende manieren worden weergegeven:
Eén tegelijk
Bijv.:
Verstoord in 6. Voordeur
NEXT of ENTER
of
Als een reeks van
nummers
Bijv.:
Verstoord in 6, 7, 9.
Ingangnr:
Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Actie Resultaat
Druk op [NEXT].
De lijst van verstoorde ingangen wordt bijgewerkt en de eventuele
volgende ingangen in de lijst worden getoond.
Voer een gebiednummer in en druk dan op [ENTER]. De ingangsnaam wordt volledig getoond.
Druk op [CLEAR].
De functie wordt verlaten; terugkeer naar het display dat u zag toen
u trachtte het systeem in te schakelen.
Nadat u heeft geconstateerd welke ingangen verstoord zijn, dient u deze te controleren en het probleem te
verhelpen (bijv. door de deur te sluiten), het display verlaten en opnieuw proberen in te schakelen. Kunt u de
ingang niet meer in de normale status krijgen, zie dan Menu-optie 10, Overbrug ingang.
Zie ook: Inschakelen van uw systeem op pagina 14; Uitschakelen van uw systeem op pagina 16; Overbrug ingang – Menu-
optie 10 op pagina 38.
19
Alarmtypes
Er worden in het Advisor Master-systeem drie alarmtypes gebruikt.
1. Lokaal alarm
2. Alarm
3. Systeemalarm
Lokaal alarm
Dit wordt gegenereerd wanneer er iemand een ingang verstoord in een gebied dat uitgeschakeld
is. Voorbeeld: er zijn ingangen met een 24-uurs beveiliging verstoord of er is een branddeur
geopend.
De omstandigheden welke het alarm veroorzaakten dienen nagegaan en verholpen te worden
door iemand ter plaatse. Dit alarm wordt niet doorgemeld naar een particuliere alarmcentrale.
Zie Herstellen van een lokaal alarm voor het identificeren, beantwoorden en herstellen van een lokaal alarm.
Alarm
Het gebied is ingeschakeld en één van de ingangen is verstoord. Bijvoorbeeld: er is een deurslot
geforceerd en deur geopend, sirene wordt geactiveerd.
Het gebied is uitgeschakeld en er is een ingang met een 24-uurs beveiliging verstoord.
Bijvoorbeeld: Er is een overvalknop ingedrukt of een sabotageschakelaar is geopend.
Het exacte type van het alarm (sirene, flitslicht, enz.) hangt af van de programmering van het
systeem.
De LED van het gebied op het paneel identificeert de lokatie van het alarm.
Zie Herstellen van een ingang in alarm voor de procedure voor het herstellen van een alarm.
Systeem alarm
De toestand van een beveiligingssysteem wanneer Advisor MASTER apparatuur (bijv. een
Advisor MASTER-paneel, GI of DI) wordt gesaboteerd, de communicatie naar GI of DI is
verbroken, of een storing wordt gedetecteerd, zoals netspanningsuitval, accu bijna leeg,
zekering defect, enz., bijv.:
Beveiligingsapparatuur wordt verstoord, of de behuizing wordt geopend. (DI sabotage)
Verbindingskabels worden verstoord – onderbroken of kortgesloten. (DI sabotage, GI
storing)
Verbindingskabels naar de sirene / luidsprekers worden verstoord – onderbroken of
kortgesloten. (Sirene storing)
Telefoonlijn verstoord – onderbroken, kortgesloten of beschadigd. (Doormeld storing,
Lijnfout)
Voeding onderbroken en/of overbelast en accuproblemen. (netspanningsuitval, zekering
defect, accu laag)
Het exacte type van het alarm (sirene, flitslicht, enz.) hangt af van de programmering van het
systeem.
Uw systeem is geprogrammeerd om te reageren op systeemalarmen op één van de twee volgende manieren:
1. Systeemalarm met houdfunctie
Een PIN-code met autorisatie voor het herstellen van systeemalarmen dient te worden ingevoerd om een
systeemalarm te herstellen.
De procedure voor het identificeren en herstellen van alarmen met houdfunctie is dezelfde zoals die is
beschreven voor "Alarmen".
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
20
2. Systeemalarm zonder houdfunctie
Het systeemalarm wordt automatisch hersteld wanneer de oorzaak van het alarm is verholpen.
De procedure voor het identificeren de bijzonderheden van systeemalarmen is dezelfde zoals die is
beschreven voor "Alarmen".
In het geval dat u systeem is voorzien van een spraakmodule kan de doormelding van een systeemalarm
worden gestopt door gebruik te maken van menu 7 Servicemenu, menu-optie "Stop Spraak Doormelding"
Zie ook: Servicemenu – Menu-optie 7 op pagina 33.
21
Wat te doen wanneer er een alarm is
Wanneer er een alarm is, knippert op het bediendeel de rode LED van het betreffende gebied. Indien de
screensaver is geactiveerd zal deze LED pas gaan knipperen na het ingeven van een geldige code. De tijd en
datum boodschap wordt niet langer getoond.
Met een gebied kunnen verscheidene ingangen geassocieerd zijn. Wanneer er een alarm is veroorzaakt, is het
belangrijk precies te weten bij welke ingang het probleem zich voordoet, zodat u de oorzaak snel kunt
verhelpen.
In het geval dat u systeem is voorzien van een spraakmodule zal het systeem aangeven "Stop Spraak
Doormelding" tijdens het uitschakelen van het systeem. Druk op ENTER voor acceptatie.
Herstellen van een lokaal alarm
Het bediendeel zendt een continu geluidssignaal uit totdat het lokale alarm bevestigd is (indien
geprogrammeerd).
De rode LED van het gebied knippert op het bediendeel, afhankelijk van de programmering
(mits screensaver niet actief is).
Het display ziet er als volgt uit:
Lokaal alarm
Code:
Herstellen van een lokaal alarm
1. Druk twee maal op [ENTER].
2. De ingangen welke alarm geven kunnen op twee verschillende manieren worden weergegeven:
Eén tegelijk
bijv.:
Lokaal alm in A4. Branddeur 3 links
NEXT of ENTER
of
Als een reeks van
nummers
bijv.:
Lokaal alm in A4, A5, A9, NEXT
Ingangnr:
U weet nu bij welke ingang het probleem zich voordoet.
3. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie Resultaat
Bevestigd het lokale alarm Druk op 0 en dan [ENTER]
Bevestiging van het lokale alarm (zie hieronder).
Afhankelijk van de programmering moet er een
gebruikerscode worden ingevoerd.
De ingangsnaam volledig tonen Druk op [NEXT] De ingangsnaam wordt volledig getoond.
De lijst van ingangen verversen
Voer het gebiednummer in
en dan [ENTER]
De lijst van ingangen wordt ververst en de eventuele
volgende ingangen in de lijst worden getoond.
4. Het display toont:
16:54 12/04/2004
Code:
5. Verhelp het probleem (bijv. door de deur te sluiten).
Alarmherhaling: Als uw systeem is geprogrammeerd dat u wordt herinnert aan uw alarmen zal na de vooraf ingestelde
tijd het alarm herhaald worden, ongeacht het aantal malen dat u het alarm bevestigd, tenzij de oorzaak ervan is
weggenomen.
Wanneer een alarm herhaald wordt, wordt de letter vóór het ingangsnummer niet getoond.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
22
Herstellen van een ingang in alarm
De rode LED van het betreffende gebied knippert op het bediendeel.
De sirenes zijn (indien geprogrammeerd) actief,
Wanneer er een alarm is, verdwijnt de tekst "Er zijn geen alarmen in dit gebied" of de
tijd/datum van het display. In plaats daarvan ziet u:
Alarm in 1, Entree
Code:
Ingangen waarbij een sabotage-alarm gegenereerd is, worden getoond met een T voor hun ingangsnummer.
Herstellen van een ingang in alarm
1. Voer uw PIN-code in.
2. Druk op [OFF].
Het display toont:
0- Alle 1, Gebied één 2, Gebied twee, 3, Geb>
Geef gebied:
3. Voer het gebiedsnummer in van de ingang met het alarm (knipperend LED) en druk op [ENTER].
Het display toont:
Er zijn geen alarmen in dit gebied
Code:
4. Stel vast waar het alarm is gegenereerd door de alarmgebeurtenissen historie te bekijken (pagina 23).
5. Verhelp het probleem.
Verdere informatie over alarmen
Indien alarmcondities niet langer gelden, en het alarm is hersteld, dient u contact op te nemen
met uw particuliere alarmcentrale om daar duidelijk te maken dat er verder geen actie
ondernomen hoeft te worden.
Indien u wegens een defecte ingang een alarm niet kunt herstellen, wordt u verwezen naar de
sectie Menu-optie 10, Overbrug ingang, pagina 38.
U kunt een alarm alleen herstellen voor een gebied dat is toegewezen aan uw PIN-code. Als u
een alarm niet kunt herstellen, ga dan na of het knipperende LED een gebied aangeeft waarvoor
u met uw PIN-code uitschakelbevoegdheid hebt. Is dat niet het geval, dan kan uw poging tot
herstellen van het alarm resulteren in het in- of uitschakelen van uw systeem.
Als u een systeemalarm niet kunt herstellen omdat de omstandigheden vereisen dat er een
onderhoudsmonteur bij komt, wordt u verwezen naar de sectie over Overbrugging GI/DI
(Menu-optie 16 op pagina 54).
Het systeem kan geprogrammeerd worden zodat een speciale actie van uw installateur nodig is
voor bepaalde types alarm (bijv. sabotage-alarm). In dat geval wordt de boodschap "Inst. reset
nodig" op het display getoond, in combinatie met een code. Geef deze informatie door aan uw
installateur.
23
Opvragen lijst alarmgebeurtenissen
Deze lijst geeft snel een overzicht van de alarmhistorie. Hierin kunt u snel en gemakkelijk zien waar
alarmen zijn opgetreden. Deze informatie is nuttig wanneer u een alarm heeft hersteld zonder eerst de
oorzaak ervan te hebben nagegaan.
Opvragen overzicht van alarmgebeurtenissen
1. Voordat u begint dient op het display te staan:
14:10 11/01/2005
Code:
2. Druk twee maal op [ENTER].
Uw hoeft uw PIN-code niet in te voeren.
Het display toont de volgende details van elk alarm (het meest recente wordt het eerst getoond):
Het tijdstip van het alarm in uren en minuten – HH:MM.
De datum van het alarm in dagen en maanden – DD:MM.
Het type en de lokatie van het alarm.
Bijv.:
*13:23 31/10 LOKAAL ALARM ingang 1 Nood >
1-Scan, 0-Einde
3. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie Resultaat
Terug scrollen Druk op [ENTER]. Eén stap terug door de alarmhistorie.
Vooruit scrollen Druk op [NEXT]. Een stap vooruit door de alarmhistorie.
Verlaten Druk op 0.
Het historie overzicht wordt verlaten; terugkeer naar het
oorspronkelijke display.
De volledige beschrijving van de
gebeurtenis bekijken
Druk op 1. Bekijk alle details van deze gebeurtenis.
