DRUKKNOPPEN fig. 65
Deze bevinden zich boven de
middelste luchtroosters.
Ze werken alleen met de
contactsleutel in de stand MAR.
Wanneer een functie ingeschakeld
wordt, gaat het betreffende lampje
op het instrumentenpaneel branden.
Druk nogmaals op de knop om de
functie uit te uitschakelen.
fig. 65
F0X0041m
Mistachterlichten
Knop A: de mistachterlichten gaan
alleen branden als het dimlicht en/of
de mistlampen voor zijn
ingeschakeld. De mistachterlichten
worden uitgeschakeld wanneer de
contactsleutel naar de stand STOP
wordt gedraaid.
Als ze weer nodig zijn wanneer het
voertuig opnieuw wordt gestart,
moeten ze opnieuw ingeschakeld
worden.
Mistlampen voor
Knop B: om deze lampen in te
schakelen, moet de buitenverlichting
ingeschakeld zijn (niet het
grootlicht). De mistlampen worden
uitgeschakeld wanneer de
contactsleutel naar de stand SOP
wordt gedraaid.
Als ze weer nodig zijn wanneer het
voertuig opnieuw wordt gestart,
moeten ze opnieuw ingeschakeld
worden.
Verstralers
Knop C. Om deze lichten in te
schakelen, moet het grootlicht
ingeschakeld zijn. De verstralers
worden uitgeschakeld wanneer de
contactsleutel naar de stand STOP
wordt gedraaid.
Als ze weer nodig zijn wanneer het
voertuig opnieuw wordt gestart,
moeten ze opnieuw ingeschakeld
worden.
74