Als het dead lock-systeem is
ingeschakeld, kunnen de
portieren op geen enkele wijze van
binnenuit worden geopend. Contro-
leer daarom, voordat u de auto ver-
laat, of er geen personen meer aan
boord zijn.
16
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MELDINGEN VAN
INBRAAKPOGINGEN
Iedere inbraakpoging wordt aangegeven
door het branden van het controlelamp-
je
Y
(indien aanwezig) op het instru-
mentenpaneel en het tegelijk verschijnen
van een bericht op het display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
ALARM BUITEN GEBRUIK
STELLEN
Om het diefstalalarm buiten werking te
stellen (bijvoorbeeld als de auto lange tijd
wordt gestald), sluit dan de auto af met de
metalen noodsleutel.
BELANGRIJK Als de batterijen van de
sleutel met afstandsbediening leeg zijn, of
als er een storing is in het diefstalalarm,
dan kunt u het alarm buiten werking stel-
len door de contactsleutel in het contact-
slot te steken en deze in stand ON te
draaien.
DEAD LOCK-SYSTEEM
(indien aanwezig)
Dit veiligheidssysteem verhindert de
werking van:
❒
de binnenhandgrepen;
❒
ver-/ontgrendelknop A en B fig. 15;
hierdoor kunnen de portieren niet van
binnenuit worden geopend bij een in-
braakpoging (bijvoorbeeld bij het inslaan
van een ruit).
Het dead lock-systeem biedt dus de bes-
te bescherming tegen inbraakpogingen.
Daarom raden wij u aan om iedere keer
als u de auto verlaat, het systeem in te
schakelen.
fig. 15
F0L0003m
ATTENTIE
Als de batterij van de sleutel
met afstandsbediening leeg
is, kan het systeem alleen worden uit-
geschakeld door de metalen nood-
sleutel in het slot van het bestuur-
dersportier te steken en de sleutel te
draaien, zoals hiervoor is beschreven:
in dat geval blijft het systeem alleen
op de achterportieren ingeschakeld.
ATTENTIE