Zie ook: Menu-optie 5, Historie op pagina 29.
Zie pagina 29 voor meer informatie betreffende Zoeken en weergave van beelden via de alarmgebeurtenissen lijst.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
24
Het Advisor MASTER-bediendeel
De Advisor MASTER heeft een menu met 24 opties voor het uitvoeren van diverse functies. Sommige van
die functies zijn specifiek voor bepaalde installaties, terwijl u voor andere misschien geen autorisatie heeft.
Het is daarom goed mogelijk dat u niet alle menu-opties ziet wanneer u het menu oproept, maar alleen
diegene welke voor u beschikbaar zijn volgens de programmering van uw PIN-code. Als hoofdgebruiker van
het systeem zal uw PIN-code door de installateur geprogrammeerd zijn voor een groter aantal menu-opties
dan een PIN-code van een gewone gebruiker.
Indien u een menu heeft opgeroepen en u heeft twee minuten lang geen toets aangeslagen wordt het menu
automatisch verlaten. Het is een goede gewoonte het menu te verlaten door het intoetsen van de [ENTER] of
[CLEAR] toets in plaats van deze time out faciliteit. Als iemand anders nog voor het activeren van de ‘time
out’ het menu gebruikt, worden diens acties op uw PIN-code gelogd.
Als u probeert een optie te selecteren waarvoor u met uw PIN-code niet geautoriseerd bent, dan toont het
display de volgende boodschap: "Deze functie is niet toegestaan".
Ook al bent u geautoriseerd voor een bepaalde menu-optie, dan heeft u misschien geen toegang tot alle
informatie. U heeft alleen toegang tot informatie van de gebieden welke zijn toegewezen aan uw PIN-code.
Indeling van de menu-optie secties in deze handleiding
De menu-opties zijn genummerd van 1 tot en met 24 in het Advisor Master-systeem. Dit systeem van
nummeren wordt ook in deze handleiding gebruikt, dus menu-optie 1 "Paneelstatus" komt overeen met
hoofdstuk 1 "Paneelstatus"
Naar een menu-optie gaan
1. Voordat u begint dient op het display te staan:
14:10 11/01/2005
Code:
2. Druk op [MENU].
Het display toont:
Geef code voor MENU
Code:
3. Toets uw PIN-code in en dan [ENTER]
Het display toont:
0-Einde, ENTER-Omlaag, *-Omhoog
0-Einde, Menu:
4. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie Resultaat
Vooruit scrollen Druk op [ENTER]. Een stap vooruit door de menu-opties.
Terug scrollen Druk op [MENU]. Eén stap terug door de alarmhistorie.
Oproepen van een menu-optie Toets menu-optie in en dan [ENTER]. Rechtstreeks naar een specifieke menu-optie.
Verlaten van een menu-optie Druk op [ENTER]. De menu-optie wordt verlaten
Verlaten van het menu Druk op 0 en dan [ENTER]. Dit display wordt verlaten; terugkeer naar stap 1.
Bij het scrollen wordt elke menu-optie getoond.
Bijv.:
10-Overbrug ingang
0-Einde, Menu:
25
1. Paneelstatus
Gebruik deze functie voor een overzicht van alle ingangen waar een alarm, een systeemalarm of een
sabotage-alarm is opgetreden, of welke overbrugd of verstoord zijn.
Er zijn menu-opties beschikbaar voor het afzonderlijk weergeven van al deze condities. Deze optie kan
echter ook gebruikt worden voor het controleren van alle ingangen welke daarvoor in aanmerking komen. De
status wordt aangegeven met een letter voor het ingangsnummer:
Code Ingangsstatus Betekenis
A Alarm
Er is bij deze ingang een alarm opgetreden dat dient te worden bevestigd en hersteld. Zie sectie
Alarm, op pagina 19.
S Sabotage-alarm
Er is bij deze ingang een alarm gegenereerd wegens sabotage of onopzettelijke beschadiging.
Het alarm dient te worden bevestigd en hersteld. Zie sectie Alarm, op pagina 19.
o Overbrugd
De ingang is hiermee tijdelijk uitgesloten van het beveiligingssysteem. Waarschijnlijk is deze
defect.
v Verstoord
De ingang is verstoord en dient gecontroleerd en zonodig gerepareerd worden om de beveiliging
te kunnen handhaven, bijv. door een deur te sluiten.
Overzicht maken van de statussen van alle ingangen:
1. Roep menu-optie 1 op.
Wat getoond wordt, hangt af van de status van de ingangen:
Geen ingangen in alarm, sabotage, overbrugd of
verstoord
Wel ingangen in alarm, sabotage, overbrugd of verstoord
Geen alarm, sabotag, overbrug, verstoord
Toets ENTER
Ingangen worden of met één tegelijk, of als een reeks van
nummers weergegeven:
Samenvatting - v2. Voordeur
NEXT of ENTERS
of
Samenvatting - v1, A3, S4, o5, o9.
Ingangnr:
2. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie Resultaat
De ingangsnaam volledig
tonen.
Toets het gebiednummer in en dan
[ENTER].
De ingangsnaam volledig tonen.
(m.u.v. de statussen alarm, gesaboteerd, overbrugd of
verstoord).
Het overzicht verversen Druk op [NEXT]. Het overzicht van ingangsstatussen wordt ververst.
Verlaten Druk op [ENTER].
Deze menu-optie wordt verlaten; terugkeer naar het
display met "Code…".
Zie ook: Menu-optie 2, Ingangen verstoord op pagina 26; Menu-optie 3, Ingangen in alarm op pagina 27; Menu-optie 4,
Ingangen overbrugd op pagina 28.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
26
2. Verstoorde ingangen
Gebruik deze functie voor het tonen van een overzicht van alle ingangen welke verstoord zijn, bijv. ten
gevolge van het openen van een deur.
Een overzicht tonen van alle verstoorde ingangen
1. Roep menu-optie 2 op.
Wat er getoond wordt, hangt af van de aanwezigheid van verstoorde ingangen:
Geen verstoorde ingangen Wel verstoorde ingangen
Alle ingangen zijn veilig
Toets ENTER
Verstoorde ingangen worden of met één tegelijk, of als een
lijst van nummers weergegeven:
Verstoord in 4, PIR in kantoor directie
NEXT of ENTER
of
Verstoord in 1, 2, 6.
Ingangnr:
2. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie Resultaat
De ingangsnaam volledig
tonen.
Toets het gebiednummer in en dan
[ENTER].
De ingangsnaam wordt volledig getoond.
(m.u.v. ingangen met normale status)
Het overzicht verversen Druk op [NEXT]. Het overzicht van ingangsstatussen wordt ververst.
Verlaten Druk op [ENTER].
Deze menu-optie wordt verlaten; terugkeer naar het
display met "Code…".
Zie ook: Menu-optie 1, Paneelstatus op pagina 25.
27
3. Ingangen in alarm
Gebruik deze functie voor het tonen van een overzicht van alle ingangen waarbij een alarm is opgetreden.
Het alarm dient te worden bevestigd en hersteld Zie sectie Wat te doen wanneer er een alarm is op pagina
21.
Overzicht tonen van alle ingangen in alarm
1. Roep menu-optie 3 op.
Wat er getoond wordt, hangt af van de aanwezigheid van ingangen in alarm:
Geen ingangen in alarm Wel ingangen in alarm
Geen alarmen.
Toets ENTER
Ingangen in alarm worden of met één tegelijk, of als een
reeks van nummers weergegeven:
Alarm in 3, Nooddeur winkel
NEXT of ENTER
of
Alarm in 1, S2, 6.
Ingangnr:
2. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie Resultaat
De ingangsnaam volledig tonen.
Toets het gebiednummer in en dan
[ENTER].
De ingangsnaam wordt volledig getoond.
(m.u.v. de status Geen alarmen).
Het overzicht verversen Druk op [NEXT].
Het overzicht van ingangsstatussen wordt
ververst.
Verlaten Druk op [ENTER]. De menu-optie wordt verlaten
Sabotage-alarmen worden geïdentificeerd met een T vóór het ingangsnummer.
Zie ook: Alarmtypes - pagina 19; Menu-optie 1, Paneelstatus - pagina 25; Wat te doen in geval van alarm op pagina 21.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
28
4. Overbrugde ingangen
Gebruik deze functie voor het tonen van een overzicht van alle overbrugde ingangen.
U overbrugt een ingang om deze tijdelijk uit te sluiten van het beveiligingssysteem wanneer deze defect is.
Dit voorkomt dat deze ingang een alarm veroorzaakt. Gebruik deze functie om na te gaan welke ingangen
niet naar behoren functioneren en waarnaar speciaal gekeken moet worden.
Een overzicht tonen van alle overbrugde ingangen
1. Roep menu-optie 4 op.
Wat er getoond wordt, hangt af van de aanwezigheid van overbrugde ingangen:
Geen overbrugde ingangen Wel overbrugde ingangen
Geen ingangen overbrugd.
Toets ENTER
Overbrugde ingangen worden of met één tegelijk, of als een
reeks van nummers weergegeven:
Overbrugd in 4. Actief infrarood
NEXT of ENTER
of
Overbrugd in 1, 2, 6.
Ingangnr:
2. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie Resultaat
De ingangsnaam volledig tonen.
Toets het gebiednummer in en dan
[ENTER].
De ingangsnaam wordt volledig getoond.
(m.u.v. de status Geen overbrugde ingangen).
Het overzicht verversen Druk op [NEXT].
Het overzicht van ingangsstatussen wordt
ververst.
Verlaten Druk op [ENTER]. De menu-optie wordt verlaten
Zie ook: Menu-optie 1, Paneelstatus op pagina 25.
29
5. Historie
Gebruik deze functie voor het tonen van een overzicht van gebeurtenissen welke zich in het verleden in het
systeem hebben voorgedaan, waaronder alarmen, oproepen van het menu, enz. U kunt voorgekomen
gebeurtenissen bekijken zoals het tijdstip van plaatsvinden alarm, het herstellen van een alarm en wie dat
deed, het tijdstip van uitschakeling van het systeem in de ochtend, enz.
Alarmgebeurtenissen: Alle gebeurtenissen welke betrekking hebben op het alarmsysteem.
Alleen gebeurtenissen loggen: Gebeurtenissen welke niet naar een particuliere alarmcentrale
doorgemeld worden, maar in plaats daarvan naar een lokale printer of computer, bijv.: Toegang
verleend/geweigerd bij deuren enz.
Voorbeeld van een gebeurtenis:
13:49 26/11 In menu op bediendeel 1 do >
1-Scan, 0-Einde
Op de bovenste regel van het display staat:
Het tijdstip van de gebeurtenis in uren en minuten – HH:MM.
De datum van de gebeurtenis in dagen en maanden – DD:MM.
Het type gebeurtenis, bijv.: Een menu-optie opgeroepen.
