6
WIEL VERWISSELEN
Algemene aanwijzingen
De auto kan (afhankelijk van de uitvoering of als optional) zijn uitgerust
met een noodreservewiel of de snelle bandenreparatieset Fix & Go.
Bij het verwisselen van een wiel en het juiste gebruik van de krik en het
noodreservewiel moeten voorzorgsmaatregelen uit het Instructieboekje,
waarbij dit supplement geleverd is, in acht worden genomen; in dit
Instructieboekje wordt bovendien beschreven hoe de snelle bandenrepa-
ratieset Fix & Go moet worden gebruikt.
Ga voor het verwisselen van een wiel als volgt te werk:
❒ zet de auto stil op een plaats waar het verkeer niet in gevaar wordt
gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld. Zet de
auto zo mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond;
❒ zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒ schakel de eerste versnelling of de achteruit in;
❒ til de bekleding op de vloer van de bagageruimte (A) op;
❒ draai de blokkeerschroef (B) los;
❒ neem de gereedschaphouder (C) uit en zet de houder dicht bij het te
verwisselen wiel;
❒ neem het reservewiel (D) uit;
F0G0171m
F0G0270m
F0G0271m