13
BEDIENING
12
BEDIENING
Bij het automatisch uitschakelen van een
kookzone verschijnt voor de betreffende
kookzone “A“in het display. “A” blijft op het
display staan tot op het moment dat u op de +
of - toets van de betreffende kookzone drukt.
Kinderslot
Uw kookplaat beschikt over een kinderslot
waarmee u de kookplaat kunt vergrendelen:
■ op het moment dat de kookplaat is
uitgeschakeld (met het oog op reiniging
van de kookplaat) of onbedoeld
inschakelen door kinderen.
■ tijdens het koken (de zones blijven dan
gewoon ingeschakeld en de op het display
weergegeven instelling wordt niet
gewijzigd).
Wanneer het kinderslot wordt gebruikt tijdens
het koken werken de uit toetsen nog wel om
veiligheidsredenen. Vergeet het bedienings-
paneel niet te ontgrendelen alvorens het
opnieuw te gebruiken.
Inschakelen kinderslot
Voor de rechter 2 kookzones:
■ Bedien de + en - toets van de zone
rechtsvoor tegelijk en houd deze
3 seconden vast.
■ In de displays verschijnt het symbool
gedurende enkele seconden. De ingestelde
standen komen weer terug (bij
ingeschakelde kookplaat) of de displays
blijven donker (bij uitgeschakelde
kookplaat).
Voor de linker 2 kookzones:
■ Bedien de + en - toets van de zone
linksvoor tegelijk en houd deze 3 seconden
vast.
■ In de displays verschijnt het symbool
gedurende enkele seconden. De ingestelde
standen komen weer terug (bij
ingeschakelde kookplaat) of de displays
blijven donker (bij uitgeschakelde
kookplaat).
Wanneer u 1 van de toetsen bedient die zijn
geblokkeerd, zal het bovengenoemde symbool
gedurende enkele seconden in het display van
de zone worden weergegeven. De ingestelde
standen komen weer terug (bij ingeschakelde
kookplaat) of de displays blijven donker (bij
uitgeschakelde kookplaat).
Uitschakelen kinderslot
Voor de rechter 2 kookzones:
■ Bedien de + en - toets van de zone
rechtsvoor tegelijk en houd deze
3 seconden vast.
Voor de linker 2 kookzones:
■ Bedien de + en - toets van de zone
linksvoor tegelijk en houd deze 3 seconden
vast.
Extra zekerheid
Veiligheid kookplaat
■ Een sensor controleert ononderbroken de
temperatuur van de onderdelen van de
kookplaat. Bij een te hoge temperatuur
wordt het vermogen van de kookplaat
automatisch verlaagd.
■ Zodra u de kookpan van de kookplaat
verwijdert, stopt automatisch de kook-
activiteit. Wen uzelf echter aan altijd de
kookplaat of zone na gebruik uit te
schakelen om onbedoeld inschakelen te
voorkomen.
Veiligheid kookpannen
Elke kookzone is voorzien van een sensor die
ononderbroken de temperatuur van de bodem
van de kookpan controleert om elk risico op
oververhitting bij bijvoorbeeld een droog-
gekookte pan te vermijden.
Veiligheid metalen voorwerpen
Een klein voorwerp zoals een te kleine
kookpan (kleiner dan 12 cm), een vork of een
lepel wordt door de kookplaat niet als een
kookpan gedetecteerd. Het display van de
zone knippert en de kookplaat wordt niet
ingeschakeld.
Oververhittingsbeveiligingen
Het toestel kan oververhit raken, wanneer:
■ de pan de warmte niet goed geleidt;
■ vet of olie op een hoge stand verhit wordt;
■ er onvoldoende luchtcirculatie is (zie ook
ventilatiebeveiliging bij het installatie-
voorschrift).
In geval van oververhitting leidt dit bij de
desbetreffende kookzone, respectievelijk alle
kookzones, tot een van de volgende reacties:
■ de kookplaat zal het toegevoerde vermogen
iets laten afnemen (dit is niet zichtbaar bij
de kookstanden in de displays);
■ wanneer dit niet helpt zal de kookplaat
uitschakelen en een serie liggende
streepjes in de displays laten zien.
Wanneer de kookplaat voldoende is afgekoeld
verdwijnen de streepjes weer. Het toetsel
blijft uitgeschakeld.
Voorkom dat de oververhittingsbeveiliging van
het toestel geactiveerd wordt door:
■ pannen te gebruiken die de warmte goed
geleiden;
■ vet of olie op een lagere stand te verhitten;
■ voor voldoende luchtcirculatie te zorgen.
Neem contact op met de servicedienst of een
erkend vakman indien de oververhittings-
beveiliging desondanks opnieuw geactiveerd
wordt.