De locatie van de gebeurtenis, bijv. GI 1 = Gebruikersinterface 1
Het nummer en de naam van de gebruiker (niet op het display)
De gebeurtenissen worden weergegeven in omgekeerde chronologische volgorde, d.w.z. de meest recente
gebeurtenis op de bovenste regel.
Het maken van een overzicht van de systeemhistorie
1. Roep menu-optie 5 op.
Het display toont:
Geheugen 1-Inbraak 2-Toegang 3-Installateur
Optie:
2. Selecteer welk overzicht van gebeurtenissen u wilt bekijken:
Druk op 1 en dan op [ENTER] voor een lijst van alarm gebeurtenissen, of
Druk op 2 en dan op [ENTER] voor een lijst van toegangscontrole gebeurtenissen, of
Druk op 3 en dan op [ENTER] voor een lijst van installateur gebeurtenissen.
3. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie Resultaat
Vooruit scrollen Druk op [MENU]. Een stap vooruit in de lijst van gebeurtenissen.
Terug scrollen Druk op [ENTER]. Eén stap terug in de lijst van gebeurtenissen.
Historie verlaten Druk op 0. De gebeurtenissenhistorie verlaten; terugkeer naar het menu.
De gebeurtenis met alle details
tonen
Druk op 1.
De gebeurtenis wordt getoond met alle details (bijv.
gebruikersnummer- en naam).
Zoeken en weergave van beelden via de alarmgebeurtenissen lijst
Wanneer de alarmgebeurtenissen lijst wordt opgeroepen, en de "DVMRe HLI" en "Zoek en Weergave"
functie is actief, toont het display:
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
30
*14:46 27/06 ALARM ingang 4 PIR in kantoor directie
1-Sn, 8-Vd, 0-Ex
De DVMRe zal automatisch een mozaïekscherm tonen en een "zoek en weergave" commando versturen naar
de DVMRe om de opgenomen beelden behorende bij het tijdstip van de gebeurtenis op te zoeken en weer te
geven. De volgende bediendeeltoetsen komen overeen met de DVMRe frontpaneel toetsen waarmee de
gebruiker tijdens het bekijken van de alarmgebeurtenissen lijst de DVMRe kan bedienen.
Bediendeeltoets Overeenkomstige DVMR toets
1. Scrollen regel, Keuze mozaïekschermen
2. Weergave.
3. Stop
4. Snel achteruit
5. Pause
6. Snel vooruit
7. Beeld voor beeld achteruit
8. Selecteren camera menu
9. Beeld voor beeld vooruit
0. Verlaten lijst alarmgebeurtenissen
Door het indrukken van bediendeeltoets ‘8’ kan het Cameraselectie menu worden opgeroepen waarmee de
gebruiker een camera kan selecteren om de opgenomen beelden van een enkele gewenste camera te bekijken
in plaats van alle camera’s in een mozaïek scherm. Het is raadzaam er voor te zorgen dat wanneer de
alarmgebeurtenissen lijst wordt verlaten het beeld van de monitor blanco is.
Zoeken en weergave van beelden via de gebruikershistorie
Wanneer de gebruikershistorie wordt opgeroepen, en de DVMRe HLI en Zoek en Afspeel functie is actief,
toont het display:
*14:46 27/06 ALARM ingang 4 PIR in kantoor directie
1-Sn, 8-Vd, 0-Ex
De DVMRe zal automatisch een mozaïekscherm tonen en een "zoek en weergave" commando versturen naar
de DVMRe om de opgenomen beelden behorende bij het tijdstip van de gebeurtenis op te zoeken en weer te
geven. De volgende bediendeeltoetsen komen overeen met de DVMRe frontpaneel toetsen waarmee de
gebruiker tijdens het bekijken van de alarmgebeurtenissen lijst de DVMRe kan bedienen.
Bediendeeltoets Overeenkomstige DVMR toets
1. Scrollen regel, Keuze mozaïekschermen
2. Weergave.
3. Stop
4. Snel achteruit
5. Pause
6. Snel vooruit
7. Beeld voor beeld achteruit
8. Selecteren Video menu
9. Beeld voor beeld vooruit
0. Verlaten gebruikershistorie
Door het indrukken van bediendeeltoets ‘8’ kan het Video bedieningsmenu worden opgeroepen waarmee de
gebruiker de DVMRe volledig kan bedienen. De gebruiker kan hoofdzakelijk via dit menu alle DVMRe
frontpaneel toetsen nabootsen met behulp van de bediendeeltoetsen. Een gebruiker die de
alarmgebeurtenissen lijst raadpleegt hoeft niet dit menu te gebruiken om opgenomen beelden te kunnen
bekijken. camera’s in een mozaïek scherm. De basis DVMRe bedieningsfuncties zijn beschikbaar tijdens het
raadplegen van de gebeurtenissen in het Historie menu. Het is raadzaam er voor te zorgen dat wanneer de
gebruikershistorie wordt verlaten het beeld van de monitor blanco is.
31
6. Testrapport
Gebruik deze functie voor het weergeven van resultaten van de uitschakeltest of de inschakeltest.
Uitschakel testrapport:
Uit de testrapportage dient te blijken of specifieke ingangen en camera’s naar behoren
werken. De ingangen dienen opgenomen te zijn in de test, en werken bij uitgeschakelde
gebieden. Alle camera’s worden getest.
De resultaten van de cameratest worden alleen weergegeven wanneer de gebruiker welke de
uitschakeltest uitvoert, geautoriseerd is voor het testen van camera’s. Ook dient gebied 1
toegewezen te zijn aan de gebruikersgroep van de gebruiker wanneer deze gebied 1 test.
Inschakel testrapport:
Uit de testrapportage dient te blijken of specifieke ingangen naar behoren werken. De
ingangen dienen opgenomen te zijn in de test, en werken bij ingeschakelde gebieden.
Wanneer een ingang wordt weergegeven als zijnde niet getest, kan dit betekenen dat deze over het hoofd is gezien bij het
testen, of omdat deze defect was en dus niet getest kon worden.
Weergeven van de resultaten van een test
1. Roep menu-optie 6 op.
Het display toont:
Testrapport: 1-Uitschakel 2- Inschakel
Optie:
2. Selecteer het gewenste testrapport door te drukken op:
1 [ENTER] voor de uitschakeltest, of
2 [ENTER] voor de inschakeltest, of
[ENTER] om terug te keren naar het menu.
3. Wat er getoond wordt, hangt af van de gekozen optie en of er ongeteste ingangen/camera’s zijn:
Testtijd voor uitschakelen: (Het testrapport voor ingangen wordt het eerst getoond.)
Alle ingangen succesvol getest Ongeteste ingangen
Alles getest.
Toets ENTER
Ongeteste ingangen worden of met één tegelijk, of als een reeks
van nummers weergegeven:
Niet getest 25, Receptie Overval
NEXT of ENTER
of
Niet getest 25, 26, 27.
Ingangnr:
Alle camera’s zijn succesvol getest
(druk op ENTER voor weergave)
Ongeteste camera’s
(druk op ENTER voor weergave)
Alle camera’s zijn getest.
Toets Enter
Camera’s ongetest: 17, Voordeur Contact
NEXT of ENTER
4. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
32
Optie Actie
De ingangsnaam volledig tonen. Toets het gebiednummer in en dan [ENTER].
Het overzicht van ingangen verversen en de eventuele overige ingangen in
de lijst tonen.
Druk op [NEXT].
Als het ingangen testrapport wordt weergegeven; indien van toepassing, ook
het testrapport van de camera’s opvragen.
Druk op [ENTER].
Verlaten Druk op [ENTER].
Inschakeltest:
Alle ingangen succesvol getest Ongeteste ingangen
Alles getest
Toets ENTER
Ongeteste ingangen worden of met één tegelijk, of als een reeks van
nummers weergegeven:
Niet getest 17, Voordeur Contact
NEXT or ENTER
of
Niet getest 9, 14, 17.
Ingangnr:
5. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie
De ingangsnaam volledig tonen. Toets het ingangsnummer in en dan [ENTER].
Het overzicht van ingangen verversen en de eventuele overige ingangen in
de lijst tonen.
Druk op [NEXT].
Verlaten Druk op [ENTER].
33
7. Servicemenu
Gebruik deze functie om een servicebeurt aan te vragen, of telefonisch een verbinding te maken met de
installateur zodat deze via het telefoonnet en middels de management software de programmering kan
wijzigen, of sommige systeemfuncties kan testen. Er zijn tien opties zijn beschikbaar.
Tabel 1: Servicemenu-opties
Optie nr Optienaam Omschrijving
1 Aanvraag Servicemonteur.
Verzendt een aanvraag voor een service technicus naar de particuliere
alarmcentrale. (Niet in alle doormeldingsformaten beschikbaar.)
2
Verbreek Management
Software.
Beëindigd de verbinding met de management software.
3
Bel naar Management
Software.
Het controlepaneel kiest via het ingebouwde modem het voorgeprogrammeerde
telefoonnummer en tracht een verbinding te maken met de management sofware
bij de installateur zodat via het telefoonnet op afstand wijzigingen in de
programmering kunnen worden aangebracht. Als de eerste poging faalt, wordt
geen nieuwe poging ondernomen.
Het paneel verbreekt automatisch de verbinding indien er langer als 2 minuten
geen toets is ingedrukt door de operator van de management sofware bij de
installateur.
4
Bel tijdelijke Management
Software.
Mogelijkheid voor de gebruiker om een tijdelijk telefoonnummer te programmeren.
Het controlepaneel kiest via het ingebouwde modem dit tijdelijke telefoonnummer
en tracht een verbinding te maken met de management sofware.
5
Direct naar Management
Software.
Het controlepaneel legt een tijdelijke directe verbinding met een PC welke
verbonden is met de seriële poort (J18) op het moederbord. Deze optie is alleen
beschikbaar voor de servicetechnicus.
6
Beantwoord Management
Software.
Instrueert het controlepaneel de huidige inbelpoging van de management
software onmiddellijk te beantwoorden.
7 Sirene Test
Activeert de interne sirene voor 3 seconden, gevolgd door de externe sirene voor 3
seconden, en als laatste het flitslicht voor 10 seconden
8
Spraak Doormelding
Telefoonnummer
Mogelijkheid voor de gebruiker om het eerste telefoonnummer van particuliere
alarmcentrale 4 te wijzigen mits deze door installateur is geprogrammeerd voor
spraak doormelding.
9 Stop Spraak Doormelding
Mogelijkheid voor de gebruiker om de spraak doormelding te stoppen voor elke
particuliere alarmcentrale die geprogrammeerd is voor spraak doormelding.
10 GI Test
Test de LED’s, het LCD display en zoemer van het bediendeel waarop u aan het
bedienen bent.
Menu voor aanvragen service
1. Roep menu-optie 7 op.
Het display toont:
Code benodigd
Code:
2. Voer uw PIN-code in.
3. Druk op [ENTER].
Het display toont:
1 – Aanvraag servicemonteur
0-Einde, Menu:
4. Toets de gewenste optie van het servicemenu in (zie bovenstaande tabel) en dan [ENTER]
In sommige gevallen zal er een ander display verschijnen waarop meer informatie kan worden ingevoerd.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
34
Optie Procedure
1. Aanvraag
Servicemonteur
Toets 1 en dan [ENTER]. Het display toont:
1-Bevestig aanvraag servicemonteur
0-Einde, Menu:
Het controlepaneel verzendt een aanvraag "Service aangevraagd" naar de particuliere
alarmcentrale.
