13
De ventilator draait bij half of vol vermogen op dezelfde snelheid; het verschil
zit in het aantal verwarmingselementen dat in gebruik is.
Als de ruimte de gewenste temperatuur heeft bereikt draait u de
thermostaatknop langzaam terug tot u een klik hoort. De temperatuur is nu
ingesteld. De kachel slaat nu af en zal automatisch aan- en afslaan om de
ingestelde temperatuur te handhaven. Bij afslaan dooft het signaallampje. Om
een hogere of lagere temperatuur in te stellen draait u de thermostaatknop
resp. iets met de klok mee / tegen de klok in.
Om de kachel uit te schakelen dient u de vermogenknop op ‘0’ (uit) te zetten.
Het signaallampje zal doven. Het signaallampje geeft dus aan dat de kachel in
werking is, níet of hij al of niet op het lichtnet is aangesloten!
Neem daarna de stekker uit het stopcontact.
Oververhittingsbeveiliging
De oververhittingsbeveiliging schakelt de kachel uit wanneer het inwendig te heet
wordt. Dat kan gebeuren wanneer de kachel zijn warmte onvoldoende kan afgeven
of te weinig frisse lucht kan aanzuigen. Doorgaans is de oorzaak dus (gedeeltelijke)
afdekking van de kachel, verstopping van de aanzuig- en/of uitblaasroosters,
plaatsing te dicht bij bijv. een muur enz. Wanneer de oververhittingsbeveiliging de
kachel uitschakelt dient u de bedieningsknop op ‘0’ (uit) te zetten, de stekker uit
het stopcontact te nemen en de kachel gelegenheid te geven om af te koelen.
Neem nu de oorzaak van de oververhitting weg en neem de kachel weer normaal in
gebruik. Wanneer u geen oorzaak voor de oververhitting kunt vinden en het
probleem blijft zich voordoen, gebruik de kachel dan niet meer maar biedt hem aan
ter controle/reparatie.
Schoonmaak en onderhoud
Houd het apparaat schoon. Neerslag van stof en vuil in het apparaat is een
veelvoorkomende reden van oververhitting! Verwijder dat dus geregeld. Schakel
voor schoonmaak- of onderhoudswerk het apparaat uit, neem de stekker uit het
stopcontact en laat het apparaat afkoelen.
Neem de buitenzijde van het apparaat regelmatig af met een droge of goed-
uitgewrongen vochtige doek. Gebruik geen scherpe zeep, sprays, schoonmaak-
of schuurmiddelen, was, glansmiddelen of enige chemische oplossing!
Zuig met de stofzuiger voorzichtig stof en vuil uit de roosters en controleer of de
luchtinlaat- en uitblaasopeningen schoon zijn. Let er tijdens het schoonmaken
op geen inwendige onderdelen aan te raken c.q. te beschadigen!
De kachel bevat verder geen onderdelen die onderhoud behoeven.
Ruim aan het eind van het seizoen de kachel schoon op, z.m. in de originele
verpakking. Plaats het rechtop op een koele, droge en stofvrije plaats.