BEDIENING VAN DE METAALDRAAI-
BANK MD-350 en MD-500
Overzicht van de bedieningspunten met bijbehorende
functie (zie fig.9, 10, 11 en 12).
1. gecombineerde aan/uit draairichtingsschakelaar
met noodstopvoorziening
- Aanzetten van de motor en veranderen van draairich-
ting de klep is te blokkeren met een slotje.
2. Aandrijfkastsluiting
Voor openen en sluiten van de kast
3. Slotmoerhendel
Door sluiten van de slotmoer wordt de automatische
aanzet ingeschakeld
4. Handwiel langsverstelling
Voor het snel verplaatsen van het support naar links
en naar rechts; op de nonius kan worden afgelezen
hoe groot de verstelling is, in stappen van 0,04 mm.
5. Klemhendel beitelhouder
Door het lossen van de hendel kan het beitelblok in
stappen van 90 graden worden gedraaid
6. Klemhendel schuifbus
Voor het vastzetten van de schuifbus
7. Handwiel schuifbus
Door te draaien kan het werkstuk tussen klauwplaat
en center worden geklemd; tevens gebruikt bij het bo-
ren; op de nonius kan worden afgelezen hoe groot de
verstelling is in stappen van 0,05 mm
8. Handwielkruk beitelslede
Voor de langsverstelling van de beitelslede; op de no-
nius kan worden afgelezen hoe groot de verstelling is,
in stappen van 0,04 mm
9. Handwielkruk dwarsslede
voor de langsverstelling van de dwarsslede; op de no-
nius kan worden afgelezen hoe groot de verstelling is
in stappen van 0,04 mm
10. Klemmoeren losse kop
voor het klemmen van de losse kop aan het bed; voor
het klemmen van het bovenstuk op de voetplaat
11. Klemmoeren draaiplaat
Nadat de gewenste hoek is ingesteld kunnen hiermee
de draaiplaatdelen op elkaar geklemd worden
12 V-riemspanrol
Maakt het mogelijk V-riemen te wissel, te spannen en
te verleggen zonder de poelies te demonteren
13. Hoofdspilpoelie
Instellen draaisnelheid
14. Tussenpoelie
Idem
15. Motorpoelie
Idem
16. Schaar
Voor het monteren van een tussenwisselwiel en dit in 3
richtingen te kunnen verstellen; koppelen transpor-
teur
17. Klembout schaarverstelling
Door het aanpassen van de stand van de schaar kun-
nen het tussenaandrijf- en transporteurwisselwiel
worden gesteld; aan- en afzetten van de transporteur
18 Tussenwisselwiel
Draairichting transporteur; instellen van de overbren-
gingsverhouding
19 Wisselwiel transporteur
Instellen overbrengingsverhouding; d.m.v. het plaat-
sen van vulringen kan het wiel in axiale richting worden
versteld (fig.3.) langsbeweging support
20. Transporteur/leispindel
Bevestiging tussenwisselwiel; d.m.v. het plaatsen van
vulringen is het wiel axiaal verstelbaar en met de on-
derste asmoer is het wiel zijdelings verstelbaar
21. Tussenwisselwielas
Vóór het draadsnijwiel, achter het aanzetwiel
22. Aandrijftandwielen voor aanzet en draadsnijden
Door deze kleminrichting bij vlakdraaien te gebruiken
kan de slotmoer open blijven zonder dat het support
wegglijdt; spindel en moer worden daardoor veel min-
der belast.
23. Klembout langsslede
BEITELS
Bij het draaien wordt een spaan uit het werkstuk gesne-
den. Daarvoor moeten beitels in een speciale en scherpe
vorm worden geslepen. Deze vorm is afhankelijk van het
beitelmateriaal en van het te snijden materiaal. Zie vol-
gende tabel.
Aan de hand van fig.13. kunnen de hoeken uit deze tabel
op een stukje vierkant snelstaal (HSS) worden overgeno-
men om zelf een beitel te maken of te herslijpen. Het be-
treft hier als voorbeeld een rechte, rechtse ruwbeitel. De
stippellijnen geven de oorspronkelijke vorm van het staaf-
je aan. De hoeken 1, 2 en 3 zijn altijd samen 90°. Hoek 1
heet spaanhoek, hoek 2 de wighoek en hoek 3 de vrijloop-
hoek. Om de wrijving zo laag mogelijk te houden, zijn nog
twee extra vrijloophoeken geslepen: hoek 4 en 6. Boven-
dien is er een hellingshoek 5 aangebracht. De pijl geeft de
aanzetrichting aan. Het voorste vlak wordt hulpsnijvlak
genoemd. Het hoofdsnijvlak is het gedeelte waarop de pijl
is getekend. Op deze manier kunt alle mogelijke beitels
zelf slijpen, waarbij u steeds moet vaststellen waar het
hoofsnijvlak moet komen en wat het draaimateriaal is.
Een perfect geslepen beitel moet nu op de juiste manier in
de beitelhouder worden geplaatst. Fig.14. geeft een cor-
recte plaatsing van een puntbeitel. Punt 1 is de centerlijn.
