188
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 49
F0M0243m
Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
ATTENTIE
Maak de schroefdraad
zorgvuldig schoon, voordat
u het sleepoog op de schroef-
draadpen draait. Controleer, voor-
dat de auto wordt gesleept, of het
sleepoog geheel in de schroefdraad-
boring is gedraaid.
ATTENTIE
Schakel voordat de auto
gesleept wordt, het stuurslot
uit (zie de paragraaf “Start-contact-
slot” in het hoofdstuk “Dashboard
en bediening”). Houd er rekening
mee dat de rem- en stuurbekrachti-
ging niet werken zolang de motor
niet is aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van
het rempedaal en het stuur. Gebruik
voor het slepen geen elastische
kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk.
Controleer tijdens het slepen of de
sleepkabel geen carrosseriedelen kan
beschadigen. Houdt u bij het slepen
van een auto aan de wettelijke voor-
schriften. Dit geldt zowel voor het
slepen zelf als voor het gedrag naar
andere weggebruikers.
ATTENTIE
fig. 48
F0M0238m
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het
sleepoog bevindt zich in de gereedschap-
houder onder de bekleding in de bagage-
ruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN
fig. 48-49
Ga als volgt te werk:
❒
verwijder de dop A;
❒
pak het sleepoog B uit de houder;
❒
draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen voor of achter.
Houd er rekening mee dat de
rem- en stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor niet is
aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur. Gebruik voor
het slepen geen elastische kabels en
rijd zo gelijkmatig mogelijk. Contro-
leer tijdens het slepen of de sleepkabel
geen carrosseriedelen kan beschadi-
gen. Houdt u bij het slepen van een
auto aan de wettelijke voorschriften.
Dit geldt zowel voor het slepen zelf als
voor het gedrag naar andere wegge-
bruikers.
ATTENTIE