Controleer of uw ets gereed is voor gebruik en op uw
lengte is ingesteld.
Controleer:
• de positie en bevestiging van zadel en stuur
• de montage en instelling van de remmen
• de bevestiging van wielen in ame en vork
Stel het stuur en de stuurpen in een voor u veilige en
comfortabele positie in. In
Hoofdstuk 9.3 „Stuurpo-
sitie instellen“ vindt u een handleiding voor het instel-
len van het stuur.
Stel het zadel in een voor u veilige en comfortabele
positie in. In
Hoofdstuk 9.2 „Zitpositie instellen“
vindt u een handleiding voor het instellen van het
zadel.
Controleer of u de remgrepen op elk moment goed
kunt bereiken en zorg ervoor dat u vertrouwd bent
met het gebruik en de positie van de remgrepen
rechts / links. Onthoud met welke remgreep u de voor-
wiel- resp. achterwielrem aanstuurt.
Moderne remsystemen hebben mogelijk een veel
sterker en ander remeect dan u gewend bent. Maak
u voor het begin van de rit op een veilig, leeg terrein
vertrouwd met het eect van uw remmen.
Wanneer u op een ets rijdt met velgen van koolstof-
vezel (carbon), dient u er rekening mee te houden dat
dit materiaal een aanzienlijk slechter remgedrag hee
dan u dat gewend bent van velgen van aluminium.
Controleer of de wielen stevig in ame en vork zijn
bevestigd. Controleer of de snelspanners en alle
belangrijke bevestigingsschroeven en -moeren goed
vastzitten.
In
Hoofdstuk 9.2.2 „Snelspanners gebruiken“ vindt
u een handleiding over een veilige bediening van
snelspanners en onder
Hoofdstuk 30 „Technische
specicaties“ een tabel met de aanhaalkoppels van
belangrijke schroeven en moeren.
Controleer de bandenspanning. Op de zijkant van de
buitenbanden staat informatie over de voorgeschre-
ven bandenspanning. De bandenspanning mag niet
onder de minimale waarde en niet boven de maximale
waarde liggen. Als grove maatstaf, bijv. onderweg,
kunt u ter controle als volgt te werk gaan: Als u de
duim op de opgepompte band legt, mag u de band ook
met sterke druk niet vervormen.
Controleer de banden en ook de velgen op beschadi-
gingen, ingedrongen voorwerpen, zoals glassplinters
of puntige steentjes, en vervormingen.
Wanneer u een snee, scheuren of gaten kunt zien, mag
u niet vertrekken, maar dient u uw ets eerst door een
erkende etsenmaker te laten nakijken.