Druk dan op:
1 en [ENTER] om de aanvraag voor de servicetechnicus te bevestigen of:
0 en dan op [ENTER] om terug te keren naar het menu, of
[ENTER] om terug te keren naar het menu.
2. Verbreek Management
Software
Toets 2 en dan [ENTER]. Het display toont opnieuw het hoofdmenu:
7- Servicemenu
0-Einde, Menu:
Het controlepaneel verzendt een "Verbreek verbinding" bericht naar de management software.
Druk dan op:
0 en dan op [ENTER] om het menu te verlaten, of
[ENTER] om terug te keren naar het menu.
3. Bel naar Management
Software.
Toets 3 en dan [ENTER]. Het display toont:
1-Bevestig Bel naar
0-Einde, Menu:
Druk dan op:
1 en [ENTER] om het bellen van het controlepaneel naar de management software te
bevestigen, of
0 en dan op [ENTER] om terug te keren naar het menu, of
[ENTER] om terug te keren naar het menu.
4. Bel tijdelijke
Management Software
Met deze optie kunt u het controlepaneel laten bellen naar een tijdelijk geprogrammeerd
telefoonnummer voor verbinding met de management software.
Toets 4 en dan [ENTER]. Het display toont:
*-Pauze, Tel nr:
Serv nr:
En dan:
Voer het tijdelijke service telefoonnummer in (maximaal 10 cijfers) en druk op [ENTER] en
Druk nogmaals op [ENTER] om het getoonde telefoonnummer op te slaan en naar het
display "Bevestig bel naar…" te gaan. Volg bovenstaande instructies op.
Als deze optie gebruikt wordt voor het maken van een verbinding met een externe
computer, dan hoeft de operator van de management software niet het
beveiligingswachtwoord te gebruiken om toegang te krijgen tot het controlepaneel.
5. Direct naar
Management Software
Deze optie is alleen voor de servicetechnicus.
6. Beantwoord
Management Software
Met deze optie instrueert u het controlepaneel de huidige inbelpoging van de management
software onmiddellijk te beantwoorden.
Toets 6 en dan [ENTER]. Het display toont opnieuw het hoofdmenu:
7- Servicemenu
0-Einde, Menu:
Het controlepaneel verzendt een "Antwoord" bericht om de huidige inbelpoging van de
management software onmiddellijk te beantwoorden.
0 en dan op [ENTER] om het menu te verlaten, of
[ENTER] om terug te keren naar het menu.
35
7. Sirene test
Met deze optie activeert u de interne sirene voor 3 seconden, gevolgd door de externe sirene voor
3 seconden, en als laatste het flitslicht voor 10 seconden.
Toets 7 en dan [ENTER]. Het display toont:
1-Bevestig sirene test
0-Einde, Menu:
Druk dan op:
1 en [ENTER] om de sirene test door het controlepaneel te bevestigen, of
0 en dan op [ENTER] om terug te keren naar het menu, of
[ENTER] om terug te keren naar het menu.
8. Spraak Doormelding
Telefoonnummer
Met deze optie kunt u het eerste telefoonnummer van particuliere alarmcentrale 4 te wijzigen
mits deze door installateur is geprogrammeerd voor spraak doormelding.
Toets 8 en dan [ENTER]. Het display toont:
*-Pauze, Tel nr:
TL1:
dan:
Voer het spraak telefoonnummer in (maximaal 10 cijfers) en druk op [ENTER] en/of
Druk nogmaals op [ENTER] om het getoonde telefoonnummer op te slaan en terug te
keren naar het menu.
9. Stop Spraak
Doormelding
Met deze optie kunt u de spraak doormelding te stoppen voor elke particuliere alarmcentrale die
geprogrammeerd is voor spraak doormelding.
Toets 9 en dan [ENTER]. Het display toont:
1-Bevestig Stop Spraak Doormelding
0-Einde, Menu:
Druk dan op:
1 en [ENTER] om het stoppen van de spraak doormelding te bevestigen (het
controlepaneel verzendt een "Stop Spraak" commando om de geactiveerde doormelding
te stoppen, of
0 en dan op [ENTER] om terug te keren naar het menu, of
[ENTER] om terug te keren naar het menu.
10. GI test
Met deze optie kunt u LED’s, het LCD display en zoemer van het bediendeel testen waarop u aan
het bedienen bent.
Toets 10 en dan [ENTER]. Het display toont:
1-Bevestig GI Test
0-Einde, Menu:
Druk dan op:
1 en [ENTER] om de GI test door het controlepaneel te bevestigen, of
0 en dan op [ENTER] om terug te keren naar het menu, of
[ENTER] om terug te keren naar het menu.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
36
8. Filmtellers
Gebruik deze functie om van elke beveiligingscamera de huidige stand van de teller van het aantal
filmbeelden weer te geven. Als u een logging bijhoudt van het aantal filmbeelden, zal deze aangeven of de
camera’s actief zijn geweest sinds hun vorige inspectie.
Weergave van huidig filmbeeldnummer van de beveiligingscamera
1. Roep menu-optie 8 op.
Het display toont bijvoorbeeld:
Filmteller 1: 0123 2:1077 3:0056 4:----
Toets ENTER
2. Druk op [ENTER] om naar weergave van filmtellers voor camera’s 5 tot en met 8 te gaan.
Het display toont:
Filmteller 5: ---- 6:---- 7:---- 8:----
Toets ENTER
3. Druk op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
1. Als de camera is voorzien van een ‘film op’ indicator en er is geen film in de camera, dan geeft de filmteller weer: "Film
Op" "Film Op" verdwijnt wanneer de film opnieuw geladen is.
2. Maximaal 8 camera’s kunnen worden weergegeven. Bij een camera positie waarop geen camera aanwezig is, zal de
filmbeeldteller ‘----‘ weergeven.
3. Een filmbeeldteller heeft een waarden bereik tussen 0 en 9999
37
9. Lijst met ingangsnamen
Gebruik deze functie voor het weergeven van ingangsnamen (teksten welke ingangen beschrijven) in uw
systeem.
Weergeven van de ingangsnamen
1. Roep menu-optie 9 op.
Ingangen kunnen op twee verschillende manieren worden weergegeven:
Eén tegelijk
Bijv.:
Ingang 1, Deur Achterzijde
Ingangnr:
of
Als een lijst van
nummers
Bijv.:
Ingang 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
Ingangnr:
2. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie
Eventuele andere ingangen in de lijst tonen. Toets het ingangsnummer in en dan [ENTER]
Scrol door het overzicht. Druk op [NEXT]
De functie verlaten; terugkeer naar het menu. Druk op [ENTER].
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
38
10. Overbrug ingang
Gebruik deze functie voor het overbruggen van ingangen om deze tijdelijk uit te sluiten van het systeem. Een
ingang kan worden overbrugd waneer deze defect is (of ook wel: verstoord). Door deze te overbruggen
voorkomt u dat hij een alarm genereert, totdat hij gerepareerd is. U kunt ook ingangen met normale status
overbruggen als u het ingangsnummer weet.
De overbrugging van een ingang wordt standaard beëindigd wanneer het gebied waaraan deze is toegewezen, weer
uitgeschakeld wordt.
Overbruggen van een ingang
1. Roep menu-optie 10 op.
Wat er getoond wordt, hangt af van de aanwezigheid van verstoorde ingangen:
Geen verstoorde ingangen Wel verstoorde ingangen
Alle ingangen zijn veilig
Overbrug:
Verstoorde ingangen worden of met één tegelijk, of als een
reeks van nummers weergegeven:
Verstoord in 4, PIR directie
Overbrug:
of
Verstoord in 1, 2, 4.
Overbrug:
2. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie Resultaat
Overbruggen van de geselecteerde
ingang
Toets het ingangsnummer in en dan
[ENTER]
De geselecteerde ingang wordt overbrugd
(waardoor deze van het display verdwijnt en
vervangen wordt door de volgende verstoorde
ingang in de lijst).
Het overzicht van verstoorde
ingangen verversen
Druk op [NEXT]
Het overzicht van eventuele verstoorde
ingangen wordt ververst.
Verlaten Druk op [ENTER]. De menu-optie wordt verlaten.
1. Als de verstoorde ingangen weergegeven worden als een lijst van nummers, is het niet mogelijk de naam van de ingang
weer te geven.
2. Als getracht wordt een ingang te overbruggen welke al overbrugd is, wordt gemeld dat deze overbrugging reeds is
uitgevoerd, maar dit wordt niet gelogd; de ingang blijft gewoon overbrugd.
3. Zodra een ingang in alarmtoestand is overbrugd, wordt het alarm hersteld.
Zie ook: Uit overbrugging ingang op pagina 39.
39
11. Uit overbrugging ingang
Gebruik deze functie voor het opheffen van de overbrugging van ingangen en deze zo weer aan het systeem
toe te voegen. Hef geen overbrugging op alvorens de omstandigheden van de ingang te hebben
gecontroleerd, omdat het opheffen van de overbrugging van een defecte ingang een alarm kan veroorzaken.
Uit overbrugging van een ingang
1. Roep menu-optie 11 op.
Wat er getoond wordt, hangt af van de aanwezigheid van overbrugde ingangen.
Geen overbrugde ingangen Wel verstoorde ingangen
Geen ingangen overbrugd.
Uit overbrg:
Verstoorde ingangen worden of met één tegelijk, of als een
reeks van nummers weergegeven:
Overbrugd 4, Actief infrarood Achterzijd
Uit overbrg:
of
Overbrugd 1, v2, 4.
Uit overbrg:
2. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie Resultaat
Opheffen overbrugging van de
geselecteerde ingang
Toets het ingangsnummer in en dan
[ENTER]
De overbrugging van de geselecteerde
ingang is opgeheven (waardoor deze van
het display verdwijnt en vervangen wordt
door de volgende overbrugde ingang in de
lijst).
Het overzicht van ingangen verversen Druk op [NEXT]
Het overzicht van eventuele overbrugde
ingangen wordt ververst.
Verlaten Druk op [ENTER]. De menu-optie wordt verlaten.
Zie ook: Overbrug ingang op pagina 38.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
40
12. Test ingang
Gebruik deze optie voor het testen van de juiste werking van individuele ingangen.
Testen van een ingang
1. Roep menu-optie 12 op.
Het display toont:
Test individuele ingang:
Ingangnr:
2. Toets het ingangsnummer in en dan [ENTER] of
druk op [ENTER] om dit display te verlaten terug te keren naar het menu.
3. Als u een ingang heeftgeselecteerd wordt er een van de volgende vier displays weergegeven:
De ingang heeft de normale status.
