79
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
VAN DE AUTO
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENINGS-
KNOPPEN
GROOTLICHTSIGNAAL
Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het
stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van de
draaiknop.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❒ omhoog (stand 1): inschakeling rechter richtingaanwijzers;
❒ omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzers.
Op het instrumentenpaneel knippert het waarschuwingslampje
Î
of
¥
.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer rechtuit
rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren van een handeling
waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft te worden verdraaid, dan
drukt u de hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.