gemerkte plaatsen tegen en draai de moeren
enkel op de door “Y” gemerkte plaatsen met een
platte open sleutel sw 27.
b) Let erop dat u de schroefkoppelingen tijdens
het aanhalen niet scheef op de schroefdraad
draait en ga vlot te werk.
Belangrijk! Aangezien de koppeling met snijringen
werkt kunnen lekkages het gevolg zijn als de
leidingen opnieuw worden losgedraaid en terug
aangekoppeld. Uw recht op garantie vervalt.
Aan het einde van de werkzaamheden 1 tot 3
controleert u de dichtheid van alle
verbindingsplaatsen d.m.v. lekkagedetectiespray of
zeepsop. Mochten gasbellen ontsnappen is de
installatie ondicht. Haal dan de schroefkoppelingen
opnieuw aan m.b.v. de gepaste platte open sleutel.
4. Bundel alle leidingen tot een leidingpakket.
Aanwijzingen:
De condenswaterslang moet zorgvuldig worden
gebogen en geplaatst. (Fig. 23)
Beide koelmiddelleidingen moeten op de
verbindingsplaatsen worden geïsoleerd.
De condensatiewater-afvoerslang dient steeds
onder de koelmiddelleiding te worden
vastgebonden.
U dient er zich van te vergewissen dat alle
buizen aan de achterkant van het
binnenapparaat dicht zijn.
Zorg ervoor dat de condensatiewater-
afvoerslang op het laagste punt van het
isolatiepakket ligt. De slang moet gescheiden zijn
van kabels en aansluitbuis zodat geen
condensatiewater over kabels en buis kan lopen.
Kruis de netkabel niet met andere kabels.
Let erop dat de leiding voor de aansluiting op het
net niet naar buiten geleid wordt. Alle buizen,
elektrische leidingen en de waterafvoerbuis
moeten met bijgeleverde beschermende band
omwikkeld worden. Naargelang de leidingen
naar links of naar rechts geleid worden, moet de
andere leiding verwijderd worden uit het toestel
binnen.
Het leidingpakket wordt tussen het huis van het
binnenapparaat en de muur gelegd (fig. 24).
Legende fig. 24
A = verbindingskabel binnen-/buitenapparaat
B = koelmiddelleiding
C = wikkelband
D = condensatiewater-afvoerslang
5. Leid het leidingpakket doorheen de bijgeleverde
muurdoorvoering en doorheen de muuropening
(fig. 25/26).
6. Haak het binnenapparaat in de montageplaat
vast. De bovenste haak (fig. 26, pos. A) van de
montageplaat moet aan de achterkant van het
binnenapparaat veilig zijn vastgehaakt. Druk aan
het einde van de montagewerkzaamheden het
binnenapparaat het onderste arrêt (B) in.
C. Montage van het buitenapparaat
Let zeker op de montageaanwijzingen.
1. Voor de montage
Kies de plaats van het toestel buiten (let op de
bovenstaande aanwijzingen voor de keuze van
de plaats).
Kijk of de voorhanden zijnde netspanning
overeenkomst met de netspanning die op het
gegevensbordje aangegeven staat. Deze
spanning moet dezelfde zijn.
Het verschil tussen binnen- en buitenapparaat
kan met de ingesloten stukken maximaal 4 m
bedragen.
Wanneer het toestel buiten hoger geplaatst
wordt dan het toestel binnen, let er dan op dat er
een boog gemaakt wordt in de leiding voor het
koelmiddel die lager ligt dan de onderkant van
het toestel binnen.
Maak de condenswaterafvoer (B) met afdichtring
(A) op de bodem van het buitenapparaat (fig. 27)
vast. Leid het tijdens de verwarmingsmodus
onstaande water af via een slang.
2. Bevestiging van het buitenapparaat
Het buitenapparaat kan met pluggen en
schroeven op de vloer of op een wandconsole
(b.v. speciale accessoires artikelnr. 23.651.57)
worden vastgemaakt. Gebruik daarvoor best de
boorgaten die aangebracht zijn op het apparaat.
3. Koelmiddelleiding aansluiten op het
buitenapparaat
Let op!
Neem zeker ook alinea 5.1 met belangrijke
aanwijzingen voor het aansluiten van de
koelmiddelleidingen in acht.
Let op
Servicewerkzaamheden mogen enkel door een
professioneel bedrijf uitgevoerd worden. Vraag
hiervoor onze lijst met servicepartners.
Wanneer de verbindingsleiding die spanning
levert tussen het toestel binnen en het toestel
buiten beschadigd is, contacteert u best een
NL
23