Het detectiesysteem
bandenspanningsverlies waarschuwt
ingeval van een luchtdrukwijziging in een
van de banden. Dit vindt plaats via de
ABS-sensoren die de rollende omtrek van
de wielen registreren. Wanneer de rollende
omtrek verandert, dan geeft dit een lage
spanning aan in een band. Er wordt een
waarschuwingsbericht weergegeven in de
informatiedisplay en de
berichtencontrolelamp gaat branden. Zie
Infoberichten (bladzijde 96).
Wanneer een waarschuwingsbericht voor
een lage bandenspanning op de
informatiedisplay wordt weergegeven,
controleer dan de bandenspanning zo
spoedig mogelijk en breng deze op de
voorgeschreven waarde. Zie Technische
specificatie (bladzijde 223).
Wanneer dit regelmatig voorkomt, laat dan
zo snel mogelijk de oorzaak vaststellen en
verhelp de storing.
Naast een te lage bandenspanning of een
beschadigde band kunnen de volgende
situaties van invloed zijn op de rollende
omtrek:
• Ongelijke belading.
• Gebruik van een aanhanger of een
heuvel op en af rijden.
• Gebruik van sneeuwkettingen.
• Rijden op zachte ondergrond zoals
sneeuw of modder.
N.B.: Het systeem functioneert naar
behoren, maar de detectietijd kan wellicht
toenemen.
Systeem resetten
N.B.: Reset het systeem niet wanneer met
de auto wordt gereden.
N.B.: Het systeem moet worden gereset na
een afstelling van de bandenspanning of
een bandenwissel.
N.B.: Zet het contact aan.
1. Navigeer m.b.v. de
informatiedisplaybediening naar
Instelingen > Bestuurd. ass. >
Band.sp. contr.
2. Houd de knop OK ingedrukt tot er een
bevestiging verschijnt.
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Aanhaalmoment wielmoeren
Nm (Ib-ft)Velgtype
130 (96)Alle
223
Velgen en banden