Bijv.:
VEILIG in 12, Overhead Deur
Toets ENTER
De ingang is verstoord.
Bijv.:
VERSTOORD in 12, Overhead Deur
Toets ENTER
Er is een storing opgetreden ten gevolge van sabotage. De bedrading van de ingang bevat een
OPEN circuit.
Bijv.:
OPEN CIRCUIT in 12, Overhead Deur
Toets ENTER
Er is een storing opgetreden ten gevolge van sabotage. De bedrading van de ingang bevat een
KORTGESLOTEN circuit.
Bijv.:
KORTSLUTING in 12, Overhead Deur
Toets ENTER
4. Druk op [ENTER] om dit display te verlaten terug te keren naar het display van de menu-optie.
1. Als er een ingang verstoord, open of kortgesloten zal het bediendeel een continu geluidssignaal laten horen. Wanneer
de status van de ingang weer normaal is, wordt het display ververst en stopt het geluidssignaal.
2. Als de ingang is overbrugd tijdens het testen zal het systeem de overbrugging opheffen, de test uitvoeren, en de ingang
vervolgens weer overbruggen.
3. De test dient binnen een vooraf gedefinieerde tijd uitgevoerd te worden. Als de test niet binnen deze tijd voltooid is,
wordt deze optie verlaten.
41
13. Start Auto uitschakeltest
Voer met deze functie een automatische uitschakeltest uit.
Starten van de uitschakeltest
1. Roep menu-optie 13 op.
Het display toont:
UIT test, NEXT voor niet getest
0-Opheffen:
2. Druk op
[NEXT] om de ongeteste ingangen weer te geven, of
0 en [ENTER] om de uitschakeltest te beëindigen en door te gaan naar het "Test voltooid / Test
niet voltooid"’ display.
3. Als u op [NEXT] heeftgedrukt, worden de ongeteste ingangen getoond en wel met één tegelijk, of als een
reeks van nummers:
Ingangen met één tegelijk getoond Ingangen getoond op een lijst
Bijvoorbeeld:
Niet getest 4. PIR kantoor
NEXT of ENTER
Bijvoorbeeld:
Niet getest 1, 2, 4.
Ingangnr:
4. Vanaf dit display heeft u de volgende mogelijkheden:
Optie Actie
Tonen van de beschrijving van de geselecteerde ingang (alleen
indien getoond als een lijst van nummers)
Toets het ingangsnummer in en dan [ENTER]
Tonen eventuele overgebleven ongeteste ingangen. Druk op [NEXT]
Doorgaan met de camera-test of naar het "Test voltooid / Test
niet voltooid"’ display.
Druk op [ENTER].
5. Het display toont misschien informatie over camera’s.
Alle camera’s zijn getest
Toets ENTER
Druk op [ENTER] om terug te keren naar het display van de oorspronkelijke optie.
Merk op dat alleen camera’s getest worden welke aan gebied 1 zijn toegewezen.
6. Het testen stopt automatisch wanneer:
wanneer alle ingangen welke geprogrammeerd zijn om bij een uitschakeltest getest te worden,
getest zijn, of
de voor de test toegestane tijd is verlopen.
Het display geeft dan aan of de test voltooid is.
De test is voltooid
Test voltooid
Toets ENTER
De test is niet voltooid
Test niet voltooid
Toets ENTER
7. druk op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
42
14. Programmeren gebruikers
Belangrijk: Een gebruiker met een alarmgroep waarin de optie "Wijzig alleen eigen PIN" is geactiveerd kan alleen zijn
eigen PIN-code wijzigen in deze menu-optie. Volg onderstaande procedure indien deze optie is geselecteerd. Ga naar de
sectie "Programmeren van gebruikers" indien deze optie niet geselecteerd is.
Wijzigen alleen eigen PIN-code
1. Druk op [MENU*].
Het display toont:
Geef code voor MENU
Code:
2. Toets uw PIN-code in en dan [ENTER].
Het display toont:
0-Einde, ENTER-Omlaag *-Omhoog
0-Einde, Menu:
3. Roep menu-optie 14 op.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen van het systeem wordt één van onderstaande displays getoond:
PIN Code:
Code: 1234
of
PIN codes worden niet weergegeven
Code:
4. Indien de code zichtbaar is kunt u een nieuwe PIN-code ingeven gevolgd door [ENTER] (de nieuwe code
wordt getoond op de bovenste regel). U kunt uw PIN-code nogmaals wijzigen of druk op [ENTER] om
terug te keren naar het menu .
5. Indien de code niet zichtbaar is kunt u een nieuwe PIN-code ingeven gevolgd door [ENTER] (Het *-
teken wordt alleen getoond). Het display toont:
Bevestig PIN Code:
Code:
6. Voer de PIN-code nogmaals in om te bevestigen gevolg door [ENTER].
Het display toont:
PIN codes worden niet weergegeven
Code:
U kunt uw PIN-code nogmaals wijzigen of druk op [ENTER] om terug te keren naar het menu
Programmeren van gebruikers
Gebruik deze functie voor het toevoegen, verwijderen of aanmaken van een gebruiker. Misschien is uw
systeem zo ingesteld dat er twee geautoriseerde gebruikers nodig zijn om toegang te krijgen tot dit menu.
In het gebruikersrecord staan de volgende gegevens:
Het controlepaneel gebruikersnummer of kaartnummer. Dit is een nummer tussen 1 en 65535
(afhankelijk van geheugengrootte ) welke door het systeem wordt gebruikt om een PIN-code of
een kaart te linken met geautoriseerde systeem functies, waaronder het openen van deuren en in-
en uitschakelen van gebieden.
43
Bij het programmeren van kaarten is het gebruikersnummer het ID-nummer dat op een kaart wordt
geprogrammeerd.
Uitzonderingen:
Als in uw systeem gebruikt wordt gemaakt van een kaart-offset.
Als uw systeem gebruik maakt van een speciale geheugenmode. (IUM-Intelligent User
Module).
De alarmgroep van de gebruiker, welke de gebruiker toegewezen gebieden en
alarmcontrolefuncties bepaalt, bijvoorbeeld: Beheerder, Staf, enz.
Uw eigen alarmgroep geeft u misschien geen autorisatie voor het programmeren van PIN-
codes. Als u hiertoe wel autorisatie heeft kunnen er nog beperkingen zijn ten aanzien van de
alarmgroepen welke u mag wijzigen.
De deurgroep van de gebruiker, welke bepaalt via welke deuren de gebruiker toegang heeft.
De etagegroep van de gebruiker, welke bepaalt tot welke etages de gebruiker toegang heeft.
De naam van de gebruiker (alleen sommige gebruikers).
De PIN-code van de gebruiker (alleen voor sommige gebruikers). Merk op dat ID-nummers op
kaarten NIET als PIN-code geprogrammeerd worden.
Maximaal 50 gebruikers met naam, PIN-code en/of kaart kunnen geprogrammeerd worden in een systeem met een
standaardgeheugen.
In een systeem met uitgebreid geheugen:
Alleen bij de eerste 200 gebruikers kan een gebruikersnaam bij het gebruikersnummer geprogrammeerd
worden.
Alleen de eerste 1000 gebruikers kunnen een PIN-code krijgen.
Gebruikers 1 tot 1000 kunnen een PIN-code en/of kaart krijgen.
Gebruikers 1001 tot 65535 kunnen alleen een kaart krijgen.
Naar het gebruikersmenu gaan
1. Druk op [MENU*].
Het display toont:
Geef code voor MENU
Code:
2. Toets uw PIN-code in en dan [ENTER].
Het display toont:
0-Einde, ENTER-Omlaag *-Omhoog
0-Einde, Menu:
3. Roep menu-optie 14 op.
Het display toont:
1-Wis 2-Toon 3-Maak
Optie:
Wanneer de speciale geheugenmode wordt gebruikt, toont het display:
1-Wis 2-Toon 3-Maak 4-Totaal 5-Kaartlezer
Optie:
4. Selecteer de functie welke u wilt uitvoeren, of druk op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
44
Naar het gebruikersmenu gaan indien twee gebruikers vereist zijn
1. Roep menu-optie 14 op.
Als uw systeem twee gebruikers vereist voor toegang tot deze optie, dan toont het display:
Geef tweede code
Code:
2. Voer de PIN-code van de tweede gebruiker in.
3. Druk op [ENTER].
Het display toont:
1-Wis 2-Toon 3-Maak
Optie:
Wanneer de speciale geheugenmode wordt gebruikt, toont het display:
1-Wis 2-Toon 3-Maak 4-Totaal 5-Kaartlezer
Optie:
4. Selecteer de functie welke u wilt uitvoeren, of
druk op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
Het verwijderen van een gebruiker
1. Roep menu 14 op en druk op 1 om een gebruiker te verwijderen uit het systeem.
Het display toont:
Wis gebruiker
Gebruikernr:
2. Toets het gebruikersnummer in en dan [ENTER]
Hierdoor zal de gebruiker verwijderd worden.
3. Herhaal stap 2 om andere gebruikers te verwijderen, of druk op [ENTER] om dit display te verlaten en
terug te keren naar het menu.
U kunt een gebruiker alleen verwijderen als u daartoe geautoriseerd bent door uw alarmgroep.
Het weergeven van een gebruiker
1. Roep menu 14 op en druk op 2 om een gebruiker weer te geven.
Het display toont:
Toon gebruiker
Gebruiker:
2. Toets het gebruikersnummer in en dan [ENTER]
Het display toont de alarmgroep van de gebruiker.
Bijv.:
*-Lijst, Alm Grp:12-Voorman
Toets ENTER
3. Druk op [ENTER].
Het display toont de deurgroep van de gebruiker.
45
Bijv.:
Deurgroep: 2
Toets ENTER
4. Druk op [ENTER].
Het display toont de etagegroep van de gebruiker.
Bijv.:
Etagegroep: 1
Toets ENTER
5. Druk op [ENTER].
Als uw systeem is geprogrammeerd voor het toekennen van speciale gebruikersvlaggen aan gebruikers
zullen deze nu in volgorde te zien zijn op het display. Zie sectie "Aanmaken (en wijzigen) van een gebruiker"
voor details m.b.t. gebruikersvlaggen.
Het display toont de naam van de gebruiker (als het gebruikersnummer maximaal 200 is).
Bijv.:
Gebr. naam is Arno de Bruin, (*)-Einde
Arno de Bruin
6. Druk op [ENTER]. Het display toont de PIN-code van de gebruiker (als het gebruikersnummer maximaal
1000 is).
Uitzonderingen:
De optie PIN-code zichtbaar is niet geactiveerd.
Er is geen PIN-code geprogrammeerd.
Afhankelijk van de geheugenmode worden gebruikersnummers boven de 1000 niet
getoond.
Bijv.:
Pin Code: 1234
Toets ENTER
7. Wanneer de speciale geheugenmode wordt gebruikt, druk op [ENTER]. Het display toont de kaartbits van
de gebruikerskaart. Dit is een is een representatie van de unieke code die in de kaart aanwezig is.
