Als een van deze lampen gaat branden
bij een draaiende motor, dan duidt dit op
een storing. De motor blijft draaien maar
levert wellicht minder vermogen. Wanneer
deze tijdens het rijden knippert, minder
dan onmiddellijk snelheid. Blijft de
lamp knipperen, vermijd dan snel
optrekken en krachtig afremmen. Laat
het systeem onmiddellijk door een goed
opgeleide monteur controleren.
WAARSCHUWING
Laat deze storing onmiddellijk
controleren.
Als beide lampen samen gaan branden,
breng de auto dan zo snel mogelijk
tot stilstand wanneer dit veilig kan.
Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot
verminderd vermogen en afslaan van de
motor. Zet de auto van het contact en
probeer de motor te starten. Laat het
systeem onmiddellijk door een goed
opgeleide monteur controleren als de
motor kan worden gestart. Als de motor
niet start, moet de auto worden
gecontroleerd alvorens de rit kan worden
voortgezet.
Controlelamp mistlampen, vóór
De controlelamp gaat branden
wanneer u de mistlampen, vóór
inschakelt.
Controlelamp voorgloeien
Zet het contact aan en wacht
tot de controlelamp van het
voorgloeisysteem uitgaat.
Controlelamp koplampen
De controlelamp gaat branden
wanneer u het dimlicht van de
koplamp, de zijlichten of de
achterlichten inschakelt.
Controlelamp hellingstart
Onder het rijden brandt deze
lamp tijdens activering van het
systeem. Als de wagen op
contact is gezet en de controlelamp niet
gaat branden, dan geeft dit aan dat het
systeem is gedeactiveerd. Uw dealer kan
het systeem heractiveren. Tijdens een
storing wordt het systeem uitgeschakeld
en brandt de controlelamp niet onder het
rijden.
Controlelamp laadstroom
Als de controlelamp brandt
onder het rijden, dan duidt dit
op een storing. Schakel alle
onnodige stroomverbruikers uit. Laat het
systeem onmiddellijk door een goed
opgeleide monteur controleren.
Controlelamp laag brandstofpeil
Wanneer deze lamp brandt, ga
dan zo spoedig mogelijk tanken.
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
Controlelamp grootlicht
De controlelamp gaat branden
wanneer u het grootlicht
inschakelt. De lamp knippert
wanneer u een lichtsignaal geeft.
Berichtenindicator
De controlelamp gaat branden
wanneer een nieuw bericht is
opgeslagen in de
informatiedisplay.
8