!
(
BEDIENING
De werkingsmodus instellen
1 Druk de START/STOP-toets in (Fig.5-23).
Het OPERATION controlelampje (groen) van de binnenunit (Fig. 3-5) begint
te branden.
De airconditioner begint te werken.
2 Druk de MODE-toets in (Fig.5-17) om de gewenste
werkingsmodus te selecteren.
Bij elke druk op deze toets verandert de werkingsmodus in deze volgorde:
AUTO -> COOL -> DRY -> FAN -> HEAT -> AUTO …
Na ongeveer 3 seconden verschijnt het volledige display opnieuw.
De thermostaat instellen
Druk de SET TEMP. toets in (Fig. 5-27).
!: thermostaatinstelling verhogen.
#: thermostaatinstelling verlagen.
! Instelbereik thermostaat:
AUTO ....................................18-30 °C
Verwarmen ............................16-30 °C
Koelen/Ontvochtigen ...............18-30 °C
Tijdens het ventileren (FAN) kan de temperatuur niet worden ingesteld met
de thermostaat (de temperatuur verschijnt niet op het display).
Na ongeveer 3 seconden verschijnt het volledige display opnieuw.
De thermostaatinstellingen moeten als standaardinstellingen beschouwd
worden en kunnen een beetje afwijken van de eigenlijke kamertemperatuur.
De ventilatiesnelheid instellen
Druk de FAN-toets in (Fig. 5-22).
Bij elke druk op deze toets verandert de ventilatiesnelheid als volgt:
AUTO -> HIGH -> MED -> LOW -> QUIET -> AUTO …
Na ongeveer 3 seconden verschijnt het volledige display opnieuw.
Wanneer AUTO is ingesteld:
Verwarmen : De ventilator verspreidt zo optimaal mogelijk warme lucht.
Wanneer echter de uitgeblazen lucht van de binnenunit koud is, zal de
ventilator met zeer lage snelheid draaien.
Koelen : Als de kamertemperatuur de thermostaatinstelling benadert,
vermindert de ventilatiesnelheid.
Ventileren : De ventilator draait met lage snelheid.
Bij het opstarten van de verwarmingsfunctie en tijdens de monitoringfunctie
zal de ventilator met zeer lage snelheid draaien.
SUPER QUIET functie
De SUPER QUIET functie start. De binnenunit blaast minder krachtig uit voor
een stillere werking.
! De SUPER QUIET functie kan niet geselecteerd worden tijdens het
ontvochtigen. (Idem wanneer ontvochtigen geselecteerd wordt tijdens de
AUTO-functie.)
! Tijdens de SUPER QUIET functie zal de verwarmings- en koelcapaciteit iets
lager zijn. Als de ruimte niet voldoende opwarmt/afkoelt tijdens de SUPER
QUIET functie moet de ventilatiesnelheid aangepast worden.
Voorbeeld:
Ingesteld op
COOL.
Voorbeeld:
Ingesteld op
26 °C.
Voorbeeld:
Ingesteld op
AUTO.