Bijv.:
Kaartbits: 27.0.0.4.210.0.2
Toets ENTER
8. Druk op [ENTER] om terug te keren naar stap 1.
Aanmaken (en wijzigen) van een gebruiker
De procedure voor het aanmaken van een gebruiker hangt ervan af of het gebruikersnummer groter is dan
200 of groter dan 1000.
1. Roep menu 14 op en druk op 3 om een gebruiker te maken.
Het display toont:
Bijv.:
Maak gebruiker
Gebruiker:
2. Selecteer het gebruikersnummer (kaartnummer) en druk dan op [ENTER]
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
46
Het display toont de alarmgroep van de gebruiker.
Bijv.:
*-Lijst, Alm Grp:1-Geen toegang
Alarmgroep:
3. Kies een van de volgende opties:
Optie Actie
Selecteren van het nummer van de alarmgroep dat aan deze
gebruiker wordt toegewezen. Zie noot 2.
Toets het alarmgroep nummer in en dan [ENTER]
Tonen van de lijst van eventuele alarmgroepen welke u aan
een gebruiker kunt toewijzen.
Druk op [NEXT]
Doorgaan naar het volgende display. Druk op [ENTER].
Het display toont de deurgroep van de gebruiker.
Kaartgebruikers moeten altijd een geldige deurgroep hebben om alarmcontrolefuncties of deurfuncties te
kunnen uitvoeren.
Bijv.:
Deurgroep: 0
Deurgroep:
4. Voer eventueel het deurgroep nummer in als dat moet worden toegewezen aan de gebruiker, of druk op
[ENTER] om naar het volgende display te gaan.
Het display toont de etagegroep van de gebruiker.
Bijv.:
Etagegroep: 0
Etagegroep:
5. Voer eventueel het etagegroep nummer in dat moet worden toegewezen, of druk op [ENTER] om naar het
volgende display te gaan.
6. Is het door u ingevoerde gebruikersnummer groter dan 1000, en er zijn geen gebruikersvlaggen in uw
systeem weergegeven, dan zijn alle beschikbare opties geprogrammeerd en het display zal terugkeren naar
stap 1.
Als het systeem zodanig is geprogrammeerd dat voor de gebruikers de gebruikersnaam niet wordt gebruikt,
of u heeft een gebruikersnummer groter dan 200 ingevoerd en er zijn geen gebruikersvlaggen zichtbaar, ga
dan meteen door naar stap 10.
Ga naar stap 8 indien naam van de gebruikers wel wordt getoond.
7. Als uw systeem is geprogrammeerd voor het toekennen van speciale gebruikersvlaggen aan gebruikers
zullen deze nu in volgorde te zien zijn op het display.
47
Tabel 2: De gebruikersvlaggen:
Dubbele validatie
Indien deze op JA staat, zal de gebruiker altijd een tweede geldige code/kaart dienen in te voeren om
alarm- en toegangscontrole functies te kunnen uitvoeren bij deur 17 t/m 64.
Bewaker
Indien deze op JA staat, geeft de gebruikerscode/kaart alleen toegangsautorisatie bij deur 17 t/m 64 in
combinatie met een code/kaart van een bezoeker.
Bezoeker
Indien deze op JA staat, geeft de gebruikerscode/kaart alleen toegangsautorisatie bij deur 17 t/m 64 in
combinatie met een code/kaart van een bewaker.
Volg gebruiker
Indien deze op JA staat, zullen alle toegangscontrole functies welke door de gebruiker uitgevoerd
worden bij deur 17 t/m 64 leiden tot het verzenden van een boodschap "Volgen" naar de management-
software.
Alleen kaart Indien deze op JA staat, zal de gebruiker zijn PIN-code NIET kunnen gebruiken.
Privileges
Indien deze op JA staat, zal de gebruikerscode/kaart eventuele anti-passback-restricties op deur 17
t/m 64 overheersen.
Lange toegang
Indien deze op JA staat, zal de gebruiker voor een verlengde tijdsduur toegang hebben bij deur 17 t/m
64.
Bijv.: om een deur langer open te laten om gehandicapten toegang te verlenen.
Het display toont:
Bijv.:
JA - Dubbl validatie
* - Wijzig 0 - Sprng
Kies een van de volgende opties:
Optie Actie
Wijzigen JA in NEE, of NEE in JA, en tonen nieuwe instelling. Druk op [MENU*].
Sla de getoonde instelling op en ga naar de volgende gebruikersvlag. Druk op [ENTER].
Sla de getoonde instelling op, sla de volgende gebruikersvlaggen over en ga
naar de volgende stap.
Druk op 0
De hierboven uiteengezette programmeerprocedure is voor alle gebruikersvlaggen hetzelfde.
Het display toont:
Bijv.:
JA - Bewaker
* - Wijzig 0 - Sprng
Bijv.:
NEE – Bezoeker
* - Wijzig 0 - Sprng
Bijv.:
JA – Volg gebruiker
* - Wijzig 0 - Sprng
Bijv.:
JA – Alleen kaart
* - Wijzig 0 - Sprng
Bijv.:
NEE – Privileges
* - Wijzig 0 - Sprng
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
48
Bijv.:
Ja –Lange toegang
* - Wijzig 0 - Sprng
8. Is het door u ingevoerde gebruikersnummer groter dan 1000, dan zijn alle beschikbare opties
geprogrammeerd en het display zal terugkeren naar stap 1.
Als het systeem zodanig is geprogrammeerd dat voor de gebruikers geen naam hoeft te worden ingevoerd, of
als u een gebruikersnummer groter dan 200 heeft ingevoerd, ga dan meteen door naar stap 10.
Het display toont:
Uw naam is , (*)-Einde
9. U kunt nu een gebruikersnaam van maximaal 16 karakters invoeren door de tekstoptie op het bediendeel te
gebruiken.
Op de toetsen 1- 9 staan alfabetische karakters weergegeven. Om een letter in te voeren, dient u de toets een
voldoende aantal keren in te drukken om bij de positie van de in te voeren letter te komen. Zowel grote als
kleine letters zijn beschikbaar, alsmede numerieke waarden. Zie figuur 2 voor details.
Kies een van de volgende opties:
Optie Actie
Invoeren van de letters van de gebruikersnaam.
Voer elke letter van de gebruikersnaam in, gevolgd
door [ENTER].
Verplaatsen van de cursor naar de positie achter de naam. Druk op [ENTER].
Opslaan van de naam (en de nieuwe naam tonen, indien
ingevoerd/gewijzigd).
Indien de naam gewijzigd is, worden alleen de karakters vóór de cursor
opgeslagen.
Druk op [MENU*].
10. Wanneer het invoeren van de naam voltooid is, drukt u op [MENU*] om de getoonde invoer op te slaan
en verder te gaan naar de volgende stap.
Waarschuwing: Bij het invoeren van een naam wordt de [ENTER]-toets ALLEEN gebruikt voor het verplaatsen van de
cursor. Volg de procedure zorgvuldig bij het invoeren van een naam. Gebruik [MENU*] voor opslaan en voor verlaten van
de optie.
11. Het display toont:
Bijv.:
PIN Code:
Code:
12. Voer de PIN-code in voor deze gebruiker (zie ook "Wijzigen alleen eigen PIN-code" stap 3, 4, 5 en 6) en
druk dan op [ENTER] om deze op te slaan en weer te geven. Druk op [ENTER] om terug te keren naar
stap 1.
Het ATS controlepaneel heeft de mogelijkheid om direct kaarten te kunnen inleren indien de speciale
geheugen mode geactiveerd is (SOFT IUM). Dit is een makkelijke methode om kaartnummers te koppelen
aan gebruikersnummers. Voor deze methode benoemd u een lezer (of bediendeel met ingebouwde lezer) als
zijnde de "Kaart Inleer Lezer". Door het aanbieden van kaarten aan deze lezer zal de kaartinformatie van
deze kaarten worden opgeslagen in een historie. Bij het programmeren van gebruikers kan deze historielijst
worden gebruikt om de kaartinformatie aan een gebruiker toe te wijzen.
Om de kaartinformatie te kunnen inleren dient de kaart worden aangeboden op de "Kaart Inleer Lezer". Als
de kaart is ingeleerd kan deze toegewezen worden aan een gebruiker.
13. Wanneer de speciale geheugen-mode actief is zal het volgende display getoond worden:
49
Wacht op kaart:
*-Historie
Biedt een nieuwe kaart aan op de lezer om deze toe te wijzen aan de gebruiker of druk op [MENU*] om een
kaart te selecteren welke al reeds was aangeboden op de "Kaart Inleer Lezer" en in de historie staat. Het
eerste nummer in deze historie is de minst recente aangeboden kaart. Het laatste nummer in deze historie is
de meest recente aangeboden kaart. In deze historie kunnen maximaal 10 kaarten worden opgeslagen.
Wanneer de kaart is aangeboden op de lezer of geselecteerd uit de historie zal het display het volgende
tonen:
Kaartbits: 27.0.0.4.210.0.2
*-ID, Bits
14. Druk vervolgens op [ENTER] om kaart aan gebruiker toe te wijzen en terug te keren naar stap 1.
Weergeven van het aantal gebruikers
1. Roep menu 14 op en druk op 4 om te zien hoeveel gebruiker er al zijn geprogrammeerd.
Het display toont:
Bijv.:
Totaal: 2 gebruikers
Toets ENTER
2. Druk op [ENTER] om te verlaten.
Selecteren van de "Kaart Inleer Lezer"
1. Roep menu 14 op en druk op 5 om de "Kaart Inleer Lezer" te selecteren.
Het display toont:
Bijv.:
1
Kaartlezer nr:
2. Voer een geldig GI nummer (kaartlezer) in om de "Kaart Inleer Lezer" aan te geven. Vraag u installateur
welke GI nummers hiervoor beschikbaar zijn u systeem.
3. Druk op [ENTER] om te verlaten.
1. U kunt een gebruiker alleen aanmaken als u daartoe geautoriseerd bent door uw alarmgroep.
2. U kunt alleen een alarmgroep aan een gebruiker toewijzen als deze alarmgroep de optie "Kan deze alarmgroep aan
gebruikers toegewezen worden" op JA heeft staan, terwijl in uw alarmgroep alle gebieden en opties van het
Gebruikersmenu heeft welke in de toe te wijzen alarmgroep voorkomen. Als in de toe te wijzen alarmgroep de opties
"Alarmsysteemcontrole" en Modemtoegang" op JA staan, dan dienen in uw alarmgroep deze opties ook op JA te staan.
3. U kunt geen PIN-code invoeren welke al bestaat.
4. U kunt geen PIN-code invoeren welke in conflict komt met de dwangcode van een andere gebruiker. (Zie de sectie m.b.t.
Dwang).
5. U kunt geen PIN-code of gebruikersnummer invoeren welke in conflict komt met de deurcode van een andere gebruiker.
(Zie de sectie m.b.t. Openen van deuren.)
