74
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbumper
van de auto fig. 95 en attenderen de
bestuurder via een repeterend geluids-
signaal op de aanwezigheid van obstakels
achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geac-
tiveerd als de achteruit wordt ingescha-
keld.
Als de afstand tot het obstakel achter de
auto kleiner wordt, neemt de frequentie
van het geluidssignaal toe.
AKOESTISCH WAARSCHU-
WINGSSYSTEEM
Als de achteruit wordt ingeschakeld,
treedt automatisch een repeterend
geluidssignaal in werking (een kort piep-
geluid om de activering van het systeem
aan te geven).
De frequentie van het geluidssignaal:
❒
neemt toe als de afstand tot het
obstakel kleiner wordt;
❒
klinkt ononderbroken als de afstand
tot het obstakel minder is dan onge-
veer 30 cm en stopt onmiddellijk als
de afstand tot het obstakel groter
wordt;
❒
blijft constant als de afstand tot het
obstakel constant blijft.
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 120 cm
Meetbereik aan de zijkanten: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels sig-
naleren, dan reageren zij alleen op die
obstakels die zich het dichtst bij de auto
bevinden.
In dat geval moet u onmiddellijk de auto
stilzetten, de motor ongeveer 20 secon-
den uitzetten en vervolgens de motor
weer starten. Als het lampje g blijft bran-
den en het bericht op het instelbare mul-
tifunctionele display (indien aanwezig) blijft
weergegeven, wendt u dan zo snel moge-
lijk tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht
kan toenemen bij langdurige parkeer-
manoeuvres; dit is een normaal verschijn-
sel om oververhitting van de motor voor
de stuurbekrachtiging te voorkomen, in
deze situatie zijn er geen reparaties ver-
eist. Als u de auto een volgende keer weer
gebruikt, zal de stuurbekrachtiging weer
normaal werken.
fig. 95
F0G0137m
Zet altijd de motor uit en
verwijder de contactsleutel
uit het contactslot, waardoor het
stuurwiel wordt vergrendeld, voor-
dat er onderhoudswerkzaamheden
worden uitgevoerd, vooral als de
auto met de wielen los van de grond
staat. Als dit niet mogelijk is (als de
sleutel in stand MAR moet staan of
de motor moet draaien), moet de
hoofdzekering van de elektrische
stuurbekrachtiging worden verwij-
derd.
ATTENTIE