Het detectiesysteem
bandenspanningsverlies waarschuwt
ingeval van een luchtdrukwijziging in een
van de banden. Dit vindt plaats via de
ABS-sensoren die de rollende omtrek van
de wielen registreren. Wanneer de
rollende omtrek verandert, dan geeft dit
een lage spanning aan in een band. Er
wordt een waarschuwingsbericht
weergegeven in de informatiedisplay en
de berichtencontrolelamp gaat branden.
Zie Infoberichten (bladzijde 74).
Naast een te lage bandenspanning of een
beschadigde band kunnen de volgende
situaties van invloed zijn op de rollende
omtrek:
•
Ongelijke wagenbelading.
•
Gebruik van een aanhangwagen of
een heuvel op en af rijden.
•
Gebruik van sneeuwkettingen.
•
Rijden op zachte ondergrond zoals
sneeuw of modder.
N.B.:
Het systeem functioneert naar
behoren, maar de detectietijd kan wellicht
toenemen.
Wanneer een waarschuwingsbericht voor
een lage bandenspanning op het
informatiedisplay wordt weergegeven,
controleer dan de bandenspanning zo
spoedig mogelijk en breng deze op de
voorgeschreven waarde. Zie
Technische specificatie (bladzijde
170).
Wanneer dit regelmatig voorkomt, laat
dan zo snel mogelijk de oorzaak
vaststellen en verhelp de storing.
Systeem resetten
N.B.:
Reset het systeem niet wanneer
met de auto wordt gereden.
N.B.:
Het systeem moet worden gereset
na een afstelling van de bandenspanning
of een bandenwissel.
N.B.:
Zet het contact aan.
Instrumentenpaneel, type 2
1. Navigeer met behulp van de
multifunctionele hendel naar 'SET' >
T. Pres.
2.
Houd de SET/RESET toets ingedrukt
tot het bericht Tyre Pressure set
(bandenspanning ingesteld)
verschijnt.
Instrumentenpaneel, type 3
1. Navigeer met behulp van de
multifunctionele hendel naar hold
'SET' to set Tyre Pres..
2.
Houd de SET/RESET toets ingedrukt
tot het bericht Tyre Pressure set
(bandenspanning ingesteld)
verschijnt.
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Aanhaalmoment wielmoeren
Nm (Ib-ft)Wieltype
130 (96)Alle
Bandenspanning (koude banden)
170
Velgen en banden