De tip van de beitel moet precies even hoog staan, anders
onderlegplaatjes gebruiken (5). De beitel moet altijd tegen
het bloklichaam aan worden gelegd (4) en mag nooit ver-
der uitsteken dan 1 tot 1,5 maal de beitelschachtdikte (2).
Ferm 27
DE GECOMBINEERDE TRANSPORTEUR/AANZE-
TAS
Voor een goede oppervlaktekwaliteit is een juiste en voor-
al constante aanzetsnelheid in de langsrichting van be-
lang. Voor langere werkstukken is dit met de hand bijna
niet mogelijk. Door het sluiten van de slotmoer wordt het
support gekoppeld met de draad op de transporteur. Als
de transporteur is ingeschakeld is deze op zijn beurt ge-
koppeld aan de hoofdspil. Hierbij wordt met een tussen-
wiel een koppeling gemaakt tussen het aandrijfwiel van de
transporteur en het aandrijfwiel voor de langsvoeding op
de vaste kop. Dit gebeurt door verstelling van de wissel-
wielschaar, zie fig.3 en 4.
Bij elke omwenteling van de hoofdspil zal het support zich
over een bepaalde afstand langs het bed verplaatsen. De-
ze afstand is afhankelijk van de draadspoed en het geko-
zen wisselwiel op de transporteur. Door een ander wissel-
wiel te kiezen kan de aanzetsnelheid worden aangepast.
Bij draadsnijden gebeurt in principe hetzelfde, echter met
een veel grotere supportverplaatsing bij een veel lagere
hoofdspilsnelheid. Er moet in dit geval een koppeling ge-
maakt worden met het draadsnij-aandrijftandwiel van de
vaste kop. De positionering van de tandwielen geschiedt
door het plaatsen van de ringen op de aanzetas en tussen-
wielas van de schaar. Verandering van wisselwiel op de
transporteur maakt in dit geval keuze van de spoed van de
te snijden draad mogelijk. Op de transporteur zit geen au-
tomatische afslag. Schakel daarom deze tijdig uit om te
voorkomen dat de beitel tegen de klauwplaat loopt.
DE AANDRIJVING
Aangezien de toegepaste motor beschikt over een vast en
relatief hoog toerental is de overbrenging zodanig uitge-
voerd dat deze meteen het toerental verminderd. Boven-
dien is door het toepassen van meervoudige riemschijven
en een tussen-riemschijf dit toerental nog in zes opeen-
volgende stappen regelbaar.
Om eventuele riemspanningsverschillen op te heffen is
de gelagerde riemdrukrol verstelbaar uitgevoerd. Zie
fig.5. Om de drie hoogste spilsnelheden te bereiken moet
de voorste riem van de tussenpoelie naar de motorpoelie
worden verlegd. Het tussenwiel blijft steeds aangedreven
en dient als vliegwiel voor het opvangen van belastingsva-
riaties.
GRONDBEGINSELEN VAN HET DRAAIEN
Voordat met draaien kan worden begonnen, moet u ken-
nis hebben van de meest belangrijke basisbegrippen. An-
ders bestaat de kans dat bijvoorbeeld niet de juiste draai-
snelheid of de juiste beitel wordt gekozen. Met een aantal
tabellen en vuistregels wordt het draaiklaar maken van de
machine eenvoudiger.
OPSPANNEN
Het opspannen van het werkstuk moet zorgvuldig gebeu-
ren. Breng het werkstuk zo ver mogelijk in de klauw en
span deze met de spansleutel. Bij te hard spannen kun-
nen klauwplaat, bekken of werkstuk beschadigd worden.
Hetzelfde geldt voor de schuifbus. Deze met de hand ste-
vig maar niet met geweld aandraaien. Enkele opspan-
voorbeelden waarbij meteen het gebruik van boren en
beitels duidelijk wordt, staan in fig.6, 7 en 8.
De afgebeelde standaard 3-klauw is zelfcentrerend. Hier-
door valt de hartlijn van een kort werkstuk precies op de
centerlijn, ook al wordt het tegencenter niet gebruikt. Bij
klauw horen een binnenbekken (afgebeeld) en buiten-
bekken. Deze worden gebruik voor het inwendig klemmen
van grotere diameters.
Elke bek heeft in de klauwplaat steeds dezelfde, vaste
plaats. Plaats en bek zijn genummerd!
In fig.6 wordt gebruik gemaakt van een rechtse zijsnijbei-
tel (boven) en een rechtse gebogen ruwbeitel. De pijlen
geven de aanzet richting aan. De ruwbeitel kan in langs- of
dwarsrichting worden gebruikt en wordt vaak gebruikt om
snel veel materiaal weg te werken. Fig.7 laat het gebruik
zien van een linkse zijsnijbeitel en een blinde boorbeitel.
Fig.8 toont een inspanning met tegencenter in de losse
kop. Er wordt een puntbeitel gebruikt voor het glad afwer-
ken. Eronder is afgebeeld een opspanning voor het ma-
ken van een boring met een normale spiraalboor. Vooraf
altijd eerst voorboren met een centerboor. Dit is een boor
waarvan de schacht veel dikker is dan het puntstuk. Het
boorgat dat daardoor ontstaat is bedoeld als centergat
voor zowel de center als voor een boor!
26 Ferm