WEGRIJDEN MET DE AUTO
Bij draaiende motor en stilstaande auto, kunt u alleen
de eerste (1), de tweede versnelling (2) of de achter-
uit (R) inschakelen.
De versnellingen kunnen bij ingetrapt rempedaal alleen
met de versnellingspook op de middenconsole wor-
den ingeschakeld.
U kunt op een snelle manier (“sprint”) wegrijden als u
als volgt te werk gaat:
❒ schakel het ASR-systeem uit (indien aanwezig);
❒ schakel de eerste versnelling in;
❒ trap het gaspedaal snel en diep in.
Het systeem zorgt voor het snel aangrijpen van de
koppeling zodra het motortoerental ongeveer 4000 -
4500 toeren/min. bedraagt.
BELANGRIJK De achteruit (R) kan alleen bij een
stilstaande auto vanuit de volgende standen worden
ingeschakeld: vrijstand (N), eerste (1) of tweede
versnelling (2).
BELANGRIJK Als u vanuit de achteruit (R) de eerste
versnelling (1) of vanuit de vrijstand (N) de eerste ver-
snelling (1) inschakelt en het inschakelen lukt niet, dan
wordt automatisch de tweede versnelling (2) ingescha-
keld. Als ook deze versnelling niet beschikbaar is, dan
schakelt het systeem de vrijstand (N) in. Het inschake-
len van de tweede versnelling is geen storing, maar een
onderdeel van de werking van het systeem. Om dezelf-
de reden laat het systeem, als het inschakelen van de
achteruit niet direct lukt, de koppeling iets aangrijpen,
zodat de achteruit kan inschakelen; in dat geval wordt
de achteruit (R) iets minder soepel ingeschakeld en
kan gepaard gaan met wat geluid. Als ook de tweede
poging om de achteruit in te schakelen niet lukt, dan
wordt automatisch de vrijstand (N) ingeschakeld.
28
GEBRUIK VAN DE
SPEEDGEAR AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
ATTENTIE
Nadat bij stilstaande auto is overgeschakeld, moet u altijd controleren op het
instelbare multifunctionele display of de gewenste versnelling is ingeschakeld,
voordat het gaspedaal wordt ingetrapt.
GEBRUIK VAN DE
DUALOGIC VERSNELLINGSBAK