N.B.:
Het systeem is standaard
ingeschakeld. Druk op de schakelaar in
het instrumentenpaneel om het systeem
uit te schakelen. Het systeem wordt alleen
gedeactiveerd gedurende de huidige
contactcyclus. Druk nogmaals op de
schakelaar om het systeem in te
schakelen.
Motor afzetten
1. Stop de auto.
2. Zet de keuzehendel in de
neutraalstand.
3. Laat het koppelingspedaal los.
4. Laat het gaspedaal los.
Het systeem zet de motor wellicht niet af
onder bepaalde omstandigheden,
bijvoorbeeld:
•
Om het interieurklimaat te behouden.
•
Lage accuspanning.
•
De buitentemperatuur is te laag of te
hoog.
•
Het bestuurdersportier is geopend.
•
Lage bedrijfstemperatuur motor.
•
Weinig vacuüm in remsysteem.
•
Als een snelheid van 10 km/u niet is
overschreden.
Motor starten
N.B.:
De keuzehendel moet in de
neutraalstand staan.
Druk het koppelingspedaal in.
Het systeem kan de motor onder
bepaalde omstandigheden weer starten,
bijvoorbeeld:
•
Lage accuspanning.
•
Om het interieurklimaat te behouden.
TANKKLEP
WAARSCHUWING
Raadpleeg de Handleiding van uw
auto voor alle waarschuwingen en
opmerkingen.
N.B.:
De schuifdeur kan niet volledig
worden geopend wanneer de
brandstofvulklep geopend is.
Breng het vulpistool tot en met de eerste
nok op het vulpistool in. Laat het rusten op
de afdekking van de vulbuis.
WAARSCHUWING
Wij raden aan minimaal 10 seconden
te wachten alvorens het vulpistool
uit de vulbuis te halen, zodat alle
achtergebleven brandstof in de
brandstoftank kan stromen.
14