19
NL
aangepast; draai de afdekking (4) naar de
gewenste positie. De grendelnok (a) op de
bescherminrichting (4) moet in de
overeenkomstige positie (b) vastklikken.
Zorg ervoor dat de bescherminrichting (4) het
tandwielhuis correct afdekt.
Vergewis u er zich van dat de bescherminrichting
(4) in de overeenkomstige positie (b) naar
behoren vastklikt.
ƽ Gebruik de haakse slijper niet zonder
bescherminrichting.
5.3 PROEFDRAAIEN VAN NIEUWE
SLIJPSCHIJVEN
De haakse slijper met gemonteerde slijp- of snijschijf
minstens 1 minuut vrij laten lopen. Vibrerende
schijven onmiddellijk vervangen.
6. Bediening
6.1 SCHAKELAAR (fig. 4)
De haakse slijper is voorzien van een
veiligheidsschakelaar ter voorkoming van
ongevallen. Om de schakelaar in te schakelen de
toets naar voren schuiven en voor het vastzetten
indrukken. Het uitschakelen van de haakse slijper
gebeurt door de toets opnieuw in te drukken. De
toets springt dan terug in de uitgangspositie.
ƽ Wacht tot het gereedschap zijn maximaal
toerental heeft bereikt. Daarna kunt u de haakse
slijper op het werkstuk aanzetten en bewerken.
6.2. Verwisselen van slijpschijven (fig. 5/6)
Voor het verwisselen van slijpschijven hebt u de
bijgaande haaksleutel (5) nodig. De haaksleutel (5) is
in de extra handgreep (3) opgeborgen. Trek
desgewenst de haaksleutel (5) de extra handgreep
(3) uit.
Let op! Om veiligheidsredenen mag de haakse
slijper niet met ingestoken haaksleutel (5) in werking
worden gesteld.
Netstekker uit het stopcontact trekken.
Eenvoudige verwisseling van schijf door
spilvergrendeling.
De spilvergrendeling indrukken en de slijpschijf
vergrendelen.
De flensmoer met behulp van de voorgatsleutel
open draaien. (fig. 6)
Verwissel van slijp- of snijschijf en draai dan de
flensmoer met de voorgatsleutel weer vast.
ƽ Let op!
De spilvergrendeling slechts bij stilstaande
motor en slijpspil drukken!
De spilvergrendeling moet U bij het verwisselen
van schijf blijven drukken.
Bij slijp- of snijschijven tot ongeveer 3 mm dikte de
flensmoer met de vlakke kant naar de slijp- of
snijschijf vastschroeven.
6.3 Plaatsing van de flensen bij gebruik van
slijpschijfen en snijschijven (afb. 7-10)
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
gebogen of rechte slijpschijf (afb. 8)
a) Spanflens
b) Flensmoer
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
gebogen snijschijf (afb. 9)
a) Spanflens
b) Flensmoer
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
rechte snijschijf (afb. 10)
a) Spanflens
b) Flensmoer
6.4 MOTOR
De motor moet tijdens de bewerking goed verlucht
worden. Daarom moeten de verluchtingsopeningen
altijd schoon gehouden worden.
6.5 SLIJPSCHIJVEN
De slijp- of snijschijf mag nooit groter zijn dan de
voorgeschreven diameter.
Controleer vóór het gebruik van de slijp- of
snijschijf haar aangeduid toerental.
Het toerental van de slijp- of snijschijf mag nooit
hoger zijn dan het nullasttoerental van de haakse
slijper.
Gebruik enkel slijp- of snijschijven die toegelaten
zijn voor een minimum toerental van 11.000 min
-1
en voor een omtreksnelheid van 80 m/sec.
Let bij gebruik van diamantsnijschijven op de
draairichting. De draairichtingspijl op de
diamantsnijschijf moet overeenkomen met de
richtingspijl op het gereedschap.
6.6 WERKWIJZE
6.6.1 Schrobslijpen (fig. 11)
Het best resultaat bij het schrobslijpen word bereikt
als U de slijpschijf in een hoek van 30° tot 40° ten
opzichte van het slijpvlak aanzet en gelijkmatig over
het werkstuk heen en weer beweegt.