N.B.:
De automatische
ruitenwisserfunctie moet niet worden
ingeschakeld bij sneeuw, mist of wanneer
de wegen zijn gepekeld. Kies onder deze
weersomstandigheden zonodig stand A,
C of D.
Afhankelijk van de uitrusting zullen de
ruitenwissers bij aangezet contact en de
hendel reeds in stand B niet in werking
treden tenzij er water op de voorruit wordt
waargenomen. Zet als alternatief de
hendel in een andere stand en vervolgens
weer terug in stand B of schakel de
ruitensproeiers in.
De regensensor meet daarna continu de
hoeveelheid water op de voorruit en zal
de snelheid van de voorruitwissers
automatisch instellen (enkele
wisbeweging, met intervallen, normale of
hoge wissnelheid).
Hoge gevoeligheidA
Lage gevoeligheidB
A. De ruitenwissers treden alleen in
werking wanneer een grotere
hoeveelheid water op de voorruit
wordt waargenomen.
B. De ruitenwissers treden ook in
werking wanneer een kleine
hoeveelheid water op de voorruit
wordt waargenomen.
Er zijn tussen lage en hoge gevoeligheid
zes instellingen mogelijk.
Automatisch
ruitenwissersysteem
Sommige uitvoeringen zonder een
automatisch ruitenwissersysteem zijn
uitgerust met een snelheidsafhankelijk
ruitenwissersysteem voor de voorruit.
Wanneer de auto tot loopsnelheid of tot
stilstand wordt gebracht, wordt de
ruitenwissersnelheid automatisch naar de
volgende lagere snelheid teruggebracht.
Wanneer de auto in snelheid toeneemt,
keert de ruitenwissersnelheid terug naar
de met de hand gekozen instelling.
Wanneer de ruitenwisserhendel wordt
bediend terwijl het systeem is
ingeschakel, wordt het systeem
uitgeschakeld.
Indien de auto opnieuw in snelheid
mindert of tot stilstand wordt gebracht,
wordt het systeem opnieuw geactiveerd.
VOORRUITSPROEIERS
WAARSCHUWING
Schakel de ruitensproeiers niet
langer dan tien seconden achtereen
in; schakel de ruitensproeiers nooit
in als het reservoir leeg is.
Wanneer de knop op het uiteinde van de
hendel wordt ingedrukt worden zowel de
sproeiers als de ruitenwissers
ingeschakeld.
42
Ruitenwissers en ruitensproeiers