Veiligheidsgordels
WAARSCHUWINGEN
Draag een veiligheidsgordel en
houd voldoende afstand tussen
uzelf en het stuurwiel. Alleen wanneer
u de veiligheidsgordel op de juiste
wijze draagt, kan deze u op uw plaats
houden, waardoor de airbag zijn
maximale bescherming kan bieden.
Zie De juiste zitpositie innemen
(bladzijde 134).
Gebruik een veiligheidsgordel
nooit voor meer dan een
persoon.
Gebruik voor iedere stoel het
juiste gordelslot.
Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordel niet slap of
gedraaid zit.
Draag geen dikke kleding. De
veiligheidsgordels bieden
optimale bescherming wanneer ze
nauwsluitend worden gedragen.
Leg de schoudergordel over het
midden van de schouder en leg
de heupgordel strak over uw heupen.
De oprolmechanismen van de
veiligheidsgordels voor de bestuurder
en de passagier voorin zijn voorzien
van een gordelspanner. De
gordelspanners hebben een lagere
activeringsdrempel dan de airbags.
Bij lichte aanrijdingen is het mogelijk
dat alleen de gordelspanners worden
geactiveerd.
VEILIGHEIDSGORDELS
VASTMAKEN
WAARSCHUWING
Steek de slottong in het
gordelslot tot een zachte klik
hoorbaar is. Wanneer de
veiligheidsgordel niet correct is
bevestigd, hoort u geen klik.
Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig
uit. De veiligheidsgordel kan
blokkeren wanneer deze te snel
wordt uitgetrokken of wanneer de
wagen op een helling staat.
Druk op de rode knop om de
veiligheidsgordel te ontgrendelen.
Laat hem volledig en geheel oprollen.
29
Bescherming van inzittenden