110
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt
waarvan de maximum toegestane snelheid
lager is dan de topsnelheid van de auto
(met een marge van 5%), dan dient u in het
interieur van de auto een voor de bestuur-
der duidelijk zichtbaar waarschuwings-
plaatje te plaatsen met de maximum toe-
gestane snelheid wanneer met die winter-
banden wordt gereden (overeenkomstig
de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden
en remmen en voor een betere bestuur-
baarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is
afhankelijk van de voorschriften van het
land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen).
Controleer na enkele tientallen meters
rijden of de kettingen nog goed gespan-
nen zijn.
BELANGRIJK Op het noodreservewiel
kan geen sneeuwketting worden gemon-
teerd. Als u een lekke voorband hebt,
kunt u het noodreservewiel op de ach-
teras plaatsen en het achterwiel op de
vooras. Zo hebt u op de vooras twee
normale wielen waarop u sneeuwkettin-
gen kunt monteren.
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat
hebben als de standaard geleverde ban-
den.
De Fiat-dealer kan u adviseren welke
band het meest geschikt is voor het doel
waarvoor u deze wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de ban-
denspanning en de winterbanden exact
aan de aanwijzingen die staan aangege-
ven in de paragraaf “Wielen” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winter-
banden verminderen aanzienlijk als de
profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat
geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of wan-
neer er lange afstanden op de snelweg
worden gereden, minder dan die van de
standaard gemonteerde banden. Beperk
het gebruik van winterbanden tot die
omstandigheden waarvoor ze zijn goed-
gekeurd.
Bij winterbanden met de
indicatie “Q” mag niet snel-
ler worden gereden dan 160 km/h,
echter geldende snelheidsbeperkingen
overeenkomstig de nationale wegen-
verkeerswetgeving moeten altijd wor-
den gerespecteerd.
ATTENTIE
Beperk de snelheid als u
sneeuwkettingen gebruikt;
rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, stoepranden
en andere obstakels en rijd, om de
auto en het wegdek niet te beschadi-
gen, geen lange stukken op sneeuw-
vrije wegen.