200
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Deze stroomverbruikers blijven continu
stroom verbruiken ook als de motor is
uitgezet, waardoor de accu geleidelijk
kan ontladen.
Het totale energieverbruik van deze
accessoires (standaard en achteraf
gemonteerde accessoires) moet minder
zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu), zoals
in de volgende tabel staat vermeld:
BELANGRIJK
❒
Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde
contacten tussen banden en stoep-
randen, kuilen en andere obstakels.
Het langdurig rijden op een slecht
wegdek kan de banden beschadigen;
❒
controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of
slijtplekken op het loopvlak. Als u
deze gebreken constateert, wendt u
dan tot de Fiat-dealer;
❒
rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: hierdoor kunnen de banden en
de velgen ernstig beschadigd worden;
Accu van Maximum
stroomverbruik
bij stilstaande
motor
70 Ah 42 mA
90 Ah (*) 54 mA
(*) Uitvoeringen met diefstalalarm.
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om
de twee weken en voor een lange rit,
worden gecontroleerd: de bandenspan-
ning moet bij koude banden worden
gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspan-
ning toe; zie voor de juiste waarde van
de bandenspanning de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroor-
zaakt een onregelmatige slijtage van de
banden:
A juiste spanning: gelijkmatige slijtage
van het loopvlak.
B te lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
C te hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als
de profieldiepte van het loopvlak minder
is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan
de bepalingen van het land waarin u rijdt.
fig. 17
F0L0159m