Systeemregistratie en -
waarschuwingen
Het systeem activeert de waarschuwing
voor auto's die de blinde hoek
binnenrijden vanaf de achterzijde of de
zijkant. Voor auto's die worden ingehaald
of auto's die de blinde hoek vanaf de
voorzijde binnenrijden wordt de
waarschuwing alleen geactiveerd
wanneer de auto een korte periode in de
blinde hoek blijft rijden.
N.B.:
Voor auto's die snel door de blinde
hoek rijden (meestal minder dan 2
seconden) wordt de waarschuwing niet
geactiveerd.
Het systeem bestaat uit twee
radarsensoren die zijn aangebracht achter
de achterwielen (weggewerkt achter de
bumpers).
LET OP
Breng geen voorwerpen zoals
bumperstickers aan in dit gebied.
Reparaties aan deze gebieden met
behulp van carrosserievulmiddel
hebben een nadelige invloed op de
prestaties van het systeem.
Situaties waarin het
naderingsalarm niet werkt
Het kan voorkomen dat auto's die de
blinde hoek binnenrijden en uitrijden niet
worden geregistreerd.
Gevallen waar dit kan voorkomen:
•
Vuilophoping op de
achterbumperpanelen in het gebied
van de sensoren.
•
Bepaalde manoeuvres van auto's die
de blinde hoek binnenrijden en
uitrijden.
•
Auto's die met hoge snelheid door de
blinde hoek rijden.
•
Slechte weersomstandigheden.
•
Verschillende auto's die kort na elkaar
door de blinde hoek rijden.
Valse waarschuwingen
N.B.:
Valse waarschuwingen zijn tijdelijk
en worden automatisch gecorrigeerd.
Het kan voorkomen dat het systeem een
waarschuwing afgeeft wanneer er geen
auto in de blinde hoek aanwezig is.
Gevallen waar dit kan voorkomen:
•
Vangrails.
•
Betonmuren bij de snelweg.
•
Gebieden in aanleg.
•
Scherpe bochten rond een gebouw.
•
Struiken en bomen.
•
Stoppen met een auto erachter en
erg dichtbij.
Systeem in- en uitschakelen
N.B.:
De stand aan of uit blijft behouden
tot deze handmatig wordt gewijzigd.
Het systeem kan worden in- en
uitgeschakeld met behulp van de
informatiedisplay. Zie Infodisplays
(bladzijde 98).
90
Ruiten en spiegels