6. Een gebruiker welke geautoriseerd is tot zowel het openen van deuren als tot het in-/uitschakelen van het systeem
middels zijn PIN-code, dient een PIN-code te hebben van tenminste vijf cijfers. (Zie de sectie m.b.t. Openen van deuren.)
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
50
Figure 3. Layout van bediendeel voor invoer van tekst
Toets 1
ste
2
de
3
de
4
de
5
de
6
de
7
de
1 A B C 1 a b c
2 D E F 2. d e f
3 G H I 3. g h I
4 J K L 4
j
k l
5 M N O 5 m n o
6 P Q R 6 p q r
7 S T U 7 s t u
8 V W X 8 v w x
9 Y Z sp 9 y z sp
0 . , ? ! : ; -
Toets 8
de
9
de
10
de
11
de
12
de
13
de
14
de
0 + # * ( ) ‘ "
Toets 15
de
16
de
17
de
18
de
19
de
20
de
21
ste
0 _ @ & $ £ % /
Toets 22
ste
23
ste
24
ste
25
ste
26
ste
27
ste
28
ste
0 < >
¿ ¡
§ =
¤
Toets 29
ste
30
ste
0 ¢
¥
(sp = space)
Zie ook: Gebruikersidentificatie op pagina 10.
Belangrijk: Denk er altijd aan uw lijst van gebruikers bij te werken wanneer er wijzigingen zijn aangebracht.
51
15. Tijd en Datum
Gebruik deze functie voor het invoeren van een nieuwe tijd en datum.
De tijd en de datum is zichtbaar op het display wanneer er geen alarm, geen fout condities worden getoond
of er geen speciale tekst is geprogrammeerd. Alle interne functies zijn afhankelijk van een correcte tijd en
datum instelling.
Een nieuwe datum of tijd dient alleen bij de eerste installatie van het Advisor MASTER systeem ingevoerd
te worden of als de tijd moet worden bijgesteld bij het begin en einde van de zomertijd.
De tijd is geprogrammeerd voor een 24-uurs klok.
1. Roep menu-optie 15 op.
Het hoofdmenu toont:
Tijd 1-Toon, 2-Wijzig, 3-Zomer, 4-Instel
0-Einde, Menu:
Controleren van de ingestelde tijd
1. Roep optie 1 op.
Het display toont:
Bijv.:
Tijd 16:41:22 09/03/2000 Donderdag
* Update, ENTER
2. Druk op [MENU*] voor het verkrijgen van een gewijzigde tijd/datum
3. Druk op [ENTER] om terug te keren naar het hoofdmenu.
Invoeren van een nieuwe tijd en datum
1. Roep optie 2 op. Het display toont:
Tijd uu:mm:ss dd/mm/jjjj Xxxdag
Uren:
(Waar hh:mm:dd:mm/yy DDDday de huidige systeemtijd en -datum bevatten in uren, minuten, dagen,
maanden, jaren en dagen van de week.)
2. Voer het juiste uur (2 cijfers) in en druk dan op [ENTER].
Het display toont:
Tijd uu:mm:ss dd/mm/jjjj Xxxdag
Minuten:
3. Voer het juiste aantal minuten (2 cijfers) in en druk dan op [ENTER].
Het display toont:
Tijd uu:mm:ss dd/mm/jjjj Xxxdag
Seconden:
4. Voer het juiste aantal seconden (2 cijfers) in en druk dan op [ENTER].
Het display toont:
Tijd uu:mm dd/mm/jjjj Xxxxdag
Dag vd maand:
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
52
5. Voer de juiste dag van de maand (2 cijfers) in en druk dan op [ENTER]
Het display toont:
Tijd uu:mm:ss dd/mm/jjjj Xxxdag
Maand:
6. Voer de juiste maand (2 cijfers) in en druk dan op [ENTER]
Het display toont:
Tijd uu:mm:ss dd/mm/jjjj Xxxdag
Jaar:
7. Voer de juiste jaartal (2 cijfers) in en druk dan op [ENTER]
Het display toont:
Tijd 16:41:22 09/03/2000 Donderdag
0-Einde, ENTER
8. Druk op [ENTER] om de wijzing van de tijd/datum te accepteren, of
Druk 0 en dan op [ENTER] om terug te keren naar het hoofdmenu.
U kunt deze functie niet halverwege verlaten. Druk op [ENTER] bij elke waarde welke niet veranderd hoeft te worden,
totdat u terugkeert naar het menu.
Aanpassen zomertijd
1. Druk op 3 om optie 3 op te roepen.
Het display toont de dag en maand van wijziging in verband met de zomertijd.
5- Laatste zondag, Maand 03
Start dag:
2. Selecteer:
0 Geen zomertijd
1 Zomertijd start op de EERSTE zondag van de maand
2 Zomertijd start op de TWEEDE zondag van de maand
3 Zomertijd start op de DERDE zondag van de maand
4 Zomertijd start op de VIERDE zondag van de maand
5 Zomertijd start op de LAATSTE zondag van de maand
3. Druk op [ENTER], [ENTER] om de maand-optie op te roepen:
5- Laatste zondag, Maand 03
Start maand:
4. Toets het maandnummer in en druk dan op [ENTER], [ENTER]:
5- Laatste zondag, Maand 10
Eind dag:
5. Selecteer:
1 Zomertijd eindigt op de EERSTE zondag van de maand
2 Zomertijd eindigt op de TWEEDE zondag van de maand
3 Zomertijd eindigt op de DERDE zondag van de maand
4 Zomertijd eindigt op de VIERDE zondag van de maand
5 Zomertijd eindigt op de LAATSTE zondag van de maand
53
6. Druk op [ENTER], [ENTER] om de maand-optie op te roepen.
5- Laatste zondag, Maand 00
Eind maand
7. Voer het maandnummer in wanneer de tijd verandert van zomer- in wintertijd en druk op [ENTER],
[ENTER].
Het invoeren van de zomert/wintertijd is klaar.
Aanpassen van de interne klok voor tijdcorrecties.
1. Roep optie 4 op.
Dagelijkse aanpassing (sec).: +0
*-Wijzig, Sec:
2. Druk op [MENU*] om het teken te veranderen en toets vervolgens het juiste aantal seconden in dat
dagelijks opgeteld of afgetrokken dient te worden. Druk dan op [ENTER].
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
54
16. Overbrug/Uit overbrugging GI/DI
Gebruik deze functie voor het overbruggen van gebruikersinterfaces (GI’s) en data-interfaces (DI’s).
Hierdoor worden storing en sabotage meldingen (systeemalarmen) van een GI of een DI naar het
beveiligingssysteem geblokkeerd.
Deze functie wordt gebruikt als een GI of een DI een systeemalarm gegenereerd heeft, buiten bedrijf is en
overbrugd dient te worden terwijl het op onderhoud of reparatie wacht.
Overbruggen GI’s/DI’s
1. Roep menu-optie 16 op.
Het display toont:
Overbrug/Uit overbrugging 1-GI, 2-DI
0-Einde, Menu:
2. Voer 1 in voor GI of 2 voor DI en druk dan op [ENTER].
Indien GI is geselecteerd toont het display alle GI’s welke overbrugd zijn.
Er zijn geen GI's overbrugd
Overbug GI:
Indien DI is geselecteerd toont het display alle DI’s welke overbrugd zijn.
Er zijn geen DI's overbrugd
Overbug DI:
3. Voer het nummer in van de te overbruggen GI/DI.
Door het invoeren van het GI of DI nummer wordt deze toegevoegd en getoond op het display
in de lijst van overbrugde GI’ of DI’s.
Door het nogmaals invoeren van het GI of DI nummer wordt deze weer uit de lijst van
overbrugde GI’ of DI’s verwijderd en verdwijnt van het display, of
druk op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
Het overbruggen van een DI leidt NIET tot het overbruggen van de alarm ingangen op deze DI, maar verhindert wel de DI
online- en offline meldingen (Sabotage schakelaar).
Het overbruggen van een GI of DI leidt wel tot het herstellen van eventuele systeemalarmen welke door de GI of DI zijn
gegenereerd.
Zie ook: Alarmtypes - Systeemalarmen op pagina 19
55
17. Deblokkeer/Blokkeer servicemonteur
Gebruik deze functie voor het activeren en deactiveren van de code van de servicetechnicus. Deze optie
wordt gebruikt wanneer een servicetechnicus alleen toegang mag krijgen wanneer deze optie door een
gebruiker geactiveerd is.
Activeren/deactiveren code servicetechnicus
1. Roep menu-optie 17 op.
Het display toont:
0-Opheffen, 1-Service aanwezig
Optie:
2. Kies een van de volgende opties:
Optie Actie
Code van de servicetechnicus activeren voor de geprogrammeerde
tijdsperiode en keer terug naar het menu.
Toets 1 en dan [ENTER].
Code van de servicetechnicus deactiveren terugkeren naar het menu. Druk op 0 en dan [ENTER]
Keer terug naar het menu. Druk op [ENTER].
3. In het geval dat optie 1 wordt geselecteerd kan het systeem vragen of de sabotage en de doormelding
moeten worden overbrugd. (afhankelijk van de programmering van PIN-code).
Bijv.:
JA – Overbrug sabotage
Toets ENTER
Sabotage alarmen worden overbrugd gedurende de servicetijd. Voor de installateur is het nu mogelijk om de
apparatuur te openen voor onderhoud. Deze optie bij twijfel niet activeren.
Druk op [ENTER] om de sabotage alarmen te overbruggen.
Druk op [CLEAR] om de sabotage alarmen NIET te overbruggen en terug te keren naar het
menu.
4. Als u [ENTER] heeft geselecteerd toont het display:
NEE – Overbrug doormelding
*-Wijzig 0-Sprng
Het doormelden van alarmen wanneer een installateur bezig is met onderhoud kan leiden tot misverstanden
op de particuliere alarmcentrale. Om dit te vermijden, kan de doormelding overbrugd. Deze optie bij twijfel
niet activeren.
5. Druk op [MENU*] om te wisselen tussen JA en NEE.
6. Druk op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
7. De servicetijd is te verlengen door optie 1 "Service aanwezig" te activeren. Door optie 0 "Opheffen" te
selecteren of na het aflopen van de servicetijd zal de servicemode automatisch beëindigd worden.
Een statusbericht "SERVICE"op alle LCD bediendelen geeft aan dat de servicetijd actief is.
Wanneer de servicemode actief is, is het niet mogelijk gebieden in te schakelen. Indien een gebied is ingeschakeld is het
niet mogelijk de servicemode te activeren.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
56
18. Reset camera’s
Gebruik deze functie voor het terugzetten van de filmbeeldteller van camera’s naar nul of willekeurige
andere stand. Dit wordt gedaan na het verwisselen van de film in een camera.
Resetten van cameratellers
1. Roep menu-optie 18 op.
Het display toont:
Reset filmtellers voor camera 0-Alle
Camera nr:
2. Kies een van de volgende opties:
Optie Actie
Zet de filmbeeldtellers van alle camera’s op nul. Toets 0 en dan [ENTER].
Toon de huidige tellerstand voor een geselecteerde camera.
