17
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, achterklep
en motorkap, en met de contactsleutel
in stand STOP of uitgenomen, de sleu-
tel met afstandsbediening in de richting
van de auto. Druk op de knop
Á en laat
de knop weer los.
U hoort een akoestisch signaal (“BIEP”)
(behalve bij uitvoeringen voor bepaalde
markten) en de portieren worden ver-
grendeld.
Het inschakelen van het alarm wordt
voorafgegaan door een zelfdiagnose: als
het systeem een storing vindt, dan klinkt
nogmaals een akoestisch signaal en ver-
schijnt op het display een bericht (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Schakel in dit geval het diefstalalarm uit
door de knop
Ë in te drukken, contro-
leer of de portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn en schakel
het alarm opnieuw in met de knop Á.
Als de portieren en de motorkap niet
goed gesloten zijn, worden ze niet door
het diefstalalarm gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren, motor-
kap en achterklep het akoestisch signaal
wordt herhaald, dan is er een storing
gesignaleerd in de werking van het sys-
teem. Wendt u in dat geval tot de Fiat-
dealer.
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard A-fig. 14 van de sleutel
centraal worden vergrendeld, schakelt
het alarm niet in.
BELANGRIJK De werking van het dief-
stalalarm verschilt per land.
DIEFSTALALARM
UITSCHAKELEN
Druk op de knop
Ë van de sleutel met
afstandsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzondering
van bepaalde markten):
❒
de richtingaanwijzers knipperen twee
keer kort;
❒
u hoort twee korte akoestische signalen
(“BIEP’s”);
❒
de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal
worden ontgrendeld, schakelt het alarm
niet uit.
fig. 14
F0Q0335m