BELANGRIJK Met de draaiknop
voor de luchtverdeling op -, komt
er ook lucht uit de luchtroosters in
het midden en opzij. Voor het
optimaliseren van het ontwasemen
en ontdooien (ook van de zijruiten),
moeten de luchtroosters in het
midden worden gesloten
(bedieningsknop naar beneden
gedraaid O p) en de luchtroosters
aan de zijkant worden geopend
(bedieningsknop naar boven
gedraaid ¥).
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand worden gekozen om
optimaal zicht te behouden.
BUITENVERLICHTING
De linkerhendel bedient de meeste
soorten buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt
uitsluitend als de contactsleutel in de
stand MAR staat.
Bij inschakeling van de
buitenverlichting, worden het
instrumentenpaneel en verschillende
bedieningselementen op het
dashboard verlicht.
VERLICHTING UIT fig. 60
Draaischakelaar in de stand
O.
STADSLICHT fig. 60
Zet de draaischakelaar in stand
6
.
Het controlelampje
3
gaat op het
instrumentenpaneel branden.
DIMLICHT fig. 60
Zet de draaischakelaar in stand
2
.
Het controlelampje
3
gaat op het
instrumentenpaneel branden.
GROOTLICHT fig. 60
Duw, met de draaischakelaar in
stand
2
, de hendel naar voren
richting dashboard (stabiele stand).
Het controlelampje
1
gaat op het
instrumentenpaneel branden.
Als de hendel naar het stuurwiel
wordt getrokken, dan dooft het
grootlicht (en wordt het dimlicht
weer ingeschakeld).
GROOTLICHTSIGNAAL fig. 60
Trek voor het grootlichtsignaal de
hendel naar het stuurwiel (instabiele
stand).
Het controlelampje
1
gaat op het
instrumentenpaneel branden.
fig. 60
F0X0035m
70