87
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Alle systemen moeten zijn voorzien van
de typegoedkeuring en van een goed
vastgehecht plaatje met het controle-
merk, dat absoluut niet mag worden ver-
wijderd.
Kinderen met een lengte van meer dan
1,50 m worden, met betrekking tot de
veiligheidssystemen, gelijkgesteld met
volwassenen en moeten dan ook nor-
maal de veiligheidsgordels omleggen.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijn
kinderzitjes opgenomen voor elke
gewichtsgroep. Deze zijn speciaal ont-
worpen en ontwikkeld voor de Fiat-
modellen.
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een
ongeval moeten alle inzittenden zittend
reizen en beschermd worden door
goedgekeurde veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens
richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van
de Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in ver-
houding met de rest van het lichaam gro-
ter en zwaarder dan dat van volwasse-
nen, terwijl spieren en botstructuur nog
niet volledig zijn ontwikkeld.
Daarom moeten kleine kinderen door
andere systemen beschermd worden
dan door de veiligheidsgordels.
De resultaten van het onderzoek over
de optimale bescherming van kleine kin-
deren zijn opgenomen in de Europese
ECE/R44-voorschriften die wettelijk ver-
plicht zijn. De systemen zijn onderver-
deeld in vijf groepen:
Groep 0 gewicht tot aan 10 kg
Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg
Groep 1 gewicht: 9 -18 kg
Groep 2 gewicht: 15 - 25 kg
Groep 3 gewicht: 22 - 36 kg
ZEER GEVAARLIJK: Monteer
absoluut geen kinderzitje ach-
terstevoren op de passagiers-
stoel voor als de frontairbag
aan passagierszijde is inge-
schakeld. Als bij een ongeval
de airbag in werking treedt (opblaast),
kan dit ernstig letsel en zelfs de dood
tot gevolg hebben. Wij raden u aan kin-
deren altijd op de zitplaatsen achter te
vervoeren, omdat die plaatsen bij een
ongeval de meeste bescherming bie-
den. Monteer absoluut geen kinderzit-
je op de stoel van de passagier voor als
deze is uitgerust met een airbag. Als bij
een ongeval de airbag in werking treedt
(opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs
de dood tot gevolg hebben, onafhan-
kelijk van de zwaarte van het ongeluk.
Indien noodzakelijk kunnen kinderen
op de passagiersstoel voor worden ver-
voerd bij auto’s die zijn uitgerust met
een uitschakelbare frontairbag aan
passagierszijde. In dit geval moet u er
absoluut zeker van zijn dat de airbag is
uitgeschakeld door te te controleren of
het waarschuwingslampje
F
op het
instrumentenpaneel brandt (zie “Front-
airbag aan passagierszijde” in het
hoofdstuk “Frontairbags”). Bovendien
moet de stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren zijn geschoven om te voorkomen
dat het kinderzitje eventueel in aan-
raking komt met het dashboard.
ATTENTIE