87
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
VAN DE AUTO
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENINGS-
KNOPPEN
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒ zet de draaiknop (A) in stand ON en trap het
gaspedaal in tot de auto met de gewenste snelheid
rijdt;
❒ zet de draaiknop (B) ten minste 3 seconden in stand
(+) en laat vervolgens de knop los: de snelheid van
de auto wordt opgeslagen en het gaspedaal kan nu
worden losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid
simpel verhoogd worden door het intrappen van het
gaspedaal. Als u daarna het gaspedaal loslaat, wordt
teruggekeerd naar de opgeslagen snelheid.
OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het
intrappen van het rem- of koppelingspedaal, kan de
opgeslagen snelheid op de volgende manier worden
opgeroepen:
❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveer
gelijk is aan de opgeslagen snelheid;
❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld was op het
moment van het opslaan van de snelheid (4
e
, 5
e
of 6
e
versnelling);
❒ druk op de knop RES (C).
OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒ trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe
snelheid op;
of
❒ zet de draaiknop (B) in stand (+).
Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt de
snelheid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de
draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de
snelheid traploos.