14
Afhankelijk van waar het werkgebied aan grenst moet de
begrenzingskabel op verschillende afstanden van hindernissen worden
gelegd.
Als een hoog obstakel, bijv. een wand of een muur, aan het werkgebied
grenst, moet u de begrenzingskabel minimaal 35 cm van het obstakel
leggen. Dan zal uw robotmaaier niet op het obstakel botsen en zal de
slijtage aan de carrosserie afnemen.
Als het werkgebied aan een kleine greppel grenst, bijv. een border, of aan
een kleine verhoging zoals bijv. een lage steen (3 tot 5 cm), moet u de
begrenzingskabel 30 cm binnen in het werkgebied leggen. Dit voorkomt
dat de wielen in de greppel of op de stenen rijden. De robotmaaier zal dan
niet vast komen te zitten.
Indien het werkgebied aan een pad of iets dergelijks grenst dat op
hetzelfde niveau ligt als het gazon, is het mogelijk om uw robotmaaier een
stukje op het pad te laten rijden. U moet de begrenzingskabel dan
minimaal 5 cm van de rand van het pad leggen.
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door een vlak tegelpad, dat
gelijk met het gazon ligt, is het mogelijk om uw robotmaaier over het pad te
laten rijden. De begrenzingskabel kan prima onder de tegels worden
gelegd. Het is ook mogelijk de begrenzingskabel in de voegen tussen de
tegels te leggen.
N.B.! De robotmaaier mag niet over een grindpad rijden of soortgelijk
materiaal dat het mes kan beschadigen .
Wanneer het werkgebied bijvoorbeeld aan een waterpartij grenst, moet u
de begrenzingskabel aanvullen met een rand of iets dergelijks. De hoogte
moet dan ten minste 20 cm zijn. Dit voorkomt dat uw robotmaaier onder
bepaalde omstandigheden in het water terecht zal komen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het laten grenzen van het werkgebied aan een waterpartij of iets
dergelijks zonder afschermende rand is geheel op eigen risico.
Gebruik de begrenzingskabel om de gebieden in het werkgebied af te
bakenen door eilanden te creëren rond niet stootvaste hindernissen,
bijvoorbeeld borders, struiken en fonteinen. Leg de kabel naar het gebied,
trek hem rond het gebied dat moet worden afgebakend en vervolgens
weer terug in het zelfde spoor. De kabels mogen elkaar op geen enkel
punt kruisen. Zie de afbeelding hieronder.
Wanneer de begrenzingskabel naar en van het eiland dicht bij elkaar
liggen, kan de maaier over de kabel rijden. Zorg er wel voor dat de kabels
die tegen elkaar aan liggen, later vloeiend uit elkaar worden geleid. Zo kan
de maaier de kabel blijven volgen. In sommige situaties zal dit niet werken,
hier kan men dan een afstand tussen de kabels van 35cm aanhouden.
Hier gaan de onderstaande afstanden dus niet op.
Max. 1 cm Max.1 cm Max. 20 cm