20
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 17
Geeft de snelheid van de auto aan.
LICHTSTERKTEREGELING
INSTRUMENTENPANEEL
(Lichtsensor)
(Sport-uitvoeringen met instelbaar
multifunctioneel display)
De Sport-uitvoeringen met instelbaar mul-
tifunctioneel display beschikken over een
lichtsensor (in de snelheidsmeter) voor het
omgevingslicht om de lichtsterkte van het
instrumentenpaneel te regelen.
Deze sensor werkt als volgt:
❒
in de “dag”-stand kan de lichtsterkte van
het display op 8 niveaus worden inge-
steld, de wijzerplaten worden niet ver-
licht, de wijzers zijn 100 % verlicht en
kunnen niet worden gedimd;
❒
in de “nacht”-stand is de lichtsterkte van
het display, de wijzerplaten en de wijzers
instelbaar op 8 niveaus. Bovendien
wordt ook de lichtintensiteit van het dis-
play van de gescheiden klimaatregeling
en de autoradio geregeld.
TOERENTELLER fig. 18
De toerenteller geeft het toerental per mi-
nuut van de motor aan.
Bij dieseluitvoeringen heeft de toerentel-
ler een schaal tot 6000 toeren/min.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk
de toevoer van brandstof als de motor
met te hoge toerentallen draait, waardoor
het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerentalstij-
ging aangeven. Dit is een normaal ver-
schijnsel en kan optreden als bijvoorbeeld
de airconditioning of de elektroventilateur
wordt ingeschakeld. In deze gevallen dient
een geringe toerentalstijging voor het be-
houd van de lading van de accu.
fig. 18
F0Q0607m
fig. 17
F0Q0606m
De lichtsterkte is ook afhankelijk van de in-
stelling in het Setup-menu van het instel-
bare multifunctionele display (zie “Verlich-
ting” in de paragraaf “Instelbaar multifunc-
tioneel display”).
Het is echter mogelijk dat de lichtsterkte
van de meters op het instrumentenpaneel
tijdens het rijden wijzigt (van ingeschakeld
naar gedoofd) onder omstandigheden
waarbij het “daglicht” in het interieur wij-
zigt naar “nacht” (bijvoorbeeld in een tun-
nel).