Bijv.:
Filmteller 1:0123
Filmteller:
Toon de huidige tellerstand voor een geselecteerde
camera en druk op [ENTER].
Keer terug naar het menu. Druk op [ENTER].
3. Als u een gekozen heeft voor het weergeven van de huidige filmbeeldtellerstand, voer dan een nieuwe
tellerstand in en druk op [ENTER] om terug te keren naar het oorspronkelijke display van tellerstanden om
daar naar een andere ingang of camera te gaan, of
druk op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
57
20. Deur- en etagegroepen
Gebruik deze functie voor het selecteren en programmeren van deur- en etagegroepen.
Elke deurgroep bevat een lijst van alle deuren (64 stuks) en de tijdzone voor elke deur in deze groep. Elke
etagegroep bevat een lijst van alle etages (64 stuks) en de tijdzone voor elke etage in deze groep. Toegang
wordt alleen binnen deze tijdzones verleend.
Programmeren van deur- en etagegroepen
1. Roep menu-optie 20 op.
Het display toont:
Groepen, 1-Deuren 2-Etages
Optie:
2. Selecteer wat u wilt programmeren (1 voor deurgroepen, 2 voor etagegroepen) en druk op [ENTER], of
druk alleen op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
Deurgroepen: (als u optie 1 selecteerde)
1. Het display toont:
Deurgroepen
Groepnr:
Voer het deurgroep nummer in en druk op [ENTER] om naar het volgende display te gaan, of druk op
[ENTER] om terug te keren naar het oorspronkelijke display ("Groepen, 1-Deuren 2-Etages").
2. Het display toont:
Bijv.:
DeurGrp 1 D1-00 D2-00 D3-** D4-**
Geef Deur:
Voer het deur nummer (bijv. 3) in en druk op [ENTER] om naar het volgende display te gaan, of druk op
[ENTER] om terug te keren naar het vorige display ("Deurgroepen").
3. Het display toont de details van vier deuren, te beginnen met de geselecteerde deur.
Bijv.:
DeurGrp 1 D3-** D4-** D5-03 D6-00
*-Uit,Tz-D3:
Kies een van de volgende opties:
Optie Actie
De deur in deze deurgroep uitschakelen. Druk op [MENU*].
Het nummer van de tijdzone invoeren en terugkeren naar stap 4. Toets het tijdzonenummer in en druk dan op [ENTER]
Terugkeren naar stap 4. Druk op [ENTER].
Belangrijk: Denk er altijd aan uw lijst van deurgroepen bij te werken wanneer er wijzigingen zijn aangebracht.
Etagegroepen: (als u optie 2 selecteerde)
1. Het display toont:
Etagegroepen
Groepnr:
Voer het etagegroep nummer in en druk op [ENTER] om naar het volgende display te gaan, of druk op
[ENTER] om terug te keren naar het oorspronkelijke display ("Groepen, 1-Deuren 2-Etages").
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
58
2. Het display toont:
Bijv.:
EtageGrp 1 E1-00 E2-00 E3-** E4-**
Geef Etage:
Voer het etagenummer (bijv. 3) in en druk op [ENTER] om naar het volgende display te gaan, of druk op
[ENTER] om terug te keren naar het vorige display ("Etagegroepen").
3. Het display toont:
Bijv.:
EtageGrp 1 E3-** E4-** E5-03 E6-00
*-Uit,Tz-E3:
Kies een van de volgende opties:
Optie Actie
De etage in deze etagegroep uitschakelen. Druk op [MENU*].
Het nummer van de tijdzone invoeren en terugkeren naar stap 2. Toets het tijdzonenummer in en druk dan op [ENTER]
Terugkeren naar stap 2. Druk op [ENTER].
Belangrijk: Denk er altijd aan uw lijst van etagegroepen bij te werken wanneer er wijzigingen zijn aangebracht.
59
21. Vakanties
Registreer met deze functie de vakantiedagen datums. De hier geregistreerde vakantiedagen kunnen gebruikt
worden in combinatie met tijdzones voor het bepalen van de toegang van bijvoorbeeld personeel dat op
normale werkdagen wordt toegelaten, maar de toegang wordt ontzegd op werkdagen welke als
vakantiedagen zijn aangemerkt.
Op het controlepaneel kunnen maximaal 64 vakantiedagen datums geregistreerd worden (afhankelijk van
geheugengrootte).
Registreren van een vakantiedag
1. Roep menu-optie 21 op.
Het display toont:
Vakanties
Vakantienr:
2. Toets het nummer van de vakantiedag in en dan [ENTER].
Het display toont het nummer van de vakantiedag en de datum ervan in numeriek formaat.
Bijv.:
Vakantie 1: 00/00/00
Dag vd maand:
3. Voer de nieuwe dag van de maand in, of druk op [NEXT] om door de reeks van vakantiedagen te scrollen.
Druk op [ENTER] wanneer u klaar bent. Het display toont de nieuwe dag van de maand.
Bijv.:
Vakantie 1: 26/01/00
Maand:
4. Voer de juiste maand in en druk dan op [ENTER].
Het display toont de nieuwe maand:
Bijv.:
Vakantie 1: 26/00/00
Jaar:
5. Voer het nieuwe jaartal in en druk dan op [ENTER].
Het display keert terug naar stap 1, zodat de volgende vakantiedag kan worden ingevoerd.
Belangrijk! Denk er altijd aan uw lijst van vakantiedagen bij te werken wanneer er wijzigingen zijn aangebracht.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
60
22. Openen deur
Gebruik deze functie voor het openen van een deur waarvoor u geautoriseerd bent via het LCD
gebruikersinterface.
Deuren openen via gebruikersinterface
1. Roep menu-optie 22 op.
Het display toont:
Open deur
Deurnr:
2. Toets het nummer in van de te openen deur in en druk dan op [ENTER], of
druk alleen op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
Met deze functie kunnen alleen deuren geopend worden waarvoor u met uw code geautoriseerd bent, d.w.z. de
deurgroep welke is toegewezen aan de gebruiker verleent misschien geen toegang tot alle deuren.
Zie ook: Deur- en etagegroepen – Menu-optie 20 op pagina 57.
61
23. Ontgrendel, vergrendel, blokkeer en deblokkeer deuren
Gebruik deze functie voor het ontgrendelen, vergrendelen, blokkeren of deblokkeren van een deur waarvoor
u geautoriseerd bent via het LCD gebruikersinterface.
Deze functie kan alleen gebruikt worden voor deuren met nummers tussen 17 tot en met 64, d.w.z. deuren welke
aangestuurd worden door 4-deurs controllers.
De deur blijft in de gekozen toestand, tot er een tegengestelde gebeurtenis optreedt in het systeem, waardoor
de toestand van deze deur verandert.
Bijv.: Deur 21 wordt automatisch ontgrendeld om 08:00 en wordt om 17:00 weer vergrendeld (met behulp
van "Overheersen tijdzone").
Als de gebruiker een te beveiligen object wil inschakelen en om 16:00 wil vertrekken, dan kan de deur
vergrendeld worden door de ‘Vergrendel’ optie te selecteren. De deur zal wel nog om 08:00 de volgende
morgen automatisch ontgrendeld worden.
Deuren ontgrendelen, vergrendelen, uit- of inschakelen via het
gebruikersinterface
1. Roep menu-optie 23 op.
Het display toont:
1-Open 2-Vergrendel 3-Blokkeer 4-Deblok
Optie:
2. Voer de gewenste deuroptie in en druk dan op [ENTER] of
druk op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
Het display toont de geselecteerde optie:
Bijv.:
Ontgrendel deur
Deurnr:
3. Voer het nummer van de te ontgrendelen deur in en druk dan op [ENTER] om terug te keren naar het
menu, of
druk alleen op [ENTER] om terug te keren naar het menu.
Met deze functie kunnen alleen deuren geopend worden waarvoor u met uw code geautoriseerd bent, d.w.z. de
deurgroep welke is toegewezen aan de gebruiker verleent misschien geen toegang via alle deuren.
Zie ook: Deur- en etagegroepen – Menu-optie 20 op pagina 57; Gebruikersidentificatie op pagina 10.
ATS Controlepaneel
Handleiding Hoofdgebruiker
62
24. Historie afdrukken
Gebruik deze functie om het controlepaneel te instrueren voor het afdrukken van de volledige
systeemhistorie met de gebeurtenissen vanaf het vorige commando ‘Historie afdrukken’ (maximaal 200
gebeurtenissen met een standaardgeheugen of 2000 gebeurtenissen met een uitgebreid geheugen).
Afdrukken van de volledige systeemhistorie
1. Roep menu-optie 24 op.
Het display toont:
Print historie vanaf 00/00/90
Invoer dag:
2. Toets de dag van de maand waarvoor met afdrukken begonnen dient te worden en dan [ENTER], of
druk op [ENTER] om dit veld over te slaan.
Als er nul is ingevoerd als dag van de maand, zal de printer beginnen bij de meest recente nog niet
afgedrukte historie.
Het display toont:
Print historie vanaf 01/05/00
Invoer maand:
3. Toets het nummer van de maand waarvoor met afdrukken begonnen dient te worden en dan [ENTER], of
druk op [ENTER] om dit veld over te slaan.
Het display toont:
Print historie vanaf 01/05/04
Invoer jaar:
4. Toets het jaartal waarvoor met afdrukken begonnen dient te worden en dan [ENTER], of
druk op [ENTER] om dit veld over te slaan.
De printer begint nu met afdrukken vanaf de opgegeven datum.
Het Advisor Master-systeem zal niet afdrukken indiende printer niet gereed is, bijv. OFF LINE, OUT OF PAPER, (=papier op),
enz.
63
Programmeerbladen
Gebruik de nu volgende pagina’s om details vast te leggen van relevante programmeringen voor uw systeem
met betrekking tot:
1. Menu-optie 14 - Gebruikers.
2. Menu-optie 20 - Deurgroepen.
3. Menu-optie 20 - Etagegroepen
4. Menu-optie 21 - Vakantiedagen
5. Alarmgroepen - benodigd bij het programmeren van gebruikers (Door installateur te verstrekken
gegevens.)
6. Tijdzones - benodigd bij het programmeren van deurgroepen en etagegroepen. (Door installateur te
verstrekken gegevens.)
Door een potlood te gebruiken bij het invullen van deze gegevens kunt u verouderde gegevens gemakkelijk
uitwissen en de informatie up-to-date en compact houden.
Het kan nodig zijn kopieën te maken van bepaalde formulieren wanneer er meer records dienen te worden
ingevuld, dan waar ruimte voor is, bijv. als uw systeem meer dan twee deurgroepen of meer dan vier
tijdzones kent.
Aanbevolen wordt deze handleiding voor de hoofdgebruiker en kopieën van de programmeerbladen samen
op een veilige plaats te bewaren, en ervoor te zorgen dat ze altijd up to date zijn.
63

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw GE Security Advisor Master sysyteem - ATS controlepaneel bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van GE Security Advisor Master sysyteem - ATS controlepaneel in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 1,4 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info