unimat 4
16
U moet overal goed bij kunnen voor het monteren
van hulpstukken en het verwijderen van spanen.
verlichting
Zorg tevens voor een goede verlichting. Een alge-
mene verlichting (bijvoorbeeld TL) kan aangevuld
worden met plaatselijke verlichting (bijvoorbeeld een
halogeenlampje met trafo). Goede verlichting is
noodzakelijk voor het volgen van de voortgang van
het werk. Als u gelijkheid moet controleren, bijvoor-
beeld een rechte hoek met een blokhaak, of de
hoogte van de beitelpunt met een center in de losse
kop, is een vel goed verlicht wit papier, dat achter het
object wordt gehouden, een goed hulpmiddel.
Verspanend bewerken
Materiaal op de draaibank wordt bewerkt door middel
van verspaning. Verspanende bewerkingen zijn o.a.
draaien, boren, frezen, zagen, slijpen en vijlen. Bij
verspaning krijgt het werkstuk de gewenste vorm
door het afnemen van spanen (schillen of schilfers).
We kunnen het draaien van een werkstuk goed ver-
gelijken met het schillen van een appel. De appel is
dan het werkstuk, dat met de beitel, een mes, wordt
bewerkt. Bij die bewerking komt er een schil (spaan)
van de appel af (al naar gelang de omstandigheden
langer of korter).
Aan dit eenvoudige voorbeeld kunnen we enkele
belangrijke feiten ontlenen.
Ten eerste moet het mes
harder
zijn dan de appel,
anders vervormt het en treedt er geen verspaning op.
Ten tweede moet het mes
binnendringen
in de appel,
anders wordt er geen schil gevormd.
Tenslotte draaien we de appel langs het mes, waarbij
de schil (de
spaan
) eraf komt.
Bij het metaaldraaien zijn er, naast overeenkomsten,
ook verschillen. Het materiaal van het werkstuk is in
het algemeen een metaal(-legering). Dat is veel har-
der dan een appel. Als we dat toch willen verspanen,
hebben we een mes (een draaibeitel) nodig dat nog
harder is. En de kracht die we moeten opbouwen om
de beitel door het materiaal te dwingen is vele malen
groter. De appel draaiden we met de hand langs het
mes, maar bij de draaibank zorgt de aandrijving
ervoor, dat het werkstuk langs de beitel gaat. De
spanen die eraf komen zien we soms in de vorm van
korte schilfers, maar ook wel in de vorm van langere
krullen verschijnen. Dat hangt onder andere af van
de vorm van de beitel en van het materiaal van het
werkstuk.
Beitels
De draaibeitels die we gebruiken, moeten natuurlijk
harder zijn dan het te bewerken materiaal. In de
praktijk worden twee soorten gebruikt: HSS (high
speed steel), een legering waarin o.a. cobalt voor-
komt, en HM (hardmetaal), een zeer harde legering
met o.a. wolfraam.
HSS beitels zijn kant en klaar in een groot aantal vor-
men verkrijgbaar. Ze slijten sneller dan HM beitels,
maar zijn heel goed zelf te slijpen. En als u eens een
speciaal profiel nodig heeft, zijn er ongeslepen staaf-
jes HSS in de handel, zogenaamde
toolbits
. Deze
kunt u dan eenvoudig in de gewenste vorm slijpen.
HM beitels bestaan meestal niet in hun geheel uit
hardmetaal. Alleen het snijdende deel is dan van
HM, de drager bestaat uit een taaiere maar minder
harde staalsoort. Deze beitels komen in twee uitvoe-
ringen voor:
• een HM-gedeelte is opgesoldeerd
• er is een HM-wisselplaatje op de beitelschacht
bevestigd