4
QUICK START
BUITENVERLICHTING
Met de linkerhendel kan de meeste
verlichting worden in- of uitgeschakeld.
De verlichting werkt alleen als de
contactsleutel in stand MAR staat.
Wanneer de verlichting brandt, zijn ook
het instrumentenpaneel en de
verschillende schakelaars op het
dashboard verlicht.
VERLICHTING UIT
De geribbelde ring in stand O.
PARKEERVERLICHTING
Draai de geribbelde ring in stand
6
.
DIMLICHT
Draai de geribbelde ring in stand
2
.
GROOTLICHT
Druk, met de geribbelde ring in stand
2
, de hendel naar voren in de richting
van het dashboard (vergrendelde stand).
KA00109m
REINIGEN VAN
DE RUITEN
RUITENWISSERS/-SPROEIERS
VOOR
De hendel heeft 5 verschillende standen
(4 snelheden):
A ruitenwissers uit.
B wissen met interval.
C langzaam continu wissen.
D snel continu wissen.
E tijdelijk snel wissen (niet-
vergrendelde stand).
“Intelligente wis-/wasregeling”
Trek de hendel naar voren in de
richting van het stuurwiel (niet-
vergrendelde stand) om de
ruitensproeiers in te schakelen.
RUITENWISSER/-SPROEIER
ACHTER
Draai de geribbelde ring naar
'
om de
ruitenwisser achter in te schakelen.
Duw de hendel naar voren in de
richting van het dashboard (niet-
vergrendelde stand) om de ruitenwisser
achter in te schakelen.
KA00111m
EEN LICHTSIGNAAL GEVEN
U kunt een lichtsignaal geven door de
hendel naar voren in de richting van het
stuurwiel te drukken (niet-vergrendelde
stand).
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
omhoog (stand a): richtingaanwijzer
naar rechts AAN;
omlaag (stand b): richtingaanwijzer
naar links AAN;